NL7809814A

NL7809814A - Grondbewerkingsmachine.

Info

Publication number: NL7809814A
Application number: NL7809814A
Authority: NL
Original assignee: Patent Concern Nv
Priority date: 1978-09-28
Filing date: 1978-09-28
Publication date: 1980-04-01
Also published as: GB2030831B; GB2030831A; FR2437145A1; DE2937584A1; GB2059736A; US4279310A

Description

4 • · Λ *· A>' f

Patent Concern N.V., Willemstad, Cura9ao "Grondbewerkingsmachine" l)e uitvinding heeft betrekking op een grondbewerkings-machine voorzien van een gestel en een in dit gestel gelegerde om een althans nagenoeg horizontaal en zich dwars op de voortfcewegingsrichting van de machine uitstrek-5 kende as draaibare van bewerkings organen voorziene rotor.

Machines van deze soort zyn voor het bereieken van een behoorlijke werkdiepte voorzien van een rotor die een relatief grote diameter heeft, hetgeen tot een aanzienlijke gewichtsvermeerdering van de machine vooral bij grotere 10 werkbreedten kan leiden.

Met de constructie volgens de uitvinding kan het gewicht van de machine worden verminderd doordat twee elk van schoepvormige bewerkings organen voorziene rotors op een verschillende hoogte ten opzichte van het gestel van 15 de machine zijn aangebracht. Met behulp van deze constructie t kan men rotors toepassen die een geringere diameter hebben dan normaal zoda.t hierdoor het totale gewicht van de machine vooral bij grotere werkbreedten kan worden verminderd.

20 Aan de hand van een in de figuren weergegeven uit- voeringsvoorbeeld zal de uitvinding hieronder nader uiteen worden gezet.

Fig. 1 geeft in bovenaanzicht een grondbewerkings-machine volgens de uitvinding weer;

25 Fig. 2 geeft een aanzicht weer volgens de pijl II

in figuur 1 terwijl

Pig. 3 een aanzicht weergeeft volgens de pijl II in figuur 1 waarby de machine zich in een andere werkstand bevindt; 2o Fig. 4 geeft op vergrote schaal een aanzicht weer volgens de lijn IV - IV in figuur 2;

Fig. 5 geeft een aanzicht weer volgens de lijn V - V in fig. 4; 7809814 4 2 *

Pig. 6 geeft een aanzicht weer volgens de lijn 71 - VI in fig. 4;

Fig. 7 geeft op vergrote schaal een aanzicht weer volgens de lijn VII - VII in fig. 2, terwijl 5 Fig. 8 op vergrote schaal een aanzicht weergeeft volgens de lijn VIII - VIII in fig. 2.

De in de figuren weergegeven constructie betreft een grondbewerkingsmachine, die een zich dwars op de voort-bewegingsrichting A van de machine uitstrekkende gestel-10 balk 1 omvat. Aan de einden is de gestelbalk 1 voorzien van opwaarts gerichte, zich in de voortbewegingsrichting A van de machine uitstrekkende platen 2 die, zoals uit de fig. 2 en 3 blijkt, in hoofdzaak rechthoekig zijn en aan de voorzijde zijn voorzien van een schuin omhoog verlopende 15 zijde. Sussen de platen 2 zijn op verschillende hoogten gelegen dragers 3 van rotors 4 aangebracht. De draaiingsas van elke rotor 4, die met de langshartlijn van de dragers 3 samenvalt, strekt zich dwars op de voortbewegingsrichting A en in althans nagenoeg horizontale richting uit. Elke 20 ' drager 3 omvat twee identieke delen 5, waarvan de langs-hartlijnen in eikaars verlengde zijn gelegen. Elk deel 5 is kokervormig en samengesteld uit vier identieke platen 6, waarvan de langszijden zijn omgezet en door middel van bouten 7 tegen elkaar zijn geklemd, een en ander zodanig, 25 dat het deel een vierkante dwarsdoorsnede heeft, waarbij "" de tegen elkaar geklemde langszijden van de resp. platen 6 zich in de langsrichting van de drager en evenwijdig aan zijn langshartlijn uitstrekkende radiale ribben vormen.

Aan de van elkaar afgekeerde einden is elk deel 5 voorzien 30 van een astap 8, die door middel van steunen 9 binnen het deel is aangebracht. De astap 8 wordt ondersteund door middel van een leger 10, dat is ondergebracht in een huis 11, dat door middel van bouten 12 aan een plaat 2 is bevestigd. Het einde van het deel 5 is voorzien van een 35 flens 12A, die is gelegen binnen een op de plaat 2 aan- 7809814 3 * gebrachte afschermstrip 13· Aan de naar elkaar toegekeerde einden is binnen elk van de delen 5 door middel van steunen.

14 een naaf 15 aangebracht. De naaf 15 van elk deel 5 is geschoven op het van de spiebanen voorziene einde van 5 een gemeenschappenjke as 16, die door middel van legers 17» onder gebracht in een legerbuis 18, wordt ondersteund.

Het legerbuis 18 is bevestigd in de wanden van een platte tandwielkast 19» die zich tussen de naar elkaar toegekeerde einden van de dragerdelen 5 bevindt· Aan de naar 10 elkaar toegekeerde einden zijn de delen 5 afgesloten door middel van flenzen 20. Op de wanden van de tandwielkast 19 is tegenover elk van de flenzen 20 een vanaf de as 16 spiraalvormig naar buiten verlopend schraaporgaan 21 aangebracht, met behulp waarvan kan worden voorkomen dat 15 tijdens het bedrijf zich aarde tussen de roterende dragerdelen 5 en de tandwielkast 19 ophoopt. Op elk van de dragerdelen 5, van een rotor 4» zijn een aantal bewer-kingsorganen 22 bevestigd.

De bewerkingsorganen 22 zijn op elk dragerdeel 5 20 bevestigd door middel van de bouten 7 en de door de langszij den van de platen 6 gevormde ribben. Elk bewerkings-" orgaan 22 is gestanst uit plaat van bij voorkeur + 6 mm dik. De buitenomtrek van elk bewerkings orgaan 22, welke wordt gevormd door de van de drager 3 af gekeerde zijde 25 heeft een kromming die praktisch evolvent verloopt en strekt zich over een omirekshoek van + 180° uit. De ten opzichte van de rotatierichting B van een rotor 4 voorste zijde van dé buitenomtrek van het bewerkings orgaan 22 is dichter bij de rotatieas van de rotor gelegen dan de ten 30 opzichte van deze draairichting praktisch tangentiaal verlopende achterste zijde. Alvorens in een evolvent verloop over te gaan, verloopt de voorzijde vanaf de bevestiging aan de drager althans nagenoeg tangentiaal ten opzichte van de rotatieas van de rotor 4. De breedte van 35 het bewerkings orgaan 22 aan de voorzijde bedraagt een zesde 78 o 9 8f4 ft." 4 van de breedte aan de achterzijde. Aan de naar een drager 3 gekeerde binnenzijde is elk bewerkingsorgaan 22 voorzien van over omtrekshoeken van + 90° van elkaar gelegen haaks omgezette bevestigingsdelen 23, die door middel van de 5 bouten 7 aan de door de langszijden van de platen 6 gevormde ribben zijn bevestigd. Aan de achterzijde is de bevestiging van het bewerkings orgaan 22 verkregen door middel van een einde van een zich in radiale richting over de gehele breedte van een bewerkings orgaan uit-10 strekkende haaks omgezette rechte rand 24. Tussen zyn beves tigingen is elk bewerkings orgaan 22 voorzien van een uitsparing, die bij een bevestigd orgaan tussen de voorste en middelste bevestiging praktisch evenwijdig verloopt aan een plaat van de drager en tussen de middelste en 15 achterste bevestiging naar achteren in breedte afneemt. De buitenomtrek van elk bewerkings orgaan 22 is voorzien van een vertanding, die wordt gevormd door een aantal op afstand van elkaar gelegen V-vormige uitsparingen, waarvan de diepte en de breedte van voren naar achteren toeneemt 20 en die zodanig zijn opgesteld dat een lijn door de punt van de V en het midden tussen de benen van de V althans nagenoeg radiaal is gelegen. Opvolgende bewerkings organen 22 op de resp. delen 5 zijn, in de langsrichting van de drager 3 gezien, over een omtrekshoek van + 90° verdraaid, 25 waarbij zij elkaar over een derde van hun totale opper-- vlakte overlappen. De afstand tussen opvolgende bewerkings-organen 22 op een deel 5 bedraagt ongeveer de breedte van de een schoep vormende af gebogen rand 24. De diameter van een door de drager 3 en de erop aangebrachte bewerkings-30 organen 22 gevormde rotor 4 bedraagt + 30 cm en zijn werkbreedte 3 m, terwijl de voorste rotor bij horizontale stand van de bovenzijde van de platen 2 + 10 cm hoger is gelegen dan de achterste rotor. De rotors 4 zijn aan de bovenzijde door een kap 4A afgedekt. De platen 2 zijn 35 voorzien van tappen 25, waarom zich langs de platen naar 7809814 if ' ' 5 ': achteren uitstrekkende armen 26 verzwenkbaar zijn aangebracht, welke armen door middel Tan een bout 27 en twee in plaat aanwezige gaten 28 in twee standen brengbaar zijn· Tussen de einden van de armen 26 is een als rol uitgevoerd ondersteu-5 ningsorgaan 29 vrij draaibaar aangebracht· De rol 29 is aan zijn omtrek voorzien van schroeflijnvormig verlopende langs-elementen 30, die door middel van plaatvormige steunen 31 zijn ondersteund· In de tandwielkast 19 is op elke as 16 van een rotor 3* waarop de naar elkaar toegekeerde einden 10 van de drager del en 5 zijn bevestigd, een tandwiel 32 met rechte vertanding aangebracht, dat in aandrijvende verbinding staat met een daarboven gelegen gemeenschappelijk groot tandwiel 33, dat is aangebracht op een in de wanden van de tandwielkast gelegerde as 34* een en ander zodanig, dat de ro-15 tors 3 tijdens het bedrijf in dezelfde richting B worden aan-gedreven. Het grote tandwiel 33 staat aan de bovenzijde in aandrijvende verbinding met een tandwiel 35 dat identiek is aan de tandwielen 32 op de resp· assen 16 van de rotors 3.

Het tandwiel 35 is bevestigd op ëen as 36» die tot buiten de 20 tandwielkast 19 uitsteekt en reikt tot in éen tweede tandwielkast 37· Binnen deze tandwielkast 37 is de as voorzien van een conisch tandwiel 38, dat kan samenwer-ken met een conisch tandwiel 39 op een as 40, die zich in de voortbewe-gingsrichting A van de machine uitstrekt en in de tandwiel-25 kast is gelegerd. Het ten opzichte van de voortbewegings-richting A van de machine achterste einde van de as 40 steekt buiten de tandwielkast 37 uit en is voorzien van een uitwisselbaar tandwiel 41 met rechte vertanding, dat kan samenwerken met een uitwisselbaar tandwiel 42 met rechte 30 vertanding op een naast de as 40 gelegen as 43· De as 43 steekt aan de voorzijde met een van spiebanen voorzien einde buiten de tandwielkast 37 uit· De met elkaar in aandrijvende verbinding staande uitwisselbare tandwielen vormen een toerenvariator en zijn omgeven door middel van een met 35 behulp van een vleugelmoer 44 gefixeerde sehermkap 45· De 7809814 6 ï tandwielkast 37 is aan de zijde van de platte tandwielkast 19 voorzien van een flens 46, die door middel van de legers die de as 36 ondersteunen, vrij draaibaar op de as 36 is aangebracht. De flens 46 is met zijn omtrek opgesloten tussen 5 een aan de tandwielkast 19 bevestigde flens 47 en een langs de omtrek van deze flens door middel van bouten 48 aangebrachte rand 49· De aan de tandwielkast 19 bevestigde flens 47 is voorzien van een onder veerwerking staande pen 50, waarvan een einde kan samenwerken met drie op afstand van 10 elkaar gelegen openingen 50A in de flens 46, een en ander zodanig, dat de tandwielkast 37 in zijn geheel in drie standen kan worden gebracht. Aan de voorzijde is de gestelbalk 1 voorzien van een bok 51 voor aankoppeling aan de driepunts-hefinrichting van de trekker. Hierbij is de bok aan de boven-15 zijde voorzien van twee achter elkaar gelegen openingen 51 voor het in verschillende standen aanbrengen van de bovenste arm van de hefinrichting, zodat de machine door verzwenken om een dwarsas in twee standen ten opzichte van de trekker aanbrengbaar is· 2Q De werking van de in het voorgaande beschreven machine is als volgt.

Tijdens het bedrijf is de machine met behulp van de bok 51 aan de driepuntshefinrichting van de trekker gekoppeld en is de as 43 via een tussenas met de aftakas van de 25 trekker verbonden. Tijdens het bedrijf kan de machine zoals vermeld, twee werkstanden innemen, waarvan de ene in fig. 2 en de andere in fig, 3 is weergegeven.

Bij de in fig. 2 weergegeven werkstand neemt de rol 29 met behulp waarvan de werkdiepte van de rotors 3 kan worden 30 ingesteld de bovenste stand in, terwijl bij de in fig# 3 weergegeven werkstand, de rol zich in de onderste stand bevindt en de aankoppeling van de machine ten opzichte van de hefinrichting van de trekker zodanig is dat de machine enigszins naar voren helt, zodat de achterste rotor ondieper 35 werkt. Bij de voortbeweging van de machine in een richting 7809814 f 7 * volgens de pijl A warden via de in het voorgaande beschreven overbrenging de beide rotors 4 met een toerental van + 500 aangedreven in een richting volgens de pijl B die in de fig. 2, 3 en 5 is weergegeven· Zoals uit de fig. 2 en 3 te-5 vens blijkt, zijn de rotors zodanig ten opzichte van elkaar opgesteld, dat de schoepvormige bewerkings organen 22 tijdens het bedrijf tussen elkaar bewegen· Tijdens het bedrijf dringt het voorste althans nagenoeg tangentieel gerichte, niet van een vertanding voorziene, deel van de buitenomtrek van elk 10 schoepvormig bewerkings orgaan 22 het eerst in de grond, waarna door het evolvente verloop een geleidelijk verder in de grond dringen van het bewerkingsorgaan plaats vindt. Boor de aanwezigheid van de ten opzichte van de rotatierichting B naar achteren in diepte toenemende vertanding aan de buiten-15 omtrek van elk van de bewerkings organen, wordt bereikt dat plantenresten gemakkelijker kunnen worden verwerkt. Met behulp van de aan de achterzijde aanwezige, elk bewerkingsorgaan een schoepvorm gevende, rand 24 kan een effectieve ver-kruimeling van de grond worden verkregen.

20 Indian men, uitgaande van de in fig. 2 weergegeven werkstand, de machine in de in fig* 3 afgebeelde werkstand wil brengen, kan men na het losnemen van de pen 50 de tandwielkast 37 om de aS 36, die zich dwars op de voortbewegings-richting uitstrekt., over + 20° verzwenken en in de in fig.

25 3 afgebeelde stand brengen, zodat de aankoppeling van de tussenas op praktisch dezelfde wijze kan plaatsvinden. Be tandwielkast 37 kan in een derde stand worden geplaatst, die zodanig is dat de schermkap 45, die de uitwisselbare tandwielen 41 en 42 cmgeeft, aan de bovenzijde is gelegen, 30 een en ander zodanig, dat de verwisseling van de tandwielen gemakkelijk kan plaatsvinden en oli ever lies kan worden voorkomen.

Be uitvinding is niet beperkt tot het vorenstaande, doch betreft tevens alle details van de figuren al of niet 35 beschreven.

7809814

Claims

1. Grondbewerkingsmachine voorzien van een gestel en een in dit gestel gelegerde, om een althans nagenoeg horizontale en zich dwars op de voortbewegingsrichting van de machine uitstrekkende as draaibare, van bewerkingsorganen 5 voorziene rotor, met het kenmerk, dat twee elk van schoepvormige bewerkingsorganen voorziene rotors op een verschillende hoogte in het gestel van de machine zijn aangebracht.

2. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de twee rotors ten opzichte van de voort- 10 bewegingsrichting van de machine achter elkaar zijn gelegen.

3. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de werkbreedte van de rotros althans nagenoeg gelijk is.

4. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande 15 conclusies, met het kenmerk, dat de bewerkingsorganen van de respectieve rotors in zij-aanzicht gezien tijdens het bedrijf banen beschrijven, die elkaar overlappen. . 5· Grondbewerkingsmachine voorzien van een gestel en ten minste één in dit gestel gelegerde, om een althans 20 nagenoeg horizontale en zich dwars op de voortbewegings-richting uitstrekkende as draaibare, van bewerkingsorganen voorziene rotor, met het kenmerk, dat twee elk van schoepvormige bewerkingsorganen voorziene rotors aanwezig zijn en de banen beschreven door de bewerkingsorganen van de res-23 pectieve rotors éfcaar overlappen.

6. Grondbewerkingsmachine volgens een der conclusies 2 - 3> met het kenmerk, dat cfe voorste rotr hoger is gelegen dan de achterste.

7. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande 30 conclusies, met het kenmerk, dat een rotor is voorzien van een drager die uit plaatvormige profielen is samengesteld, die tegen elkaar gelegen langsribben vormen, waaraan de bewerkingsorganen zijn aangebracht. 7809814 ' r

8. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de bewerkingsorganen uit plaatvorraig materiaal zijn vervaardigd en aan hun omtrek een evolvent verloop hebben·

5. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat een bewerkingsorgaan zich over een omtrekshoek van ca. 180° uitstrekt en de voorzijde van een ÏBierkingsorgaan aanvankelijk althans nagenoeg tangentiaal verloopt.

10. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande 10 conclusies, met het kenmerk, dat het bewerkingsorgaan aan zijn omtrek is voorzien van een vertanding en de diepte van de vertanding van voren naar achteren toeneemt. 11t Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een bewerkingsorgaan aan 15 zijn ten opzichte van de rotatierichting van een rotor achterste zijde is voorzien van een omgebogen rand, die het bewerkingsorgaan een schoepvorm geeft.

12. Grondbewerkingsmachine volgens een der conclusies 7 - 11, met het kenmerk, dat een bewerkingsorgaan aan de 20 binnenzijde is voorzien van drie bevestigingspunten voor de bevestiging aan de respectieve ribben van een drager.

13- Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een machine is voorzien van middelen met behulp waarvan deze om een as, die zich 25 dwars op de voortbewegingsrichting uitstrekt, naar voren respectievelijk naar achteren verzwenkbaar is ten opzichte van de aankoppeling met de trekker.

14. Grondbewerkingsmachine voorzien van een gestel en tenminste êên om een althans nagenoeg horizontale, dwars op 30 de voortbewegingsrichting van de machine gelegen as draaibare, van bewerkingsorganen voorziene rotor, met het kenmerk, dat het gestel van de machine voorzien is van aankoppelmid-delen met behulp waarvan de machine in ten minste twee standen ten opzichte van de trekker brengbaar is. 35 15· Grondbewerkingsmadine vdgens conclusie 14, met 7809814 A net kenmerk, dat de machine voor het brengen in de twee standen om een dwars op de voortbewegingsrichting gelegen as verzwenkbaar is.

16. GrondbewerkingsmadaLne volgens een der conclusies 5 13-15, met het kenmerk, dat de aankoppelmiddelen een drie punt sbe vestiging omvatten, waarbij aan de bovenzijde twee achter elkaar gelegen aankoppelpunten aanwezig zijn.

17. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de aandrijving voor een 10 rotor natpj het midden is gelegen.

18. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat een rotor twee in eikaars verlengde gelegen dragerdelen omvat, die nabij het midden met elkaar zijn verbonden door middel van een as die deel uitmaakt van de Ί5 aandrijving voor een rotor.

19. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 17 of 18? met het kenmerk, dat de aandrijving voor de beide rotors vanaf eenzelfde tandwiel plaatsvindt.

20. Grondbewerkingsmachine volgens een der conclusies 20 17 - 19, met het kenmerk, dat de aandrijving een op de tus sen de dragerdelen van een rotor gelegen as aangebracht · tandwiel omvat, dat met een daarboven gelegen groter tandwiel in aandrijvende verbinding staat, een en ander zodanig, dat de rotors tijdens het bedrijf in dezelfde richting worden 25 aangedreven.

21. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 20, met het kenmerk, het grote tandwiel in aandrijvende verbinding staat met een aan de bovenzijde gelegen tandwiel dat dezelfde dianeber heeft als de tandwielen voor de rotors.

22. Grondbewerkingsmachine volgens een der conclusies 17-21, met het kenmerk, dat de aandrijving een tandwielkast omvat die in ten minste twee standen verzwenkbaar is.

23· Grondbewerkingsmachine voorzien van een gestel en ten minste êën in dit gestel gelegerde, om een althans 35 nagenoeg horizontale dwarsas draaibare rotor en een aan- 7809814 * drijving voor de rotor, met het kenmerk, dat de aandrijving een tandwielkast onrvat die in ten minste twee standen ten opzichte van het gestel ven de machine aanbrengbaar is.

24. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 22 of 23, 5 met het kenmerk, dat de tandwielkast verzwenkbaar is om een zich dwars op de voortbewegingsrichting van de machine uitstrekkende as.

25. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 24, met het kenmerk, dat de as zich althans nagenoeg evenwijdig aan 10 de draaiingsas van een rotor uitstrekt·

26. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 24 of 25, met het kenmerk, dat de as boven een rotor is gelegen.

27. Grondbewerkingsmachine volgens een der conclusies 24 - 26, met het kenmerk, dat de zwenkas samenvalt met een 15 uitgaande as van de tandwielkast.

28. Grondbewerkingsmachine volgens een der conclusies 22 - 27, niet het kenmerk, dat de tandwielkast verzwenkbaar is over een hoek van * 20°.

29· Grondbewerkingsmachine volgens een der conclusies 20 22 - 28, met het kenmerk, dat een tandwielkast aan de ach terzijde is voorzien van twee naast elkaar samenwerkende uitwisselbare tandwielen, die een toerenvariator vormen.

30. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 29 en een der conclusies 22- 28, met het kenmerk, dat de tandwiel-25 kast vanuit een werkstand over ongeveer 90° verzwenkbaar is, een en ander zodanig, dat de aan de achterzijde gelegen uitwisselbare tandwielen vanaf de bovenzijde toegankelijk zijn* 31« Grondbewerkiagsmaehine volgens een der conclusies 17 - 30, met het kenmerk, dat de aandrijving nabij het mid-30 den van de rotors is ondergebracht in een platte tandwielkast.

32. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 31, met het kenmerk, dat de platte tandwielkast aan de zijde van de dragerdelen van een rotor is voorzien van afschraapraiddelen, 35 met behulp waarvan aanhangende aarde kan worden verwijderd. 7809814

33. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 32, met liet kenmerk, dat een afschraapmiddel wordt gevormd door een spiraalvormig verlopend deel, een en ander zodanig, dat eventueel aanhangende aarde van binnen naar buiten wordt afge- 5 voerd.

34. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met bet kenmerk, dat achter de rotors een in hoogterichting verstelbare rol is gelegen, met behulp waarvan de werkdiepte van de rotors instelbaar is.

35. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een rotor een diameter heeft van + 30 cm.

36. Grondbewerkingsmachine zoals beschreven in het voorgaande en weergegeven in de figuren. « 7809814