NL2008488C2

NL2008488C2 - Beveiligingsinrichting voor een traplift.

Info

Publication number: NL2008488C2
Application number: NL2008488A
Authority: NL
Inventors: Andr Ooms
Original assignee: Ooms Otto Bv
Priority date: 2012-03-14
Filing date: 2012-03-14
Publication date: 2013-09-18
Also published as: EP2825494B1; EP2825494A1; US9751724B2; WO2013137730A1; US20150068847A1; ES2624438T3; JP2015514648A

Description

Beveiligingsinrichting voor een traplift

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het transporteren van een persoon van een eerste niveau naar een 5 tweede niveau, in het bijzonder een traplift, omvattende een rail die zich uitstrekt tussen het eerste en tweede niveau, een frame dat is voorzien van aangrijpmiddelen die zijn ingericht om de rail aan te grijpen zodanig dat deze langs de rail bewogen kan worden en aandrijfmiddelen die zijn 10 ingericht om het frame langs de rail te doen bewegen, en een aan het frame bevestigde drager waarop de persoon kan plaatsnemen, in het bijzonder een stoel, waarbij de inrichting voorts is voorzien van middelen om de traplift te vergrendelen en te ontgrendelen met daartoe bestemde 15 bedieningsmiddelen, zoals een sleutel, of een afstandsbediening teneinde de inrichting te vergrendelen of ontgrendelen.

Een dergelijke traplift is beschreven in EP 2 377 795.

20

Doel van de onderhavige uitvinding is een traplift die eenvoudig is te bedienen, die een hoge mate van veiligheid biedt, die eenvoudig is aan te passen aan locale situaties, en/of die betrouwbaar is.

25

Daartoe is de inrichting voorts voorzien van een beveiligingsinrichting omvattende een centrale processoreenheid en een draadloos communicatienetwerk dat is ingericht om statusinformatie over onderdelen van de 30 inrichting en/of objecten in de omgeving van de inrichting, welke niet op of aan het frame zijn bevestigd, te communiceren met de centrale processoreenheid, waarbij de processoreenheid is ingericht om op basis van de 2 gecommuniceerde statusinformatie te beslissen het frame al dan niet middels de aandrijfmiddelen langs de rail te laten bewegen.

5 Bij voorkeur is het draadloze communicatienetwerk een RF communicatienetwerk dat op meerdere vooraf instelbare frequenties kan werken. Dit communicatienetwerk kan bijvoorbeeld op volgens een IEEE 802.11 (Wi-Fi) protocol werken, maar bij voorkeur wordt een andere frequentie 10 gebruikt zodat interferentie met andere Wi-Fi netwerken wordt vermeden.

De statusinformatie over onderdelen van de inrichting kan bijvoorbeeld statusinformatie omvatten over een of meer van 15 de volgende aspecten: - een door een gebruiker in te stellen vergrendelstatus van de inrichting; - de positie van een beweegbaar raildeel van de rail; - de resterende capaciteit van een batterij dat een 20 onderdeel van de inrichting voedt; - de positie van het frame ten opzichte van de rail; - de ruimtelijke oriëntatie van de drager; en - het correcte functioneren van een indicatoreenheid op de inrichting, zoals een signaallamp of een 25 beeldscherm, welke de gebruiker informeert over de status van de inrichting.

De door een gebruiker in te stellen vergrendelstatus van de inrichting kan bijvoorbeeld de status van een fysiek slot 30 dat zich op de drager bevindt zijn en dat met een sleutel kan worden vergrendeld en ontgrendeld, maar de vergrendelstatus is bij voorkeur een wijzigbare parameter in een elektronisch geheugen dat met de centrale 3 verwerkingseenheid is verbonden, en die bijvoorbeeld met een afstandsbediening die als sleutel dient kan worden gewij zigd.

5 De positie van een beweegbaar raildeel van de rail is bijvoorbeeld een raildeel dat zich aan het uiteinde van de rail bevindt, en dat een uitsteeksel vormt dat hinder kan veroorzaken. Een dergelijk bewegend raildeel is beschreven in EP-A-0874778. Door een sensor in te bouwen die met de 10 centrale processor kan communiceren kan de beweging van het frame langs de rail vergrendeld worden zolang het bewegende raildeel niet perfect aansluit op de rail.

Door de resterende capaciteit van een batterij dat een 15 onderdeel van de inrichting voedt met de centrale verwerkingseenheid te communiceren kan de beweging van het frame vergrendeld worden als de voeding van een onderdeel niet voldoende gegarandeerd kan worden.

20 De statusinformatie over objecten in de omgeving kan ook statusinformatie omvatten over de positie van een beweegbaar object, bijvoorbeeld een deur, in de omgeving van de traplift dat in een bepaalde positie een obstakel vormt voor het functioneren van de inrichting, waartoe het object is 25 voorzien van middelen om de positie van het object te detecteren en van middelen die met het communicatienetwerk zijn verbonden om de statusinformatie te communiceren met de centrale processoreenheid. De statusinformatie over objecten in de omgeving kan ook informatie omvatten over de positie 30 van een beweegbaar object, bijvoorbeeld het hoofd of ander lichaamsdeel van een persoon op de traplift, dat wordt gedetecteerd voordat het object het obstakel raakt, waartoe het obstakel is voorzien van middelen om het naderen van het 4 object te detecteren en van middelen die met het communicatienetwerk zijn verbonden om de statusinformatie te communiceren met de centrale processoreenheid.

5 De inrichting omvat bij voorkeur een indicatoreenheid, zoals een signaallamp of een beeldscherm, welke zich bij voorkeur op de drager bevindt en die de gebruiker informeert over de status van de inrichting, welke indicatoreenheid is voorzien van middelen die met het communicatienetwerk zijn verbonden, 10 waarbij de centrale processoreenheid en de indicatoreenheid zijn ingericht om ten minste de vergrendelstatus van de inrichting aan de gebruiker te communiceren.

De centrale processoreenheid is bij voorkeur ingericht om na 15 een vooraf bepaalde periode van inactiviteit van de inrichting de vergrendelstatus te wijzigen, zodanig dat een gebruiker de vergrendelstatus opnieuw moet wijzigen om het frame al dan niet middels bedieningsmiddelen en de aandrijfmiddelen langs de rail te kunnen laten bewegen.

20

De inrichting omvat voorts bij voorkeur een afstandsbediening die is voorzien van middelen die met het communicatienetwerk zijn verbonden, waarmee de gebruiker de vergrendelstatus kan wijzigen. Een dergelijke 25 afstandsbediening met een drukknop is vooral voor mensen met een lichamelijke beperking veel eenvoudiger te bedienen dan een traditioneel mechanisch slot met een sleutel.

De inrichting is bij voorkeur voorzien van 30 bedieningseenheden die vast op de drager, op een vaste plaats nabij de bovenzijde van de trap en op een vaste plaats nabij de onderzijde van de trap zijn gemonteerd, en waarmee een gebruiker het frame middels de aandrijfmiddelen 5 langs de rail kan doen bewegen en die zijn voorzien van middelen die met het communicatienetwerk zijn verbonden.

De uitvinding zal aan de hand van een in de figuur 5 weergegeven uitvoeringsvoorbeeld nader worden toegelicht, waarin schematisch een trap met een traplift is weergegeven.

Volgens de figuur is langs een trap 1 een rail 2 aangebracht waarlangs een frame 3 door middel van aandrijfmiddelen kan 10 bewegen. Het frame is voorzien van een stoel 4 die rond een horizontale as kan worden geroteerd teneinde de zitting van de stoel 4 horizontaal te houden.

Op de stoel zijn bedieningsmiddelen 5 aangebracht, 15 bijvoorbeeld in de vorm van bedieningsknoppen en een beeldscherm dat op de stoelleuning is aangebracht. Met de bedieningsmiddelen 5 kan het frame 3 met de stoel 4 door een gebruiker die op de stoel 4 plaatsneemt naar boven en naar beneden worden bewogen.

20

Nabij de bovenzijde en de onderzijde van de trap zijn bedieningsmiddelen 6, 7 tegen de muur aangebracht, waarmee een gebruiker het frame 3 met de stoel 4 naar boven of beneden kan bewegen teneinde daarop plaats te kunnen nemen.

25

Het trapliftsysteem is voorts voorzien van een centrale verwerkingseenheid in het frame 3, die met de bedieningsmiddelen 5, 6, 7 kan communiceren. Daartoe is de centrale verwerkingseenheid voorzien van draadloze 30 communicatiemiddelen, zoals Wi-Fi. Bij voorkeur wordt echter een van de gebruikelijke Wi-Fi standaard afwijkende frequentie gebruikt, teneinde storingen door interferentie te voorkomen. De bedieningsmiddelen 5, 6, 7 omvatten 6 eveneens draadloze communicatiemiddelen, die data kunnen communiceren met de centrale verwerkingseenheid. De centrale verwerkingseenheid is ingericht om de bedieningsmiddelen 5, 6, 7 slechts de aandrijving(en) van de traplift te kunnen 5 laten werken als aan een aantal voorwaarden is voldaan.

Een eerste voorwaarde is dat het systeem ontgrendeld moet zijn. Daartoe is het systeem voorzien van een afstandsbediening 8, die slechts één functie heeft, namelijk 10 het door de gebruiker 11 laten vergrendelen en ontgrendelen van het trapliftsysteem. De afstandsbediening 8 is daartoe eveneens voorzien van draadloze communicatiemiddelen die data kunnen communiceren met de draadloze communicatiemiddelen van de centrale verwerkingseenheid, en 15 middels de afstandsbediening 8 kan de centrale verwerkingseenheid van een inactieve status naar een actieve status worden gebracht. Alleen in de actieve status kan de aandrijving van de traplift in werking worden gezet. De centrale verwerkingseenheid is voorts ingericht om na een 20 vooraf bepaalde tijd van inactiviteit vanzelf in de inactieve status te gaan. Als de vergrendelstatus de actieve status is, dan wordt dat door middel van een signaallamp op de afstandsbediening en op het beeldscherm op de stoel 4 weergegeven.

25

Voorts moet de fysieke omgeving van de traplift aan een aantal voorwaarden voldoen. In dit voorbeeld omvat de rail 2 een motorisch aangedreven beweegbaar raildeel 9, dat omhoog kan worden gescharnierd. Achter het beweegbare raildeel 9 30 bevindt zich een motorisch aangedreven scharnierbare deur 10. De deur 10 moet zijn vergrendeld en het raildeel 9 moet zijn neergeklapt, in die volgorde, voordat de traplift langs de rail 2 mag bewegen. Het beweegbare raildeel 9 en de deur 7 10 zijn daartoe voorzien van draadloze communicatiemiddelen die met de draadloze communicatiemiddelen van de centrale verwerkingseenheid kunnen communiceren. Middels de draadloze communicatiemiddelen kan de centrale verwerkingseenheid, 5 nadat de gebruiker 11 daar middels de bedieningsmiddelen 5, 6,7 opdracht toe heeft gegeven, de motoren van het beweegbare raildeel 9 en de deur 10 aansturen om deze te openen en te sluiten.

10 Het beweegbare raildeel 9 en de deur 10 zijn voorts voorzien van sensoren, die respectievelijk kunnen waarnemen of het beweegbare raildeel 9 daadwerkelijk is neergeklapt en of de deur 10 daadwerkelijk is vergrendeld. Deze waargenomen status wordt met de centrale verwerkingseenheid 15 gecommuniceerd, en de centrale verwerkingseenheid is ingericht het beweegbare raildeel 9 alleen dan neer te klappen als de deur 10 is vergrendeld, en om het frame 3 met de stoel 4 alleen dan langs de rail 2 te laten bewegen als de deur 10 is vergrendeld en het beweegbare raildeel 9 is 20 neergeklapt. Ook kunnen bij obstakels, zoals een verlaagd deel van een plafond sensoren zijn geplaatst die bijvoorbeeld het naderen van het hoofd van een persoon kunnen waarnemen en dit met de centrale verwerkingseenheid te communiceren teneinde het frame 3 te doen stoppen.

25

Het draadloze communicatienetwerk biedt nog meer mogelijkheden om de veiligheid van de traplift, afhankelijk van de situatie, te vergroten. Zo kan een verzorger van de gebruiker 11 van de traplift, indien de aanwezigheid van de 30 verzorger bij gebruik van de traplift altijd gewenst is, een zender bij zich dragen die via het draadloze communicatienetwerk continue de aanwezigheid van de zender aan de centrale verwerkingseenheid kenbaar maakt. Zodra de 8 verzorger met de zender te ver van de traplift verwijderd is zal de traplift door de centrale verwerkingseenheid vergrendeld worden.

5 Ook de status van diverse onderdelen van de traplift kan via het draadloze communicatienetwerk eenvoudig worden gecommuniceerd. Zo kan de status van een batterij in het systeem via het beeldscherm op de stoel 4 aan de gebruiker worden gecommuniceerd, zodat deze de batterij indien nodig 10 kan laten verwisselen. Ook kan een door middel van sensoren op de rail waargenomen positie van het frame ten opzichte van de rail en/of de correcte werking van verschillende elektronische onderdelen met de centrale verwerkingseenheid worden gecommuniceerd, zodat deze daarop kan reageren.

15

Claims

1. Inrichting voor het transporteren van een persoon van een eerste niveau naar een tweede niveau, in het bijzonder 5 een traplift, omvattende een rail die zich uitstrekt tussen het eerste en tweede niveau, een frame dat is voorzien van aangrijpmiddelen die zijn ingericht om de rail aan te grijpen zodanig dat deze langs de rail bewogen kan worden en aandrijfmiddelen die zijn ingericht om het frame langs de 10 rail te doen bewegen, en een aan het frame bevestigde drager waarop de persoon kan plaatsnemen, in het bijzonder een stoel, waarbij de inrichting voorts is voorzien van middelen om de traplift te vergrendelen en te ontgrendelen met daartoe bestemde bedieningsmiddelen, zoals een sleutel, of 15 een afstandsbediening teneinde de inrichting te vergrendelen of ontgrendelen, met het kenmerk, dat de inrichting voorts omvat: een beveiligingsinrichting omvattende een centrale processoreenheid en een draadloos communicatienetwerk dat is 20 ingericht om statusinformatie over onderdelen van de inrichting en/of objecten in de omgeving van de inrichting, welke niet op of aan het frame zijn bevestigd, te communiceren met de centrale processoreenheid, en waarbij de processoreenheid is ingericht om op basis van de 25 gecommuniceerde statusinformatie te beslissen het frame al dan niet middels de aandrijfmiddelen langs de rail te laten bewegen.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de 30 statusinformatie informatie omvat over een of meer van de volgende aspecten: - de positie van een beweegbaar object, bijvoorbeeld een deur, in de omgeving van de inrichting dat in een bepaalde positie een obstakel vormt voor het functioneren van de inrichting, waartoe het object is voorzien van middelen om de positie van het object te detecteren en van middelen die met het 5 communicatienetwerk zijn verbonden om de statusinformatie te communiceren met de centrale processoreenheid; - de positie van een beweegbaar object, bijvoorbeeld het hoofd of ander lichaamsdeel van een persoon op de 10 traplift, dat wordt gedetecteerd voordat het object het obstakel raakt, waartoe het obstakel is voorzien van middelen om het naderen van het object te detecteren en van middelen die met het communicatienetwerk zijn verbonden om de statusinformatie te communiceren met de 15 centrale processoreenheid; - de positie van een beweegbaar raildeel van de rail; - de resterende capaciteit van een batterij dat een onderdeel van de inrichting voedt dat zich niet op of aan het frame bevindt. 20

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij het draadloze communicatienetwerk een RF communicatienetwerk is dat op meerdere vooraf instelbare frequenties kan werken.

4. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de inrichting een indicatoreenheid omvat, zoals een signaallamp of een beeldscherm, welke zich bij voorkeur op de drager bevindt en die de gebruiker informeert over de status van de inrichting, welke indicatoreenheid is voorzien 30 van middelen die met het communicatienetwerk zijn verbonden, waarbij de centrale processoreenheid en de indicatoreenheid zijn ingericht om ten minste de vergrendelstatus van de inrichting aan de gebruiker te communiceren.

5. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de centrale processoreenheid is ingericht om na een vooraf bepaalde periode van inactiviteit van de inrichting 5 de vergrendelstatus te wijzigen, zodanig dat een gebruiker de vergrendelstatus opnieuw moet wijzigen om het frame al dan niet middels bedieningsmiddelen en de aandrijfmiddelen langs de rail te kunnen laten bewegen.

6. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de inrichting een afstandsbediening omvat die is voorzien van middelen die met het communicatienetwerk zijn verbonden, waarmee de gebruiker de vergrendelstatus kan wijzigen. 15

7. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de inrichting is voorzien van bedieningseenheden die vast op de drager, op een vaste plaats nabij de bovenzijde van de trap en op een vaste plaats nabij de onderzijde van 20 de trap zijn gemonteerd, en waarmee een gebruiker het frame middels de aandrijfmiddelen langs de rail kan doen bewegen en die zijn voorzien van middelen die met het communicatienetwerk zijn verbonden.