NL2004687C2

NL2004687C2 - Vessel.

Info

Publication number: NL2004687C2
Application number: NL2004687A
Authority: NL
Inventors: Baldo Aloysius Maria Dielen
Original assignee: Baldo Dielen Assessoria Ltda
Priority date: 2010-05-07
Filing date: 2010-05-07
Publication date: 2011-11-08
Also published as: HK1195891A1; WO2011139154A3; WO2011139154A2; DK2704946T3; EP2704946A2; PT2704946E; CY1116515T1; PL2704946T3; EP2704946B1; ES2541009T3; CA2870686A1

Claims

1] Vaartuig (10, 20, 30, 40, 50) omvattende een sleepinrichting en een romp (61,62, 63), waarbij de sleepinrichting omvat: • een sleepdraad (64); • een aan het vaartuig voorzien sleeppunt (65) waar het vaartuig (10, 20, 30, 40, 50), bij 5 het middels de sleepdraad (64) uitoefenen van een trekkracht op een object (60), kracht (, in het bijzonder horizontale kracht,) op de sleepdraad (64) uitoefent; • een eerste voortstuwingstelsel (71) en een tweede voortstuwingsstelsel (72); met het kenmerk, dat het eerste voortstuwingsstelsel en tweede voortstuwingsstelsel elk een omni-directionele 10 voorstuwingsinrichting (71,72) omvatten; en dat, beschouwd in langsrichting van het vaartuig, het sleeppunt (65) zich tussen de eerste omni-directionele voortstuwingsinrichting (71) en tweede omni-directionele voortstuwingsinrichting (72) in bevindt. 15

2] Vaartuig (10, 20, 30, 40, 50) volgens conclusie 1, waarbij de eerste en tweede omni- directionele voortstuwingsinrichting (71, 72) zijn voorzien in het verticale middenlangsvlak van het vaartuig.

3] Vaartuig (10, 20, 30, 40, 50) volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het 20 sleeppunt (65) is voorzien in het verticale middenlangsvlak van het vaartuig.

4] Vaartuig (10, 20, 30, 40, 50) volgens een der voorgaande conclusies, waarbij elke omni-directionele voortstuwingsinrichting (71,72) een voortstuwingsinrichting omvat gekozen uit de groep: een Voith-Schneider voortstuwingsinrichting of een azimutale 25 voortstuwingsinrichting.

5] Vaartuig (10, 20, 30, 40, 50) volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de romp omvat: • een hoofd-romp (61); en 30. een linker en een rechter zij-romp (62, 63) voorzien aan de linker respectievelijk rechter langszijde van de hoofdromp (61).

6] Vaartuig (10, 20, 30, 40, 50) volgens conclusie 5, waarbij de diepgang (D1) van de hoofdromp (61) groter is dan de diepgang (D2) van de zijrompen (62, 63).

7] Vaartuig (10, 20, 30, 40, 50) volgens conclusie 6, waarbij de diepgang (D1) van de hoofdromp (61) tenminste 25%, in het bijzonder tenminste 50%, groter is dan de diepgang (D2) van de zijrompen (62, 63). 5

8] Vaartuig (10, 20, 30, 40, 50) volgens een der conclusies 5-7, waarbij, bij horizontale stand van het vaartuig, de waterverplaatsing van de zijrompen (62, 63) ten hoogste 20% van de totale waterverplaatsing van het vaartuig (10, 20, 30, 40, 50) bedraagt, in het bijzonder ten hoogste 15% van de totale waterverplaatsing van het vaartuig, zoals ten hoogste 12% van de totale waterverplaatsing van het vaartuig. 10

9] Vaartuig (40, 50) volgens een der conclusies 5-8, waarbij elke zijromp een aan de hoofd-romp (61) gevormde sponson (63) omvat.

10] Vaartuig (20, 30) volgens een der conclusies 5-8, waarbij elke zijromp een, door een 15 of meer dwarsdragers (75) aan de hoofdromp (61) bevestigde, outrigger (62) omvat.

11] Vaartuig volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de romp (61) is voorzien van tenminste een kiel (66). 20

12] Vaartuig (20, 50) volgens conclusie 11, waarbij de romp (61) is voorzien van twee evenwijdige kielen (66).

13] Vaartuig (20, 50) volgens conclusie 12, waarbij de kielen (66) een diepgang (D4) hebben groter dan of gelijk aan de diepgang (D3) van de eerste en tweede omni-directionele 25 voortstuwingsinrichting (71, 72) en zijn ingericht om, op de wal, het vaartuig hierop neer te kunnen zetten.

14] Vaartuig (10, 20, 30, 40, 50) volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het eerste en tweede voortstuwingsstelsel (71, 72) zijn ingericht om het vaartuig een continue 30 paaltrekkracht (continuous bollard pull) te verschaffen van tenminste 300 kN (« 30 t BP), bijvoorkeur tenminste 450 kN (= 451 BP), zoals tenminste 650 kN (=651 BP).

15] Vaartuig (10, 20, 30, 40, 50) volgens conclusie 14, waarbij die continue paaltrekkracht (continuous bollard pull) ten hoogste 1500 kN (= 1501 BP) is. 35

16] Vaartuig (10, 20, 30, 40, 50) volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het eerste en tweede voortstuwingsstelsel zijn ingericht voor het leveren van in hoofdzaak even grote voortstuwingskrachten. 5

17] Vaartuig (10, 20, 30, 40, 50) volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het vaartuig een verdere voortstuwing (73) omvat, welke verdere voortstuwing (73) een maximaal vermogen heeft van niet meer dan 30%, zoals niet meer dan 20%, van de som van het maximaal vermogen van het eerste voortstuwingsstelsel (71) en het tweede voortstuwingsstelsel (72). 10

18] Vaartuig (10, 20, 30, 40, 50) volgens conclusie 17, waarbij de verdere voortstuwing (73) twee voortstuwingselementen omvat, die zijn voorzien op, voor elk, een zelfde afstand van de achterzijde van het vaartuig en aan weerszijden van het vertikale middenlangsvlak van het vaartuig. 15

19] Vaartuig (50) volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het vaartuig is voorzien van een scharnierend bak-koppel-systeem (articulated barge coupling system).

20] Vaartuig (10, 20, 30, 40, 50) volgens conclusie een der voorgaande conclusies, 20 waarbij de sleepdraad (64) zich uitstrekt vanaf het sleeppunt (65) tot het object (60) waaraan de sleepdraad (64) bevestigd is.

21] Vaartuig (10, 20, 30, 40, 50) volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het sleeppunt (65) zich bevindt op, gemeten vanaf de achterkant van het vaartuig, een afstand 25 van 20% a 50% van de lengte van het vaartuig, bijvoorkeur op een afstand van 30% a 50 % van de lengte van het vaartuig, met meer bij voorkeur op een afstand van ongeveer 40% a 45% van de lengte van het vaartuig.

22] Vaartuig (10, 20, 30, 40, 50) volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de 30 sleepinrichting verder omvat een draadleider voor geleiding van de sleepdraad, en waarbij de draadleider het sleeppunt (65) vormt.

23] Vaartuig (10, 20, 30, 40, 50) volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de sleepinrichting verder omvat: 35. een op het vaartuig gemonteerde sleeplier voor het op- en afwikkelen van de sleepdraad; en • een draadleider voor geleiding van de sleepdraad naar de sleeplier.

24] Vaartuig (10, 20, 30, 40, 50) volgens conclusie 23, waarbij de sleeplier is voorzien in het verticale midden langsvlak van het vaartuig.

25] Vaartuig (10, 20, 30, 40, 50) volgens een van de conclusies, waarbij de sleeplier is 5 geplaatst op, gemeten vanaf de achterkant (67) van het vaartuig, een afstand van 20% a 60% van de lengte van het vaartuig, bijvoorkeur op een afstand van 30% a 60% van de lengte van het vaartuig, met meer voorkeur op een afstand van ongeveer 40% a 50% van de lengte van het vaartuig. 10

26] Vaartuig (10, 20, 30, 40, 50) volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het vaartuig een sleepboot is.

27] Vaartuig (10, 20, 30, 40, 50) volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de sleepinrichting verder omvat een, beschouwd in verticale richting, boven het dek, op het 15 vaartuig gemonteerde geleidingsboog (69), die zich uitstrekt langs het dek (84) en die is ingericht om de sleepdraad (64) langs het dek (84) te geleiden bij, tijdens sleepbedrijf, zwenken van het vaartuig ten opzichte van de sleepdraad.