NL194034C - Vuilnisdepot. - Google Patents

Description

1 194034

Vuilnisdepot

De uitvinding heeft betrekking op een vuilnisdepot, voorzien van een ruimte in de vorm van een holte voor het daarin opnemen van afval, een plat dak om de bovenste opening van de ruimte geheel af te dekken, 5 waarbij het dak is uitgerust met althans een afsluitbare stortopening en is gebouwd voorafgaand aan het deponeren van het afval in de ruimte.

Een vuilnisdepot van deze soort is uit JP-A 1-304.092 van dezelfde aanvraagster bekend. Dit document toont een vuilnisdepot met een plat dak, dat is voorzien van ten minste één opening voor het deponeren van afval in de holle ruimte, welke opening kan worden geopend en gesloten.

10 Het vuilnisdepot met de hierboven uiteengezette constructie maakt storten in de ruimte direct na het voltooien van de bouw van het dak mogelijk via de deponeeropeningen, die geopend en gesloten kunnen worden. Daardoor kan het storten worden uitgevoerd, zelfs in slecht weer zoals tijdens regen. Omdat het afval, zodra het gestort is, nooit uit de ruimte zal wegwaaien, wordt het ook overbodig om een tussentijdse afdekking met grond uit te voeren. Bijgevolg kan het totale volume van de ruimte worden gebruikt voor het 15 opnemen van het afval. Voorts is, omdat het binnen komen van regenwater in de ruimte door de aanwezigheid van het dak wordt voorkomen, een grootschalige inrichting voor het behandelen van het binnengedrongen water dat vervuilingen bevat die zijn opgelost uit het afval, overbodig.

De uitvinding heeft ten doel in een vuilnisdepot, als in de aanhef omschreven, de afbraak van organische bestanddelen en dergelijke, zowel onder anaërobe als onder aërobe condities te bevorderen.

20 Overeenkomstig de uitvinding heeft daartoe dit vuilnisdepot het kenmerk, dat aan het ondervlak van het dak middelen zitten voor het sproeien van water op afval, middelen aangebracht zijn aan de bodem van de ruimte voor het van onder af toevoeren van water in afval, en middelen aangebracht zijn aan de bodem van de ruimte voor het toevoeren van lucht in afval.

Bij het uitgevonden vuilnisdepot kan de atmosfeer in het afval veranderd worden van een anaërobe 25 toestand naar een aërobe toestand. In samenhang daarmee kan, omdat water van onder en van boven in het afval kan worden aangevoerd, de afbraak van organische bestanddelen en dergelijke, die onder aërobe condities wordt afgebroken, worden bevorderd.

Ook kan, als er geen lucht wordt toegevoerd en het water wordt gebracht in de anaërobe toestand, de afbraak van organische bestanddelen o.d., die afgebroken worden onder anaërobe omstandigheden, 30 bevorderd worden.

Met name kan de toestand waarin het afval wordt gebracht, gekozen worden tussen anaërobe toestand en een aërobe toestand, door het al of niet afvoeren van lucht in de holte-vormige ruimte. Daarom kunnen de vervuilende elementen, zoals diverse organische bestanddelen, die zich in het afval bevinden, afgebroken worden door zowel de anaërobe afbraak als de aërobe afbraak.

35 De milieu-toestand binnen het afval kan nauwkeurig worden ingesteld, afhankelijk van de toestand van de organische bestanddelen in het afval.

Uit de Internationale octrooiaanvrage W090/03232 is een volgestort vuilnisdepot bekend, waarbij het vuilnis op een waterondoorlaatbare laag werd gestort, werd afgedicht met een kunststof laag en werd afgedekt. In een eerste behandeling wordt water via een eerste leidingsysteem van boven aan het vuilnis 40 toegevoerd en via een tweede leidingsysteem aan de onderzijde van het depot verzameld, afgevoerd en desgewenst met behulp van een pomp opnieuw toegevoerd naar het eerste leidingsysteem. In een tweede behandeling wordt perslucht vanuit het tweede leidingsysteem van onderen af door het vuilnisdepot gevoerd en aan de bovenzijde van het depot, tezamen met het in het depot gevormd gas door het eerste leidingsysteem afgevoerd. De beide behandelingen geschieden na elkaar, terwijl tijdens of na de behandeling van 45 het vuilnis geen nieuw vuilnis kan worden bijgestort. Om bij een vuilnisdepot, zoals in de aanhef omschreven, waarbij telkens vuilnis kan worden bijgestort, toch een goede afbraak van het vuilnis te bewerkstelligen, zijn dergelijke na elkaar plaatsvindende behandelingen onvoldoende. Door, overeenkomstig de uitvinding, water zowel van boven als van onderaf, te kunnen aanvoeren in combinatie met luchttoevoer van onderaf is de aërobe afbraak relatief nauwkeurig instelbaar, nauwkeuriger dan wanneer alleen van boven water en, in 50 een latere fase, lucht van onderaf is toe te voeren, zoals het geval is bij het vuilnisdepot in W090/03232.

De onderhavige uitvinding zal nu nader worden toegelicht aan de hand van de tekening, hierin toont figuur 1 een doorsnede van een uitvoeringsvorm van een vuilnisdepot volgens de uitvinding; figuur 2 een doorsnede van een andere uitvoeringsvorm van een vuilnisdepot volgens de uitvinding.

Het vuilnisdepot volgens figuur 1 omvat een opneemruimte 12, die wordt verkregen, door onder meer het ontgraven van een in wezen vlakke bodem, tot een bepaalde diepte. Een ongeveer gelijk met het maaiveld 55 194034 2 liggend dak 42 dekt de totale bovenste opening van de opneemruimte 12 af. Een voorziening 80 voor het sproeien van water, zit onderaan het dak 42. Een beluchtingsvoorziening 90 en een wateraanvoer-voorziening 100 bevinden zich bij de bodem van de opneemruimte 12.

Nadat het ontgraven voor de opneemruimte 12 tot aan de gegeven diepte voltooid is, wordt een 5 bodemvloer 19 op de gatbodem aangebracht. Op de bodemvloer 19, die de bodem van de opneemruimte 12 vormt, wordt de beluchtingsvoorziening 90 en de watertoevoervoorziening 100 aangebracht. De bodemvloer 19 wordt uit beton van een bepaalde dikte vervaardigd. De beluchtingsvoorziening 90 omvat een aantal beluchtingspijpen met lucht aanvoerende monden, die zijn aangebracht over het gehele oppervlak van de bodem van de opneemruimte 12. Ook wordt de watertoevoervoorziening 100, die een 10 aantal watertoevoerpijpen met spuitmonden omvat, aangebracht over het totale oppervlak van de bodem van de opneemruimte 12. De beluchtingsvoorziening 90 en de watertoevoervoorziening 100 worden in verbinding gebracht met een luchtcompressor 92, een wateropslagbak 82 of dergelijke, via een luchttoevoer- of watertoevoerpijp 94, die zich uitstrekt langs de rondom verlopende afschermingswand 60. Daardoor worden naar het in de opneemruimte 12 gedeponeerde afval 10 lucht en water gevoerd door de 15 beluchtingsvoorziening en de watertoevoervoorziening.

Er wordt op de bodemvloer 19 een beschermende laag 23 aangebracht voor het afdekken en beschermen van de beluchtingsvoorziening 90 en de watertoevoervoorziening 100. De beschermende laag 23 wordt gevormd met een voor water en gas doorlatend materiaal, zoals zand, gebroken steen, slakken e.d., niet-geweven textiel, weefsels e.d., of geschikte gelamineerde lagen daarvan. De beschermende laag 23 20 voorkomt dat de lucht aanvoerende monden en wateraanvoerende spuitmonden geblokkeerd of verstopt raken, evenals het voorkomen dat de beluchtingsvoorziening 90 en de watertoevoervoorziening 100 worden beschadigd ten gevolge van een direct contact met het afval 10.Voorts wordt de voorziening voor het verzamelen van water voorzien aan het bovenste oppervlak van de bodemvloer 19, voor het verzamelen van het water dat word aangevoerd door de watertoevoervoorziening 100 en dat uit het afval 10 wordt 25 geperst.

Opgemerkt dient te worden dat, hoewel de weergegeven uitvoeringsvorm de bodemvloer 19 op de ontgraven bodem vormt, de bodemvloer 19 niet altijd nodig is. Bijvoorbeeld zal de bodemvloer 19 niet nodig zijn, wanneer de afschermingswand 60 doorloopt tot een voor water ondoordringbare bodemlaag, zodat slechts weinig grondwater zal binnendringen. Ook kan, in het geval dat er geen kans is op barsten of 30 opwellen, een van een kunstrubber of een kunsthars o.d. vervaardigde waterbarrière-folie worden aangebracht op de ontgraven bodem, in plaats van de bodemvloer uit beton.ln het geval dat de waterbarrière-folie wordt toegepast en wanneer de dragende palen door de waterbarrière-folie worden geheid, worden waterafschermingsringen, die water absorberend rubber omvatten, bevestigd aan de dragende paal en de omtreksranden van de openingen, gevormd door het heien van de palen, samen ineengerold en geklemd 35 door middel van beton dat bijvoorbeeld rond de paal wordt gestort, teneinde het binnen dringen van grondwater in de opneemruimte 12 te voorkomen.

Anderzijds wordt boven de opneemruimte het dak 42 gevormd als een vlakke constructie. Het dak 42 kan worden gebouwd uit geprefabriceerde betonnen platen en worden, ondersteund op de afschermingswand 60 of op de dragende palen 24. Als alternatief kan het dak 42 ook gebouwd worden door het ter 40 plaatse direct storten van het beton. Het dak 42 wordt voorzien van één of meerdere openingen voor het deponeren van vuilnis, die kunnen worden geopend en gesloten. Ook kan het dak 42 een uitlaat hebben voor het wegnemen van afval, die geopend en gesloten kan worden, en voor het wegnemen van vuilnis dat omgezet is tot niet toxisch materiaal in de opneemruimte 12, voor zover dit vereist wordt. Daarnaast worden in het dak 42 ventilatieopeningen voorzien voor het ventileren van de inwendige ruimte van de opneem-45 ruimte 12 en voor het opvangen van methaangas of dergelijke, dat ontstaat gedurende een afbraakproces van het afval in een anaërobe toestand. Het bovendak van het dak 42 kan gebruikt worden als een plaatselijk voorziening voor de milieu bescherming, zoals een park o.d.

Aan het ondervlak van het dak 42 wordt de watersproeivoorziening 80 gemonteerd om water op het afval 10 in de opneemruimte 12 te sproeien. De watersproeivoorziening 80 bevat een aantal watersproeipijpen 50 met sproeimonden en wordt aangebracht over het totale dakondervlak. Elke watersproeipijp wordt bevestigd tegen het ondervlak door middel van een aantal montage-elementen of bevestigingsmiddelen, die tevoren zijn aangebracht aan het ondervlak. De watersproeivoorziening 80 kan water uit het wateropslagbasin 82 verproeien.

Anderzijds wordt, in de weergegeven uitvoeringsvorm, het wateropslagbasin 82 nabij de opneemruimte 55 12 geplaatst en staat dit in verbinding met het bovenvlak van het dak 42, zodat het regenwater dat op het dak 42 is gevallen, verzameld kan worden door groeven 84 voor het verzamelen van water of dergelijke ten behoeve van de opslag. Dit maakt het mogelijk regenwater te gebruiken voor het besproeien van het afval

Claims (2)

1. 3 194034 10 in de opneemruimte 12. Ook kan een regelventiel 86 worden voorzien in het wateropslagbasin 82, ten behoeve van de regeling van de hoeveelheid te versproeien water in de opneemruimte 12. Binnen het weergegeven vuilnisdepot kan het gedeponeerde afval 10 worden omgezet tot niet-toxisch materiaal, zodat gemakkelijk een vervuiling van de omgeving wordt voorkomen ten gevolge van het zich 5 verspreiden van het vervuilende element o.d. Het afval 10, dat in de opneemruimte 12 gedeponeerd is, bevindt zich, mede doordat de ruimte gesloten is, normaliter in een anaërobe toestand. Door het toevoeren van lucht vanuit de onderzijde door de beluchtingsvoorziening 90 en het sproeien van water van boven af door de watersproeivoorziening 80, kan het afval 10 worden omgezet naar een aërobe toestand. Door het op geschikte wijze regelen van de anaërobe toestand en de aërobe toestand van het afval en door het 10 toedienen van hoeveelheden aan te voeren lucht en water, kan de afbraak van organische bestanddelen o.d.in het afval 10 worden beheerst. Ook kan, door het regelen van anaërobe afbraak en aërobe afbraak, op geschikte wijze een stabilisatie worden bevorderd van het organische bestanddeel teneinde het afval 10 gemakkelijk om te zetten naar een niet-toxische vorm. Daarnaast kan, door het ook toevoeren van water vanuit de onderzijde van het afval 10, en door het bijhouden van de temperatuur in de opneemruimte 12, 15 met gebruikmaking van een systeem op basis van zonnewarmte o.d., de toestand van het afval 10 in de opneemruimte geschikt worden gehouden voor het afbraakproces, teneinde een omzetting van het afval in een niet-toxische vorm verder te bevorderen. Ook kan, door een eenheidsregeling van de hoeveelheden lucht en water die vanuit de beluchtingsvoorziening 90 en de watersproeivoorziening 80 worden aangevoerd, en de watertoevoervoorziening 100 aan de opneemruimte 12, en de temperatuur in de opneemruimte 20 12, het afbraakproces van het afval 10 op doelmatige wijze worden uitgevoerd. Ook kan, door de weergegeven uitvoeringsvorm van het vuilnisdepot, een grotere hoeveelheid afval 10 in de opneemruimte 12 worden gedeponeerd, wanneer het volume van het afval 10 wordt verminderd door afbraak en door compactering door het water. Het afval 10, omgezet in een niet-toxische vorm door het afbraakproces, kan worden weggenomen en in de natuur worden teruggebracht, door het te gebruiken als 25 een vervanging voor grond en zand voor aanvullingen o.d. Anderzijds kan, door het verwijderen van het afval 10, het depot voor het deponeren van afval herhaald worden gebruikt.Voorts kan, door het verzamelen van bruikbaar gas, ontstaan door de afbraak van het afval 10, zoals methaangas o.d., opgewekt door een anaërobe afbraak, dit op doeltreffende wijze worden gebruikt als brandstof. in figuur 2 is een verder uitvoeringsvorm van het vuilnisdepot weergegeven. Het vuilnisdepot heeft een 30 soortgelijke bouw als dat van figuur 1, met uitzondering van een dragende constructie 60a voor het dak 42 en de afschermingswand 60. Deze constructie 60a omvat kolommen en balken en hiermee kunnen het dak 42 en de afschermingswand 60 stevig en stabiel worden ondersteund, zodat een grootschalig vuilnisdepot kan worden gebouwd. Hoewel in de voorgaande uitvoeringsvormen de opneemruimte 12 is omgeven door de afschermings-35 wand 60, is het, wanneer een groot oppervlak in een vallei In een bergachtig gebied beschikbaar is, ook mogelijk dat het vuilnisdepot wordt begrensd door een talud en wel in zodanige mate dat een bezwijken van de bodem nooit zal optreden, en door het uitleggen van de waterbarrière-folie op het hellende oppervlak.
2. 40 Conclusie Vuilnisdepot, voorzien van een ruimte in de vorm van een holte voor het daarin opnemen van afval, een plat dak om de bovenste opening van de ruimte geheel af te dekken, waarbij het dak is uitgerust met althans een afsluitbare stortopening en is gebouwd voorafgaand aan het deponeren van het afval in de ruimte, met 45 het kenmerk, dat aan het ondervlak van het dak middelen zitten voor het sproeien van water op afval, middelen aangebracht zijn aan de bodem van de ruimte voor het van onder af toevoeren van water in afval, en middelen aangebracht zijn aan de bodem van de ruimte voor het toevoeren van lucht in afval. Hierbij 2 bladen tekening