NL192370C - Hefinrichting voor een patiënt. - Google Patents

Description

I 19M/V

Heflnrichting voor een patiënt

De uitvinding heeft betrekking op een hefinrichting voor een patiënt, in het bijzonder te gebruiken bij het omhoog brengen van een patiënt vanuit een zittende naar een in hoofdzaak staande positie en bij het weer 5 neerlaten van deze, voorzien van een van een verplaatsbaar ondergestel opstaand steunframe met een om een horizontale as in het bovendeel hiervan tussen een met de zitpositie corresponderende hoekstand en een met de staande positie corresponderende hoekstand draaibare hefarm, en van een draagband, waarbij vanaf het vrije einde van de hefarm de draagband bij een patiënt via de oksels rond de rug te leiden is en waarbij op het ondergestel, onder de schamieras van de hefboom, een voetsteun is aangebracht, en waarbij 10 verder een hulpdraagelement aanwezig is, dat in gedeeltelijk geheven positie van een patiënt onder het zitvlak van deze kan worden geplaatst.

Een dergelijke hefinrichting is bekend uit de Nederiandse octrooiaanvrage 8401704.

Deze bekende inrichting stelt een verpleeghulp in staat zonder verdere assistentie een patiënt vanuit een zittende positie - bijvoorbeeld vanuit een stoel of vanaf de rand van een bed - omhoog te brengen naar 15 een in hoofdzaak staande positie op het veiplaatsbare ondergestel. In deze laatste positie wordt de patiënt bijvoorbeeld naar een toilet gevoerd en is het eenvoudig de patiënt de met toiletgebruik samenhangende kleedhulp te bieden.

Een dergelijke, met de rond de rug en onder de oksel door geleide steun- of draagband geforceerde staande positie wordt door de patiënt in het algemeen als comfortabel ervaren, zolang de benen van de 20 patiënt nog in staat zijn een gedeelte van het lichaamsgewicht te dragen. Wanneer dit laatste echter niet het geval is of wanneer de draagkracht van de benen tijdens het vervoer (bijvootbeeld vanaf een ziekenzaal) naar het toilet wegvalt, biedt het hulpdraagelement uitkomst. Dit hulpdraagelement bestaat bij de bekende inrichting uit een verdere draagband, die met zijn uiteinden aan het uiteinde van de hefarm wordt opgehangen en via een tegen ongewild omhoog schuiven borgende hulplijn aan het opstaande steunframe kan 25 worden bevestigd. Bij daadwerkelijk gebruik van dit hulpdraagelement wordt dit element, zodra de patiënt met behulp van de hefinrichting voldoende los van zijn stoel of dergelijke zetel is gekomen, onder het zitvlak van de patiënt door geleid en enerzijds aan de hefarm en anderzijds aan het opstaande steunframe bevestigd. Aldus kan de patiënt in een meer zittende houding op de zit-draagband worden vervoerd.

De voor het gebruik van dit bekende hulpdraagelement uit te voeren handelingen zijn, vooral wanneer zij 30 "onderweg” moeten worden uitgevoerd, omslachtig en lastig uit te voeren.

De uitvinding beoogt aan dit bezwaar van de bekende inrichting tegemoet te komen.

Volgens de uitvinding wordt dit doel bereikt, doordat het hulpdraagelement wordt gevoimd door een starre ondersteuning die met het benedendeel op het ondergestel gemonteerd of monteerbaar is en waarvan het bovendeel een zitting draagt, zodanig dat de zitting, in gemonteerde toestand van het 35 hulpdraagelement, vanuit een onwerkzame, het heffen van de patiënt uit een stoel of dergelijke zetel niet belemmerende positie naar een werkzame zitstand beweegbaar is.

Bij een aldus uitgevoerd hulpdraagelement wordt de patiënt vanuit een stoel of dergelijke naar een meer staande positie op het ondergestel getild, terwijl de zitting van de hulpinrichting zich in de onwerkzame, deze tilbeweging niet hinderende stand bevindt. Vervolgens kan de zitting in de werkzame zitstand worden 40 gebracht en kan de hefarm een weinig worden "gevierd” om de patiënt, terwijl deze met zijn bovenlichaam door de steunband wordt ondersteund, op de zitting te doen plaatsnemen, zodat de benen van de patiënt tijdens het transport naar bijvoorbeeld een toilet niet worden belast.

Opgemerkt wordt, dat uit het Britse octrooischrift 950.017 een patiënt-hefinrichting, voorzien van een van een verrijdbaar ondergestel opstaand steunframe met een om een horizontale as draaibare hefarm bekend 45 is, waarbij eveneens een tussen een werkzame en een onwerkzame stand beweegbare hulpsteun is toegepast. Het betreft hier een hulpsteun, die aan de hefarm is bevestigd en die bij het vanuit een stoel optillen van een patiënt vanuit een onwerkzame stand van opzij en van onderen af in de knieholten van de patiënt wordt gezwenkt om vervolgens, tezamen met de hefarm de patiënt in een pseudo-zithouding uit de stoel te tillen en te vervoeren. Van het omhoogbrengen van de patiënt naar een meer staande positie, met 50 de voeten van de patiënt steunend op de voetsteunen van het ondergestel, is hierbij geen sprake. De knieholtesteunen belemmeren de verpleeghulpen in het verlenen van de bij toiletgebruik noodzakelijke kleedhulp, terwijl van een zitsteun tijdens het vervoer in feite geen sprake is.

Voorts is uit het Britse octrooischrift 995.235 een verrijdbare hulpinrichting zonder draaibare hefboom bekend, waarin een patiënt steun kan vinden door deels met het bovenlijf vooroverhangend op een 55 bovenste vaste steunstang van de inrichting te steunen en deels op de voeten te steunen, in welke positie de patiënt kan worden vervoerd wanneer de transportweg kort is. Daarnaast biedt de hulpinrichting de mogelijkheid een door het gestel van de inrichting gedragen zitting vanuit een onwerkzame stand in een werkzame stand te zwenken, waardoor de patiënt vanuit de eerstgenoemde, vooroverbuigende positie in een zitpositie komt en als in een rolstoel in de hulpinrichting komt te zitten.

De uitvinding zal hieronder nader worden toegelicht aan de hand van de tekening, waarin een uitvoerings-5 voorbeeld van de inrichting volgens de uitvinding is weergegeven.

Figuur 1 is een perspectief-aanzicht van voren van de hefinrichting voor een patiënt.

Figuur 2 toont een perspectief-aanzicht van een detail.

De hefinrichting heeft een verrijdbaar chassis of ondergestel 1 dat in het midden aan de achterzijde een 10 opstaande kolom of steunframe 2 steunt. Een zwenkbare hefarm constructie 3 steekt naar voren van de kolom 2 uit boven het chassis 1 en aan de bovenzijde van de kolom is in een huis een hefmechanisme 4 aangebracht, met een bedieningshefboom 5 voor bediening met de hand. Beweging van de hefboom 5 over 180° van een bovenste verticale stand naar een onderste stand, waarin de hefboom naar omlaag steekt direct achter de kolom 2, geeft een volledige hefbeweging van de armconstructie 3.

15 Een buisvormige rugband 6 met veerkrachtige vulling verioopt bij het gebruik rond de rug van de patiënt onder zijn armen. De band 6 heeft bevestigingskoorden 6' waarmee de band kan worden strakgetrokken voordat het heffen van de patiënt begint. Deze koorden 6' lopen over rollen aan de buiteneinden 7 van zijwaarts op afstand liggende hefarmen 8, welke rollen effectief de bandbevestigingspunten van de aimconstructie 3 vormen. Nadat de band 6 strak is getrokken worden op de koorden 6' klemmen 9 aan de 20 armen 8 in ingrijping gebracht.

Het chassis 1 heeft een voetplaat 10 waarop om te beginnen de voeten van de te heffen patiënt worden geplaatst, terwijl een steunkussen 11 is aangebracht voor de knieën van de patiënt, zodanig dat zijn benen daaronder ongeveer verticaal zullen staan. Door beweging van de hefarmconstructie over het gehele hefgebied wordt de patiënt omhoog gebracht naar een in hoofdzaak staande stand op de voetplaat 10, 25 gesteund door de rugband 6. Tijdens het omhoog brengen bewegen de effectieve bandbevestigingspunten aan de buiteneinden 7 van de armen 8 volgens een cirkelboog met een middelpunt recht boven de voetplaat 10 en met een straal ongeveer gelijk aan de gemiddelde lengte van een menselijk dijbeen.

Het chassis 1 is U-vormig en open aan de voorzijde, met naar voren stekende benen 12,13. De benen zijn zwenkbaar door middel van hefbomen 14, 15 tussen de stand met maximale breedte, die met getrokken 30 lijnen is weergegeven en de stand met minimale breedte, die met gebroken lijnen in figuur 1 is weergegeven. De maximale breedte maakt mogelijk het chassis 1 te brengen rond bijvoorbeeld een rolstoel, terwijl de minimale breedte gemakkelijker is voor het transport en het passeren van deuropeningen enz. Het chassis is verrijdbaar door tussenwielen 16 met vaste as, achterste stabiliserende zwenkwielen 17 en voorste zwenkwielen 18. De aanrakingspunten met de grond van de zes wielen liggen niet in één vlak en de 35 inrichting rust hetzij op de wielen 16 en 17 of op de wielen 16 en 18. Bij steun op de wielen 16 en 17 is de inrichting onbelast of.wordt een patiënt in de omhoog gebrachte stand gesteund, waarbij de manoevreer-baarheid wordt verkregen van de inrichting met een korte wielbasis, terwijl de richtingstabiliteit wordt verschaft door de wielen 16 met vaste as.

Wanneer de patiënt een zekere tijd op de hefinrichting moet blijven b.v. om over grote afstand te worden 40 getransporteerd, kan hij tegen het ongemak de staande toestand ondersteuning vinden op een zitting 19. Deze zitting 19 is een langwerpig kussenvormig bekleed vlak, rechthoekig in bovenaanzicht en naar de zijden gebogen verlopend en in de werkstand, die met getrokken lijnen in figuur 1 is weergegeven, steekt de zitting dwars over het chassis 1 uit boven de chassisbenen 12,13 en onder de einden 7 van de armen 8.

De zitting heeft een buisvormige zijsteun of ondersteuning 20 die eindigt in een ondereinde met kleinere 45 diameter in de vorm van een cilindrische insteekdeel 21 die kan worden gestoken in een cilindrische steunbus 22 in het chassisbeen 12. Daardoor kan de zitting 19 worden verwijderd, wanneer deze niet nodig is en kan hij zwenken tussen de werkstand en de onwerkzame stand, welke laatste met gebroken lijnen in figuur 1 is weergegeven en waarin de zitting in hoofdzaak boven het chassisbeen 12 ligt. In deze laatste stand hindert de zitting het heffen niet en, indien gewenst, kan de zitting naar de werkstand worden 50 gezwenkt (in de richting van de pijl 23) achter de invalide die men dan op de zitting 19 kan laten zakken terwijl het bovendeel van zijn lichaam gesteund blijft door de rugband 6 en zijn voeten op de voetplaat 10 blijven. Grendelorganen bestaande uit een pen 24 aan het insteekdeel 21 en inkepingen zoals 25 aan de bovenzijde van de bus 22 vergrendelen de zitting 19 in een van deze standen en voordat de zitting 19 kan worden bewogen moet deze eerst worden opgelicht om de pen 24 vrij te maken uit de inkeping 25 waarin 55 hij op dat moment rust.

Claims (2)

1. Hefinrichting voor een patiënt, in het bijzonder te gebruiken bij het omhoog brengen van een patiënt vanuit een zittende naar een in hoofdzaak staande positie en bij het weer neerlaten van deze, voorzien van 5 een van een verplaatsbaar ondergestel opstaand steunframe met een om een horizontale as in het bovendeel hiervan tussen een met de zitpositie corresponderende hoekstand en een met de staande positie corresponderende hoekstand draaibare hefarm, en van een draagband, waarbij vanaf het vrije einde van de hefarm de draagband bij een patiënt via de oksels rond de rug te leiden is en waarbij op het ondergestel, onder de schamieras van de hefboom, een voetsteun is aangebracht, en waarbij verder een hulpdraag-10 element aanwezig is, dat in gedeeltelijk geheven positie van een patiënt onder het zitvlak van deze kan worden geplaatst, met het kenmerk, dat het hulpdraagelement wordt gevormd door een starre ondersteuning (20) die met het benedendeel (21) op het ondergestel (1) gemonteerd of monteerbaar is en waarvan het bovendeel een zitting (19) draagt, zodanig dat de zitting, in gemonteerde toestand van het hulpdraagelement, vanuit een onwerkzame, het heffen van de patiënt uit een stoel of dergelijke zetel niet belemme-15 rende positie naar een werkzame zitstand beweegbaar is.

2. Hefinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de zitting (19) om een in hoofdzaak verticale as (21,22) zijdelings wegklapbaar is tot boven een zijgedeelte van het ondergestel. Hierbij 1 blad tekening