NL1031517C2 - Wandelwagen. - Google Patents

Description

Wandelwagen.

De uitvinding heeft betrekking op een wandelwagen voorzien van een frame en het frame ondersteunende wielen, welke wandelwagen tenminste over 5 een ondergrond verrijdbaar is in een zich horizontaal uitstrekkende rijrichting, waarbij tenminste twee wielen onderling zijn verbonden door een koppelingselement dat zwenkbaar is ten opzichte van het frame om een een hoek met de horizontaal uitstrekkende zwenkas, waarbij bij het zwenken van het koppelingselement de wielen tegengesteld aan elkaar verplaatsbaar zijn in verticale richting en horizontale, 10 zich evenwijdig aan een rijrichting van de wandelwagen uitstrekkende richting.

Bij een dergelijke, uit DE-A1-198.29.076 bekende wandelwagen wordt bij het verplaatsen van de wandelwagen door een bocht een voorste binnenwiel in de rijrichting gezien enigszins naar achteren verplaatst en in verticale richting ten opzichte van het frame naar boven verplaatst, terwijl het voorste 15 buitenwiel in rijrichting gezien enigszins naar voren wordt verplaatst en in verticale richting gezien naar beneden wordt verplaatst. Hierdoor komt de wandelwagen als het ware schuin in de bocht te liggen.

Gebleken is echter dat, indien bij verplaatsing van de wandelwagen in een zich horizontale naar voren uitstrekkende rijrichting, bijvoorbeeld een van de 20 voorwielen in aanraking komt met een op de ondergrond aanwezige obstakel een zich in horizontale richting uitstrekkende kracht via dat voorwiel op de wandelwagen wordt uitgeoefend die door het koppelingselement wordt omgezet in een verplaatsing van de wielen die overeenkomt met het verplaatsen van een wandelwagen door een bocht, waarbij de wielen ook gedeeltelijk om de verticaal 25 zwenken. Hierdoor is het moeizaam om de wandelwagen in een rechte lijn te verplaatsen, met name indien de ondergrond is voorzien van obstakels.

De uitvinding beoogt een wandelwagen te verschaffen, waarbij een betere doorgeleiding van de op de wandelwagen uitgeoefende krachten en positionering van de wielen wordt gerealiseerd.

30 Dit doel wordt bij de wandelwagen volgens de uitvinding bereikt doordat de wielen ten opzichte van het koppelingselement draaibaar zijn om zich nagenoeg verticaal uitstrekkende draaiingsassen.

Indien een eerste wiel in aanraking komt met een obstakel, wordt het eerste wiel door het zwenken van het koppelingselement in een tegen de 1031517 2 rijrichting in uitstrekkende horizontale richting en een van de ondergrond af uitstrekkende verticale richting verplaatst, terwijl het andere tweede wiel ten opzichte van het frame in een in de rijrichting uitstrekkende horizontale richting wordt verplaatst en steviger tegen de ondergrond aan wordt gedrukt. Hierdoor zal 5 het eerste wiel eenvoudig over het obstakel heen kunnen geraken. De wielen kunnen hierbij tevens om de verticaal uitstrekkende draaiingsassen draaien in een richting die tegengesteld is aan de draaiing die gepaard gaat met het zwenken van het koppelingselement, waardoor de rijrichting van de wielen ongewijzigd blijft.

Doordat het wiel niet alleen verplaatsbaar is in verticale richting 10 maar ook in horizontale richting wordt een betere krachtdoorleiding bij botsing van een wiel met een op de ondergrond aanwezig obstakel verkregen.

Doordat de wielen draaibaar zijn om verticaal uitstrekkende draaiingsassen is het draaien van de wandelwagen om een zich verticaal uitstrekkende as bij het nemen van bochten bovendien relatief eenvoudig.

15 Een nog andere uitvoeringsvorm van de wandelwagen volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat de zwenkas tenminste een hoek van tenminste 20 graden met de horizontaal insluit.

Bij een dergelijk hoek is een goede verhouding aanwezig tussen de horizontale en verticale verplaatsing van elk wiel.

20 Een nog andere uitvoeringsvorm van de wandelwagen volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat de zwenkas in de rijrichting gezien een scherpe hoek met de horizontaal insluit.

Bij een dergelijke scherpe hoek zal het ene wiel in een van de ondergrond af uitstrekkende verticale richting en een tegen de rijrichting in 25 uitstrekkende horizontale richting wordt verplaatst terwijl het andere wiel in tegengestelde richting wordt verplaatst. Hierdoor wordt een efficiënte krachtdoorleiding verkregen.

Een weer andere uitvoeringsvorm van de wandelwagen volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat het koppelingselement tegen veerkracht in 30 zwenkbaar met het frame is verbonden.

Door de veerkracht zal het koppelingselement een uitgangspositie hebben, waarbij de wielen op eenzelfde wijze ten opzichte van het frame zijn georiënteerd. Enkel bij een op een van de wielen uitgeoefende kracht, zal het koppelingselement tegen de veerkracht in zwenken. Na het verdwijnen van de 3 kracht zal het koppelingselement onder Invloed van de veerkracht weer naar de uitgangspositie terug zwenken.

Een verdere uitvoeringsvorm van de wandelwagen volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat het koppelingselement is voorzien van een 5 niet-ronde as die zwenkbaar is gelagerd in een niet-ronde opening in een tegen veerkracht in elastisch vervormbaar materiaal.

Hierdoor wordt op een relatief eenvoudige wijze het koppelingselement verend met het frame verbonden.

Het elastisch vervormbare materiaal omvat bij voorkeur rubber.

10 Het koppelingselement kan ook met behulp van een bladveer of spiraalveer verend met het frame zijn verbonden. Ook dergelijke veren zijn relatief eenvoudig te realiseren.

Een verdere uitvoeringsvorm van de wandelwagen volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat het koppelingselement losneembaar met het 15 frame is verbonden.

Op deze wijze is het koppelingselement met de daarmee verbonden wielen eenvoudig van het frame los te nemen, waarna het frame bij voorkeur inklapbaar is, zodat het frame en het daarvan los genomen koppelingselement eenvoudig mee te nemen zijn in bijvoorbeeld een auto.

20 Een nog andere uitvoeringsvorm van de wandelwagen volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat de met het koppelingselement verbonden wielen de in de rijrichting gezien voorste wielen van de wandelwagen zijn.

De voorste wielen van de wandelwagen zijn de wielen die het eerste in contact komen met een op de ondergrond aanwezig obstakel. Doordat deze 25 wielen zijn verbonden met het koppelingselement wordt een efficiënte doorgeleiding van de op de wandelwagen uitgeoefende krachten verkregen. Het is uiteraard ook mogelijk om de in de rijrichting gezien achterste wielen van de wandelwagen te voorzien van een dergelijk koppelingselement of om zowel de voorste als achterste wielen te voorzien van een koppelingselement.

30 Een verdere uitvoeringsvorm van de wandelwagen volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat het wiel tegelijkertijd verplaatsbaar is in een van de ondergrond af uitstrekkende verticale richting en een tegen de rijrichting in uitstrekkende horizontale richting.

Zodra het wiel in aanraking komt met een op de ondergrond 4 aanwezig obstakel, zal hierbij een kracht op het wiel worden uitgeoefend in een zich tegen de rijrichting uitstrekkende horizontale richting. Het wiel zal hierbij in die richting worden verplaatst waarbij het wiel echter tegelijkertijd in een van de ondergrond af uitstrekkende verticale richting wordt verplaatst waardoor het wiel 5 over het obstakel heen wordt verplaatst. Hierdoor wordt een goede krachtdoorleiding verkregen.

Een andere uitvoeringsvorm van de wandelwagen volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat het wiel tegen veerkracht in verplaatsbaar is.

Hierdoor zal het wiel bij botsing met een obstakel tegen de 10 veerkracht in ten opzichte van het frame worden verplaatst, waarbij het wiel vervolgens onder veerkracht weer naar de oorspronkelijke uitgangspositie zal worden terug verplaatst,.

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de tekeningen waarin 15 fig. 1A-1C respectievelijk een perspectivisch aanzicht, vooraanzicht en zijaanzicht tonen van een wandelwagen volgens de uitvinding, fig. 2 een perspectivisch uitgeslagen beeld toont van een deel van de in fig. 1A-1C weergegeven wandelwagen, fig. 3 een detail toont van het in fig. 2 weergegeven perspectivisch 20 aanzicht, fig. 4 een perspectivisch aanzicht toont dat overeenkomt met het in fig. 3 weergegeven detail, waarbij enkele onderdelen zijn samengesteld, fig. 5 een doorsnede in zijaanzicht toont van een deel van de in fig. 1C weergegeven wandelwagen, 25 fig. 6A-6C respectievelijk een perspectivisch aanzicht, vooraanzicht en zijaanzicht tonen van de in fig. 1A-1C weergegeven wandelwagen, waarbij de voorste wielen ten opzichte van het frame zijn verplaatst, fig. 7 een deel van het in fig. 6C weergegeven zijaanzicht toont, fig. 8A en 8B een doorsnede in zijaanzicht en een vooraanzicht in 30 de door de pijlen VIIIB-VIIIB aangegeven richting tonen van een alternatieve uitvoeringsvorm voorde in fig. 2-fig.4 weergegeven verende constructie, fig. 9A en 9B een doorsnede in zijaanzicht en een vooraanzicht in de door de pijlen ΙΧΒΊΧΒ aangegeven richting tonen van een alternatieve uitvoeringsvorm voor de in fig.2 - fig.4 weergegeven verende constructie in 5 respectievelijk.

In de figuren zijn overeenkomende onderdelen voorzien van dezelfde verwijzingscijfers.

Fig. 1A-1C tonen respectievelijk een perspectivisch aanzicht, 5 vooraanzicht en zijaanzicht van een wandelwagen 1 volgens de uitvinding die is voorzien van een frame 2, een door het frame 2 ondersteunde, losneembaar daarmee verbonden zitting 3, een paar achterwielen 4, 5 en een paar voorwielen 6, 7. De achterwielen 4, 5 en de voorwielen 6, 7 ondersteunen het frame 2. De voorwielen 6, 7 zijn draaibaar om zich verticaal uitstrekkende 10 draaiingsassen 8, 9 verbonden met een stang 10 die zich nagenoeg dwars op de door pijl P1 aangegeven rijrichting van de wandelwagen uitstrekt. De stang 10 vormt een koppefingselement voor het onderling koppelen van de voorwielen 6, 7. Het frame 2 is voorzien van een zich, gezien in de door pijl P1 aangegeven rijrichting, uitstrekkend profiel 11 dat aan een nabij de voorwielen 6, 7 gelegen uiteinde is 15 voorzien van een koppelingselement 12 waarmee de stang 10 losneembaar koppelbaar is. De stang 10 is ten opzichte van het koppelingselement 12 zwenkbaar om een zwenkas 13 in en tegengesteld aan de door pijl P2 aangegeven richting. Bij zwenking van de stang 10 om de zwenkas 13 worden de wielen 6, 7 ten opzichte van het frame 2 verplaatst in en tegengesteld aan de door pijl P2 aangegeven, zich 20 horizontaal uitstrekkende richting en verplaatst in of tegengesteld aan de door pijl P3 aangegeven, zich verticaal uitstrekkende richting.

Fig. 2- fig. 5 tonen een uitvoeringsvorm van de koppeling van de stang 10 met het koppelingselement 12 van een wandelwagen 1 volgens de uitvinding. Het koppelingselement 12 is voorzien van twee op afstand van elkaar 25 gelegen ringvormige elementen 14, 15 en een tussen de ringvormige elementen 14, 15 in positioneerbaar rubberen blok 16. Het rubberen blok 16 is voorzien van een vierkante doorgang 17 waarin een u-vormig metalen profiel 18 is gelegen. Benen 19 van het u-vormig profiel 18 strekken zich uit in op de vierkante doorgang 17 aansluitende spleten 20. Hierdoor wordt een goede vergrendeling van 30 het u-vormig profiel 18 in het rubberen element 16 verkregen. De stang 10 is voorzien van een zich evenwijdig aan de zwenkas 13 uitstrekkende pen 21 die een cirkelcilindrisch deel 22 en een tussen het cirkelcilindrisch deel 22 en de stang gelegen vierkant gedeelte 23 omvat. De afmetingen van het vierkante gedeelte 23 zijn zodanig dat deze past in de door het rubberen element 16 en het u-vormige 6 profiel 18 begrensde vierkante doorgang 17. Na het positioneren van het element 16 tussen de ringvormige elementen 14, 15 (zie fig. 4) kan de pen 21 in het ringvormige element 14 worden gestoken totdat het gedeelte 22 is gelegen in de opening 24 in het ringvormige gedeelte 15 en het vierkante gedeelte 23 is gelegen in de vierkante 5 doorgang 17. De pen 21 wordt met behulp van een vergrendelpal 25 in de aldus verkregen positie gehouden. Het cirkelcilindrisch gedeelte 22 is roteerbaar in de opening 24 in en tegengesteld aan de door pijl P2 aangegeven richting. Hierbij wordt door het vierkante gedeelte 22 een kracht uitgeoefend op het metalen u-vormige gedeelte 18 ten gevolge waarvan het rubberen element 16 elastisch zal vervormen.

10 Fig. 6A-6C en fig.7 tonen een situatie waarbij het voorwiel 7 in aanraking komt met een op een ondergrond aanwezig obstakel ten gevolge waarvan op het voorwiel 7 een kracht wordt uitgeoefend tegengesteld aan de door pijl P1 aangegeven richting en in de door pijl P3 aangegeven richting. De resultante van deze kracht strekt zich uit in de door pijl P4 aangegeven richting (zie fig. 7). Ten 15 gevolge van deze kracht P4 wordt het wiel 7 in deze richting verplaatst, waarbij de stang 10 in de door pijl P2 aangegeven richting zwenkt en het wiel 6 in een richting wordt verplaatst die tegengesteld is aan de verplaatsing van het wiel 7. Het met een obstakel in aanraking komende wiel wordt van de ondergrond af verplaatst en in een richting tegengesteld aan de rijrichting verplaatst terwijl het andere wiel in de 20 rijrichting en in de richting van de ondergrond wordt verplaatst. Hierdoor wordt op eenvoudige wijze de wandelwagen over het obstakel heen verplaatst.

Fig. 8A en 8B tonen een andere uitvoeringsvorm van een verende koppeling van de stang 3 met het koppelingselement 12. De stang 3 is voorzien van een pen 31 die zich uitstrekt door een opening 32 in het koppelingselement 12. De 25 pen 31 is voorzien van een zich dwars op de pen 31 uitstrekkende bladveer 33 die met een van de pen 31 afgekeerde zijde is gelegen in een kamer 34 van de opening 32. Bij zwenking van de stang 10 en de daarmee verbonden pen 31 in of tegengesteld aan de door pijl P2 aangegeven richting zal de bladveer 33 vervormen en langs een wand 35 van de opening 32 glijden. Zodra de op de wandelwagen 1 30 uitgeoefende krachten worden opgeheven, zal de stang 10 onder invloed van de veerkracht van de bladveer 33 weer naar de in fig. 8B weergegeven positie terug keren.

Fig. 9A en 9B tonen een weer andere uitvoeringsvorm van een verende koppeling tussen de stang 10 en het koppelingselement 12. Het 7 koppelingselement 12 is voorzien van een kamer 41 waarin twee spiraalveren 42, 43 zijn gelegen. De spiraalveren 42, 43 liggen met een uiteinde aan tegen de wanden 44, 45 van de kamer 41 en met een van de wanden 44, 45 afgekeerde uiteinden liggen de spiraalveren 42, 43 aan tegen een plaat 46. De plaat 46 maakt 5 deel uit van een met de stang 10 verbonden pen 47. Door zwenking van de stang 10 en de daarmee verbonden pen 47 in of tegengesteld aan de door pijl P2 aangegeven richting, wordt een spiraalveer 43, 44 ingedrukt terwijl de andere spiraalveer 43, 44 wordt opgerekt. Zodra de krachten op beide voorwielen 6, 7 weer gelijk zijn, zal de stang 10 onder invloed van de veerkracht van de veren 42, 43 weer 10 naar de in fig. 1A-1C weergegeven uitgangspositie terugkeren.

Het Is ook mogelijk om de wielen 6, 7 onafhankelijk van elkaar verplaatsbaar uit te voeren, waarbij elk wiel 6,7 via afzonderlijk koppelingselementen 12 zwenkbaar is om de zwenkas 13.

15 1031517

Claims (11)

1. Wandelwagen (1) voorzien van een frame (2) en het frame ondersteunende wielen (4, 5; 6, 7), welke wandelwagen tenminste over een 5 ondergrond verrijdbaar is in een zich horizontaal uitstrekkende rijrichting, waarbij tenminste twee wielen (4, 5; 6, 7) onderling zijn verbonden door een koppelingselement (12) dat zwenkbaar is ten opzichte van het frame om een een hoek met de horizontaal uitstrekkende zwenkas (13), waarbij bij het zwenken van het koppelingselement (12) de wielen (4, 5; 6, 7) tegengesteld aan elkaar verplaatsbaar 10 zijn in verticale richting en horizontale, zich evenwijdig aan een rijrichting van de wandelwagen (1) uitstrekkende richting, met het kenmerk, dat de wielen (4, 5) ten opzichte van het koppelingselement (12) draaibaar zijn om zich nagenoeg verticaal uitstrekkende draaiingsassen (8,9).

2. Wandelwagen (1) volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de 15 zwenkas (13) tenminste een hoek van tenminste 20 graden met de horizontaal insluit.

3. Wandelwagen (1) volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de zwenkas (13) in de rijrichting gezien een scherpe hoek met de horizontaal insluit.

4. Wandelwagen (1) volgens een der voorgaande conclusies, met het 20 kenmerk, dat het koppelingselement (12) tegen veerkracht in zwenkbaar met het frame (2) is verbonden.

5. Wandelwagen (1) volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het koppelingselement (12) is voorzien van een niet-ronde as (23) die zwenkbaar is gelagerd in een niet-ronde opening (17) in een tegen veerkracht in elastisch 25 vervormbaar materiaal (16).

6. Wandelwagen (1) volgens conclusies 5, met het kenmerk, dat het elastisch vervormbare materiaal rubber omvat.

7. Wandelwagen (1) volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat tussen het koppelingselement (12) en het frame (2) tenminste een bladveer (33) of 30 spiraalveer (42, 43) is voorzien.

8. Wandelwagen (1) volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het koppelingselement (12) losneembaar met het frame is verbonden.

9. Wandelwagen (1) volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de met het koppelingselement (12) verbonden wielen de in de rijrichting 10315 17 gezien voorste wielen (4, 5) van de wandelwagen zijn.

10. Wandelwagen (1) volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het wiel tegelijkertijd verplaatsbaar is in een van de ondergrond af uitstrekkende verticale richting en een tegen de rijrichting in uitstrekkende 5 horizontale richting.

11. Wandelwagen (1) volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat het wiel tegen veerkracht in verplaatsbaar is. 10 1031517