NL1018656C2 - Reinigings- en verfrissingseenheid bestemd om te worden gebruikt in een Japans toilet. - Google Patents

Description

> *

Titel: Reinigings- en verfrissingseenheid bestemd om te worden gebruikt in een Japans toilet

De uitvinding heeft betrekking op een reinigings- en verfrissingseenheid volgens de aanhef van conclusie 1.

Een dergelijke eenheid is bekend uit het Europese octrooi EP-B-0 785 315. De bekende reinigings- en verfrissingseenheid is voorzien van een haak 5 om de eenheid aan de rand van een toiletpot te hangen. Tijdens een spoeling van het toilet kan een deel van zich in het vloeistofreservoir bevindende actieve vloeistof in het spoelwater terecht komen en daar zijn reinigende werking verrichten, terwijl na de spoeling een deel van de actieve stof vanuit vloeistofverdamper verdampt en de verfrissende werking op de omgeving 10 bewerkstelligt. Voordeel van deze eenheid is dat de omgeving daarmee aangenaam fris kan worden gehouden, terwijl de eenheid automatische reiniging van de toiletpot kan bewerkstelligen.

Een bezwaar van de bekende reinigings- en verfrissingseenheid is dat deze niet in een Japans toilet kan worden gebruikt, aangezien een Japanse 15 toiletpot niet is voorzien van een geschikte rand waaraan de eenheid kan worden opgehangen. Derhalve kunnen slechts andere reinigings- en verfrissingsmiddelen van een mindere kwaliteit in een Japans toilet worden gebruikt.

De uitvinding beoogt een reinigings- en verfrissingseenheid van het in 20 de aanhef genoemde type zonder de hierboven genoemde bezwaren, althans een eenheid die geschikt is voor gebruik in een Japans toilet.

De reinigings- en verfrissingseenheid wordt hiertoe gekenmerkt doordat de houder is voorzien van een bevestigingsorgaan dat insteekbaar is in een opening van een waterbekken van een Japans toilet.

1018856* 2

Het waterbekken van een Japans toilet dient bijvoorbeeld om handen in te wassen en/of water te drinken en is daartoe doorgaans boven op een spoelwaterreservoir voor spoeling van de toiletpot van het toilet opgesteld en daarmee via de genoemde opening in vloeistofverbinding gesteld. Aldus kan 5 het in dat waterbekken verbruikte, grijze water in het spoelwaterreservoir worden opgeslagen om het toilet er vervolgens mee te spoelen. Aangezien de houder van de reinigings- en verfrissingseenheid is voorzien van een bevestigingsorgaan dat insteekbaar is in de afvoeropening van het waterbekken, is de eenheid geschikt voor gebruik in het Japanse toilet.

10 Daarbij kan de eenheid de actieve vloeistof afgeven tijdens gebruik van het waterbekken, zodat het toilet fris blijft. Verder kan de actieve vloeistof automatische reiniging van de toiletpot te weeg brengen wanneer de toiletpot met het in het spoelwaterreservoir opgeslagen, de actieve vloeistof bevattende spoelwater wordt gespoeld.

15 Nadere uitwerkingen van de uitvindingen zijn beschreven in de volgconclusies en zullen aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld, onder verwijzing naar de tekening, verder worden verduidelijkt.

Fig. 1 toont een perspectief aanzicht van een reinigings- en verfrissingseenheid volgens de uitvinding; 20 fig. 2 toont een perspectief aanzicht van bevestiging van de in fig. 1 getoonde eenheid aan een waterbekken van een Japans toilet; fig. 3 toont een doorsnedeaanzicht van het in fig. 2 weergegeven waterbekken met de daaraan bevestigde reinigings- en verfrissingseenheid; 25 fig. 4 toont een vooraanzicht van de losse flacon die deel uitmaakt van de reinigings- en verfrissingseenheid in gesloten toestand; fig. 5 toont een zijaanzicht van een tweede vormstuk van een reinigings- en verfrissingseenheid; 1018656- 3 fig. 6 toont een bovenaanzicht van een eerste vormstuk van een reinigings- en verfrissingseenheid; en fig. 7 toont een doorsnedeaanzicht van de reinigings- en verfrissingseenheid in een werkzame toestand.

5 Zoals figuren 1 - 3 tonen is de reinigings- en verfrissingseenheid 1 voorzien van een houder 2 en een losneembaar met de houder 2 verbonden flacon 3 die een vloeistofreservoir 4 omvat. De eenheid 1 is voorzien van een bevestigingsorgaan 5 dat insteekbaar is in een opening 24 van een waterbekken 23 van een Japans toilet. Dit waterbekken 23 is voorzien van een 10 bekkenplaat 25 die zodanig is gekromd, dat uit een kraan 26 afkomstig water via de plaat 25 naar de opening 2 stroomt. De bekkenplaat 25 vormt de bovenzijde van een spoelwaterreservoir 29 voor opslag van spoelwater S voor spoeling van een niet weergegeven toiletpot. De opening 24 stelt het waterbekken 23 in vloeistofverbinding met het spoelwaterreservoir 29, zodat 15 het in het bekken gebruikte, grijze water in het spoelwaterreservoir 29 wordt opgeslagen om als spoelwater S voor de spoeling van de toiletpot te dienen.

In het onderhavige uitvoeringsvoorbeeld omvat het bevestigingsorgaan een aantal lippen 5 die vanaf een onderzijde 27 van de eenheid 1 in de genoemde opening 24 van het waterbekken 23 steken, althans bij een 20 werkzame toestand van de eenheid 1 zoals in figuren 2 en 3 is weergegeven. Voorts is de eenheid 1 aan de genoemde onderzijde 27 voorzien van een aantal nokken 28 ter positionering van de eenheid 1 in op de bekkenplaat 24.

Verder is de eenheid 1 is voorzien van een actieve vloeistof verzamelende vloeistofverdamper 6, die in het onderhavige 25 uitvoeringsvoorbeeld een poreuze massa omvat. Deze massa 6 staat steeds in vloeistofverbinding met zich in het vloeistofreservoir 4 bevindende vloeistof F. De poreuze massa 6 is zodanig in de houder 2 opgenomen dat die zich in een baan van het water bevindt in een werkzame toestand van de eenheid 1. De 10186563 r 4 poreuze massa 6 kan bijvoorbeeld zijn uitgevoerd als een spons of als een plaatje gesinterd poreus materiaal.

De houder 2 is voorzien van een aansluitnippel 7 waarop een uitstroomopening 8 van de flacon 3 aansluitbaar is, zodat de uitstroomopening 5 8 in de werkzame toestand van de eenheid 1 naar beneden is gericht.

Vanzelfsprekend is de flacon 3 zodanig uitgevoerd dat de uitstroomopening 8 zich op het laagste punt van de flacon 3 bevindt zodat alle vloeistof F via de uitstroomopening 8 uit het vloeistofreservoir 4 naar buiten kan stromen.

Zoals figuur 6 toont is de uitstroomopening 8 van de flacon 3 in een op 10 de aansluitnippel 7 aangesloten toestand gedeeltelijk afgesloten door een afsluitwand 9 die is voorzien van ten minste één vloeistofdoorlaatopening 10, die uitmondt in een inlaat 11a van een kanaal 11 met een uitlaat 11b mèt een beperkt oppervlak aanligt tegen de poreuze massa 6, en van ten minste één luchttoevoeropening die in verbinding staat met de omgevingsdruk. De 15 afmetingen van de ten minste ene vloeistofdoorlaatopening 10 en de ten minste ene luchttoevoeropening 12 zijn zodanig op elkaar afgestemd en op de viscositeit van de zich in het vloeistofreservoir 4 bevindende vloeistof . afgestemd, dat de vloeistofdruk op de poreuze massa 6 steeds in hoofdzaak gelijk is en onafhankelijk is van het vloeistofniveau in het vloeistofreservoir 4. 20 In het onderhavige uitvoeringsvoorbeeld staan de luchttoevoeropeningen 12 via een kamer 13, die aan de naar boven gekeerde zijde is voorzien van ten minste één ontluchtingsopening 14, in verbinding met de omgevingsdruk. Bij voorkeur is het volume van de kamer 13 zodanig dat hierin althans de volumewisselingen kunnen worden opgevangen die als 25 gevolg van temperatuurschommelingen optreden in zich, in het vloeistofreservoir 4 bevindende lucht. Aldus wordt verhinderd dat door stijging van de druk in het vloeistofreservoir 4 vloeistof naar buiten stroomt en verloren gaat. Bovendien wordt verhinderd dat als gevolg van capillaire werking het leegstromen van het vloeistofreservoir 4 zich voortzet, zodat het 1 0 1 8 5 F ^ 5 vloeistofreservoir 4 in korte tijd leeg zou zijn. De ontluchtingsopeningen 14 bevinden zich bij voorkeur op een hoger niveau dan de luchttoevoeropeningen 12. Bij daling van de luchtdruk in het vloeistofreservoir 4 wordt een deel van de vloeistof die zich in de kamer 13 bevindt weer in het vloeistofreservoir 4 5 teruggezogen. Dit terugzuigen zal zich voortzetten totdat het vloeistofniveau in de kamer zover is gedaald dat er weer een directe luchtverbinding bestaat tussen de ontluchtingsopening 14 en de luchttoevoeropeningen 12.

Zoals duidelijk is weergegeven in figuren 4 - 6 is de houder 2 vervaardigd uit een eerste vormstuk 2A waarvan tevens het 10 bevestigingsorgaan 5 deel uitmaakt. In figuur 6 is bovendien duidelijk zichtbaar dat de aansluitnippel 7, de afsluitwand 9,. de ten minste ene vloeistofdoorlaatopening 10, de ten minste ene luchttoevoeropening 12, het kanaal 11, en de kamer 13 begrenzende wanden 15 onderdeel uitmaken van een tweede vormstuk 2B dat via een klikverbinding 16 losmaakbaar is 15 verbonden met het eerste vormstuk. De poreuze massa 6 is ingeklemd tussen het eerste vormstuk 2A en het tweede vormstuk 2B. In het onderhavige uitvoeringsvoorbeeld is de poreuze massa een plaatvormig element van gesinterd materiaal.

De uitstroomopening 8 van de flacon 3 is afgesloten door een afsluitdop 20 17 die is voorzien van een eerste dopdeel 17a en een tweede dopdeel 17b. het tweede dopdeel 17b is zodanig uitgevoerd dat dit tweede dopdeel bij plaatsing van de flacon op de houder 2 door een op de houder 2 voorziene nok 18 in het vloeistofreservoir 4 wordt gedrukt, zodat de flacon 3 wordt geopend en de uitstroomopening 8 wordt gevormd. Aldus is bewerkstelligd dat bij het 25 plaatsen van de flacon 3 in de houder 2 tegelijkertijd de flacon wordt geopend. Het tweede dopdeel 17b heeft bij voorkeur een soortelijke massa die kleiner is dan die van de vloeistof F, zodat deze zal gaan drijven. Het spreekt vanzelf dat de flacon 3 met de zich daarin bevindende vloeistof F los verkrijgbaar zal zijn. De flacon 3 en de houder 2 zijn voorzien van nokken 19 en groeven 20 die ir>1 8656^ 6 zodanig met elkaar samenwerken dat de flacon 3 klikbaar op de houder 2 kan worden geplaatst. Bovendien is de houder 2 voorzien van een aantal sleuven 21 die de toegang van water tot de poreuze massa 6 vergroten en bovendien de omgevingslucht vrije doorgang verschaffen naar de poreuze massa 6, hetgeen 5 de verdamping van de vluchtige stoffen in de vloeistof en de verspreiding van de stoffen bevordert.

Bij gebruik van de kraan 26 van het waterbekken 23, bijvoorbeeld om handen te wassen en/of om te drinken, wordt van de kraan 26 afkomstig water door de bekkenplaat 25 via de reinigings- en verfrissin gseenheid 1 naar de 10 opening 24 van het bekken 23 gevoerd voor afvoer naar het spoelwaterreservoir 29, hetgeen schematisch in fig. 3 met pijlen P is weergegeven. Een deel van de zich in de poreuze massa 6 bevindende actieve vloeistof F zal daarbij in het afgevoerde water terecht komen, terwijl daarna een deel van de actieve stof vanuit de poreuze massa 6 verdampt en de 15 verfrissende werking op de omgeving bewerkstelligt. Het in het spoelwaterreservoir 29 op geslagen, uit het waterbekken 23 afkomstige grijze water dient als spoelwater S voor de toiletpot van het toilet. Aangezien dit spoelwater S de actieve vloeistof F bevat, kan de actieve vloeistof F de toiletpot reinigen. Aldus is de door de uitvinding verschafte eenheid 1 geschikt voor 20 gebruik in een Japans toilet, zodat de toiletpot goed kan worden gereinigd met de actieve vloeistof F terwijl de eenheid 1 de omgeving aangenaam fris kan houden door verdamping van deze vloeistof F.

Het is duidelijk dat de uitvinding niet is beperkt tot het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld maar dat diverse wijzigingen binnen het raam van de 25 uitvinding mogelijk zijn. Zo kan bijvoorbeeld de vorm van de houder anders zijn uitgevoerd en kan, zoals weergegeven in fig. 4 de kamer 13 zijn voorzien van een bodem 22, hetgeen de kans op wegstromen van de vloeistof nog verder verkleint. Bovendien is het mogelijk dat de flacon 3 van een ander type dop is 1018*56* 7 voorzien die alvorens de flacon 3 in de houder 2 wordt geplaatst dient te worden verwijderd.

Voorts kan het bevestigingsorgaan op verscheidene manieren worden uitgevoerd. Zo kan het bevestigingsorgaan 5 zijn voorzien van starre delen 5 5 die insteekbaar zijn in de opening van het waterbekken en op het waterbekken 23 kunnen aangrijpen. Daarnaast kan het bevestigingsorgaan 5 geheel of gedeeltelijk flexibel zijn uitgevoerd en/of van veermiddelen zijn voorzien, zodanig dat het orgaan 5 losmaakbaar in de opening van het waterbekken 23 is vast te klemmen. Het bevestigingsorgaan 5 kan verder van verschillende 10 materialen zijn vervaardigd, zoals kunststof, rubber, een metaal en/of legering, of een combinatie van deze of andere materialen.

Voorts kan de vloeistofverdamper 6 op verschillende manieren zijn uitgevoerd en bijvoorbeeld een van capillaire groeven voorziene plaat of dergelijke omvatten.

15 Daarnaast kan de reinigings- en verfrissingseenheid 1 op verschillende manieren zijn uitgevoerd, bijvoorbeeld een eenheid 1 die is voorzien van twee of meer vloeistofreservoirs (4).

101 8656 "

Claims (8)

1. Reinigings- en verfrissingseenheid (1) voorzien van een houder (2) en een losneembaar met de houder (2) verbonden flacon (3) die ten minste één vloeistofreservoir (4) omvat, waarbij de eenheid (1) tevens is voorzien van een actieve vloeistof verzamelende vloeistofverdamper (6), bijvoorbeeld in de vorm 5 van een poreuze massa en/of een van capillaire groeven voorziene plaat, welke vloeistofverdamper in vloeistofverbinding staat met zich in het vloeistofreservoir (4) bevindende vloeistof (F), waarbij de vloeistofverdamper (6) zodanig in de houder (2) is opgenomen dat die zich in een baan van het water bevindt in een werkzame toestand van de eenheid (1), waarbij de houder 10 is voorzien vaii een aansluitnippel (7) waarop een uitstroomopening (8) van de flacon (3) aansluitbaar is, zodat de uitstroomopening (8) in de werkzame toestand van de eenheid (1) naar beneden is gericht, met het kenmerk, dat de houder (2) is voorzien van een bevestigingsorgaan (5) dat insteekbaar is in een opening (24) van een waterbekken (23) van een Japans toilet.

2. Reinigings- en verfrissingseenheid volgens conclusie 1, waarbij het bevestigingsorgaan een aantal verende lippen omvat die zijn verbonden met de houder (2) en die insteekbaar zijn in een afvoeropening van het waterbekken van een Japans toilet.

3. Reinigings- en verfrissingseenheid volgens conclusie 1 of 2, met het 20 kenmerk, dat de uitstroomopening (8) van de flacon (3) in een aangesloten toestand gedeeltelijk is afgesloten door een afsluitwand (9) die is voorzien van ten minste één vloeistofdoorlaatopening (10), die uitmondt in een uitlaat (11a) van een kanaal (11) dat met een uitlaat (11b) met een beperkt oppervlak aanligt tegen de vloeistofverdamper (6), en van ten minste één 25 luchttoevoeropening (12) die in verbinding staat met de omgevingsdruk, waarbij de afmetingen van de ten minste ene vloeistofdoorlaatopening (10) en 018656* de ten minste ene luchttoevoeropening (12) zodanig op elkaar en op de viscositeit van de zich in het vloeistofreservoir (4) bevindende vloeistof (F) zijn afgestemd, dat de vloeistofdruk op de vloeistofverdamper (6) steeds in hoofdzaak gelijk is en onafhankelijk is van het vloeistofniveau in het 5 vloeistofreservoir (4) en dat de luchttoevoeropeningen (12) via een kamer (13), die aan een naar boven gekeerde zijde is voorzien van ten minste één ontluchtingsopening (14), in verbinding staan met de omgevingsdruk.

4. Reinigings- en verfrissingseenheid volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het volume van de kamer (13) zodanig is dat hierin althans de 10 volumewisselingen die als gevolg van temperatuurschommelingen optreden in zich in het vloeistofreservoir (4) bevindende lucht kunnen worden op gevangen.

5. Reinigings- en verfrissingseenheid volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de houder (2) is vervaardigd uit een eerste vormstuk (2A) waarvan tevens het bevestigingsorgaan (5) deeluitmaakt.

6. Reinigings- en verfrissingseenheid volgens ten minste conclusies 3 en 5, met het kenmerk, dat de aansluitnippel (7), de afsluitwand (9), de ten minste ene vloeistofdoorlaatopening (10), de ten minste ene luchttoevoeropening (12), het kanaal (11), en de kamer (13) begrenzende wanden (15) onderdeel uitmaken van een tweede vormstuk (2B) dat via een 20 klikverbinding (16) losmaakbaar is verbonden met het eerste vormstuk (2A).

7. Reinigings- en verfrissingseenheid volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de vloeistofverdamper (6) is ingeklemd tussen het eerste en het tweede vormstuk.

8. Reinigings- en verfrissingseenheid volgens één der voorgaande 25 conclusies, met het kenmerk, dat de uitstroomopening (8) van de flacon (3) is afgesloten door een afsluitdop (17) die is voorzien van een eerste dopdeel (17a) en een tweede dopdeel (17b), waarbij het tweede dopdeel (17b) zodanig is uitgevoerd dat dit tweede dopdeel (17b) bij plaatsing van de flacon (3) op de houder (2) door een op de houder (2) voorziene nok (18) in het vloeistofreservoir 101 8656** (4) wordt gedrukt, zodat de flacon (3) wordt geopend en de uitstroomopening (8) wordt gevormd. 1018656*