NL1017096C2 - Inrichting voor het verplaatsen van laadbakken. - Google Patents

Description

* y

Inrichting voor het verplaatsen van laadbakken

De uitvinding betreft een inrichting overeenkomstig de aanhef van conclusie 1. Dergelijke inrichtingen zijn bekend. Het nadeel van de bekende inrichtingen is dat het 5 koppelen van het kiepframe en het afzetframe niet altijd zonder problemen plaatsvindt, onder andere doordat de koppeling onder belasting kan bezwijken of doordat er be-dieningsfouten gemaakt kunnen worden waardoor de koppeling kan worden verbroken als deze onder belasting staat. 10 Het gevolg van verbreken van de koppeling is dat een laadbak tijdens het kiepen enkele meters naar beneden valt, hetgeen gevaarlijk kan zijn.

Teneinde bovengenoemd nadeel te vermijden is de inrichting uitgevoerd overeenkomstig het kenmerk van con-15 clusie 1. Hierdoor wordt een eenvoudige en bedrijfszekere constructie verkregen.

Overeenkomstig een verbetering is de inrichting uitgevoerd overeenkomstig conclusie 2. Door het gebruik van blokkeringsmiddelen wordt een bedrijfszekere constructie 20 verkregen, waarbij tijdens gebruik de koppeling niet ongewenst los kan raken.

Overeenkomstig een verbetering is de inrichting uitgevoerd overeenkomstig conclusie 3. Hierdoor kan in de besturing een extra signalering en/of beveiliging opgeno-25 men worden, die een signaal geeft of het heffen stopt als de blokkering niet in werking is getreden nadat het afzetframe over enige afstand geheven is.

Overeenkomstig een verbetering is de inrichting uitgevoerd overeenkomstig conclusie 4. Hierdoor wordt de 30 blokkering op eenvoudige wijze ingeschakeld.

Overeenkomstig een verdere verbetering is de inrichting uitgevoerd overeenkomstig conclusie 5. Hierdoor is 1017096"* 2 de koppeling van het kiepframe steeds op eenvoudige wijze geborgd.

Overeenkomstig een verdere verbetering is de inrichting uitgevoerd overeenkomstig conclusie 6. Hierdoor is 5 het instellen van de koppeling op eenvoudige en bedrijfs-zekere wijze mogelijk, voordat het afzetframe of het kiepframe bewogen worden.

Overeenkomstig een verbetering is de inrichting uitgevoerd overeenkomstig conclusie 7. Hierdoor kan het ver-10 stellen van de eerste en de tweede haak op eenvoudige wijze plaatsvinden door gebruik te maken van de bewegingen die plaats vinden tijdens het afzetten of oppakken van de laadbak.

Overeenkomstig een verbetering is de inrichting uit- 15 gevoerd overeenkomstig conclusie 8. Hierdoor heeft de .............

koppeling een voorkeurspositie waarbij het afzetframe en het kiepframe met elkaar gekoppeld zijn. Hierdoor wordt vermeden dat deze op ongewenste momenten ontkoppelen waardoor gevaarlijke situaties vermeden worden.

20 Overeenkomstig een verbetering is de inrichting uit gevoerd overeenkomstig conclusie 9. Hierdoor wordt bedienen van de koppelmiddelen voorkomen, terwijl ook voorkomen wordt dat de laadbak langs het kiepframe en/of het afzetframe kan schuiven.

25 Overeenkomstig een uitvoering is de inrichting uit gevoerd overeenkomstig conclusie 10. Hierdoor wordt een eenvoudige en stevige constructie verkregen.

Overeenkomstig een uitvoering is de inrichting uitgevoerd overeenkomstig conclusie 11. Hierdoor wordt de 30 bedrijfszekerheid en veiligheid extra vergroot.

De uitvinding wordt hierna toegelicht aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld met behulp van een tekening.

, .... ,«·κ .•.'"v f** ^ ' ; M h ^ 3

In de tekening toont

Figuur 1 schematisch in verschillende stappen in zij aanzicht het op een voertuig plaatsen van een afzetbak en het legen van de afzetbak door deze te kiepen, 5 Figuur 2 schematisch een bovenaanzicht van de inrichting gebruikt in figuur 1 voor het bewegen van de afzetbak, Figuur 3 een schematische zijaanzicht overeenkomstig aanzicht III-III in figuur 2, en

Figuur 4 een schematisch zijaanzicht overeenkomstig fi-10 guur 3, waarbij het afzetframe over een kleine hoek geheven is.

In figuur 1 is een voertuig 1 getoond, waarop een hoofdframe 3 gemonteerd is. Aan de achterzijde van dit hoofdframe 3 is een kiepframe 8 scharnierbaar bevestigd. 15 Aan het kiepframe 8 is een afzetframe 7 scharnierbaar bevestigd en in het afzetframe 7 is een schuifarm 4 rechtlijnig beweegbaar met een hydraulische schuifcilinder.

Het einde van de schuifarm 4 is voorzien van een haak 5 die een afzetbak 2 aan een daarvoor bestemde beugel kan 20 vastpakken. Tussen het afzetframe 7 en het hoofdframe 3 zijn hydraulische hoofdcilinders 6 geplaatst, waarmee het afzetframe 7 geroteerd kan worden om de rotatie-as van de bevestiging aan het kiepframe 8 of om de rotatie-as van de bevestiging van het kiepframe 8 aan het hoofdframe 3.

25 In figuur la is getoond dat het voertuig 1 voor de afzetbak 2 wordt geplaatst en de schuifarm 4 zo ver mogelijk naar achteren wordt geschoven. De figuren lb, lc en ld tonen hoe de afzetbak 2 door bewegen van de hoofdcilinders 6 op het voertuig 1 getrokken wordt. In figuur le 30 is getoond hoe door het naar voren schuiven van de schuifarm 4 de afzetbak 2 volledig op het hoofdframe 3 van het voertuig 1 getrokken wordt. Figuur If toont hoe de goederen in de afzetbak 2 gelost kunnen worden door de afzetbak 2 te kiepen om de rotatie-as tussen het hoofd- ' f 4 frame 3 en het kiepframe 8 met behulp van de hoofdcilinders 6.

In figuur 2 is een bovenaanzicht getoond van de inrichting waarop de afzetbak 2 getransporteerd kan worden.

5 Het kiepframe 8 is scharnierbaar bevestigd aan het hoofdframe 3 en roteerbaar om een rotatie-as 9. Via een koppelstuk 14 is het afzetframe 7 scharnierbaar bevestigd aan het kiepframe 8 en roteerbaar om een rotatie-as 13.

De schuifarm 4 kan rechtlijnig bewogen worden met een 10 schuifcilinder 16. De hoofdcilinders 6 zijn met een steun 17 bevestigd aan het hoofdframe 3 en met een bevesti-gingsjuk 15 aan het afzetframe 7.

Aan het hoofdframe 3 zijn geleidingen 10 bevestigd voor het geleiden van de afzetbak 2 als deze op het 15 hoofdframe 3 getrokken wordt. Voor afsteunen en positioneren van de afzetbak 2 tijdens transport zijn aan de bovenzijde van het hoofdframe 3 steunen 12 aangebracht. Ook is er een hydraulisch bediende klem 11 waarmee verschuiven van de afzetbak 2 tijdens transport wordt voorkomen. 20 De bouwhoogte van de diverse onderdelen is zo laag mogelijk, om te bereiken dat het nuttige volume van de afzetbak 2 zo groot mogelijk kan zijn. Hierdoor liggen de hoofdcilinders 6 bijna horizontaal als het afzetframe 7 horizontaal ligt en is de door de hoofdcilinders 6 in 25 verticale richting uitgeoefende kracht gering. Om voldoende hefkracht te kunnen opwekken is een niet getoonde hefcilinder toegepast, die een beperkte slag kan hebben en die bevestigd is aan het hoofdframe 3 en een verticaal gerichte kracht uitoefent op het afzetframe 7.

30 In de figuren 3 en 4 is het mechanisme getoond waar mee bereikt wordt dat het afzetframe 7 roteert om de rotatie-as 9 (zie figuur 2) of om de rotatie-as 13. Aan het kiepframe 8 is een dubbele haak 25 roteerbaar bevestigd 101709 6^ 5 met een haak-as 29. De dubbele haak 25 is voorzien van een eerste haakvlak 26 dat een nok 28 kan omvatten. De nok 28 is bevestigd aan het afzetframe 7 zodat als het eerste haakvlak 26 de nok 28 omvat het afzetframe 7 ge-5 koppeld is aan het kiepframe 8 en beide gezamenlijk roteren om de rotatie-as 9. De dubbele haak 25 is eveneens voorzien van een tweede haakvlak 31 dat een beugel 30 kan omvatten. De beugel 30 is bevestigd aan het hoofdframe 3 zodat als het tweede haakvlak 31 de beugel 30 omvat het 10 kiepframe 8 gekoppeld is aan het hoofdframe 3 en het afzetframe 7 roteert om de rotatie-as 13.

Het eerste haakvlak 26 wordt door een veer 35 in in-grijping gehouden met de nok 28. In de onderste, horizontale stand van het afzetframe 7 kan de dubbele haak 25 15 geroteerd worden om de haak-as 29 door de verstelnok 27, die deel uit maakt van een verstelstang 20, die rechtlijnig beweegbaar bevestigd is in geleiding 19. Met een veer 18, die bevestigd is aan de verstelstang 20 en aan het afzetframe 7 bevestigd is met een bevestigingspunt 21 20 wordt de verstelstang 20 in een positie gehouden waarbij het eerste haakvlak 26 in ingrijping blijft met de nok 28. Als de schuifarm 4 door de schuifcilinder 16 naar de achterste stand bewogen wordt, beweegt een uiteinde 22 van de schuifarm 4 tegen de verstelstang 20, waardoor de-25 ze rechtlijnig naar achteren verschuift en de dubbele haak 25 roteert totdat het tweede haakvlak 31 de beugel 30 omvat. In deze positie van de dubbele haak 25 zullen bij activeren van de hoofdcilinders 6 het kiepframe 8 en het afzetframe 7 gezamenlijk roteren om de rotatie-as 9.

30 Teneinde er voor te zorgen dat na het heffen van het afzetframe 7 de ingrijping van het eerste haakvlak 26 om de nok 28 geborgd is, is er aan het kiepframe 8 een hefboom 23 roteerbaar bevestigd met een as 41. Deze hefboom 23 wordt met een veer 39 naar een steun 38 getrokken. In 10 1 703 6^ 6 de horizontale stand van het afzetframe 7 rust de hefboom 23 tegen een borgnok 40, die bevestigd is aan het hoofdframe 3, zodat de dubbele haak 25 vrij kan roteren. Worden het kiepframe 8 en het afzetframe 7 in gekoppelde 5 toestand gezamenlijk geheven, dan kom de hefboom 23 vrij van de borgnok 40 en beweegt de hefboom 23 door de veer 39 naar de borgpositie die in figuur 3 met een onderbroken lijn getekend is. Ook zijn er eventueel in de besturing voorzieningen die er voor zorgen dat de schuifcilin-10 der 16 geblokkeerd is, zodat de afzetbak niet kan schuiven ten opzichte van het kiepframe 8 en het afzetframe 7, zodat dus ook de verstelstang 20 niet kan bewegen.

Teneinde er voor te zorgen dat bij het heffen van het afzetframe 7 de ingrijping van het tweede haakvlak 31 15 om de beugel 30 geborgd wordt is er aan het kiepframe 8 met een’ as 36 een borgplaat 34 roteerbaar bevestigd. In horizontale positie van het afzetframe 7 wordt de borg-plaat 34 door een borgnok 33 naar beneden gedrukt zodat de dubbele haak 25 vrij roteerbaar is. Als het afzetframe 20 7 ten opzichte van het kiepframe 8 roteert om de rotatie- as 13 komt de borgplaat 34 vrij van de borgnok 33 en beweegt door de kracht van de veer 35 die met een bevestigingspunt 37 bevestigd is aan de borgplaat 34, naar de borgpositie waarbij het tweede haakvlak 31 in ingrijping 25 is met de beugel 30. Deze situatie is getoond in figuur 4.

Aangezien in de dagelijkse praktijk beschadigingen kunnen optreden of losse voorwerpen de goede werking van de borging kunne beïnvloeden, is de inrichting voorzien 30 van controlemiddelen om te controleren of de borging op de gewenste wijze is aangebracht. De dubbele haak 25, de hefboom 23 en de borgplaat 34 zijn zodanig uitgevoerd dat bij heffen van het afzetframe 7 de hefboom 23 en de borgplaat 34 uitsluitend naar de respectievelijke borgposi- 1 ü ! T j 13 Ti 7 ties kunnen bewegen als de dubbele haak 25 in de met de borgpositie overkomende ingrijping is. Voor het detecteren van de borgposities zijn aan het kiepframe 8 sensoren 42 en 43 aangebracht. Voor het in een besturing detecte-5 ren dat het afzetframe 7 geheven is, is aan de beugel 30 een sensor 44 aangebracht. Nadat de sensor 44 detecteert dat het afzetframe 7 geheven is wordt gecontroleerd of hetzij de hefboom 23 of de borgplaat 34 in borgpositie is. Daartoe worden de sensoren 42 en/of 43 ingeschakeld 10 en wordt gecontroleerd of en eventueel welke een borging geactiveerd is. Indien geen van beide borgingen geactiveerd zijn wordt een signaal gegeven en eventueel wordt de beweging van de hoofdcilinder 6 gestopt.

Naast het getoonde uitvoeringsvoorbeeld zijn er an-15 dere uitvoeringen mogelijk. Het is bijvoorbeeld mogelijk om in plaats van de dubbele haak 25 twee afzonderlijke haken toe te passen, waarbij de bewegingen van de beide haken gekoppeld zijn. Ook kan de constructie vereenvoudigd worden door een of beide borgingen weg te laten of 20 door de borging niet mechanisch maar bijvoorbeeld hydraulisch te activeren. Ook kan de beweging van de dubbele haak of van beide gekoppelde haken op andere wijze uitgevoerd worden. Ook de aandrijvingen met de hoofdcilinder 6 of de schuifcilinder 16 kunnen anders dan op de getoonde 25 wijze uitgevoerd worden. In plaats van de twee hoofdcilinders 6 is er bijvoorbeeld een constructie mogelijk waarbij het afzetframe 7 bewogen wordt met een schaarconstructie met bijvoorbeeld drie of vier hydraulische cilinders die korter kunnen zijn dan de hier getoonde 30 hoofdcilinders 6.

· w I. . -4

Claims (11)

1. Inrichting voor het verplaatsen van laadbakken (2) omvattende een hoofdframe (3) voor het ondersteunen van de laadbak tijdens transport, een kiepframe (8) ro- 5 teerbaar bevestigd aan het hoofdframe, een afzetframe (7) roteerbaar bevestigd aan het kiepframe, een schuifarm (4) die rechtlijnig beweegbaar is in het afzetframe en die voorzien is van een aan een laadbak koppelbare haak (5), eerste aandrijfmiddelen (16) voor 10 het bewegen van de schuifarm ten opzichte van het af zetframe, tweede aandrijfmiddelen (6) voor het bewegen van het hoofdframe ten opzichte van het afzetframe en koppelmiddelen (25, 28, 30) voor het koppelen van het kiepframe met het afzetframe of met het hoofdframe met 15 het kenmerk dat de koppelmiddelen een eerste haak (26) omvatten met een eerste pal (28) voor het koppelen van het kiepframe met het afzetframe en een met de eerste haak gekoppelde tweede haak (31) met een tweede pal (30) voor het koppelen van het kiepframe met het 20 hoofdframe waarbij de eerste haak en de tweede haak afwisselend in ingrijping zijn met de eerste respectievelijk tweede pal.

2. Inrichting overeenkomstig conclusie 1 met het kenmerk dat de koppelmiddelen eerste blokkeringsmiddelen (23) 25 omvatten voor in ingrijping houden van de eerste haak met de eerste pal en/of tweede blokkeringsmiddelen (34) voor het in ingrijping houden van de tweede haak met de tweede pal.

3. Inrichting overeenkomstig conclusie 2 met het kenmerk 30 dat signaleringsmiddelen (42, 43) aanwezig zijn voor het detecteren of de blokkeringsmiddelen zijn geactiveerd . * t

4. Inrichting overeenkomstig conclusie 2 of 3 met het kenmerk dat de eerste blokkeringsmiddelen een eerste blokkeerpal (23) omvatten en middelen (39, 40) voor het verstellen van de eerste blokkeerpal bij bewegen 5 van het kiepframe en het afzetframe uit de horizontale stand.

5. Inrichting overeenkomstig conclusie 2, 3 of 4 met het kenmerk dat de tweede blokkeringsmiddelen een tweede blokkeerpal (34) omvatten en middelen (33, 35) voor 10 het verstellen van de tweede blokkeerpal bij bewegen van het afzetframe uit de horizontale stand.

6. Inrichting overeenkomstig een der voorgaande conclusies met het kenmerk dat mechanische verstelmiddelen (20, 27) aanwezig zijn voor het instellen van de posi- 15 tie van de gekoppelde eerste en tweede haak (25) als het afzetframe horizontaal is.

7. Inrichting overeenkomstig conclusie 6 met het kenmerk dat de verstelmiddelen bediend worden door het bewegen van de schuifarm.

8. Inrichting overeenkomstig conclusie 6 of 7 met het kenmerk dat de gekoppelde eerste en tweede haak verbonden zijn met een veermiddelen (35) voor het in in-grijping houden van de eerste haak met de eerste pal en waarbij met de verstelmiddelen de tweede haak tegen 25 de werking van de veermiddelen in verstelbaar is tot ingrijping met de tweede pal.

9. Inrichting overeenkomstig conclusie 7 of 8 met het kenmerk dat middelen aanwezig zijn voor het blokkeren van de beweging van de schuifarm tijdens kiepen.

10. Inrichting overeenkomstig een der voorgaande conclu sies met het kenmerk dat de eerste haak en de tweede 1017096* haak een om een as roterend lichaam (25) omvatten dat bevestigd is aan het kiepframe.

11. Inrichting overeenkomstig een der voorgaande conclusies met het kenmerk dat de koppelmiddelen dubbel zijn 5 uitgevoerd als twee onafhankelijk werkende systemen, bij voorkeur aan weerszijden van de schuifarm gemonteerd. 1017096*