NL1011125C2

NL1011125C2 - Omhullingsysteem.

Info

Publication number: NL1011125C2
Application number: NL1011125A
Authority: NL
Inventors: Barry L Rauworth; John M Hennan
Original assignee: Fluoroware Inc
Priority date: 1998-02-19
Filing date: 1999-01-25
Publication date: 2000-01-28
Also published as: SE527332C2; JPH11292196A; CA2256790A1; AT410662B; DE19906514A1; KR100885068B1; GB9903778D0; FR2774974A1; GB2334519B; JP4306857B2; FR2774974B1; ITTO990106A1; ATA24499A; US6079597A; IT1308366B1; SE9900562L; ES2155772A1; KR19990072710A; CH693630A5; ES2155772B1

Description

Korte aanduiding: Omhuilingsysteem.

Deze uitvinding heeft betrekking op omhul 1ingsystemen en meer in het bijzonder op omhullingsystemen voor gebruik in de 5 industrie voor het bewerken van halfgeleiders, voorzien van kunststof vaten met poorten en hulpstuksamenstellen voor aansluiting op en/of sluiten van de poorten.

Door blaasvormen vervaardigde thermoplastische vaten hebben I

in vele toepassingen stalen vaten vervangen. In het bijzonder in de I

10 industrie voor het verwerken van halfgeleiders zijn de op te nemen : chemicaliën zeer zuiver, reageren met en worden verontreinigd door = contact met metalen. Dergelijke vaten worden gebruikelijk vervaardigd Γ door blaasvormen uit polyetheen met hoog soortelijk gewicht. Het is 1 geschikt alle toevoegingen in het polyetheen (PE), dat in aanraking 15 komt met het fluïdum in het vat en de hulpstuksamenstellen van het ξ systeem te elimineren aangezien dergelijke toevoegingen in de zeer ~ zuivere chemicaliën kunnen diffunderen en dit verontreinigen. Derge- - lijke vaten zijn onderworpen aan regels van het Department of "

Transportation, welke vereisen, dat het uitwendige van het vat ultra- ^ 20 violet vertragers heeft om achteruitgang van het vat te verhinderen of = klein te maken. De noodzaak additieven in het PE te hebben bij de = buitenzijde van het vat en de noodzaak zeer zuiver PE aan de inwendige | met de vloeistof in aanraking komende oppervlakken te hebben is 1

aangepakt door het gebruik van een halffabrikaat uit meer lagen E

25 tijdens het blaasvormen van de trommels.

Bekende omhullingsystemen met kunststof vaten voor gebruik Ξ in het opnemen en afgeven van zeer zuivere chemicaliën zijn = structureel gecompliceerd met talrijke afdichtingen en zijn daarom z

verhoudingsgewijs duur. De kosten schrijven vaker voort, dat de II

30 systeemonderdelen meerdere malen moeten worden gebruikt in plaats van E

eenmalig gebruik toe te staan. De gecompliceerdheid is gedeeltelijk Z

een gevolg van de noodzaak poortaansluitingen en afsluitingen van zeer =

hoge integriteit te verschaffen onder het overwinnen van de gebreken I

in het proces van blaasvormen. Deze gebreken hebben op de eerste =

35 plaats betrekking op de grote toleranties inherent in de vorming van E

van schroefdraad voorziene oppervlakken en afdichtoppervlakken bij de Γ" 1011120 2 poort tijdens het blaasvormproces. Geschikt zullen de systemen gebruik maken van inwendige schroefdraad op de nek van het vat welke tijdens het proces van het blaasvormen wordt gevormd. Secundaire hulpstukken zullen met schroefdraad aangrijpen op de nek en zullen afdichtringen 5 tussen het secundaire hulpstuk en de bovenrand van tenminste een naar boven gericht vlak van de nek opsluiten en axiaal samendrukken. Het door spuitgieten gevormde secundaire hulpstuk zal dan van schroefdraad voorziene vlakken en afdichtvlakken van geschikte nauwkeurigheid verschaffen voor bevestiging van afsluit- of afgeefkoppen. Zie bij-10 voorbeeld U.S. octrooien nrs. 5.526.956; 5.511.692; 5.667.253; 5.636.769; en 5.108.015. Geschikt zullen dergelijke verbindingen tussen het secundaire hulpstuk en afsluiting of afgeefkop axiaal belaste 0-ringen benutten. In omhul 1ingsystemen als zodanig neigen axiaal belaste O-ringen ertoe vaker vervanging te behoeven dan gewenst 15 en afdichtkoppels van de afgeefkoppen en sluitingen zijn kritischer dan gewenst. Een afdichtsysteem wordt benodigd, dat O-ringen met een langere levensduur verschaft en minder kritische vastzetkoppel-vereisten benodigt.

Bovendien vereisen deze secundaire hulpstukken gebruikelijk 20 aanzienlijke ringvormige ruimte doordat zij met de inwendige schroefdraad van de nek van de poort van het vat in ingrijping zijn. Dit gebruik van ruimte beperkt de voor stroomleidingen beschikbare ruimte. Aanvullend zijn de inwendige schroefdraden moeilijk te reinigen.

Dergelijke omhuilingsystemen kunnen afgeefkoppen omvatten 25 en zich naar beneden toe uitstrekkende leidingsamenstellen voor door 1 zuigen omtrekken van de chemicaliën in de vaten. Gebruikelijk zijn j dergelijke afgeefkoppen en zich naar beneden uitstrekkende leiding- ‘ samenstellen constructief gecompliceerd, hebben zij meerdere afdicht vlakken en wordt het dus vereist, dat zij nauwkeurig gegoten of 30 bewerkt worden. Een omhul!ingsysteem wordt benodigd, dat gebruik maakt van een vereenvoudigde afgeefkop en zich naar beneden uitstrekkend leidingsamenstel, ieder met een minimaal aantal afdichtvlakken.

Een eenvoudig omhul 1ingsysteem is benodigd, dat voorziet in afdicht- en aansluitvlakken voor afsluitingen en afgeefkoppen voor 35 chemicaliën met hoge zuiverheid, zoals gebruikt in de industrie voor het bewerken van halfgeleiders. Een dergelijk systeem moet a n ·' ' O ", \ >·-* ' " 3 constructief eenvoudige onderdelen hebben, een minimaal aantal 0-ringen en aansluitingen en afsluitingen van hoge integriteit verschaffen.

Afsluitingen van dergelijke poorten kunnen al dan niet 5 geventileerd zijn en kunnen kleppen hebben voor afvoer van drukopbouw in het vat. Dergelijke afsluitingen zijn gebruikelijk gevormd uit meerdere onderdelen met uitwendig blootgegeven openingen, perforaties, gereedschapuitsparingen en tussenvlakken tussen de onderdelen. Dergelijke openingen, tussenvlakken, uitsparingen en perforaties kunnen 10 werken als verzamelpunten voor onzuiverheden, verontreinigingen, de inhoud van het vat of ander materiaal. Aanvullend vormen dergelijke = openingen, perforaties en tussenvlakken een baan voor lekkage van de ï inhoud van de trommel en voor intrede van verontreinigingen in het = inwendige van de trommel. Een afsluiting wordt benodigd, die het 15 minimale aantal perforaties, uitlaatopeningen en tussenvlakken tussen onderdelen heeft. Ideaal zal een dergelijke afsluiting een gladde buitenmantel hebben die de nek geheel bedekt zonder enige blootgestelde perforaties, openingen of tussenvlakken tussen onderdelen van de afsluiting.

20 Bovendien zal een rechtstreeks met de inwendige schroefdraad afdichtende afsluiting, zoals een plug, in tegenstelling met een I

afsluiting op een secundair hulpstuk, rechtstreeks vastzetten van de plug vereisen en het vereiste, dat de afsluiting geen UV vertragende additieven heeft in contact met de inhoud van de trommel maakt het 25 noodzakelijk dat het uitwendige van de plug ook vrij is van UV ver- “ tragers, hetgeen geen ideale situatie is. Een afsluiting wordt benodigd waarin het onderdeel, dat wordt vastgezet met de schroefdraad op de nek niet het onderdeel is, dat afdichtend is met de nekopening _ en dat wordt blootgesteld aan de inhoud van het vat.

30 Een door blaasvormen vervaardigd vat heeft een poort I

voorzien van een nek met uitwendige trapeziumdraad en een poortopening, welke een in de nek door smelten gehechte bus heeft. De bus heeft een inwendig cilindrisch afdichtvlak en een schouder. Een Z

indaalzakleidingsamenstel zit met de schouder en heeft een zich naar 35 boven uitstrekkende nippel. Hetzij een afgeefkop of een afsluiting ΐ; dicht radiaal af binnen het afdichtvlak van de bus en is vastgezet

1011125 P

4 door een tegenhoudorgaan met inwendige trapeziumdraad die in ingrijping is met de uitwendige draad op de nek van de poort. De afgeefkop heeft een eerste stroomleiding, die zich uitstrekt naar een nippel grijpend gedeelte om af te dichten met de zich omhoog uit-5 strekkende nippel en een tweede stroomleiding, die leidt naar een ringvormige ruimte rondom de nippel voor een retourfluïdumleiding en voor het verschaffen van lucht of een gas voor het verplaatsen van uitgezogen vloeistof. De sluiting is bij voorkeur voorzien van een cilindrisch gevormd inwendig voeringgedeelte voor aangrijping op en 10 afdichten met het cilindrische afdichtvlak van de bus, zoals door een 0-ring, en heeft een baan welke de spiraal vormige spleet omvat tussen de samenwerkende trapeziumdraden op de nek en op het tegenhoudorgaan. Een microporeus membraam kan in de baan worden geplaatst om uitlaten van gassen toe te staan maar sluit lekkage van de vloeistof in het vat 15 uit.

Een voordeel en kenmerk van de uitvinding is dat het zakleidingsamenstel eenvoudig indaalt en op zijn plaats snapt.

Een voordeel en kenmerk van de uitvinding is dat het zakleidingsamenstel, dat de nippel benut, een eenvoudige verbinding 20 verschaft welke voorziet in een betrouwbare afdichting van hoge integriteit.

Een voordeel en kenmerk van de uitvinding is dat het vereenvoudigde zakleidingsamenstel gemakkelijk samengebouwd wordt, verhoudingsgewijs goedkoop te vervaardigen is en dus eenmalig gebruik 25 van het vat en zakleidingsamenstel vergemakkelijkt.

Een voordeel en kenmerk van de uitvinding is dat met de sluiting op zijn plaats zoals beschreven op een vat uit meer lagen alle naar buiten blootgegeven polyetheen van de sluiting UV-licht j vertragers kan hebben, terwijl al het aan de inhoud van het vat 30 blootgestelde polyetheen dit niet zal hebben. Bovendien wordt de afdichting bewerkstelligd met de slechts los met elkaar gekoppelde twee samenstellende delen van de afsluiting. Dat wil zeggen dat het koppel niet van de mantel wordt overgebracht op een afzonderlijk onderdeel, dat aangrijpt op de schroefdraad op de nek. Aanvullend 35 wordt het kritisch zijn van de vastzetting van het mantel gedeelte 101 1 12 5 5 klein gemaakt doordat de radiale afdichting van de kapvoering daarvan niet afhankelijk is. j i

De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de hand van bijgaande tekeningen. — 5 Figuur 1 is een aanzicht van het omhul1ingsysteem met delen van een vat en afsluiting weggesneden voor het openbaren van bepaalde details.

Figuur 2 is een dwarsdoorsnede-aanzicht van een blaasvorm- i

E

inrichting voor het vervaardigen van vaten in overeenstemming met de i 10 onderhavige uitvinding. =

Figuur 3 is een dwarsdoorsnede-aanzicht van een afgeefkop en poort van een kunststof vat. “

Figuur 3A is een dwarsdoorsnede-aanzicht van een afgeefkop met een alternatief nippel grijpend gedeelte.

15 Figuur 4 is een geëxplodeerd aanzicht van een zakleiding- f samenstel, een afgeefkop en een poort van een vat.

Figuur 5 is een perspectivisch aanzicht van een zak- i leidingsamenstel. s

Figuur 6 is een perspectivisch aanzicht van een bus in

20 overeenstemming met de uitvinding. S

Figuur 7 is een dwarsdoorsnede-aanzicht van een afsluiting ^ op zijn plaats op een poort in overeenstemming met de uitvinding. 5

Figuur 8 is een gedetailleerd dwarsdoorsnede-aanzicht van = een gedeelte van een afsluiting, welke in ingrijping is met een poort ξ 25 van een vat in overeenstemming met de uitvinding. _

Figuur 9 is een onderaanzicht van een kapvoering in m overeenstemming met de uitvinding. =

Figuur 10 is een bovenaanzicht van de kapvoering van figuur ~ 9.

30 Figuur 11 is een perspectivisch aanzicht van een mantel- ~ gedeelte van een afsluiting. ^

Verwijzend naar figuur 1 is een omhul!ingsysteem volgens de II

uitvinding weergegeven en algemeen aangeduid door het verwijzings- “ cijfer 20. De belangrijkste onderdelen van de uitvinding zijn een door g

35 blaasvormen vervaardigd vat 22 met een door smelthechting aangebrachte P

bus 24, een zakleidingsamenstel 26 en een poorthulpstuksamenstel 30, ” 1 G i ri 2 = 6 dat hetzij een afgeefkop 32 of een afsluiting 34 kan zijn. Het vat omvat een paar poorten 35, 36, die ieder een nek 38 en een poortopening 39 hebben.

Het door blaasvormen vervaardigde vat is overeenkomend met 5 die bekend in de techniek in die zin, dat het een in hoofdzaak vlakke bodem 40, een in hoofdzaak vlakke bovenzijde 42, een bovenste rand 44 en een onderste rand 46 heeft. Een zijwand 48, die in hoofdzaak cilindrisch is, begrenst een open inwendige ruimte 50 voor het opnemen van gebruikelijk zeer zuivere chemische inhoud.

10 Verwijzend naar figuur 2 is een dwarsdoorsnede van een inrichting voor het blaasvormen, algemeen van het type geschikt voor het vormen van dergelijke door blaasvormen vervaardigde vaten, weergegeven. De blaasvorminrichting 56 heeft een gedeelte 58 voor het extruderen van halffabrikaten, een paar vormhelften 60, 62 en een 15 blaaspen 64. In de de voorkeur gegeven uitvoeringsvorm heeft de blaaspen 64 een door spuitgieten gevormde huls 70 daarop opgestoken voorafgaand aan het begin van de blaasvormwerkwijze. Indien de vorm-gedeelten bijeenkomen wordt het halffabrikaat tegen deze inspuitvorm-huls 70 gedrukt en door smelten daaraan gehecht. De vormgedeelten 76, 20 78 zullen schroefdraad vormende vlakken 80 daarop hebben voor het vormen van bij voorkeur uitwendige trapeziumdraden op de nek 38 van het door blaasvormen vervaardigde vat. De huls kan iedere geschikte constructie hebben voor het vergemakkelijken van een stevige ! mechanische verbinding.

25 Verwijzend naar figuren 3, 4, 5 en 6 zijn details van een poort 35, een poorthuipstuksamenstel 30 en het zakleidingsamenstel 26 weergegeven. Figuur 4 is een geëxplodeerd aanzicht van het zakleidingsamenstel 26, de poort 35 en de afgeefkop 32. De poort 35 omvat de nek 38 met de uitwendige trapeziumdraad 80, een bovenrand 82, 30 evenals de poortopening 39. Binnen de nek 38 is de bus 24 welke in figuur 6 in perspectivisch aanzicht is afgebeeld. De bus heeft een bovenste lip 86, een eerste ingrijpingsstructuur 90 gevormd als een schouder met een zitvlak 92. De bus heeft een binnenomtrek 94, die in hoofdzaak cilindrisch is en omvat een afdichtvlak 98 voor een O-ring. 35 Opgemerkt wordt, dat de poort 32 een hartlijn A heeft en de nek en cilindrische omtrek 94 daarmede coaxiaal zijn.

101 'i 'i 2 5 7 j

Verder verwijzend naar figuren 3, 4 en 5 is het zak- leidingsamenstel 26 voorzien van een zakleiding 102, een nippel 104 en een ringvormig steunorgaan 108. Het ringvormig steunorgaan 108 heeft ^ een omtrek 110 en een aantal ringvormige doortochten 112. Bij de 5 omtrek 110 zijn tweede ingrijpingsstructuren 116 gevormd als zich naar beneden uitstrekkende vingers met hellende wiggedeelten 120 en aan- " grijpingsvlakken 122. Het ringvormig steunorgaan heeft ook een als een [ flens uitgevoerd aanslagorgaan 126. |

In het bijzonder verwijzend naar figuur 3 daalt het | 10 zakleidingsamenstel 26 in in de poortopening 39, "snapt" op, plaats " zich op en grijpt aan op de huls 24 bij de schouder 90. De ingrijpingsvlakken 122 van de vinger 116 vergrendelen op het ondervlak i 130 van de schouder. De flens 126 van het ringvormig steunorgaan zit “ op de bovenzijde van de schouder. Vier tweede ingrijpingsstructuren = 15 116 zijn weergegeven in figuur 3, twee daarvan in dwarsdoorsnede. =

In de de voorkeur gegeven uitvoeringsvorm is de bus 24 door i smelten gehecht bij het tussenvlak 132 tussen de nek 38 en de bus. “

Alternatieve middelen voor het afdichtend aangrijpen kunnen geschikt z zijn in bepaalde toepassingen, zoals lassen, hechtmiddelen, schroef- “ 20 draadingrijping. -

Verder verwijzend naar figuur 3 is de afgeefkop 32 voorzien " van een lichaam 140 met een centrale eerste stroomleiding 142 en een “ tweede stroomleiding 144. De afgeefkop 32 heeft ook een nippel ~

grijpend gedeelte 148 dat gevormd is als een stuk van wijd uitlopende S

25 leidingafmeting om te passen en afdichtend aan te grijpen op de nippel Ξ 104. Figuur 3A toont een uitvoeringsvorm van het nippel grijpende ^ gedeelte 148, dat bemeten is als een boring 147 met een convergerend 1 gedeelte 149. Rondom de nippel 104 en het nippel grijpend gedeelte 148 ™ verloopt een ringvormige ruimte 152. Deze ringvormige ruimte is in =; 30 stromingsverbinding met de tweede stroomleiding 144. De ringvormige ~ doortochten 112 staan ook in verbinding met de ringvormige ruimte 152 Ξ= en verbinden dus de tweede stroomleiding 144 met het inwendige 50 van “ het vat nabij de bovenzijde 42. De afgeefkop heeft ook een tegenhoud- “ orgaan 156, dat gevormd is als een moer en is voorzien van inwendige ~ 35 trapeziumdraad 160, die gevormd en bemeten is om samen te werken met = de uitwendige trapeziumdraad op de nek 38. De afgeefkop heeft twee ~ | U ί i ! .. J - δ verbindingsgedeelten 164, 166 om de eerste stroomleiding respectievelijk de tweede stroomleiding met het leidingwerk te verbinden. De verbindingsgedeelten zijn, zoals weergegeven, gevormd als de uitlopende verbindingsorganen, die beschikbaar zijn bij Fluoroware, Ine., 5 de rechthebbende van de uitvinding, en verkocht onder het handelsmerk FlareTek®.

Het lichaam 140, dat geschikt kan zijn gevormd door spuitgieten van perfluoroalkoxy (PFA) heeft een cilindrisch gedeelte 170 met een cirkel vormige omtrek 174, die in de weergegeven ui t-10 voeringsvorm is voorzien van een O-ringgroef. Het lichaam heeft ook een van een flens voorzien gedeelte 180, dat zich radiaal naar buiten uitstrekt en in ingrijping is met het tegenhoudorgaan 156 en geklemd is tussen dit tegenhoudorgaan en het bovenvlak 182 van de bus. De eerste afdichting tussen de afgeefkop en de poort is bij de O-ring 15 186, welke in deze uitvoeringsvorm in hoofdzaak een zuiver radiale afdichting verschaft. Met andere woorden de axiale kracht verschaft door de afgeefkop, die aan de poort is geklemd door het tegenhoudorgaan 156 beïnvloedt de aandrukking van de O-ring 186 of de integriteit van de daardoor verschafte afdichting niet nadelig. De O-ring 20 kan geschikt zijn gevormd uit in fluoretheen propyleen (FEP) opgenomen silicium. Secundaire afdichting kan worden verkregen bij het tussenvlak 188 tussen de flens 180 en het bovenvlak 182 van de bus.

Het nippel grijpend gedeelte 148 is geschikt zodanig . bemeten, dat de door het tegenhoudorgaan verschafte klemming de ( 25 schouder 191 en zijn ringvormig aangrijpingsvlak 192 positioneert. Het bovenste omtreksvlak omgeeft de opening 196 van de nippel 104 weer. Het nippel grijpend gedeelte 148 dicht dus af bij het bovenste omtreksvlak en is ook geschikt zodanig bemeten, dat er ook een radiale afdichting is tussen het cilindrische gedeelte 198 van de wijd uit-30 lopende buis en het buitenste cilindrisch oppervlak 199 van de nippel. De eerste stroomleiding is in overeenstemming met de boring 206 door het zakleidingsamenstel bemeten.

Het zakleidingsamenstel kan geschikt gevormd zijn uit afzonderlijke door spuitgieten of door machinale bewerking ver-35 vaardigde kunststof onderdelen, die door lassen of op andere geschikte wijze met elkaar zijn verbonden.

1 0 1 1 2 5 9

Verwijzend naar figuren 7, 8, 9, 10 en 11 zijn aanzichten van een poorthuipstuksamenstel 30, gevormd als een afsluiting 34, en ! onderdelen daarvan, weergegeven. De afsluiting omvat een lichaam 212, dat gevormd is als een kapvoering 220, die draaibaar in ingrijping is 5 met een tegenhoudorgaan, dat gevormd is als een mantel gedeelte 222, dat inwendige trapeziumdraad 226 heeft bij een in hoofdzaak cilindrische zijwand 230, die integraal is met een bovenste gedeelte 232, * dat een omtrek 234 heeft. De kapvoering 220 heeft een zich naar beneden uitstrekkend cilindrisch gedeelte 240 met een cirkelvormige = 10 omtrek 242 bemeten als een de 0-ring 244 ondersteunende 0-ringgroef.

Deze 0-ring dicht radiaal af tegen de binnenste cilindrische omtrek 94 van de huls 24. De voering kan massief zijn zonder perforaties of kan I

alternatief een microporeus membraam 250 hebben, dat bevestigd is in een uitsparing 252 met perforaties 260, die zich door de kapvoering ~ 15 uitstrekken in de inwendige ruimte 264 tussen het mantelgedeelte en de

kapvoering onder het bepalen van een baan 270. De baan strekt zich verder uit naar en bestaat uit de spiraal vormige spleet 266 tussen de I

inwendige trapeziumdraad 226 en de uitwendige trapeziumdraad 80 van de nek 38. De trapeziumdraden zijn gevormd om de de baan 270 vormende 20 spleet 266 te hebben waar de afsluiting stevig of los aan de nek 38 is E

bevestigd.

Het mantelgedeelte 222 van de afsluiting in de de voorkeur gegeven uitvoeringsvorm zal ultraviolet licht afremmende additieven I

hebben. De kapvoering 220 is bij voorkeur gevormd uit een ultrazuiver 25 polyetheen zonder additieven te hebben zoals ultraviolet licht ver- z tragers. De kapvoering kan zijn gevormd uit hetzelfde zeer zuivere “ polyetheen dat op het inwendig contactvlak 290 van het vat is. Ver- z wijzend naar figuur 7 zijn drie lagen van de wand weergegeven door z middel van de stippellijnen. De binnenste laag 290 zal van bijzonder = 30 zuiver polyetheen zijn. De uitwendige laag 292 zal gebruikelijk zijn gevormd uit een polyetheen met de ultraviolet licht afremmers. De _ binnenste laag 294 kan bestaan uit gerecycled afval polyetheen wat ^ afkomstig is van het gietproces of van gerecyclede vaten. Met een vat uit meer lagen en de afsluiting van figuur 7 wordt dus geen polyetheen ^ 35 met UV licht afremmers blootgesteld aan de inhoud van het vat en wordt _ ioiii2: i 10 geen bijzonder zuiver polyetheen uitwendig blootgesteld indien de afsluiting op zijn plaats is.

Verwijzend naar figuur 8 en in het bijzonder naar de 0-ring 242 is een belangrijk aspect van de uitvinding weergegeven. Het 5 afdichtvlak 98 van de 0-ring is op de opstaande, in hoofdzaak verticale, niet van groeven voorziene cilindrische zijwand 298. Een afdichting wordt dus verschaft met minimaal of geen axiale belasting op de 0-ring, een in hoofdzaak zuiver radiaal belaste afdichting hetgeen langere levensduur van de afdichting en minder kritisch 10 vastzetten van het tegenhoudorgaan 222 vergemakkelijkt.

De huidige uitvinding kan in andere specifieke vormen worden belichaamd zonder buiten de geest of essentiële kenmerken daarvan te gaan en het is dan ook gewenst dat de huidige uitvoeringsvorm in alle oogpunten als illustratief en niet beperkend wordt 15 beschouwd, waarbij naar de bijgaande conclusies in plaats van naar de bovenstaande beschrijving wordt verwezen voor het aanduiden van de beschermingsomvang van de uitvinding.

10 1 1 1 2 b

Claims

1. Houdersamenstel van het type voorzien van: een kunststof vat met een algemeen vlakke bovenzijde en = 5 een algemeen vlakke bodem, waarbij de bovenzijde is voorzien van een poort met een een poortopening begrenzend binnenste cilindrisch vlak, = een zich vanaf de bovenzijde omhoog uitstrekkend en integraal met de = bovenzijde zijnd, een verticale hartlijn bezittend nekgedeelte dat is : voorzien van schroefdraad, met het kenmerk, dat in het nekgedeelte een £ 10 zakleiding is opgesteld, die zich naar beneden naar de bodem van het * vat uitstrekt en voorzien is van een zich omhoog en in de poortopening uitstrekkende nippel, en een ringvormig steunorgaan zich radiaal vanaf de nippel uitstrekt en voor het in positie bevestigen van de zak- - leiding binnen de poortopening zit, terwijl een poortfittingsamenstel = 15 in ingrijping is op de poort, waarbij het samenstel is voorzien van Ξ een lichaam met een cirkelvormige omtrek die bemeten is in overeenstemming met het de poortopening begrenzend binnenste cilindrisch vlak = en een 0-ring zich rondom het lichaam uitstrekt voor afdichting met dit de poortopening begrenzende inwendige cilindrische vlak, terwijl _ 20 een tegenhoudorgaan draaibaar in ingrijping is met het 1 ichaam· waarbij Ξ het tegenhoudorgaan inwendige schroefdraad heeft, die bemeten is voor ~ ingrijping met de schroefdraad op het uitwendige van het nekgedeelte - waardoor het samenstel op de poort kan worden bevestigd.

2. Houdersamenstel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat = 25 het poortfittingsamenstel wordt gevormd door een afgeefkop waarbij het lichaam van de afgeefkop een zich naar beneden uitstrekkend op de = nippel aangrijpend gedeelte heeft, dat afdichtend in ingrijping is met de zich omhoog uitstrekkende nippel. _

3. Houdersamenstel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat _ 30 het poortfittingsamenstel een afsluiting is en het integraal en = aansluitend zijnde tegenhoudorgaan zich zijdelings rondom het lichaam van het samenstel uitstrekt en een bovenvlak van het lichaam bedekt. ^

4. Houdersamenstel volgens een der voorgaande conclusies, met ^ het kenmerk, dat de zakleiding deel is van een zakleidingsamenstel dat Z 35 in de poortopening kan worden ingebracht. “ 1011125

5. Houdersamenstel volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de poort is voorzien van een zich naar binnen uitstrekkende schouder en het zakleidingsamenstel aangrijpt op de schouder om het zak-leidingsamenstel op zijn plaats te houden.

6. Houdersamenstel volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het de poort begrenzende inwendige oppervlak deel is van een huls, die afdichtend in ingrijping is met het nekgedeelte.

7. Houdersamenstel volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de zich omhoog uitstrekkende nippel een opening heeft 10 met een de opening omgevend bovenste omtreksvlak en het nippel grijpende gedeelte een inwendige convergerende sectie heeft die in een axiale richting in aanraking is met het bovenste omtreksoppervlak van de nippel.

8. Houdersamenstel volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat 15 de uitvoering zodanig is, dat het tegenhoudorgaan het ringvormig aangrijpingsoppervlak van het nippel grijpende gedeelte naar beneden duwt voor axiale ingrijping en afdichting in een axiale richting tussen het ringvormige aangrijpingsvlak en het bovenste omtreksvlak van de nippel.

9. Houdersamenstel volgens conclusie 7 of 8, met het kenmerk, dat het nippel grijpend gedeelte buisvormig en wijd uitlopend is en zonder aanvullende afdichtonderdelen met de nippel afdicht.

10. Houdersamenstel volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het poortfittingsamenstel een afsluiting is en het I 25 lichaam een bovenste vlak bezit terwijl het tegenhoudorgaan zich ; zijdelings rondom het lichaam van het samenstel uitstrekt.

11. Houdersamenstel volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de 0-ring slechts op een in hoofdzaak verticaal oppervlak in ingrijping is met de huls.

12. Houdersamenstel volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het dompel buissamenstel op zijn plaats op de schouder snapt.

13. Houdersamenstel volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het zakleidingsamenstel is voorzien van een tweede 35 doortocht en de eerste stroomleiding in stromingsverbinding met de tweede doortocht is. 1011125

14. Houdersamenstel volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het samenstel verder is voorzien van: een afgeefkop welke een lichaam met een eerste stroom-leiding en een tweede stroomleiding omvat, en een tegenhoudgedeelte 5 met schroefdraad; een kunststof vat met een poort met een zakleiding-samenstel voorzien van een eerste doortocht en een tweede doortocht en schroefdraad voor aanbrengen van het tegenhoudgedeelte; en een nippel grijpend gedeelte waarbij de afgeefkop “ 10 verwijderbaar aan de poort is bevestigd en afdichtend in ingrijping is l met de poort met behulp van een O-ringafdichting, die zodanig is = uitgevoerd, dat nagenoeg geen axiale belasting op de afdichting wordt aangebracht. Ξ

15. Houdersamenstel volgens conclusie 14, waarin de afgeefkop 15 met behulp van een wijd uitlopende buisverbinding afgedicht aansluit Ξ op het zakleidingsamenstel.

16. Houdersamenstel volgens een der voorgaande conclusies, met E het kenmerk, dat de poort is voorzien van uitwendige trapeziumdraad en een in het vat uitmondende door een glad inwendig oppervlak be-20 grenzende boring gevormde poortopening heeft en een kapvoering is = aangebracht voorzien van een zich vanaf een 1ichaamsgedeelte naar = beneden uitstrekkend eerste afdichtgedeelte met een cilindrisch — oppervlak dat bemeten is voor insteken in de boring en daarop een 0-ringvormig gedeelte heeft, terwijl een tweede afdichtgedeelte is ~ 25 voorzien van een flens, die integraal is met het eerste afdicht- II gedeelte en zich daarvan radiaal naar buiten uitstrekt, waarbij het tweede afdichtgedeelte een naar beneden gericht vlak heeft voor contact maken met het bovenvlak van de poort, en een mantel gedeelte dat draaibaar bevestigd is met de kapvoering die binnen het mantel- = 30 gedeelte is ingestoken en waarbij het mantel gedeelte een bovenste gedeelte heeft met een omtrek en een in hoofdzaak cilindrische zijwand II Integraal met het bovenste gedeelte en zich daarvan naar beneden — uitstrekkend, terwijl de zijwand is voorzien van een inwendige H trapeziumdraad die samenwerkt met de trapeziumdraad op de nek van het — 35 vat en zodanig bemeten is dat zich een spleet uitstrekt langs de schroefdraad en de kap verder een door het voeringgedeelte en naar de f011125 langs de schroefdraad verlopende spleet verlopende doortocht heeft, zodanig, dat indien de kap op het vat is bevestigd een doorgang tot stand is gebracht vanaf het inwendige van het vat naar de buitenzijde en in deze doortocht een poreus micromembraam is opgesteld dat gevormd 5 is voor het verhinderen van de doortocht van vloeistof in het vat terwijl de doortocht van gas wordt toegestaan.

17. Houdersamenstel volgens conclusie 16, waarin het mantel- gedeelte door spuitgieten uit thermoplastisch materiaal waaraan een vertrager voor ultraviolet licht is toegevoegd is gevormd.

18. Houdersamenstel volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het voeringgedeelte door spuitgieten uit thermoplastisch materiaal zonder een vertrager voor ultraviolet licht is gevormd.

19. Houdersamenstel volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat 15 het vat door blaasvormen is vervaardigd met tenminste een binnenste laag en een buitenste laag uit gesmolten te verwerken thermoplastisch materiaal waarbij de binnenste laag niet is voorzien van vertragers voor ultraviolet licht. i f011125