NL9400563A - Inrichting voor het verbinden van een afvoer- en retourbuis aan een vat voor vloeistoffen. - Google Patents

Description

Inrichting voor het verbinden van een afvoer- en retourbuis aan een vat voor vloeistoffen

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het verbinden van althans een afvoer- en retourbuis aan een met binnenschroefdraad uitgevoerde aansluitstomp van een vat voor vloeistoffen en dergelijke, welke inrichting in hoofdzaak bestaat uit - een cilindrisch inzetstuk met op de cilinder-buitenwand aangebrachte, met de stomp samenwerkende schroefdraad, alsmede een bodem voorzien van althans twee openin-gen, - een met het ondervlak op die bodem te plaatsen buisverbindingsprop voorzien van met die openingen strokende doorgangen voor de afvoer- en retourbuis, en - een klemstuk voor het in het cilindrisch inzetstuk vastzetten van de verbindingsprop, waarbij de prop en het inzetstuk zijn voorzien van volgens een bepaald patroon geplaatste nokken en die nokken opnemende sparingen.

Dergelijke inrichtingen worden gebruikt voor het aansluiten van een afvoer- respectievelijk retourbuis voor bijzondere vloeistoffen uit en in een vat. Daarbij dient de inrichting als veiligheidsinrichting, dat wil zeggen dat slechts een vooraf gecodeerd vat op de afvoer- respectievelijk retourbuis kan worden aangesloten. Een dergelijke codering vindt plaats middels de nokken en sparingen tussen het inzetstuk en de verbindingsprop. Een dergelijke inrichting is bekend uit het Amerikaanse octrooi 4,699,298. Daarbij zijn de sparingen en de nokken aangebracht tussen het binnenoppervlak van het cilindrisch inzetstuk en het buitenoppervlak van de prop. Dit levert een beperkt aantal code-ringsmogelijkheden op.

De uitvinding beoogt bovengenoemd nadeel op te heffen en verschaft daartoe een inrichting die zich onderscheidt doordat telkens een sparing vanuit de bodem in de wand van een opening is aangebracht en de samenwerkende nok in axiale zin buiten de prop uitsteekt of omgekeerd.

Dankzij het feit dat telkens de sparingen en de daarmee samenwerkende nokken zijn aangebracht bij de wand van de doorgang respectievelijk opening zijn bij het gebruik van twee openingen slechts twee nokken nodig om niettemin een groot aantal coderingsmogelijkheden te verschaffen, doordat elke nok op een willekeurige plaats over 360° is te plaatsen. Het toepassen van twee nokken heeft het voordeel van een eenvoudige fabricagewijze, omdat slechts een geringe aanpassing van de spuitgietmal noodzakelijk is, waarbij tevens het voordeel wordt bereikt dat bij het aansluiten van een foutieve prop op het insluitstuk, de twee uitstekende nokken een kantellijn vormen, zodat de gebruiker direct visueel wordt genformeerd over de onjuiste koppeling.

In een verdere ontwikkeling is het inzetstuk voorzien van een op de cilinderbinnenwand aangebrachte schroefdraad, waarop bijvoorbeeld het als schroefelement uitgevoerd klemstuk voor de verbindingsprop kan samenwerken. Deze schroefdraad is tevens geschikt voor het opnemen van een sluitdop als het vat voor transport moet worden gesloten, een en ander zodanig dat de bovenrand van de aansluitstomp van het vat vrij ligt voor het aanbrengen van een zegel.

Bovengenoemde en andere kenmerken van de uitvinding zullen nader worden toegelicht in de hieronderstaande figuurbeschrijving van een uitvoeringsvoorbeeld. In de tekening toont:

Fig. 1 een perspectivisch aanzicht, gedeeltelijk in doorsnede, van de verbindingsinrichting volgens de uitvinding , fig. 2 een met fig. 1 overeenkomend aanzicht respectievelijk doorsnede van het inzetstuk uit fig. 1, fig. 3 een bovenaanzicht van het inzetstuk uit fig. 2, fig. 4 een met fig. 1 overeenkomend aanzicht respectievelijk doorsnede van de inrichting voorzien van het inzetstuk en een in het inzetstuk aangebrachte sluitdop.

Met het cijfer 1 is het vat aangegeven, waarvan slechts een deel rond de aansluitstomp 2 is getoond. Het vat kan een willekeurige vorm hebben en bovendien van willekeurig materiaal zijn vervaardigd, bijvoorbeeld metaal of kunststof.

De aansluitstomp 2 is bij voorkeur genormaliseerd en deze heeft daartoe een cilindrisch deel 3, aan de binnenzijde waarvan een inwendige schroefdraad 4 is aangebracht. Het cilindrische deel zet zich naar boven toe voort in een verdikte rand 5 met in de buitenwand daarvan uitgespaarde, ringvormige groef 6.

De inrichting volgens fig. 1 voor het verbinden van een afvoer- respectievelijk retourbuis op de aansluitstomp 2 van het vat 1 bestaat in de getoonde uitvoeringsvorm uit een inzetstuk 10, dat een cilindrische gestalte heeft, met een bodemdeel 11. De buitenwand van het cilindrische deel 12 heeft een schroefdraad 13, welke samenwerkt met de schroefdraad 4 van de aansluitstomp 2. De bodem 11 is voorzien van een tweetal openingen 14 respectievelijk 15, waarbij de bodem 11 bij de opening 14 naar onderen toe is verlengd met een dompelbuis 16. De lengte van de dompelbuis 16 is voldoende om de vloeistof uit het vat 1 te kunnen wegpompen of -zuigen.

Voorts bestaat de inrichting uit een verbindings-prop 18, welke op de bodem 11 van het inzetstuk 10 kan worden geplaatst en welke is voorzien van twee doorgangen 19 respectievelijk 20, welke stroken met de openingen 14, 15 van het inzetstuk 10. De doorgangen 19, 20 zijn naar boven toe verlengd met aansluitstompen 21 respectievelijk 22 voor het aansluiten van een niet-getoonde afvoer respectievelijk een retourbuis. Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat de aansluitstomp 21 is voorzien van een terugslagklepmechanisme 23, hetwelk bekend wordt verondersteld en niet verder wordt toegelicht. De wijze van aansluiten van de afvoerbuis respectievelijk retourbuis vindt plaats door middel van een schroefverbinding, maar vanzelfsprekend is de uitvinding daartoe niet beperkt.

Ten slotte bestaat de inrichting uit een klemstuk 25 dat eveneens is voorzien van een cilindrisch deel 26, waarvan de buitenschroefdraad 27 samenwerkt met de aan de binnencilinderwand aangebrachte schroefdraad 28 van het inzetstuk 10. Het klemstuk 25 is op het bovenvlak voorzien van uitsteeksels 30, welke dienen voor het vastschroeven van het klemstuk 25 in het inzetstuk 10.

Voorts wordt opgemerkt dat de verbindingsprop 18 nabij de onderzijde is uitgevoerd met een rondlopende flens 31, waartegen de onderrand van het cilindrische deel 26 van het klemstuk 25 drukt. Zodoende kan door het aandraaien van het klemstuk 25 de prop stevig op de bodem van het inzetstuk 10 worden vastgeklemd, waarbij volgens bekende technieken de scheiding tussen het inzetstuk 10, de verbindingsprop 18 respectievelijk het inzetstuk 10 en de aansluitstomp 2 van het vat 1 kan worden afgedicht door passende dichtingsmidde-len, bijvoorbeeld rubberen ringen, en dergelijke.

De hierboven beschreven inrichting werkt als volgt.

Het vat 1 wordt door de leverancier van het in het vat opgeslagen produkt afgevuld en vervolgens voorzien van het inzetstuk 10 met dompelbuis 16. Ten slotte wordt het inzetstuk 10 voorzien van een sluitdop 40, zie fig. 4, welke sluitdop evenals het klemstuk 25 is voorzien van een uitwendige schroefdraad die samenwerkt met de inwendige schroefdraad 28 van het inzetstuk.

Opgemerkt wordt dat zowel het inzetstuk 10 als de sluitdop 40 volledig verzonken liggen in de aansluitstomp 2, zodat op bekende wijze de aansluitstomp 2 kan worden verzegeld door een zegel over de bovenrand te doen uitstrekken en vast te klemmen in de rondlopende groef 6 van de stomp 2.

Bij de gebruiker wordt de sluitdop 40 losgedraaid, na het eventueel verwijderen van het zegel, en vervangen door de verbindingsprop 18, die wordt vastgezet door het klemstuk 25. Hierbij vindt geen verdraaiing van de verbindingsprop 18 plaats, hetgeen op de reeds aangesloten (niet getoonde) afvoer- respectievelijk retourbuis niet tot verwringing leidt. Dit zou problematisch kunnen zijn.

De vloeistof uit het vat kan worden afgezogen of weggepompt via de dompelbuis 16 naar de aansluitstomp 21 en vervolgens naar de afvoerbuis. Eventueel overtollige vloeistof kan worden teruggevoerd via de retourbuis, welke is aangesloten op de stomp 22, waardoor de vloeistof via de doortocht 20 en opening 15 in het vat kan terugstromen.

Aangezien het hier gaat om bijzonder vloeistoffen, welke voor een bepaalde procesgang dienen te worden gebruikt, verdient het de voorkeur om een veiligheidsmaatregel toe te passen, zodanig dat een vat met een bepaalde vloeistof op de juiste afvoer- respectievelijk retourbuis wordt aangesloten. Aangezien het gebruikelijk is om de verbin-dingsprop permanent aan de afvoer- respectievelijk retourbuis te verbinden is derhalve een mechanische codering tussen de verbindingsprop 18 en het inzetstuk 10 toegepast.

Volgens de uitvinding bestaat deze codering uit een nok 41 respectievelijk 42, welke onder de bodem van de prop 18 uitsteekt en wordt opgenomen in een sparing 43 en 44 van het inzetstuk 10, dat zich bevindt in de wand van de opening 14 respectievelijk 15 daarvan. De sparing mondt in het bodemvlak van het cilindrische inzetstuk 10 uit, zodat de nokken 41 en 42 door een schuifbeweging in die uitsparingen 43, 44 worden opgenomen.

De codering bestaat hierin dat de positie van de sparingen 43, 44 respectievelijk nokken 41, 42 op een vooraf bepaalde plaats over de omtrek van de opening 14, 15 respectievelijk doorgang 19, 20 wordt geplaatst.

Dit is getoond in fig. 5, waarbij een zestal voorbeelden zijn aangehaald, waarbij met de linkercirkel de opening 14 en met de rechtercirkel de opening 15 schematisch is weergegeven. De met de letter aangegeven plaats bij opening 14 en met het cijfer aangegeven plaats bij opening 15 is de uitsparing weergegeven en het zal uit de voorbeelden uit fig. 5 duidelijk zijn dat bij een verplaatsing over telkens 45° er vierenzestig verschillende combinaties kunnen worden bereikt.

Uiteraard zullen bij een kleinere verspringing dan 45° meer mogelijkheden te bereiken zijn.

Zodoende is het ónmogelijk voor de gebruiker om een verbindingsprop 18 met vooraf bepaalde nokkenpositie aan te sluiten op een verkeerd inzetstuk, dat wil zeggen een verkeerd vat.

Aangezien de nokken 41, 42 uitsteken voorbij de bodem van de prop 18 zal bij het niet goed aansluiten de prop niet voldoende in het inzetstuk 10 worden geschoven, hetgeen de gebruiker merkt, doordat de prop 18 zijdelings kan kantelen om een kantellijn, welke wordt bepaald door de in fig. 5 met stippellijn aangegeven lijn X-X.

De uitvinding is niet beperkt tot de hierboven beschreven uitvoeringsvorm. Zo is het mogelijk om het inzetstuk 10 en de verbindingsprop 18 uit te voeren met meer dan twee openingen respectievelijk doortochten.

Claims (6)

1. Inrichting voor het verbinden van althans een afvoer- en retourbuis aan een met binnenschroefdraad uitgevoerde aansluitstomp van een vat voor vloeistoffen en dergelijke, welke inrichting in hoofdzaak bestaat uit - een cilindrisch inzetstuk met op de cilinder-buitenwand aangebrachte, met de stomp samenwerkende schroefdraad, alsmede een bodem voorzien van althans twee openin-gen, - een met het ondervlak op die bodem te plaatsen buisverbindingsprop voorzien van met die openingen strokende doorgangen voor de afvoer- en retourbuis, en - een klemstuk voor het in het cilindrisch inzetstuk vastzetten van de verbindingsprop, waarbij de prop en het inzetstuk zijn voorzien van volgens een bepaald patroon geplaatste nokken en die nokken opnemende sparingen, met het kenmerk, dat telkens een sparing vanuit de bodem in de wand van een opening is aangebracht en de samenwerkende nok in axiale zin buiten de prop uitsteekt of omgekeerd.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het inzetstuk is voorzien van een op de cilinder-binnenwand aangebrachte schroefdraad.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het klemstuk een met die binnenschroefdraad van het inzetstuk samenwerkende buitenschroefdraad heeft en de verbindingsprop een ringvormige buitenflens vertoont.

4. Inrichting volgens een der conclusies 1-3, met het kenmerk, dat het inzetstuk bij althans een opening van een dompelbuis is voorzien.

5. Inrichting volgens een der conclusies 1-4, met het kenmerk, dat de verbindingsprop bij althans een doorgang is uitgevoerd met een opstaande aansluitstomp voor de daarmee te verbinden buis.

6. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een afsluitdop in het inzetstuk is aangebracht, waarvan de hoogte gelijk of kleiner is dan de diepte van het cilindrische deel van het inzetstuk.