NL1007925C2 - Werkwijze en inrichting voor het on-line testen van monsters. - Google Patents

Werkwijze en inrichting voor het on-line testen van monsters. Download PDF

Info

Publication number
NL1007925C2
NL1007925C2 NL1007925A NL1007925A NL1007925C2 NL 1007925 C2 NL1007925 C2 NL 1007925C2 NL 1007925 A NL1007925 A NL 1007925A NL 1007925 A NL1007925 A NL 1007925A NL 1007925 C2 NL1007925 C2 NL 1007925C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
receiving
sample
sub
samples
cavities
Prior art date
Application number
NL1007925A
Other languages
English (en)
Inventor
Robert Hans Meloen
Wouter Cornelis Puijck
Joannes Pieter Maria Langevelt
Gerard Ligtvoet
Original Assignee
Stichting Inst Dierhouderij
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Stichting Inst Dierhouderij filed Critical Stichting Inst Dierhouderij
Priority to NL1007925A priority Critical patent/NL1007925C2/nl
Priority to EP98962713A priority patent/EP1044371A1/en
Priority to JP2000526811A priority patent/JP2002522746A/ja
Priority to AU17884/99A priority patent/AU1788499A/en
Priority to PCT/NL1998/000741 priority patent/WO1999034211A1/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL1007925C2 publication Critical patent/NL1007925C2/nl

Links

Classifications

    • GPHYSICS
    • G01MEASURING; TESTING
    • G01NINVESTIGATING OR ANALYSING MATERIALS BY DETERMINING THEIR CHEMICAL OR PHYSICAL PROPERTIES
    • G01N33/00Investigating or analysing materials by specific methods not covered by groups G01N1/00 - G01N31/00
    • G01N33/48Biological material, e.g. blood, urine; Haemocytometers
    • G01N33/50Chemical analysis of biological material, e.g. blood, urine; Testing involving biospecific ligand binding methods; Immunological testing
    • G01N33/53Immunoassay; Biospecific binding assay; Materials therefor
    • G01N33/5302Apparatus specially adapted for immunological test procedures
    • GPHYSICS
    • G01MEASURING; TESTING
    • G01NINVESTIGATING OR ANALYSING MATERIALS BY DETERMINING THEIR CHEMICAL OR PHYSICAL PROPERTIES
    • G01N33/00Investigating or analysing materials by specific methods not covered by groups G01N1/00 - G01N31/00
    • G01N33/48Biological material, e.g. blood, urine; Haemocytometers
    • G01N33/50Chemical analysis of biological material, e.g. blood, urine; Testing involving biospecific ligand binding methods; Immunological testing
    • G01N33/53Immunoassay; Biospecific binding assay; Materials therefor
    • G01N33/5302Apparatus specially adapted for immunological test procedures
    • G01N33/5304Reaction vessels, e.g. agglutination plates
    • GPHYSICS
    • G01MEASURING; TESTING
    • G01NINVESTIGATING OR ANALYSING MATERIALS BY DETERMINING THEIR CHEMICAL OR PHYSICAL PROPERTIES
    • G01N33/00Investigating or analysing materials by specific methods not covered by groups G01N1/00 - G01N31/00
    • G01N33/48Biological material, e.g. blood, urine; Haemocytometers
    • G01N33/50Chemical analysis of biological material, e.g. blood, urine; Testing involving biospecific ligand binding methods; Immunological testing
    • G01N33/53Immunoassay; Biospecific binding assay; Materials therefor
    • G01N33/543Immunoassay; Biospecific binding assay; Materials therefor with an insoluble carrier for immobilising immunochemicals
    • G01N33/54366Apparatus specially adapted for solid-phase testing

Landscapes

  • Health & Medical Sciences (AREA)
  • Immunology (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Molecular Biology (AREA)
  • Biomedical Technology (AREA)
  • Hematology (AREA)
  • Urology & Nephrology (AREA)
  • Food Science & Technology (AREA)
  • Biochemistry (AREA)
  • Cell Biology (AREA)
  • Biotechnology (AREA)
  • Medicinal Chemistry (AREA)
  • Physics & Mathematics (AREA)
  • Analytical Chemistry (AREA)
  • Microbiology (AREA)
  • General Health & Medical Sciences (AREA)
  • General Physics & Mathematics (AREA)
  • Pathology (AREA)
  • Chemical Kinetics & Catalysis (AREA)
  • Investigating Or Analysing Biological Materials (AREA)
  • Apparatus Associated With Microorganisms And Enzymes (AREA)
  • Automatic Analysis And Handling Materials Therefor (AREA)

Description

Titel: Werkwijze en inrichting voor het on-line testen van monsters.
De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het serologisch testen van monsters zoals bloedmonsters en dergelij ke.
In bijvoorbeeld vleesverwerkende bedrijven is het 5 van groot belang te kunnen vaststellen of de dieren waarvan het te verwerken vlees afkomstig is aan geldende gezondheidsnormen voldoen, ten minste ten tijde van de opfokperiode, de melkperiode en/of de slacht. Daartoe wordt bijvoorbeeld bloed of ander lichaamsvocht van de dieren 10 serologisch getest, voor vaststelling bij voorbeeld bacteriologische of virologische infecties daarvan. Het is bekend dergelijke testen uit te voeren door afnemen van bloed van de levende dieren, welk bloed in een laboratorium nauwkeurig wordt onderzocht. Het bloedmonster wordt in een 15 aantal verschillende delen gescheiden, waarbij op elk van de onderscheiden delen een specifieke serologische test wordt uitgevoerd. De gevonden resultaten worden samengevoegd tot een geheel, op basis waarvan de gezondheid van het betreffende dier wordt bepaald. Deze gegevens worden 20 teruggekoppeld naar de boerderij waar het betreffende dier zich bevindt, daarbij bijvoorbeeld het dier, zijn koppelgenoten en/of stalgenoten al dan niet vrijgevend voor de slacht, althans voor^daarop volgende menselijke of dierlijke consumptie.
25 Voorts is het bekend in een vleesverwerkend bedrijf steekproefsgewijs een monster bloed van een geslacht dier te nemen, hetwelk op hierboven beschreven wijze serologisch wordt onderzocht in een laboratorium. Op basis van deze gegevens wordt dan een gehele partij vlees, dat afkomstig 30 kan zijn van meerdere geslachte dieren, al dan niet vrij gegeven voor de slacht, althans voor daarop volgende menselijke of dierlijke consumptie.
Bij deze bekende werkwijzen wordt een monster steeds naar een laboratorium gebracht, alwaar door verschillende 1007025 2 mensen, althans in verschillende stadia en met verschillende middelen de verschillende serologische tests worden uitgevoerd. Dit is kostbaar, tijdrovend en weinig effectief. Ook bestaat het gevaar dat het directe verband tussen 5 het dier waar het monster van is genomen en de testresultaten verloren gaat. Bovendien zal veelal het betreffende dier reeds zijn verder verwerkt voordat de betreffende resultaten volledig beschikbaar zijn. Bij testen van monsters van nog levende dieren bestaat 10 bovendien het gevaar dat deze ten tijde van de slacht niet meer geheel accuraat zijn.
Ook in ziekenhuizen, bloedbanken en dergelijke worden op vergelijkbare wijze (bloed)monsters getest.
...... De uitvinding beoogt derhalve een werkwijze van de 15 in de inleiding beschreven soort, waarbij de genoemde nadelen van de bekende werkwijzen zijn vermeden, met behoud van de voordelen daarvan. Daartoe wordt een werkwijze volgens de uitvinding gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 1.
20 Het on-line uitvoeren van serologische tests biedt het voordeel dat de gewenste resultaten relatief snel beschikbaar zijn, terwijl een goede koppeling blijft bestaan tussen het dier waarvan het monster is genomen en het betreffende, in bewerking zijnde monster. Bovendien kan 25 snel en eenvoudig een groot aantal tests worden uitgevoerd, waarbij de tests voor verschillende dieren, althans delen daarvan, tegelijkertijd, zowel serieel als parallel kunnen worden uitgevoerd. Op basis van de gevonden gegevens kan daardoor verdere verwerking van getest vlees of eventuele 30 behandeling van een getest dier worden aangestuurd. Als gevolg van het parallel, snel, accuraat en relatief goedkoop uitvoeren van een reeks serologische tests en de accurate sturing van de verdere verwerking of behandeling op basis van de gevonden meetwaarden wordt bijvoorbeeld de 35 gezondheid van mens of dier voor wie het vlees ter consumptie bestemd is en/of van de geteste dieren zelf 1007925 3 beter dan voorheen beschermd, te meer daar het hierdoor eenvoudig mogelijk is een groot aantal dieren, zo niet alle geslachte, te slachten of te behandelen dieren serologisch te testen.
5 Onder de term on-line dient ten minste te worden begrepen het ter plaatse testen van van een dier of mens genomen monster, in het bijzonder een bloedmonster. Ter plaatse dient daarbij zodanig te worden begrepen dat daaronder ten minste wordt verstaan op enige afstand van de 10 plaats van afname van het monster gesitueerde ruimte, geschikt voor het uitvoeren van serologische testen, naar welke ruimte de genomen bloedmonsters snel kunnen worden getransporteerd. Zo kan voor transport bijvoorbeeld gebruik worden gemaakt van buizenpost, waardoor monsters binnen 15 minuten voor serologische testen beschikbaar kunnen komen.
In een voordelige uitvoeringsvorm wordt een werkwijze volgens de uitvinding gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 2.
Bij een werkwijze volgens de uitvinding wordt 20 on-line een relatief groot aantal serologische tests uitgevoerd op uit een genomen monster afgescheiden submonsters. Daartoe worden de afgescheiden submonsters voorbehandeld en in een matrix van opneemholten gebracht, waarbij in verschillende opneemholten verschillende 25 serologische reacties worden opgewekt. Daartoe worden de verschillende submonsters bij voorkeur met verschillende eerste behandelingsmedia gemengd, waarna vervolgens de gevormde mengsels van submonsters met verschillende of dezelfde verdere behandelingsmedia worden behandeld. In 30 verschillende opneemholten van één matrix worden derhalve parallel en/of serieel verschillende mengsels van submonster, eerste en eventuele verdere behandelingsmedia verkregen, met verschillende reacties c.q. koppelingen van actieve componenten als resultaat. De submonsters in de 35 matrix van opneemholten kunnen vervolgens verder worden bewerkt en geanalyseerd, waardoor snel en eenduidig een 1007925 4 compleet beeld van de gevonden meetwaarden voor het betreffende dier, althans gedeelte daarvan kan worden verkregen. Elk van de na afloop van de serologische test gevulde opneemholten geeft daarbij het resultaat van de 5 daarin uitgevoerde serologische test, welke voor elke betreffende opneemholte in een rij en/of kolom van de matrix een andere test kan zijn. Dit maakt eenvoudige vergelijking van deze matrix met andere, bekende matrices mogelijk, waardoor de gevonden resultaten voor een groot 10 aantal verschillende tests bijvoorbeeld door patroonherkenning ineens kunnen worden geanalyseerd.
Een matrix van opneemholten dient in deze ten minste begrepen te worden als een aantal kolommen en rijen opneem-. holten, waarbij bij twee of meer rijen en/of kolommen het 15 aantal opneemholten in elke rij en/of kolom kan afwijken van het aantal opneemholten in een naastgelegen rij of kolom. Van elke opneemholte kan binnen de matrix met behulp van een coördinatenstelsel (bijvoorbeeld rij- en kolomnummer van een opneemholte) de positie worden vastgelegd 20 ten behoeve van verdere verwerking van de meetwaarden. Waar mogelijk en relevant wordt in deze beschrijving steeds een kolom opneemholte aangeduid als een reeks opneemholten waarin een deel van eenzelfde submonster wordt aangebracht. Waar meerdere submonsters tegelijk worden bewerkt kunnen de 25 gescheiden submonsters derhalve in verschillende kolommen opneemholten worden gebracht. Het zal echter duidelijk zijn dat ook een willekeurige, althans niet kolom- of rijgewijze verdeling van elk submonster kan worden toegepast. Met behulp van een gekozen coördinatenstelsel kan dan van elk 30 submonster worden vastgelegd in welke opneemholte(n) dit is gebracht.
In een bijzonder voordelige uitvoeringsvorm wordt een werkwijze volgens de uitvinding gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 4.
35 Door gebruik van een mengsel van ten minste twee conjugaten als ten minste één van de behandelingsmedia 1007925 5 wordt het bijzondere voordeel bereikt dat in verschillende opneemholten in een kolom van de matrix van opneemholten verschillende serologische tests kunnen worden uitgevoerd, terwijl deze met hetzelfde submonster worden gevuld. Dit 5 maakt vullen van de opneemholten bijzonder eenvoudig mogelijk, terwijl bovendien op eenvoudige wijze wordt gegarandeerd dat alle tests in een gekozen kolom opneemholten met identiek behandeld submonster worden uitgevoerd, hetgeen vergelijking nog beter mogelijk maakt. 10 In elke opneemholte kan bijvoorbeeld een ander verder behandelingsmedium worden toegevoegd. Ook kan bijvoorbeeld elke opneemholte in een rij van de matrix met hetzelfde verdere behandelingsmedium zijn behandeld, terwijl de onderlinge rijen met verschillende behandelingsmedia zijn 15 behandeld. In elke opneemholte wordt een specifieke combinatie verkregen van al dar. niet gebonden antilichamen, antigenen en dergelijke, al dan niet gelabeld met voor een gebruikte analysemethode detecteerbare labels.
Onder de term conjugaat dient in deze ten minste te 20 worden begrepen een element waarmee in een serologische test antigen, zoals bijvoorbeeld virussen of species lichaamsvreemde stoffen, of de specifiek hiertegen opgewekte antilichamen kan worden aangetoond. In het bijzonder dienen hieronder te worden begrepen gelabelde 25 imunoreaktanten. Labels kunnen daarbij ten minste bestaan uit één of meerdere van de volgende elementen: l. een enzym, zoals bijvoorbeeld Horseradish Peroxidase (HRPO), Alkaline Phosphatase, Urease, Glucose-oxidase, Dehydrogenase, β-D-galactosidase; 30 2. een fluorochroom; 3. een radioactief element zoals bijvoorbeeld H3, C14, I131; 4. Biotine; 5. Goudbolletjes; 6. Koolstofbollet j es ,· of 35 7. Europium.
10 07 925 6
Variaties hierop en alternatieven zullen voor de vakman direct duidelijk zijn.
In een verdere voordelige uitvoeringsvorm wordt een werkwijze volgens de uitvinding voorts gekenmerkt door de 5 maatregelen volgens conclusie 6.
Coating van een matrix van opneemholten met bij voorkeur verschillende verdere behandelingsmedia zoals ; specifieke antilichamen of antigenen biedt het voordeel dat dit onder goed gecontroleerde omstandigheden kan worden 10 uitgevoerd, voorafgaand aan het uitvoeren van een serie serologische testen, aangezien de opneemholten kunnen ^ worden voorbewerkt. Voor een specifieke serie serologische - of dergelijke testen kan een groot aantal matrixplaten te ; noemen matrices van opneemholten op geschikte, eenduidige 15 wijze worden voorbereid, zodat tijdens het testen steeds een matrixplaat beschikbaar is. Hierdoor kunnen in hoog tempo en met grote nauwkeurigheid en reproduceerbaarheid reeksen van series serologische testen worden uitgevoerd tegen relatief lage kosten. Met name wanneer een dergelijke 20 matrixplaat wordt toegepast bij een on-line werkwijze volgens de uitvinding wordt hiermee het voordeel bereikt dat in een (semi)continuproces het gewenste aantal serologische tests kan worden uitgevoerd, op (semi)continu aan- en afgevoerd vlees, bloed, of andersoortige monsters. 25 Onder de term coating dient in deze tenminste te worden begrepen een in een serologische test te gebruiken element waarmee men antigenen, zoals bijvoorbeeld virussen of species lichaamsvreemde stoffen, of de specifiek hiertegen opgewekte antilichamen kan aantonen, in het 30 bijzonder een immunoreactant. Een dergelijke coating kan bijvoorbeeld bestaan uit: 1. Een intact virusdeeltje, of een specifiek gedeelte daarvan; 2. Een intact antilichaam; of een specifiek gedeelte 35 daarvan,- 3. Een peptide; 1007925 7 4. Een ander dan onder 1 tot 3 genoemd eiwit; of 5. Residuen, of combinaties daarvan.
Andere in de uitvinding toepasbare coatings zullen 5 voor de vakman direct duidelijk zijn.
In nadere uitwerking wordt een werkwijze volgens de uitvinding gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 7.
Bij deze werkwijze wordt met behulp van een smerende beweging van het opneemdeel over een opneemholten een 10 gedeelte van het submonster in de betreffende opneem- holte(n) gebracht. Hiermee kunnen relatief kleine opneemholten worden gevuld, welke anders als gevolg van oppervlaktespanning van het submonster moeilijk tot niet te vullen zouden zijn. Bovendien wordt als gevolg van de 15 smerende beweging van het opneemdeel steeds een gelijke hoeveelheid submonster in de betreffende opneemholte gebracht. Immers, een eventueel surplus wordt door het opneemdeel over de bovenrand van de opneemholte afgesmeerd. Aldus wordt op bijzonder eenvoudige wijze vulling van 20 opneemholten mogelijk met steeds een nauwkeurig gelijke hoeveelheid, ook bij kleine opneemholten. Op deze wijze kunnen individuele opneemholten worden gevuld, maar ook een reeks opneemholten in een kolom van bijvoorbeeld een matrix van opneemholten als gebruikt bij een werkwijze volgens de 25 uitvinding.
Als gevolg van onder meer het feit dat relatief kleine opneemholten zonder meer kunnen worden gevuld, zonder verlies van submonster en dat alle submonsters uit hetzelfde monster beschikbaar zijn en voor één of meer 30 tests kunnen worden gebruikt kan bij een werkwijze volgens de uitvinding met bijzonder kleine hoeveelheden monster worden volstaan waarop een grote variëteit aan testen kan worden uitgevoerd. Dit is met name dan voordelig wanneer slechts weinig van het monster of de voor de tests nood-35 zakelijke behandelingsmedia beschikbaar is of wanneer het 1007925 8 monster of de behandelingsmedia kostbaar of gevaarlijk zijn.
Een smerende bewerking voor het inbrengen van het submonster in de verschillende opneemholten kan uiteraard 5 op verschillende wijzen en met verschillende middelen worden uitgevoerd, waarbij het submonster zowel in als op het betreffende opneemdeel kan worden opgenomen, voorafgaand aan het smeren. Direct contact tussen het opneemdeel en de opneemholten is niet nodig daar door 10 adhesie reeds overdracht zal plaatsvinden. Door direct contact te vermijden wordt het voordeel bereikt dat geen vervuiling van het opneemdeel door de opneemholten, althans het deel waarin deze zijn opgenomen of vice versa zal optreden, zodat het opneemdeel herhaald kan worden 15 gebruikt. Het zal overigens duidelijk zijn dat verschillende opneemdelen kunnen worden toegepast voor verschillende kolommen opneemholten of combinaties daarvan.
In een voorkeursuitvoeringsvorm wordt een werkwijze volgens de uitvinding gekenmerkt door de maatregelen 20 volgens conclusie 8.
Door de verschillende opneemholten simultaan aan een geschikte analysemethode te onderwerpen kan zeer snel een compleet beeld worden verkregen van de serologische testresultaten en dus van bijvoorbeeld virale of 25 bacteriologische afwijkingen in het monster. Met name wanneer gebruik wordt gemaakt van een non-invasieve methode, bijvoorbeeld stralingsmeting, daar daarbij geen vervuiling van de analyseinrichting(en) optreedt en derhalve meerdere matrices van opneemholten snel achter 30 elkaar kunnen worden geanalyseerd.
In nadere uitwerking wordt een werkwijze volgens de uitvinding bovendien gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 9, in het bijzonder volgens conclusies 9 en 10.
Gebruik van stralingsmeting maakt een snelle en non-35 invasieve meting mogelijk. Met name lichtmeting is daarvoor bijzonder geschikt, te meer daar daarvan beelden eenvoudig 1007925 9 kunnen worden vastgelegd en worden geanalyseerd, bij voorbeeld worden vergeleken met vergelijkbare beelden van bekende monsters. Door van dergelijke bekende monsters de bekende, relevante meetwaarden, bijvoorbeeld van kleuren, 5 grijswaarden, röntgenstraling of dergelijke meetwaarden, of combinaties daarvan als totaalbeelden vast te leggen in een databank kan door eenvoudige beeldvergelijking van een onbekend monster met deze bekende beelden voor elke opneemholte een eventuele afwijking met het verwachte 10 patroon worden vastgesteld, hetgeen een indicatie geeft voor de uitslag van een bepaalde serologische test. Overigens zal duidelijk zijn dat parallel aan de serologische testen ook andere testen kunnen worden uitgevoerd in de opneemholten, bijvoorbeeld controletests, 15 referentietests en dergelijke, zoals meting van de zuurgraad van het monster of andere niet-serologische testwaarden die van invloed kunnen zijn op de serologische testwaarden of althans de interpretatie daarvan.
Door aanvulling van de databank met 20 referentiebeelden, genomen van althans voor wat betreft de relevante waarden bekende monsters biedt het voordeel dat daarmee een zelflerend systeem wordt verkregen dat steeds optimaal aansluit bij de serologisch te testen monsters. Gebruik van een algoritme in een daartoe geschikte 25 rekeninrichting biedt het voordeel dat dit bijzonder eenvoudig en automatisch mogelijk is.
In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm wordt een werkwijze volgens de uitvinding gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 11.
30 Door een aantal afzonderlijke monsters tegelijkertijd serologisch te testen kan een groot aantal monsters op een groot aantal aspecten worden getest in een relatief korte tijd. Daarbij kunnen monsters parallel en/of serieel worden getest. Hiermee wordt het voordeel bereikt 35 dat snel, bij voorkeur on-line kan worden getest op een groot aantal variabelen. De resultaten kunnen direct aan 1007925 10 een verwerkingsinrichting voor het vlees worden toegevoerd ter sturing van de verdere verwerking.
De uitvinding heeft voorts betrekking op een inrichting voor het on-line serologisch testen van monsters 5 zoals bloedmonsters en dergelijke, gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 12.
Een dergelijke inrichting maakt het eenvoudig mogelijk snel, effectief en accuraat on-line serologische testen uit te voeren, op een groot aantal monsters in een 10 relatief korte tijd. Daarbij biedt de inrichting de mogelijkheid een aantal submonsters elk te behandelen met een eerste behandelingsmedium, vervolgens te verdelen over een aantal opneemholten, waarbij in elke opneemholte een tweede’ behandelingsmedium bij het voorbehandelde submonster 15 kan worden gevoegd. Hierdoor kan per opneemholte worden bepaald welke combinatie van submonster, eerste voorbehandelingsmedium en tweede voorbehandelingsmedium is opgenomen. Dit betekent dat eenvoudig de mogelijkheid wordt geboden in elke opneemholte indien gewenst een andere 20 serologische test uit te voeren, uitgaande van hetzelfde monster. Hierdoor wordt simultaan een beeld verkregen van een groot aantal verschillende monsterwaarden. Bovendien maakt een inrichting volgens de uitvinding een goede en nauwkeurige dosering van monster, submonster, eerste en 25 tweede behandelingsmedium mogelijk, mede waardoor de middelen voor het analyseren van de inhoud van gevulde opneemholten naar keuze een absolute of relatieve meetwaarde kunnen weergeven die vergelijkbaar is met eerder uitgevoerde serologische testen. Gebruik van een inrichting 30 volgens de uitvinding biedt derhalve een hoge reproduceerbaarheid.
In een eerste voordelige uitvoeringsvorm wordt een inrichting volgens de uitvinding gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 14, in het bijzonder door de 35 maatregelen volgens conclusies 14 en 15.
1 0 07 925 11
Door het tweede (en eventuele verdere) behandelingsmediura aan te brengen in elk der opneemholten, bij voorkeur voorafgaand aan het daarin brengen van het betreffende deel van een submonster wordt het voordeel 5 bereikt dat de opneemholten voorafgaand aan een testcyclus kunnen worden voorbereid, eventueel op afstand van de inrichting. Met name wanneer de opneemholten zijn opgenomen in een verwisselbare eenheid maakt dit een snelle en effectieve verwerking mogelijk. Door het tweede 10 behandelingsmedium in de vorm van een coating in de opneemholten aan te brengen wordt het voordeel bereikt dat het tweede (en eventueel verdere) behandelingsmedium vast met de opneemholten is verbonden en niet onbedoeld daaruit kan losraken. Bovendien wordt daardoor een goede binding 15 verkregen tussen de coating en uit het behandelde, betreffende deel van het submonster in de opneemholten vast te houden elementen uit het monster, bijvoorbeeld tijdens aansluitend spoelen daarvan. In elk der opneemholten kan een specifiek tweede behandelingsmedium worden opgenomen, 20 bijvoorbeeld een anti-gen of een anti-lichaam specifiek voor de in de betreffende opneemholte althans gedeeltelijk uit te voeren serologische test.
In een nadere uitvoeringsvorm wordt een inrichting volgens de uitvinding gekenmerkt door de maatregelen 25 volgens conclusie 16.
Gebruik van een matrixplaat waarin de opneemholten zijn aangebracht biedt het voordeel van eenvoudige verwisselbaarheid en verwerkbaarheid terwijl de opneemholten steeds een vaste positie hebben ten opzichte 30 van elkaar. Door gebruik van tweede opneemmiddelen die door een smerende beweging een voorbehandeld submonster in verschillende opneemholten kunnen brengen wordt het voordeel bereikt dat ook relatief kleine opneemholten eenvoudig kunnen worden gevuld met een exacte hoeveelheid 35 van het submonster, waarbij in één vloeiende beweging bijvoorbeeld een kolom opneemholten kan worden gevuld. Een 1007925 12 smerende beweging dient in deze te worden begrepen als omvattende een relatieve beweging van het opneemdeel over of langs ten minste één opneemholte op een zodanige afstand dat althans een deel van zich op of aan het betreffende 5 tweede opneemdeel aanwezige submonster ten minste door adhesie of cohesie in een opneemholte vloeit. Daarbij is tijdens de smerende beweging de afstand tussen de tweede opneemmiddelen en de opneemholten bij voorkeur een weinig groter dan 0 mm, zodat direct contact wordt vermeden en 10 vervuiling wordt tegengegaan.
De uitvinding heeft voorts netrekking op een matrixplaat, in het bijzonder geschikt voor gebruik bij een werkwijze of inrichting volgens onderhavige uitvinding, volgens conclusie 25.
15 Onder een matrixplaat dient in deze te worden begrepen een drager, voorzien van een aantal reeksen en kolommen opneemposities, in het bijzonder opneemholten voor het tijdens gebruik in of op elke opneempositie opnemen van een bij voorkeur vaste hoeveelheid mengsel van een te 20 testen deel van een monster en één of meer behandelingsmedia, waarbij van elke opneempositie de positie op de drager eenduidi.g bepaalbaar en vastgelegd is. Bovendien wordt het voordeel bereikt dat snel en eenvoudig kan worden gepositioneerd en gedoseerd. Door tenminste een 25 aantal van de opneemposities, in het bijzonder de opneemholten te voorzien van een behandelingsmedium voor een in de betreffende holte op te nemen mengsel wordt het voordeel bereikt dat dosering daarvan eenvoudig mogelijk is, terwijl de matrixplaten voorafgaand aan gebruik voor de 30 betreffende serologische testen gereed kunnen worden gemaakt, waardoor relatief snel een relatief groot aantal monsters kan worden verwerkt.
In een voordelige uitvoeringsvorm wordt een matrixplaat volgens de uitvinding gekenmerkt door de 35 maatregelen volgens conclusie 26.
1007925 13
Aanbrengen van een behandelingsmedium in of op een aantal van de opneemposities op de matrixplaat biedt het voordeel dat het betreffende behandelingsmedium als coating vast met de matrixplaat is verbonden, hetgeen het gebruik 5 en de verwerking van de matrixplaten vereenvoudigt, terwijl bovendien op geschikte wijze zorg kan worden gedragen voor het vasthouden van bestanddelen uit de in of op de opneemposities gebrachte mengsels, al dan niet tezamen met ten minste een deel van de coating bij verdere behandeling 10 met bijvoorbeeld buffers, spoelmedia en dergelijke. Door verschillende opneemholten te voorzien van verschillende behandelingsmedia kan bij een matrixplaat volgens de uitvinding het voordeel worden bereikt dat op één matrixplaat een groot aantal tests kan worden uitgevoerd, 15 in het bijzonder serologische tests, tegelijkertijd terwijl bovendien de testresultaten var. de verschillende tests snel beschikbaar kunnen zijn.
De uitvinding heeft bovendien betrekking op een analyse-inrichting volgens conclusie 28.
20 Een dergelijke analyse-inrichting heeft het voordeel dat tegelijkertijd een beeld kan worden verkregen van de testresultaten van een serie opneemposities, dat wil zeggen van een serie uitgevoerde tests, welke eenvoudig kunnen worden vergeleken met de testresultaten van een bekend 25 monster. Daarbij kan bij voorkeur van alle uitgevoerde tests tegelijkertijd het resultaat worden geanalyseerd en vergeleken met de resultaten van bekende monsters. Non-invasieve analysemethoden hebben daarbij het voordeel dat geen contaminatie door de monsters optreedt, waardoor 30 tussentijdse reiniging achterwege kan worden gelaten.
De uitvinding heeft voorts betrekking op een werkwijze voor het verwerken van vleesproducten volgens conclusie 30.
Het on-line testen van monsters, genomen van de te 35 slachten of geslachte dieren biedt het voordeel dat de testresultaten relatief snel beschikbaar zijn, bijvoorbeeld 10 0 7 9 25 14 binnen zestig minuten, bij voorkeur binnen vijfenveertig minuten en meer in het bijzonder binnen dertig minuten en in een voorkeursuitvoeringsvorm binnen enkele minuten na het nemen van het monster, terwijl bovendien een goede, 5 eenduidige koppeling tussen het monster, het dier en de testresultaten kan worden behouden. Hierdoor kan voor elk dier een optimaal slacht- en verder verwerkingstraject worden vastgesteld.
De uitvinding heeft bovendien betrekking op een 10 behandelingsmedium volgens conclusie 32.
Gebruik van een behandelingsmedium dat tenminste twee specifieke conjugaten omvat heeft het voordeel dat een met dit behandelingsmedium behandeld monster voor tenminste twee specifieke tests, in het bijzonder serologische tests 15 kan worden gebruikt. Daarbij is elk conjugaat test-specifiek.
Ter verduidelijking van de uitvinding zullen uitvoeringsvoorbeelden van werkwijzen en inrichtingen volgens onderhavige aanvrage aan de hand van de tekening 20 nader worden beschreven.
Fig. 1 toont schematisch in bovenaanzicht een inrichting volgens de uitvinding; fig. 2 toont schematisch in zij-aanzicht een inrichting volgens fig. 1; 25 fig. 3 toont in doorgebroken vooraanzicht volgens de lijn III-III in fig. 1 een matrixplaatje; fig. 3A en 3B tonen in doorgebroken zij-aanzicht volgens de lijn III-III in fig. 1 twee alternatieve uitvoeringsvormen van een matrixplaatje volgens de 30 uitvinding; fig. 4 toont in doorgebroken zij-aanzicht volgens de lijn III-III in fig. 1 in uitvergroting een opneemholte van een matrixplaatje; fig. 5A toont in bovenaanzicht volgens fig. 2 de 35 positie van monsteroverzetmiddelen; 1007925 15 fig. 5B toont in bovenaanzicht volgens fig. 2 de positie van de opneemmiddelen voor het met conjugaten gemengde monster,- fig. 6A toont in bovenaanzicht opbrengmiddelen voor 5 het in de opneemholte van een matrixplaatje brengen van het mengsel monster met conjugaten; fig. 6B toont in doorgesneden zij-aanzicht volgens de lijn VI B-VI B in fig. 6A genoemde middelen tijdens het in de opneemholte brengen van het mengsel; 10 fig. 7A-I toont schematisch een inrichting voor het doseren van in het bijzonder substraten; en fig. 8A-D toont schematisch een inrichting voor het opnemen en doseren van vloeistof.
In deze figuurbeschrijving hebben corresponderende 15 delen corresponderende verwijzingscijfers.
Fig. 1 toont in bovenaanzicht schematisch een inrichting voor het on-line serologisch testen van monsters zoals bloedmonsters en dergelijke volgens de uitvinding. Deze inrichting 1 omvat aanvoermiddelen 2 voor aanvoer van 20 containers 3 die elk een monster 4 bevatten, voorhoudermiddelen 5, eerste houdermiddelen 6 en tweede houdermiddelen 7, alsmede analysemiddelen 8, welke alle nog nader zullen worden besproken.
Elke container 3 bevat een monster 4, bijvoorbeeld 25 bloed, afgetapt van een mens of dier, welk monster 4 individueel herkenbaar is en herleidbaar tot de betreffende mens of het betreffende dier. De voorhoudermiddelen 5 omvatten een in hoofdzaak kubusvormig blok 9 dat roteerbaar rond een zich door de middens van twee aan tegenover 30 gelegen zijden gelegen kopvlakken 10 uitstrekkende as 11 is opgehangen in lagers 12 (fig. 2). De overige vier zijden 13 zijn elk voorzien van een vooropneemholte 14 die enigszins komvormig is en bijvoorbeeld een cirkelvormige omtrek heeft. Het blok 9 kan met behulp van aandrijfmiddelen 15, 35 bijvoorbeeld een stappenmotor en geschikte koppelmiddelen worden geroteerd om de as 11, zodanig dat steeds een 100/925 16 vooropneemholte in een zich horizontaal bovenliggend vlak 16 uitstrekt. Daartoe kan het blok over steeds 90° of een veelvoud daarvan worden geroteerd. Bovendien zijn de aandrijfmiddelen 15 zodanig ingericht dat het blok over een 5 relatief kleine hoek van enkele graden uit de getoonde middenstand heen en weer kan worden bewogen, om nog nader te beschrijven redenen.
De eerste opneemmiddelen omvatten eveneens een kubusvormig blok 17, roteerbaar om een zich door twee 10 tegenover elkaar gelegen kopvlakken 18 uitstrekkende tweede rotatie-as 19, opgehangen in lagers 20 (figuur 2). De overige vier zijvlakken 21 zijn elk voorzien van een vijftal sleufvormige eerste opneemholten 22, in bovenaanzicht gezien bijvoorbeeld enigszins druppelvormig, 15 welke met een hoofdrichting ongeveer evenwijdig liggen aan de as 19 en elk een eerste einde 22 hebben dat is gelegen op, althans nabij een middenas 24 van het betreffende vlak welke zich haaks op de as 19 uitstrekt. De in volgorde gezien eerste, derde en vijfde eerste opneemholten 22 20 hebben een tweede einde 25A dat nabij een eerste kopvlak 18A is gelegen, de tweede en vierde eerste opneemholten 22 hebben een tweede einde 25B gelegen nabij het tegenover gelegen tweede kopvlak 18B. De eerste opneemholten hebben nabij het eerste einde 23 een grotere diepte dan nabij het 25 tweede einde. Nabij het tweede einde ingebrachte vloeistof zal derhalve in de richting van het eerste einde van de betreffende eerste opneemholte stromen, met nog nader te bespreken voordelen.
De tweede houdermiddelen 7 omvatten een plaatdeel 30 26, voorzien van een aantal reeksen R en kolommen K
opneemholten 27 met een relatief kleine inhoud, bijvoorbeeld enige μΐ of ml. Elke opneemholte is in hoofdzaak komvormig, zoals met name blijkt uit de figuren 3 en 4. De matrixplaatvormige tweede houdermiddelen 7 kunnen 35 van een wegwerptype zijn of kunnen na reiniging worden 1 0 07 925 17 hergebruikt. De matrixplaat 7 en opneemholten 27 zullen nog nader worden beschreven.
De analysemiddelen 8 zijn ingericht voor het analyseren van de inhoud van ten minste één en bij voorkeur 5 meerdere, in het bijzonder alle gevulde opneemholten 27 in de matrixplaat 7. Daartoe omvatten de analysemiddelen 8 bij voorkeur een zogenaamde CCD-camera (Charge Coupled Device) waarmee steeds van ten minste één rij en/of kolom opneemholten 27 een beeld kan worden genomen, bij voorkeur 10 één opname van alle opneemholten 27 tegelijk, welke opname of opnamen op nog nader te beschrijven wijze kunnen worden geanalyseerd.
Nabij de aanvoermiddelen 2 zijn vooropneemmiddelen 28 aangebracht, voorzien van een op een beweegbare arm 29 15 aangebrachte zuigende naald 30, welke in een container 3 kan worden gebracht voor het opnemen van een hoeveelheid monster 4, waarna de gevulde naald 30 met behulp van de arm 29 kan worden gezwenkt tot boven de vooropneemholte 14, waarna het opgenomen monster uit de naald 30 kan worden 20 afgegeven en kan worden opgenomen in genoemde vooropneemholte 14. De naald 30 kan vervolgens worden weggezwenkt en worden gespoeld, waarna deze gereed is voor het opnemen van een nieuw monster uit een volgende container 3. Deze naald 30 zal in een 25 voorkeursuitvoeringsvorm nog nader worden beschreven, aan de hand van fig. 8A-D.
Naast de vooropneemmiddelen 28 kunnen voordoseermiddelen 31 zijn opgesteld, omvattende een aan een boven de vooropneemholte 14 beweegbare arm 32 30 aangebrachte doseernaald 33 voor het in de met monster gedeeltelijk gevulde vooropneemholte 14 brengen van een hoeveelheid voorbehandelingsmedium, bijvoorbeeld een oplos-en/of anti-stolmiddel voor het bloedmonster indien dit laatste niet reeds bij het afnemen van het bloed daarbij is 35 gevoegd. Door aandrijving van de aandrijfmiddelen 15 op de eerder beschreven wijze, waarbij het mengblok 9 over de 1007 925 18 genoemde kleine hoek een heen en weer gaande beweging uitvoert wordt een goede menging verkregen van het monster met het voorbehandelingsmedium in de vooropneemholte 14. De naald 33 wordt slechts voor het voorbehandelingsmedium 5 gebruikt en behoeft derhalve niet te worden gespoeld.
In plaats van het gebruik van de voordoseermiddelen 31 kan ook een of elk voorbehandelingsmedium via de naald 30 in de vooropneemholte 14 worden gebracht, waarbij de naald 30 en het toevoerkanaal daarvan direct worden 10 gespoeld.
Naast de voordoseermiddej.cn 31 zijn eerste opneemmiddelen 34 aangebracht, voorzien van op een beweegbare arm 35 bevestigde opneemnaalden 36, waarvan het aantal overeenkomt met het aantal kolommen K opneemholten 15 27 op de tweede houdermiddelen 7. In de getoonde uitvoeringsvorm is een vijftal opneemnaalden 36 voorzien, opgesteld in een rij met een patroon dat overeenkomt met het patroon van de eerste opneemholten 22 op de tweede houdermiddelen 6. Met behulp van de opneemnaalden 36 kan 20 een vijftal submonsters worden genomen uit de vooropneemholte 14, welke submonsters kunnen worden afgegeven bij de eerste einden 23 van de eerste opneemholten 22 (fig. 5B). De opneemnaalden 36 kunnen vervolgens worden weggezwenkt en worden gereinigd, zodat 25 deze gereed zijn voor gebruik bij een volgend monster.
Naast de eerste opneemmiddelen 34 zijn eerste doseermiddelen 37 opgesteld, voorzien van op een beweegbare arm 38 aangebrachte doseernaalden 39, opgesteld in een patroon dat overeenkomt met de positie van de tweede einden 30 25A, 25B van de eerste opneemholten 22. Met behulp van de vijf doseernaalden 39 kan bij elk in de betreffende opneemholte opgenomen submonster een eerste behandelingsmedium worden toegevoegd (fig. 5A), waarbij de eerste behandelingsmedia die in de onderscheiden eerste 35 opneemholte 22 worden gebracht van elkaar kunnen verschillen. Elk eerste behandelingsmedium kan bijvoorbeeld 1 0 0 7 9 25 19 één of meer conjugaten bevatten, met nog nader te beschrijven doel. Als gevolg van de opstelling van de doseernaalden 39 wordt verhinderd dat deze met het monster in contact komen en daardoor vervuild zouden raken.
5 Door aandrijving van tweede aandrijfmiddelen 40 kunnen de eerste houdermiddelen 6 in een heen en weer gaande beweging rond de as 19 worden aangedreven, overeenkomstig de heen en weer gaande beweging van de eerder beschreven voorhoudermiddelen 5. Door deze heen en 10 weer gaande, trillende beweging wordt een goede menging verkregen van de nabij de eerste einden 23 van de eerste opneemholten 22 samengestroomde submonsters en daaraan toegevoegde eerste behandelingsmedia. De naar de eerste einden 23 hellend aflopende eerste opneemholten 22 hebben 15 het voordeel dat tenminste het behandelingsmedium op eenvoudige wijze in de eerste opneemholten 22 kan worden gebracht, zonder dat de doseernaalden 39 in contact komen met de submonsters. Hierdoor wordt verhinderd dat de betreffende doseernaalden 39 na elke dosering gereinigd 20 hoeven te worden. De relatief diepe eerste einden 23 bieden het voordeel dat opzuigen van de mengsels uit de respectieve eerste opneemholten 22 daardoor eenvoudiger kan worden uitgevoerd.
Naast de eerste doseermiddelen 37 zijn tweede 25 opneemmiddelen 41 aangebracht, welke zijn voorzien van op een beweegbare arm 42 aangebrachte tweede opneemnaalden 43, opgesteld in een in hoofdzaak rechte lijn, waarbij de tweede opneemnaalden 43 zijn verdeeld overeenkomstig de eerste einden 23 van de eerste opneemholte 22. Met behulp 30 van de tweede opneemnaalden 43 kan uit elke eerste opneemholte 22 een bij voorkeur exact afgemeten hoeveelheid mengsel van submonster en betreffend eerste behandelingsmedium worden opgenomen en worden overgebracht naar de opneemholten 27 op de tweede houdermiddelen 7 (fig. 35 5B). Hiertoe wordt als volgt te werk gegaan.
10 ü7«25 20
De met de hoeveelheid mengsel van submonster en eerste behandelingsmedium gevulde tweede opneemnaalden 43 worden met hun open einden 44 tot dicht boven het oppervlak 45 van de plaatvormige tweede houdermiddelen 7 gebracht, 5 zodanig dat elke tweede opneemnaald 43 zich aan het begin van een kolom opneemholten 27 bevindt. Vervolgens worden de vijf tweede opneemnaalden 43 in een richting evenwijdig aan het bovenvlak 45 bewogen, evenwijdig aan de kolommen K, zoals weergegeven in figuur 6A en 6B door de pijl P. Als 10 gevolg van de relatief kleine afstand tussen het vrije einde 44 van de naalden 43 en het bovenvlak 45 van de matrixplaat 7 zal, door smering, het mengsel van submonster en behandelingsmedia uit de betreffende naalden 43 in de opneemholte 27 worden gedwongen, zodanig dat deze geheel 15 worden gevuld, zoals weergegeven in figuur 4. De smerende beweging van de naalden 43, in het bijzonder het genoemde mengsel wordt ervoor zorggedragen dat alle opneemholten 27 met een juiste dosering worden gevuld, zonder dat het gevaar bestaat dat luchtinsluiting in de betreffende 20 opneemholte 27 optreedt, waardoor een of meer opneemholten 27 niet, althans niet volledig gevuld zouden kunnen raken. Hierdoor kunnen ook relatief kleine opneemholten op geschikte wijze worden gevuld, ondanks de vloeistofspanning.
25 Zoals meer in het bijzonder getoond in figuur 4 is in tenminste een aantal en bij voorkeur in alle opneemholten 27 een tweede behandelingsmedium aangebracht in de vorm van een coating 44 waarop het mengsel 45 van submonster en eerste behandelingsmedium wordt aangebracht. 30 In algemene zin kan worden gesteld dat de betreffende coating 44 is gekozen voor reactie met ten minste één in het mengsel 45 aanwezig bestanddeel, welk bestanddeel bijvoorbeeld een anti-gen, een anti-body, een serum of anti-serum, een enzym of dergelijke kan zijn, zoals 35 bijvoorbeeld gebruikelijk is in een Elisa-test. De verschillende opneemholten 27 op de matrixplaat 7 hebben 10 07 9 25 21 elk een specifieke coating 44, waarbij opneemholten 27 in de verschillende kolommen K en/of rijen R dezelfde of verschillende coatings 44 kunnen hebben. In elk van de opneemholten 27 ontstaat daardoor een specifieke combinatie 5 van een mengsel van steeds hetzelfde submonster, een specifiek eerste behandelingsmedium en een specifiek tweede behandelingsmedium, dat wil zeggen coating 44. Hierdoor zal in elke opneemholte 27 een specifieke reactie plaatsvinden, indicatief voor de aanwezigheid van een specifiek in het 10 submonster te detecteren bestanddeel. Ter illustratie, op een matrixplaat 7 met vijf kolommen K en vijf rijen R, dat wil zeggen 25 opneemholten 27 kunnen in principe in één behandeling ten minste vijfentwintig verschillende detecties plaatsvinden. Door specifieke combinaties van 15 actieve bestanddelen, in het bijzonder verschillende conjugaten in elk eerste behanc.elingsmedium en afstemming van de coating 44 in elk van de opneemholten 27 in de kolom K die met de betreffende doseernaald 43 wordt bestreken daarop, kunnen in elke kolom K nog eenvoudiger 20 verschillende tests worden uitgevoerd met behulp van hetzelfde mengsel 45.
Na vulling van de verschillende opneemholten 27 met de betreffende mengsels 45 wordt de matrixplaat op op zichzelf bekende en gebruikelijke wijze behandeld, 25 bijvoorbeeld door spoeling met een buffer en eventueel verdere behandelingsmedia, waarna de matrixplaat 7 aan de analysemiddelen 8 wordt blootgesteld. Zoals gesteld omvatten de analysemiddelen 8 bij voorkeur een CCD-camera, waarmee van alle opneemholten 27 ineens een opname kan 30 worden gemaakt. De analysemiddelen 8 zijn aangesloten op een computer 46 of dergelijke rekeneenheid, waarin de gemaakte opname kan worden geanalyseerd. Daartoe is de computer 46 voorzien van een algoritme voor vergelijking van de opname met gestandaardiseerde opnamen opgeslagen in 35 een databank in de computer 46. Elk van de gestandaardiseerde opnamen is gemaakt met behulp van 1 0 07 925 22 monsters met een bekende samenstelling, zodat van deze opnamen bekend is welke bestanddelen wel en welke niet in het betreffende monster aanwezig waren. Op basis van de door het algoritme gemaakte vergelijking kan derhalve 5 ineens worden vastgesteld welke bestanddelen in het monster 4 aanwezig waren en eventueel in welke mate, welke bepaling kan worden gebruikt voor bijvoorbeeld het bepalen van een verwerkingsroute van de mens of het dier waarvan het betreffende monster is genomen, bijvoorbeeld met betrekking 10 tot medicinale behandeling, slacht en dergelijke. Overigens is het uiteraard ook mogelijk ander, op zichzelf bekende typen analysemiddelen 8 toe te passen, terwijl bovendien ook per opneemholte 27 of per rij R of kolom K opneemholten 27 één opname gemaakt kan worden voor vergelijking met ' 15 behulp van genoemd algoritme.
Het blok 9 en het blok 17 kunnen met respectievelijk de eerste aandrijfmiddelen 15 en de tweede aandrijfmiddelen 40 naast de genoemde heen en weer gaande beweging ook worden geroteerd over een hoek van 90° rond de respectieve 20 rotatie-assen 11 en 19. Hierdoor kan steeds een volgende vooropneemholte 14 en reeks eerste opneemholten 22 in de bovengelegen, horizontale positie worden gebracht, terwijl de met het gebruikte monster of mengsel gevulde vooropneemholte 14 respectievelijk eerste opneemholten 22 25 naar een verticaal zijvlak worden geroteerd. Naast het blok 9 is een eerste spuitmond 47 opgesteld, naast het blok 17 een tweede spuitmond 48, beide aangesloten op drukmiddelen 49 voor het tegen het naar de betreffende spuitmonden 47, 48 gekeerde zijvlak van de respectieve blokken 9, 17 30 spuiten van een reinigingsmedium waarmee de vooropneemholte 14 respectievelijk de eerste opneemholten 22 kunnen worden gespoeld, voor reiniging daarvan. Bovendien is bij voorkeur nabij de onderzijde van het blok 9 een derde spuitmond 49 opgesteld, nabij de onderzijde van het blok 17 een vierde 35 spuitmond 50, welke spuitmonden 49 en 50 zijn aangesloten op tweede drukmiddelen 51 voor het tegen het ondervlak van 10 0 7 9 25 23 blok 9 respectievelijk blok 17 blazen van lucht voor het drogen van de in het ondervlak gelegen vooropneemholte 14 respectievelijk eerste opneemholten 22. Dit betekent dat tijdens gebruik steeds een gereinigde, droge 5 vooropneemholte 14 respectievelijk reeks eerste opneemholten 22 in het bovenvlak kan worden voorgedraaid voor gebruik, welke nadien automatisch kan worden gereinigd en gedroogd, waartoe de beide blokken 9, 17 steeds in dezelfde richting over 90° worden verdraaid.
10 De inrichting 1 kan met behulp van de computer 46 worden gestuurd. Daartoe zijn de aandrijfmiddelen 15 en 40, aandrijfmiddelen 52 voor de aanvoermiddelen 2, de vooropneemmiddelen 28, de voordoseermiddelen 31, de eerste opneemmiddelen 34, de eerste doseermiddelen 37, de tweede 15 opneemmiddelen 41, de eerste drukmiddelen 49 en de tweede drukmiddelen 51 aangesloten op de voor de besturing ingerichte computer 46. Bovendien kunnen de behandeling van de matrixplaat 7 en de besturing van de analysemiddelen 8 door de computer 46 worden gestuurd.
20 Figuur 3 toont een dwarsdoorsnede van een
matrixplaat 7, waarbij van elke kolom K een opneemholte 27 is getoond. Tussen de kolommen K opneemholte 27 is een rug 53 opgenomen, waardoor wordt verhinderd dat tijdens het met behulp van de genoemde smerende beweging vullen van de 25 opneemholte 27 mengsel 45 van één van de kolommen K
vermengd raakt met mengsel op één der andere kolommen K. Figuur 3A toont een alternatieve uitvoeringsvorm waarbij in plaats van de ruggen 53 groeven 54 zijn voorzien, terwijl bij de in figuur 3B getoonde uitvoeringsvorm naast elkaar 30 gelegen kolommen K opneemholten 27 op verschillende niveaus zijn aangebracht. Ook bij deze twee laatstgenoemde uitvoeringsvormen wordt vermenging van het mengsel 45 in de ene kolom K met mengsel 45 in een naastgelegen kolom K effectief verhinderd.
35 Met een inrichting volgens de uitvinding kan automatisch met relatief hoge snelheid in relatief korte 1007 925 24 tijd een groot aantal monsters worden geanalyseerd, waardoor deze inrichting bij uitstek geschikt is voor het analyseren van monsters in een (semi-)continu proces.
Bij een inrichting 1 volgens de uitvinding is het 5 mogelijk om het of elk tweede behandelingsmedium en/of verdere behandelingsmedia met verdere, in de tekening niet getoonde doseermiddelen in de opneemholten 27 op de matrixplaat te brengen. Daartoe kunnen uitlaatopeningen zijn voorzien in een patroon overeenkomstig het patroon van 10 de opneemholten 27, welke uitlaatopeningen individueel aanstuurbaar zijn, bijvoorbeeld met behulp van de computer 46. In een alternatieve uitvoeringsvorm omvatten de verdere doseermiddelen een reeks verdere doseernaalden die over de matrixplaat 7, althans de reeksen en/of kolommen 15 opneemholten 27 beweegbaar zijn, evenwijdig aan, haaks op, of een andere hoek insluitend met de richting P in figuur 6B, waarbij bij voorkeur met behulp van de met betrekking tot de tweede opneemmiddelen 41 beschreven smerende beweging de betreffende tweede of verdere behandelingsmedia 20 in de opneemholten 27 kunnen worden gebracht. Hierdoor kan elke gewenste combinatie van mengsel 45, tweede behandelingsmedium 44 en eventuele verdere behandelingsmedia worden verkregen.
Figuur 7 toont schematisch de inrichting van een 25 voordelige uitvoeringsvorm van doseermiddelen in het bijzonder geschikt voor het toevoegen van substraat aan de holten 27 in de matrixplaat 7. Bij voorkeur is een aantal van dergelijke doseerinrichtingen in een matrix geplaatst, welke overeenkomt met de RxK matrix van de matrixplaat 7.
30 Een doseerinrichting 60 volgens de uitvinding omvat een kamer 61, voorzien van een bodem 62 en een bovenvlak 63. Door de bodem 62 strekt zich een holle naald 64 uit met een buiten de kamer gelegen, afgeschuind eerste einde 65 en een in de kamer op een afstand B boven de bodem 62 gelegen 35 tweede einde 66. Bovendien is een vloeistofafvoerleiding 67 door de bodem 62 gestoken, waarvan het in de kamer gelegen 1 0 0 7 9 25 25 invoeropening 68 op een afstand S boven de bodem 62 is gelegen, welke afstand S ten minste kleiner is dan de afstand D en eventueel 0 kan zijn. Door het bovenvlak 63 strekt zich een luchtafvoerleiding 69 uit tot in de kamer, 5 alsmede een luchtinvoerleiding 70, welke een doorsnede heeft die relatief groot is vergeleken met de doorsnede van de luchtafvoerleiding 69, de naald 64 en de vloeistofafvoerleiding 67. In de luchtinvoerleiding 70 is een klep 71 opgenomen welke de luchtinvoerleiding kan 10 afsluiten of vrijgeven. Op de vloeistofafvoerleiding 67 zijn afsluitmiddelen, in het bijzonder pompmiddelen opgenomen (welke in de tekening niet zijn getoond) voor het door de vloeistofafvoerleiding afvoeren van vloeistof zoals nog nader zal worden beschreven. Op de luchtafvoerleiding 15 69 zijn zuigmiddelen aangesloten (in de tekening niet getoond) met nog nader te beschrijven doel.
Een inrichting 60 volgens figuur 7 kan als volgt worden gebruikt.
Het eerste einde 65 van de naald 64 wordt in een op 20 te nemen vloeistof in een houder 72 geplaatst, zoals getoond in figuur 7A. Vervolgens wordt, bij gesloten klep 71 en gesloten vloeistofafvoerleiding 67 lucht uit de kamer 61 gezogen via de luchtafvoerleiding 69, waardoor vloeistof via de naald 64 in de kamer wordt gezogen, zoals getoond in 25 figuur 7B en C. Aangezien de vloeistofafvoerleiding 67 is gesloten kan het vloeistofniveau in de kamer 61 stijgen tot boven het tweede einde 66 van de naald 64, zoals getoond in figuur 7D. Aansluitend worden de luchtafvoermiddelen uitgeschakeld en wordt de vloeistofafvoerleiding 67 30 vrijgegeven, waarbij vloeistof uit de kamer 61 kan stromen, eventueel daaruit gezogen door daartoe geëigende pompmiddelen, zoals getoond in figuur 7E. Afvoer van de vloeistof door de vloeistofafvoerleiding 67 zal worden beëindigd wanneer het vloeistofniveau in de kamer gelijk 35 komt te staan met de invoeropening 68, zoals getoond in fig. 7F. Tijdens deze stappen 7A tot 7F wordt het eerste 1 0 0 7 9 25 26 einde 65 van de naald 64 in de vloeistof in de houder 72 gehouden. Vervolgens wordt het eerste einde 65 van de naald 64 in een holte 27 van de matrixplaat 7 gebracht, zodanig dat de bodem van de holte 27 daardoor niet wordt geraakt, 5 zoals getoond in fig. 7G. Vervolgens wordt de klep 71 geopend en wordt relatief snel relatief veel lucht via de luchtinvoerleiding 70 in de kamer 61 gebracht, terwijl de luchtafvoerleiding 69 en de vloeistofafvoerleiding 67 zijn gesloten. De vloeistof die in de naald 64 is achtergebleven 10 tijdens het afvoeren van de vloeistof uit de kamer 61, zoals getoond in de figuren 7E en F, wordt door de luchtdruk uit de naald 64 in de holte 27 gedrukt, zoals getoond in figuur 7H. Hierbij wordt door het afgeschuinde einde"65 van de naald 64 het voordeel bereikt dat lucht uit 15 de holte 27 wordt weggedrukt, zodat wordt verhinderd dat luchtbellen in de holte 27 ontstaan. Spetteren van de vloeistof, vervuiling van de omgeving van de holte en dergelijke worden op deze wijze eenvoudig verhinderd terwijl relatief snel de vloeistof in de holte 27 kan 20 worden gebracht. Bij het volledig vullen van de holte 27 kan de naald 64 enigszins omhoog worden weggetrokken, waarbij de lucht vanuit de kamer via de ruimte tussen de opening in het holle einde 65 van de naald en het bovenvlak van de matrixplaat 7 kan wegstromen, zonder beïnvloeding 25 van de vloeistof in de holte.
Een inrichting volgens figuur 7 heeft het voordeel dat bijzonder nauwkeurig kan worden gedoseerd op bijzonder eenvoudige wijze, aangezien steeds eenzelfde hoeveelheid vloeistof in de naald 64 zal achterblijven. Deze 30 vloeistofhoeveelheid is derhalve de te doseren hoeveelheid welke steeds gelijk zal zijn. Het binnenvolume van de naald is derhalve de doserende grootheid en kan exact op de inhoud van de holte 27 worden afgestemd. Bovendien kan een dergelijke inrichting eenvoudig worden toegepast zonder dat 35 daartoe ingewikkelde systemen van zuigers, kleppen en dergelijke noodzakelijk zijn. Door positionering van een 10 07 925 27 matrix van dergelijke doseerinrichtingen, overeenkomstig de holte 27 in de matrixplaat 7 wordt het voordeel bereikt dat in één bewerking nauwkeurig in elke holte 27 een gewenste hoeveelheid substraat of dergelijk behandelingsmedium kan 5 worden toegevoegd.
In de figuren 8A tot D is een opneem- en doseerinrichting getoond, welke in het bijzonder geschikt is voor het opnemen van monster zoals bloed voor toevoering aan de voorhoudermiddelen 5 en eventueel daaraan toevoegen 10 van oplosmiddel of dergelijk voorbehandelingsmedium. De doseerinrichting zal worden beschreven als vooropneem- en voordoseermiddel.
De vooropneemmiddelen 28 omvatten een holle naald 30 zoals 'eerder beschreven, voorzien van een afgeschuind 15 eerste open einde 80. Om het vrije einde van de naald 30 is een busvormige mantel 81 aangebracht, welke aan het boveneinde 82 is gesloten. Het ondereinde 83, dat bijvoorbeeld gelijk ligt met de bovenzijde van het open einde 80 van de naald 30, is naar beneden toe open. De 20 mantel 81 is bij voorkeur op de naald geklemd, zodanig dat geen lucht of vloeistof tussen de mantel 81 en de naald 30 naar boven toe kan passeren. Een dergelijke inrichting kan bijvoorbeeld als volgt worden gebruikt.
De naald 30 wordt met de mantel 31 in de vloeistof 25 84 in een houder 85 gebracht, in fig. 8 schematisch weergegeven. Daarin is de vloeistof 84 door een geruite arcering weergegeven. Aangezien de mantel 81 en de naald 30 gesloten zijn zal lucht in de naald en tussen de naald en de mantel 81 zijn opgesloten wanneer deze in de vloeistof 30 worden gebracht. Hierdoor wordt verhinderd dat vloeistof in de ruimte 86, ingesloten tussen de naald 30 en de mantel 81 kan dringen (fig. 8B). Vervolgens wordt in de naald een hoeveelheid vloeistof 84 opgezogen (fig. 8C). Aansluitend kan de naald 30 tezamen met de mantel 81 uit de vloeistof 35 worden teruggetrokken, waarbij de vloeistof 84 in de naald 30 achterblijft (fig. 8D). Aangezien geen vloeistof in de 1007 925 28 I ruimte 86 is binnengetreden is vervuiling van de buitenzijde van de naald 30 op eenvoudige wijze verhinderd, terwijl bovendien wordt verhinderd dat vloeistof 84 aan de buitenzijde van de naald wordt meegenomen en onbedoeld kan 5 worden afgegeven. Derhalve kan met een dergelijke inrichting bijzonder nauwkeurig worden gedoseerd. Immers, de te doseren hoeveelheid wordt volledig bepaald door de in de naald 30 opgenomen hoeveelheid vloeistof. Een verder voordeel is dat een dergelijke doseerinrichting bijzonder I 10 eenvoudig te onderhouden en te reinigen is. Voor het afgeven van de vloeistof 84 uit de naald 30 verdient het daarbij de voorkeur dat de mantel 81 over de naald 30 omhoog weg wordt getrokken, zodat verhinderd wordt dat vloeistof die eventueel aan de mantel 81 is meegenomen bij 15 het doseren wordt afgegeven. Hiertoe kan de mantel 81 bijvoorbeeld eenvoudig verschuifbaar op de naald 30 zijn gelagerd. Ook kan de mantel 81 verplaatsbaar ten opzichte van zijn bovenvlak zijn uitgevoerd. Vele variaties, welke voor de vakman voor de hand zullen liggen, zijn hierop 20 mogelijk.
Het zal voor de vakman direct duidelijk zijn dat, nadat aan de holten van de matrixplaat 7, na de benodigde stappen als wassen en dergelijke, substraat of een dergelijk behandelingsmedium of -media is of zijn 25 toegevoegd, verschillende verdere stappen moeten worden ondernomen, waaronder veelal wasstappen, kleuringsstappen, incubatiestappen en dergelijke, alvorens de matrixplaat aan de analysemiddelen wordt toegevoerd.
Het zal duidelijk zijn dat vele variaties mogelijk 30 zijn. Zo kunnen het voorhouderblok en/of de eerste houdermiddelen anders zijn uitgevoerd, bijvoorbeeld met een driehoekige doorsnede haaks op de rotatie-as 11 respectievelijk 19 of een meerhoekige doorsnede, waarbij op elke zijde één of meer vooropneemholten respectievelijk | 35 reeksen eerste opneemmiddelen kunnen zijn opgenomen. Het : aantal reeksen R en/of kolommen K op de tweede 1007925 29 houdermiddelen 7 kan worden aangepast, bijvoorbeeld afhankelijk van het aantal uit te voeren testen en de mogelijke combinaties van te gebruiken behandelingsmedia, in het bijzonder mengsels van conjugaten, waarbij het 5 aantal eerste opneemholten op de eerste opneemmiddelen aan het aantal kolommen K kan zijn aangepast. De middelen voor het reinigen en drogen van de verschillende opneemholten kunnen op andere, geschikte wijze zijn uitgevoerd, bijvoorbeeld als contact-reinigingsmiddelen. Ook kunnen in 10 plaats van de aandrijfmiddelen andere middelen worden gebruikt voor het in trilling brengen van de blokken 9 en 17, terwijl bovendien roermiddelen of dergelijke kunnen worden gebruikt voor menging van de monsters en submonsters met de verschillende behandelingsmedia. Ook kunnen andere 15 opneemmiddelen en doseermiddelen worden toegepast voor het overbrengen van de monsters, si.bmonsters en mengsels tussen de verschillende fasen in de behandeling. Ook kunnen tussen de aanvoermiddelen en de voorhoudermiddelen, de voorhoudermiddelen en de eerste houdermiddelen, de eerste 20 houdermiddelen en de tweede houdermiddelen en/of de tweede houdermiddelen en de analysemiddelen verdere behandelingsmiddelen zijn voorzien, bijvoorbeeld voor het toevoegen van verdere behandelingsmedia zoals anti-stolmiddelen, oplosmiddelen, buffermiddelen, reagens en 25 dergelijke.
1 0 0 7 9 25

Claims (32)

1. Werkwijze voor het serologisch testen van monsters zoals bloedmonsters en dergelijke, waarbij ten minste één en bij voorkeur een reeks submonsters wordt afgescheiden, waarbij het ten minste ene submonster aan ten minste één 5 serologische test wordt onderworpen waarbij de ten minste ene test on-line wordt uitgevoerd.
2. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij een aantal submonsters wordt afgescheiden, welke submonsters elk worden gemengd met ten minste een eerste 10 behandelingsmedium, waarna althans een gedeelte van elk submonster in ten minste één van een kolom opneemholten in een matrix wordt gebracht, zodanig dat een matrix van kolommen met verschillende submonsters gevulde opneemholten wordt verkregen, waarbij in ten minste elke met submonster 15 gevulde opneemholte een verder behandelingsmedium bij het betreffende submonster wordt gemengd, waarna van ten minste een aantal van de gevulde opneemholten de inhoud aan een geschikte analysemethode wordt onderworpen.
3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, waarbij het 20 monster wordt afgescheiden uit een hoeveelheid het monster bevattend medium en wordt voorbehandeld met ten minste een verdunningsmiddel of dergelijk voorbehandelingsmedium, waarna de submonsters worden afgescheiden.
4. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, 25 waarbij ten minste één van de behandelingsmedia een mengsel van ten minste twee conjugaten omvat.
5. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, waarbij in althans een aantal van de opneemholten, voorafgaand aan het inbrengen van een gedeelte van het 30 betreffende submonster daarin, het betreffende verdere behandelingsmedium wordt aangebracht.
6. Werkwijze volgens conclusie 5, waarbij ten minste één verder behandelingsmedium of mengsel van verdere 1 0 07 925 behandelingsmedia door middel van coating van de betreffende opneemholte wordt aangebracht.
7. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, waarbij elk submonster in of aan een opneemdeel wordt 5 opgenomen, bij voorkeur wordt opgezogen door een buisvormig einde daarvan, waarna een open einde van het opneemdeel over de opneemholten in de betreffende kolom van de matrix wordt bewogen, op een zodanig kleine afstand van de bovenste langsrand daarvan dat de opneemholten worden 10 gevuld met een afgemeten hoeveelheid van het betreffende submonster, ten minste onder invloed van cohesie, waarbij een eventueel surplus submonster door het voortbewegende opneemdeel wordt afgestreken over de langsrand van de betreffende opneemholte.
8. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de opneemholten tegelijkertijd aan een geschikte analysemethode worden onderworpen.
9. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, waarbij als analysemethode een stralingsmeting, in het 20 bijzonder een lichtmeting wordt toegepast, waarbij met behulp van een ontvanger een beeld van de matrix van opneemholten wordt opgenomen, welk beeld wordt vergeleken met eerder bepaalde beelden, opgeslagen in een databank, van welke beelden de gewenste meetwaarden van het monster, 25 althans van de daarin te detecteren bestanddelen voor elk van de relevante opneemholten bekend is, waarbij op basis van deze vergelijking voor elk van de relevante opneemholte de gewenste meetwaarde wordt bepaald.
10. Werkwijze volgens conclusie 9, waarbij de databank 30 wordt gevuld met een aantal beelden genomen van monsters met een bekende samenstelling, waarbij de databank wordt aangevuld met beelden van de te onderzoeken monsters, waarbij met behulp van een algoritme in een rekeninrichting wordt bepaald welke van de gemeten beelden relevant zijn 35 voor opname in de databank, afhankelijk van ten minste een 1007 925 aantal extern gemeten, in de rekeneenheid gevoerde meetgegevens van dergelijke monsters.
11. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, waarbij een aantal afzonderlijke monsters tegelijkertijd in 5 een inrichting wordt behandeld.
12. Inrichting voor het on-line serologisch testen van monsters zoals bloedmonsters en dergelijke, omvattende: eerste opneemmiddelen voor het uit een te testen monster opnemen van een aantal submonsters, bij voorkeur 10 ten minste twee submonsters; eerste houdermiddelen voor het opslaan van de daarin door de eerste opneemmiddelen af te geven submonsters,- eerste doseermiddelen voor het bij elk submonster in de eerste houdermiddelen voegen van een eerste 15 behandelingsmedium; eerste mengmiddelen voor het mengen van het of elk submonster met het betreffende, daarbij gevoegde eerste behandelingsmedium; tweede opneemmiddelen voor het gescheiden uit de 20 eerste houdermiddelen opnemen van elk submonsters; tweede houdermiddelen voor het gescheiden opslaan van de daarin door de tweede opneemmiddelen af te geven, behandelde submonsters; welke tweede houdermiddelen een aantal rijen en 25 kolommen opneemholten, bij voorkeur een matrix van opneemholten omvatten; waarbij de tweede opneemmiddelen zijn ingericht voor het in gescheiden kolommen opneemholten voeren en daarin verdelen van de betreffende opgenomen, voorbehandelde 30 submonsters; waarbij middelen zijn voorzien voor het in opneemholten bij het betreffende deel van het behandelde submonster voegen van een tweede behandelingsmedium; en middelen voor het analyseren van de inhoud van ten' 35 minste een aantal en bij voorkeur alle gevulde opneemholten. 1ÖÖ792S
13. Inrichting volgens conclusie 12, voorzien van: vooropneemmiddelen voor opnemen van een monster uit een monstervoorraad; voorhoudermiddelen voor door de vooropneemmiddelen 5 daarin af te geven monster; voordoseermiddelen voor het bij het monster in de voorhoudermiddelen voegen van een voorbehandelingsmedium; voormengmiddelen voor het mengen van het monster met het voorbehandelingsmedium; 10. waarbij de eerste opneemmiddelen zijn ingericht voor het uit de voorhoudermiddelen opnemen van de submonsters.
14. Inrichting volgens conclusie 12 of 13, waarbij althans in een aantal, bij voorkeur in elk der opneemholten een tweede behandelingsmedium is aangebracht, bij voorkeur 15 voorafgaand aan het daarin brengen van het betreffende deel van een submonster.
15. Inrichting volgens conclusie 14, waarbij een aantal, bij voorkeur elk der te vullen opneemholten is gecoat met althans een tweede behandelingsmedium.
16. Inrichting volgens één der conclusies 12 - 15, waarbij de opneemholten in ten minste één plaatdeel, bij voorkeur een matrixplaat zijn opgenomen, waarbij de tweede opneemmiddelen zijn ingericht voor het door een smerende beweging over het of elk oppervlak van het betreffende 25 plaatdeel in de opneemholten voeren van een gedeelte van het betreffende voorbehandelde submonster.
17. Inrichting volgens één der conclusies 12 - 16, waarbij de voorhoudermiddelen ten minste één voormengholte omvatten, opgenomen in een voormengblok, waarbij de 30 voormengmiddelen zijn ingericht voor het naar keuze: over een relatief kleine eerste hoek reciprook zwenken van het voormengblok of; over een relatief grote tweede hoek in één richting kantelen van het voormengblok, rond een in hoofdzaak 35 horizontaal opgestelde rotatieas. 1 0 07 9 25
18. Inrichting volgens conclusie 17, waarbij het : voormengblok aan ten minste twee, bij voorkeur aan alle zijden is voorzien van een voormengholte, waarbij de vooropneemmiddelen zijn ingericht voor het in de althans 5 tijdelijk naar boven gerichte voormengholte brengen van het monster, waarbij reinigingsmiddelen zijn voorzien voor het ; ten minste gedeeltelijk tegelijkertijd behandelen, in het bijzonder reinigen van de of elke verdere voormengholte.
19. Inrichting volgens één der conclusies 12 - 18, 10 waarbij de eerste houdermiddelen een reeks eerste mengholten omvatten, waarbij de eerste mengmiddelen trilmiddelen omvatten voor het in trilling brengen van de : eerste mengholten.
20. · Inrichting volgens conclusie 19, waarbij de eerste 15 opneemmiddelen een reeks opneemelementen omvatten die zijn opgestelde in een onderlinge positie corresponderend met de positie van de reeks eerste mengholten.
21. Inrichting volgens conclusie 20, waarbij de opneemelementen in een rij zijn opgesteld, overeenkomstig 20 de positie van de opneemholten in een rij in de tweede houdermiddelen.
22. Inrichting volgens conclusie 20 of 21, waarbij een reeks eerste mengholten op ten minste één zijde van een eerste mengblok is opgenomen, waarbij de eerste 25 mengmiddelen zijn ingericht voor het naar keuze: over een relatief kleine eerste hoek reciprook zwenken van het eerste mengblok; of over een relatief grote tweede hoek in één richting kantelen van het eerste mengblok, rond een in hoofdzaak 30 horizontaal opgestelde rotatieas.
23. Inrichting volgens conclusie 22, waarbij het eerste mengblok aan ten minste twee, bij voorkeur aan alle zijden is voorzien van een reeks eerste mengholten, waarbij de eerste opneemmiddelen zijn ingericht voor het in de althans 35 tijdelijk naar boven gerichte eerste mengholten brengen van de submonsters, waarbij reinigingsmiddelen zijn voorzien : ï i 1007925 voor het ten minste gedeeltelijk tegelijkertijd behandelen, in het bijzonder reinigen van de of elke verdere reeks eerste mengholten.
24. Inrichting volgens één der conclusies 19 - 23, 5 waarbij de eerste mengholten een hellend bodemvlak hebben, alsmede een inhoud die enigszins groter is dan het volume van het daarin af te geven submonster, waarbij de eerste doseermiddelen zijn ingericht voor het nabij het hoogstgelegen einde van het bodemvlak afgeven van elk 10 betreffende eerste behandelingsmedium, op horizontale en verticale afstand van het in de betreffende eerste mengholte opgenomen behandelde submonster.
25. Matrixplaat, in het bijzonder geschikt voor gebruik bij een werkwijze volgens één der conclusies 1 - 11 of in 15 een inrichting volgens één der conclusies 12 - 24, voorzien van een matrix van opneemholten, waarbij althans een aantal opneemholten is voorzien van een behandelingsmedium voor een in de opneemholte te brengen monster of gedeelte daarvan.
26. Matrixplaat volgens conclusie 25, waarbij althans een aantal opneemholten is gecoat met een behandelingsmedium.
27. Matrixplaat volgens conclusie 25 of 26, waarbij in althans een aantal kolommen opneemholten ten minste één der 25 opneemholten is voorzien van, bij voorkeur gecoat is met een behandelingsmedium dat afwijkt van het behandelingsmedium in ten minste één der andere opneemholten in de betreffende kolom opneemholten.
28. Analyseinrichting voor gebruik bij een werkwijze 30 volgens één der conclusies 1 - 11 of in een inrichting volgens één der conclusies 12 - 24, omvattende een meetinrichting voor het bepalen van de straling afkomstig van, gereflecteerd door of geabsorbeerd door de inhoud van ten minste een aantal opneemholten, waarbij middelen zijn 35 voorzien voor het vergelijken van de gemeten meetwaarden met de corresponderende meetwaarden van bekende monsters, 1007 9 25 welke corresponderende meetwaarden zijn opgeslagen in een databank van de meetinrichting.
29. Analyseinrichting volgens conclusie 28, waarbij de meetinrichting een algorithme omvat voor het uitvoeren van 5 de vergelijking en op basis daarvan weergeven van het serologisch testresultaat van het betreffende monster of - althans een gedeelte daarvan, waarbij het algoritme is ingericht voor het toevoegen van relevante gevonden meetwaarden aan de databank, één en ander zodanig dat de I 10 analyseinrichting zelflerend is.
30. Werkwijze voor het verwerken van vleesproducten, “ waarbij te verwerken vleesproducten zoals kadavers of onderdelen daarvan seriematig worden aangevoerd, waarbij met behulp van een werkwijze volgens één der conclusies 1 -15 - 11 of in een inrichting volgens één der conclusies 12 - 24 en bij voorkeur onder toepassing van een analyseinrichting volgens conclusie 28 of 29 uit althans een aantal, bij voorkeur uit elk der aangevoerde vleesproducten een bloedmonster wordt genomen en serologisch wordt getest, 20 waarbij althans mede aan de hand van de met de gebruikte analysemethode gevonden meetwaarden wordt bepaald op welke wijze elk van de vleesproducten verder wordt verwerkt.
31. Vleesverwerkende inrichting, omvattende een inrichting volgens één der conclusies 13 - 24 en bij 25 voorkeur een analyseinrichting volgens conclusie 28 of 29, voorzien van middelen voor het seriematig aanvoeren van vleesproducten, waarbij de vooropneemmiddelen zijn ingericht voor het uit de aangevoerde vleesproduct nemen van telkens een monster lichaamsvocht, bij voorkeur bloed, 30 waarbijde inrichting is ingericht voor het serologisch testen van elk der genomen monsters, waarbij afvoermiddelen voor de vleesproducten en stuurmiddelen voor het op basis van de serologische testresultaten sturen van de . , afvoermiddelen zijn voorzien.
32. Behandelingsmedium voor gebruik bij een werkwijze volgens één der conclusies 1 - 11 of in een inrichting 1 0 0 7 9 25 volgens één der conclusies 12 - 24, waarbij het behandelingsmedium ten minste twee specifieke conjugaten omvat. 1607929
NL1007925A 1997-12-29 1997-12-29 Werkwijze en inrichting voor het on-line testen van monsters. NL1007925C2 (nl)

Priority Applications (5)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1007925A NL1007925C2 (nl) 1997-12-29 1997-12-29 Werkwijze en inrichting voor het on-line testen van monsters.
EP98962713A EP1044371A1 (en) 1997-12-29 1998-12-29 Method and apparatus for on-line testing samples
JP2000526811A JP2002522746A (ja) 1997-12-29 1998-12-29 オンライン試験サンプル用の方法および装置
AU17884/99A AU1788499A (en) 1997-12-29 1998-12-29 Method and apparatus for on-line testing samples
PCT/NL1998/000741 WO1999034211A1 (nl) 1997-12-29 1998-12-29 Method and apparatus for on-line testing samples________________

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1007925 1997-12-29
NL1007925A NL1007925C2 (nl) 1997-12-29 1997-12-29 Werkwijze en inrichting voor het on-line testen van monsters.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1007925C2 true NL1007925C2 (nl) 1999-06-30

Family

ID=19766273

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1007925A NL1007925C2 (nl) 1997-12-29 1997-12-29 Werkwijze en inrichting voor het on-line testen van monsters.

Country Status (5)

Country Link
EP (1) EP1044371A1 (nl)
JP (1) JP2002522746A (nl)
AU (1) AU1788499A (nl)
NL (1) NL1007925C2 (nl)
WO (1) WO1999034211A1 (nl)

Citations (8)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4087248A (en) * 1976-07-26 1978-05-02 Miles Laughton E Multiple assay machine and method
FR2527945A1 (fr) * 1982-06-05 1983-12-09 Infors Ag Machine a secouer
EP0266881A2 (en) * 1986-09-30 1988-05-11 Astromed Limited Method and apparatus for multiple optical assaying
WO1988007679A1 (en) * 1987-03-26 1988-10-06 The Secretary Of State For Health In Her Assay apparatus and use thereof
EP0424633A2 (en) * 1989-10-23 1991-05-02 Abbott Laboratories Automated method and device for performing solid-phase diagnostic assay
DE4329791A1 (de) * 1993-09-03 1995-03-30 Teja Lichtenberg Verfahren und Einrichtung zur automatischen Verteilung von Mikrofilterscheiben
DE4419480A1 (de) * 1994-06-03 1995-12-07 Heidolph Elektro Gmbh & Co Kg Vorrichtung zum Haltern von Aufsätzen oder dergleichen auf Schüttlergeräten
WO1996005488A1 (en) * 1994-08-08 1996-02-22 Science Applications International Corporation Automated system and method for simultaneously performing a plurality of signal-base assays

Patent Citations (8)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4087248A (en) * 1976-07-26 1978-05-02 Miles Laughton E Multiple assay machine and method
FR2527945A1 (fr) * 1982-06-05 1983-12-09 Infors Ag Machine a secouer
EP0266881A2 (en) * 1986-09-30 1988-05-11 Astromed Limited Method and apparatus for multiple optical assaying
WO1988007679A1 (en) * 1987-03-26 1988-10-06 The Secretary Of State For Health In Her Assay apparatus and use thereof
EP0424633A2 (en) * 1989-10-23 1991-05-02 Abbott Laboratories Automated method and device for performing solid-phase diagnostic assay
DE4329791A1 (de) * 1993-09-03 1995-03-30 Teja Lichtenberg Verfahren und Einrichtung zur automatischen Verteilung von Mikrofilterscheiben
DE4419480A1 (de) * 1994-06-03 1995-12-07 Heidolph Elektro Gmbh & Co Kg Vorrichtung zum Haltern von Aufsätzen oder dergleichen auf Schüttlergeräten
WO1996005488A1 (en) * 1994-08-08 1996-02-22 Science Applications International Corporation Automated system and method for simultaneously performing a plurality of signal-base assays

Also Published As

Publication number Publication date
JP2002522746A (ja) 2002-07-23
WO1999034211A1 (nl) 1999-07-08
AU1788499A (en) 1999-07-19
EP1044371A1 (en) 2000-10-18

Similar Documents

Publication Publication Date Title
JP3486416B2 (ja) ヒト又は動物の細胞試料の処理方法及び処理装置
JP5732280B2 (ja) 流体排出機構を備えた生物反応装置
BE1001048A5 (fr) Instrument automatise pour analyse d'echantillon de patient.
CN1638871B (zh) 通过离心力和/或毛细力精确输送和操作流体的方法和装置
KR100858198B1 (ko) 유체 시료로부터 분리된 입자성 물질의 단층을자동형성하기 위한 방법 및 장치
US7501094B2 (en) Preparation and characterization of formulations in a high throughput mode
US4169125A (en) Modular chemical analysis system
DE60213923T2 (de) Vorrichtung zur automatischen Vorbereitung von Blutabstrichen
CN102576009B (zh) 检查装置及检查方法
US6723568B1 (en) Method and apparatus for cascade impactor testing of inhalable drug therapies recovery for chemical analysis
EP1901067A2 (en) Cellomics system
JPS59500333A (ja) 測定を実施するための方法
NZ211887A (en) Sample processor card for use with centrifuge
JPH0216875B2 (nl)
JP2000508423A (ja) ヒト又は動物の細胞試料の処理方法及び処理装置
JPH07506184A (ja) 自動連続ランダム・アクセス分析システム
JPH02502569A (ja) 抗体マトリツクス装置
TW201213808A (en) Chemical or biochemical analysis apparatus and method for chemical or biochemical analysis
JPH04506750A (ja) 自動化実験室装置
NL1007925C2 (nl) Werkwijze en inrichting voor het on-line testen van monsters.
WO2009127394A2 (de) Automatische vorrichtung zur durchführung von nachweisreaktionen und verfahren zur dosierung von reagenzien auf objektträgern
JPS6411910B2 (nl)
CN109975570A (zh) 样本测定装置及样本测定方法
CN101201352A (zh) 固相蛋白质芯片、形成设备及蛋白质表达量、活性值测定装置
JPH0656383B2 (ja) 酵素免疫学的自動分析装置

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
SD Assignments of patents

Owner name: PEPSCAN SYSTEMS B.V.

Owner name: STICHTING DIENST LANDBOUWKUNDIG ONDERZOEK

VD1 Lapsed due to non-payment of the annual fee

Effective date: 20020701