NL1007141C2 - Regelklep. - Google Patents

Description

Regel klep.

De uitvinding heeft betrekking op een regel klep met een huis omvattende een pompaansluiting. een reservoiraansluitingsinrichting. een 5 werkaansluitingsinrichting en een lastdruk-aansluitingsinrichting. elk verbonden met een openingsinrichting in een regel oppervlak en met een schuif, beweegbaar aangebracht in het huis en samenwerkend met het regel oppervlak, waarbij de schuif is voorzien van groeven en/of kanalen zodanig dat deze voorafbepaalde openingsinrichting met elkaar 10 verbindt of van elkaar scheidt afhankelijk van hun positie.

Een dergelijke regel klep is, bijvoorbeeld, bekend door de klep PVG 32 van Danfoss A/S. Nordborg, Denemarken.

Bij deze klep bestaat de werkaansluitingsinrichting uit twee werk-aansluitingen, die kunnen worden verbonden met een hydraulische ver-15 bruiker. De reservoiraansluitingsinrichting bestaat uit twee reser-voiraansluitingen, die onder bepaalde omstandigheden ook gecombineerd kan worden tot één reservoiraansluiting. De lastdruksignaalaanslui-tingsinrichting heeft twee lastdrukaansluitingen, die onder bepaalde omstandigheden ook gecombineerd kunnen zijn tot een enkele lastdruk-20 aansluiting. Hier worden de twee werkaansluitingen blootgesteld aan de hoogste van de twee drukken, zodra de schuif zijn neutrale positie heeft verlaten, d.w.z. zodra deze een fluïdumbaan vanaf de pompaansluiting naar een van de werkaansluitingen heeft gecreëerd.

Het 1astdruk-signaal meldt aan de drukbron, bijvoorbeeld een gere-25 gelde pomp of een door een drukregelklep gevolgde pomp. de door de met de werkaansluitingsinrichting verbonden verbruiker gevraagde druk. Wanneer de schuif in zijn neutrale positie verkeert, zal deze vraag nul zijn. In overeenstemming daarmee moet het lastdruksignaal dus zijn laagste waarde aannemen. Hiertoe is het bekend om de lastdruksignaal-30 aansluitingsinrichting in de neutrale toestand te verbinden met de reservoi raansluiti ngsi nri chti ng.

Echter dit type aansluiting impliceert dat in de reservoiraanslui -tingsinrichting de gewenste minimumdruk in feite altijd beschikbaar is. Dit is echter niet altijd het geval, in het bijzonder niet wanner 35 een tegendrukklep is aangebracht in de reservoirlei ding. d.w.z. de leiding die de regel klep verbindt met een drukvat. Deze tegendrukklep kan zeker een druktoename veroorzaken ook in de reservoir!ei ding.

Een ander probleem bij dergelijke regel kleppen is dat het moeilijk 1 0071 4 1 2 is om een goede dichtheid te verschaffen. Er bestaat altijd het gevaar dat hydraulisch fluïdum naar buiten toe kan ontsnappen tussen de schuif en het huis. Dit probleem kan worden verminderd door het aldaar verschaffen van afdichtingen. Echter, bij hoge drukken zijn deze af-5 dichtingen vaak niet meer. of slechts in beperkte mate. in staat om aan hun taak te voldoen.

Het doel van de uitvinding is om de dichtheid van de klep te verbeteren .

Bij een regelklep van de aan het begin genoemde soort, wordt dit 10 doel volgens de uitvinding bereikt, doordat verder een hulpreservoir-aansluitingsinrichting is voorzien, welke is verbonden met een hulpre-servoir-openingsinrichting in het regel oppervlak, en doordat de schuif een hulpreservoir-leiding of -groef heeft, welke, in zijn neutrale positie, de hulpreservoir-openingsinrichting verbindt met de lastdruk-15 openingsinrichting.

Deze maatregelen verschaffen verschillende voordelen. Ten eerste wordt verzekerd dat in de neutrale positie van de schuif het lastdruk-signaal altijd wordt gehandhaafd op de in de hulpreservoiraanslui-tingsinrichting heersende druk. Deze hulpreservoiraansluitingsinrich-20 ting is van de reservoiraansluitingsinrichting gescheiden en kan aldus worden voorzien van een afwijkende druk, bijvoorbeeld de reële reser-voirdruk of de druk van een andere drukvat, welke niet is verhoogd door ingevoegde kleppen, zoals een tegendrukklep. Aldus kan de druk-bron van deze specifieke regel klep worden gemeld dat de aangesloten 25 verbruiker geen vermogen vraagt. In aanvulling hierop is desondanks een extra uitlaatmogelijkheid beschikbaar voor het hydraulisch fluïdum dat de tussenruimte tussen de schuif en het huis bereikt. Het opbouwen van hogere drukken, die tot lekkage in het gebied van de afdichtingen zouden kunnen leiden, wordt aldus vanaf het begin vermeden. Anderzijds 30 wordt de werking van de regel klep niet beïnvloed om drukken vanaf de pompaansluiting naar een van de twee werkaansluitingen of vanaf de tweede van de twee werkaansluitingen naar de reservoiraansluiting te leiden. Ook in andere opzichten kan de regel klep nagenoeg onveranderd blijven, d.w.z. de lastdruk-aansluiting kan worden verbonden met de 35 werkaansluiting waarin de hogere druk heerst. Normaliter is dit de werkaansluiting die is verbonden met de pompaansluiting.

Bij een de voorkeur hebbende uitvoeringsvorm is voorzien, dat een tussenruimte tussen de schuif en het huis naar buiten toe is afgedicht i 1007141 3 door middel van een afdichtsamenstel en dat de hulpreservoir-openings-inrichting is aangebracht naast het afdichtsamenstel. Dit verschaft feitelijk naast het afdichtsamenstel een extra uitlaatmogelijkheid voor het hydraulisch fluïdum, dat naar dit punt is gevoerd. Een extra 5 toevoer van hydraulisch fluïdum tussen de hulpreservoir-openingsin-richting en het afdichtsamenstel is niet langer mogelijk. Aldus wordt de dichtheid drastisch verbeterd. Naast het voordeel dat hier niet langer enig hydraulisch fluïdum ontsnapt maar dat het wordt weggeleid via de hulpreservoiraansluiting, is er een verder voordeel, namelijk 10 dat er geen drukopbouw kan plaatsvinden, welke het bedieningsvermogen voor de schuif kan tegenwerken. In het bijzonder wanneer het een regeling van op afstand voor de schuif betreft, d.w.z. verplaatsing via een hulpaandrijving, hoeft geen compensatie voor deze tegendrukken meer te zijn voorzien.

15 In dit verband heeft het in het bijzonder de voorkeur wanneer de hulpreservoir-openingsinrichting de gehele lengte van het afdichtsamenstel beslaat. De hulpreservoir-openingsinrichting vormt dan een betrouwbare versperring. Elk fluïdum dat naar de hulpreservoir-ope-ningsinrichting gaat wordt naar buiten geleid. Er zijn geen verdere 20 banen voor het hydraulisch fluïdum om naar het afdichtsamenstel te gaan.

Bij voorkeur is de schuif aangebracht in een cilinderboring in het huis, en heeft ten minste de hulpreservoir-openingsinrichting ringvormige groeven in de wand van de cilinderboring. Dit is een relatief 25 eenvoudige wijze voor het vormen van de schuif en het huis. De hulpre-servoiraansluitingsinrichting kan aldus verder zijn voorzien bij bekende regel kleppen, welke slechts kleine modificaties zullen vereisen.

Bij voorkeur is de hulpreservoiraansluitingsinrichting verbonden met een door het huis gaand kanaal. Dit maakt toepassing van deze 30 regelklep mogelijk ook bij een installatie bestaande uit een aantal regelkleppen. Behalve een doorgaande pompaansluiting en een doorgaande reservoiraansluiting is ook de doorgaande hulpreservoiraanslui ting beschikbaar, via welke de hulpreservoiraansluitingsinrichting het aankomende hydraulische fluïdum kan wegleiden.

35 In het volgende wordt de uitvinding beschreven op basis van een de voorkeur hebbende uitvoeringsvorm in samenhang met de tekening, tonende: in slechts één figuur een schematische doorsnede door een regel- 1007141 4 klep.

Een regel klep 1 heeft een huis 2 en een schuif 3, die is aangebracht axiaal verplaatsbaar in een cilinderboring 4 in het huis 2.

De tekening toont twee werkaansluitingen 5, 6. die tezamen een 5 werkaansluitingsinrichting vormen. Elke werkaanslui ting 5. 6 staat in aansluiting met een werkaansluitingsopening 7. 8 in de wand van de cilinderboring 4. Tezamen vormen deze twee werkaansluitingsopeningen 7, 8 een werkaansluiting-openingsinrichting.

Verder toont de tekening twee reservoiraansluitingen 9, 10, die 10 tezamen een reservoiraansluitingsinrichting vormen. Elke reservoiraan-sluiting 9, 10 staat in aansluiting met een reservoiraansluitingsope-ning 11, 12. die tezamen een reservoiraansluiting-openingsinrichting vormen.

Een pompaansluiting 13 staat in aansluiting met een pompopening 14 15 in de wand van de cilinder 4.

Tenslotte draagt de wand van de cilinder 4 een lastdrukopening voor elke werkaanslui ting 5. 6. via welke elke lastdrukopening 15. 16 is verbonden met lastdrukaansluiting (niet getoond) via een kanaal (niet getoond). Tezamen vormen de twee lastdruk-aansluitingen een 20 1 astdruk-aansluiti ngsi nri chti ng.

Aan zijn oppervlak heeft de schuif 3 een eerste groef 17 en een tweede groef 18. In de getoonde neutrale positie van de schuif 3, scheidt de schuif 3 de pompopening 14 van de werkaansluitingsopeningen 7, 8 en deze op hun beurt van de reservoiraansluitingsopeningen 11, 25 12. Echter, wanneer de schuif over een voorafbepaalde afstand wordt verplaatst, bijvoorbeeld naar links, verbindt de eerste groef 17 de reservoiraansluitingsopening 11 met de werkaansluitingsopening 7 en de tweede groef 17 verbindt de pompopening 14 met de werkaansluitingsopening 8. In dit geval kan het hydraulisch fluïdum onder druk vanaf 30 pompaanslui ting 13 naar de tweede werkaansluiting 6 stromen en vandaar naar een aangesloten verbruiker. Van de verbruiker terugkerend hydraulisch fluïdum bereikt de reservoiraanslui ting 9 via de eerste werkaansluiting 5. Wanneer de schuif 3 naar rechts wordt verplaatst, is de stromingsrichting omgekeerd.

35 Verder heeft de schuif een eerste kanaal 19, dat is verbonden met de omtrek van de schuif 3 via twee smooropeningen 20, 21. In dit verband zijn de smooropeningen zodanig aangebracht dat in de neutrale positie van de schuif 3 een druk nooit, of ten minste slechts via de 1007141 5 druk in de lastdrukopening 15, wordt toegevoerd aan het kanaal 19. Echter, wanneer de schuif 3 wordt verplaatst zodat deze de werkaan-sluiting 5 verbindt met de pompaansluiting 13, verbindt de baan via de twee smooropeningen 20, 21 en het kanaal 19 de werkaansluitingsopening 5 7 met de lastdrukopening 15.

Op dezelfde wijze is een kanaal 22 aan de andere zijde van de schuif 3 verbonden met de omtrek van de schuif 3 via twee smooropeningen 23, 24. Hiervoor geldt hetzelfde bij een verplaatsing van de schuif 3 in de andere richting, d.w.z. naar links. In dit geval wordt 10 de werkaansluiting 8 verbonden met de lastdrukopening 16.

Aan de axiale einden van de cilinderboring 4 zijn afdichtingen 25. 26 aangebracht, welke de tussenruimte tussen het huis 2 en de schuif 3 naar buiten toe afdichten.

Tussen de afdichtingen 25, 26 en de lastdrukopeningen 15, 16 zijn 15 hulpreservoiropeningen 27, 28 aangebracht in de wand van de cilinderboring 4, welke zijn gevormd als ringvormige groeven. Tezamen vormen de twee hulpreservoiropeningen 27, 28 een hulpreservoiropeningsinrich-ting. In het gebied van de hulpreservoiropeningen 27. 28 heeft de schuif axiale groeven 29, 30, die. in de getoonde neutrale stand van 20 de schuif, de hulpreservoiropeningen 27, 28 verbinden met de lastdrukopeningen 15, 16. Wanneer de twee lastdrukopeningen 15, 16 elders in de regel klep zijn verbonden, kan ook een van de twee axiale groeven 29, 30 voldoende zijn.

De hulpreservoiropeningen 27, 28 zijn verbonden met een niet ge-25 toonde hulpreservoiraansluitingsinrichting, welke direct is verbonden, d.w.z, zonder druk verhogende elementen, zoals tegendrukkleppen, met een drukvat, zoals een reservoir. Elk hydraulisch fluïdum dat voortgaat naar de hulpreservoiropeningen 27, 28 wordt direct naar buiten geleid door deze hulpreservoiropeningen 27, 28, en kan dus niet langer 30 de afdichtingen 25, 26 bereiken. Dientengevolge kan zich hier geen hogere druk opbouwen, welke zou kunnen leiden tot lekkage van de re-gelklep. Bij voorkeur is de hulpreservoiraansluitingsinrichting verbonden met een of twee door het huis gaande kanalen, zoals schematisch getoond door middel van de kanalen 31, 32. Deze verlopen parallel aan 35 de reservoiraansluitingen 9, 10 en verticaal ten opzichte van het vlak van tekening. Het is aldus mogelijk om een aantal van dergelijke regel kleppen na elkaar te plaatsen, en ze door flenzen met elkaar te verbinden, zonder de voordelen van een hulpreservoiraansluiting voor 1007141 6 alle regelkleppen te beïnvloeden. In plaats van het verschaffen van een huis voor elke schuif, en het vervolgens met elkaar verbinden van deze huizen, kunnen een aantal kleppen, d.w.z. een aantal schuiven, worden aangebracht in een gemeenschappelijk huis. Een dergelijk huis-5 blok wordt ook een monoblok (Eng.: monoblock) genoemd. Ook bij een dergelijk monoblok kunnen de reservoirleiding, de pompleiding en de hulpreservoirleiding voor een aantal kleppen, bijvoorbeeld vier kleppen, gemeenschappelijk zijn voorzien. Natuurlijk is het ook mogelijk om een aantal van dergelijke monoblokken te combineren, bijvoorbeeld 10 twee klephuizen elk met vier kleppen tot een sectie met acht kleppen.

Aan de linker zijde van de regel klep is een terugstel inrichting 33 voor de schuif 3 getoond. Aan het rechter eind van de schuif 3 is een toepassingsmogelijkheid 34 voor een verplaatsingsmechanisme getoond.

Via een navul- of bijvul klep 35 is de reservoiraansluiting 9 ver-15 bonden met de eerste werkaansluiting 5. Op dezelfde wijze is de reservoiraansl ui ting 10 verbonden met de tweede werkaansl ui ting 6 via een bijvul- of navul klep 36.

1007141

Claims (5)

1. Regelklep met een huis omvattende een pompaansluiting, een reservoiraansluitingsinrichting, een werkaansluitingsinrichting en een lastdruk-aansluitingsinrichting, elk verbonden met een openingsinrich- 5 ting in een regel oppervlak en met een schuif, beweegbaar aangebracht in het huis en samenwerkend met het regel oppervlak, waarbij de schuif is voorzien van groeven en/of kanalen zodanig dat deze voorafbepaalde openingsinrichtingen met elkaar verbindt of van elkaar scheidt afhankelijk van hun positie, met het kenmerk, dat verder een hulpreservoiΓΙΟ aansluitingsinrichting (31, 32) is voorzien, welke is verbonden met een hulpreservoir-openingsinrichting (27. 28) in het regel oppervlak (4), en dat de schuif (3) een hulpreservoir-lei ding of -groef (29, 30) heeft, welke, in zijn neutrale positie, de hulpreservoir-openingsinrichting (27. 28) verbindt met de lastdruk-openingsinrichting (15. 15 16).

2. Regelklep volgens conclusie 1. met het kenmerk, dat een tussenruimte tussen de schuif (3) en het huis (2) naar buiten toe is afgedicht door middel van een afdichtsamenstel (25, 26). en dat de hulpre-servoir-openingsinrichting (27, 28) is aangebracht naast het afdicht- 20 samenstel.

3. Regelklep volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de hulpre-servoir-openingsinrichting (27, 28) de gehele lengte van het afdichtsamenstel (25, 26) beslaat.

4. Regelklep volgens een van de conclusies 1 t/m 3, met het ken-25 merk, dat de schuif (3) is aangebracht in een cilinderboring (4) in het huis (2) en dat ten minste de hulpreservoir-openingsinrichting (27. 28) ringvormige groeven heeft in de wand van de cilinderboring (4).

5. Regelklep volgens een van de conclusies 1 t/m 4, met het ken-30 merk, dat de hulpreservoir-aansluitingsinrichting (31. 32) is verbonden met een door het huis gaand kanaal. ******** 1007141