NL1004252C1 - Inrichting voor het in een verzamelreservoir legen van vuilnishouders. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Inrichting voor het in een verzamel- reservoir legen van vuilnishouders.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het in een verzamelreservoir legen van vuilnishouders volgens de aanhef van conclusie 1.

Een dergelijke inrichting is bekend uit de Nederlandse 5 octrooiaanvrage 7612557.

Bij deze bekende inrichting wordt de dekselopener bij het zwenken van de hefarmen door middel van een hefboom en drukstang ten opzichte van de hefarmen bewogen. Bij het omhoog zwenken van de hefarmen beweegt de dekselopener 10 omhoog waardoor het grijporgaan onder het deksel van de aan de hefarmen gekoppelde vuilnishouder grijpt en het deksel opent. Deze constructie heeft als nadeel dat als het deksel niet opengaat, bijvoorbeeld door beschadiging, ten gevolge van de gedwongen beweging van de dekselopener, de dekselo-15 pener of de bedieningsinrichting ervan wordt beschadigd. Een dergelijke situatie doet zich ook voor als afval over de rand van de vuilnishouder naar buiten uitstrekt en de dekselopener hierachter blijft hangen.

De uitvinding heeft tot doel het genoemde nadeel te 20 ondervangen.

Dit doel wordt bereikt door een inrichting met de kenmerken van conclusie 1.

Door de constructie van de inrichting volgens de uitvinding wordt bereikt dat als tijdens het omhoog zwenken 25 van de hefarmen het deksel niet wil openen of het verbindingselement blijft hangen achter uit de vuilnishouder stekende delen, de tweede bedieningsarmdelen ten opzichte van de eerste bedieningsarmdelen kunnen scharnieren, zodat er geen beschadigingen van de inrichting of de vuilnishou-30 der optreden.

Voorkeursuitvoeringsvormen van de inrichting volgens de uitvinding zijn vastgelegd in de afhankelijke conclusies.

1004252 -2-

De uitvinding zal in het hiernavolgende uitvoerings-voorbeeld nader worden toegelicht aan de hand van de tekening, waarin: fig. 1 schematisch in zijaanzicht een vuilnisauto 5 voorzien van een inrichting volgens de uitvinding weergeeft, fig. 2 de inrichting volgens de uitvinding weergeeft in de opneemstand met omlaag gezwenkte hefarmen en een aan de hefarmen gekoppelde vuilnishouder, 10 fig. 3 de inrichting volgens de uitvinding weergeeft in de stand waarin een vuilnishouder wordt geleegd, fig. 4 de inrichting volgens de uitvinding zonder een aan de hefarmen gekoppelde vuilnishouder weergeeft in een aanloopstand voor de transportstand.

15 In fig. 1 is schematisch in zijaanzicht een vuilnis- verzamelreservoir 2 in de vorm van een vuilnisauto weergegeven die voorzien is van een inrichting 4 volgens de uitvinding. Het zal echter duidelijk zijn dat de inrichting 4 ook kan worden gekoppeld aan een stationair vuilnisverza-20 melreservoir.

De inrichting 4 is ingericht voor het in het vuilnis-verzamelreservoir 2 legen van de vuilnishouders 10 (zie fig. 2 en 3) van het type dat aan tegenover elkaar gelegen zijden telkens is voorzien van een nabij de bovenwand, in 25 het midden daarvan, aangebrachte draagpen (niet zichtbaar) en dat aan elke van een draagpen voorziene zijde in een hoek nabij de bovenwand tenminste één steunpen 12 bezit en verder voorzien is van twee scharnierbare deksels 14a, 14b, welke deksels scharnierbaar zijn om een nabij de bovenwand 30 in een middendwarsvlak van .de vuilnishouder 10 gelegen as (niet zichtbaar). Deze vuilnishouders zijn bekend als "Eurotainers".

De inrichting omvat twee hydraulisch over een bepaald zwenktraject omhoog en omlaag zwenkbare hefarmen 16 die 35 koppelbaar zijn aan een tussen de hefarmen geplaatste vuilnishouder 10. De hefarmen zijn met telkens een hydraulische zuiger-cilinder-inrichting 18 omhoog en omlaag 1004252 -3- zwenkbaar. Elke hefarm bestaat uit twee delen, een eerste hefarmdeel 20 en een tweede hefarmdeel 22. Het eerste hefarmdeel 20 is ter plaatse van een scharnierpunt 24 scharnierbaar bevestigd aan een met de verzamelhouder 2 5 verbonden vuilnisopvangtrog 8. Het tweede hefarmdeel 22 is ter plaatse van een scharnierpunt 26 scharnierbaar bevestigd aan een vrij einde van het eerste hefarmdeel 20.

Elk tweede hefarmdeel 22 is voorzien van een koppelor-gaan voor een koppeling van het tweede hefarmdeel 22 aan 10 een draagpen van de vuilnishouder 10, waarbij elke draagpen in het middendwarsvlak van de vuilnishouder 10 nabij de scharnieras van de deksels 14a, 14b is gelegen. Bij een in een bovenste gedeelte van een zwenktraject bewegen van de hefarm 16 maakt het tweede hefarmdeel 22 een zwenkbeweging * 15 om zijn scharnieras 26. Deze zwenkbeweging wordt gestuurd door koppelstangen 28 en 30.

Van elk koppelstangenstelsel is de koppelstang 28 scharnierbaar bevestigd aan het tweede hefarmdeel 22 en is de koppelstang 30 scharnierbaar bevestigd aan de trog 8. De 20 beide koppelstangen 28 en 30 zijn scharnierbaar met elkaar verbonden via een tuimelstuk 32 dat op zijn beurt scharnierbaar is bevestigd aan het eerste hefarmdeel 20. De positie van het scharnierpunt 34 van de tweede koppelstang 3 0 op de trog 8 is ten opzichte van het scharnierpunt 24 25 van het eerste hefarmdeel 20 zodanig, dat bij het omhoog zwenken van de hefarmen 16 aanvankelijk de stand van elk tweede hefarmdeel 22 ten opzichte van zijn eerste hefarmdeel 20 gelijk blijft en in een bovenste gedeelte van het zwenktraject van de hefarmen 16 elk tweede hefarmdeel 22 30 een zwenkbeweging om zijn scharnieras 26 maakt in de richting van de zwenkbeweging van de hefarmen 16.

Op het, ten opzichte van het eerste hefarmdeel 2 0 beweegbare, tweede hefarmdeel 22 is een bedieningsarm 36 van een dekselopener 37 om een as 38 zwenkbaar gemonteerd. 35 De dekselopener 37, die hierna nog nader zal worden beschreven, dient voor het openen van het deksel 14a tijdens het legen van de vuilnishouder 10. Het deksel 14b blijft 1004252 -4- hierbij gesloten.

De bedieningsarm 36 is vast aan een om de as 38 draaibare schijf 40 bevestigd, waaromheen een als buigzaam orgaan dienende ketting 42 is geslagen, waarvan een ene 5 einde aan de bedieningsarm 36 is bevestigd. Een ander einde van de ketting 42 is bevestigd aan een vrij einde van een aan het eerste hefarmdeel gelast verlengstuk 44. Het verlengstuk 44 ligt, vanaf de trog 8 gezien, voorbij een rechte lijn door de scharnierassen 26 en 38. De schijf 40 10 is excentrisch ten opzichte van de as 38.

Elk tweede hefarmdeel 22 is verder voorzien van een naar de trog 8 gericht kantelorgaan 46 dat star is bevestigd aan het tweede hefarmdeel 22. Elk kantelorgaan 46 kan samenwerken met telkens een steunpen 12 die aan de zijde 15 van elke draagpen nabij een bovenhoek van de vuilnishouder 10 uitsteekt. Gedurende het laatste gedeelte van de hefbeweging van de hefarmen 16 zal door samenwerking van de kantelorganen 46, de steunpennen 12 en de zwenkbeweging van de tweede hefarmdelen 22 om hun assen 26 een versnelde 20 kantelbeweging van de vuilnishouder 10 tot stand worden gebracht.

Tijdens het omhoog zwenken van de hefarmen 16, zal de vuilnishouder 10 op een bepaald moment gaan kantelen tot in een stand die is afgebeeld in fig. 3, waar de hefarmen 16 25 hun hoogste stand innemen. Doordat de eerste hefarmdelen 20 een relatieve zwenking ten opzichte van de tweede hefarmdelen 22 uitvoeren en de schijf 40 met bedieningsarm 36 door de ketting 42 vastgehouden wordt, zal de ketting 42 zich van de schijf 40 afwikkelen en zal de schijf 40 om de as 38 30 draaien. De dekselopener 37 drukt hierbij het deksel 14a omhoog, tot in een geheel teruggeklapte stand. Bij het laten zakken van de hefarmen 16 met de vuilnishouder 10 wordt een omgekeerde beweging verkregen.

De bovenbeschreven constructie is in principe bekend 35 uit de Nederlandse octrooiaanvrage 7902429 ten name van aanvraagster, echter met een andere dekselopener.

De dekselopener 37 omvat twee bedieningsarmen 36 die t 004252 -5- elk, zoals eerder vermeld, om een as 38 zwenkbaar op een hefarm 16 zijn gemonteerd. Elke bedieningsarm 36 bestaat uit twee delen, een eerste bedieningsarmdeel 48 en een tweede bedieningsarmdeel 50, die in een scharnierpunt 52 5 scharnierend met elkaar verbonden zijn. De vrije einden van de beide tweede bedieningsarmdelen 50 zijn star met elkaar verbonden door middel van een verbindingselement 54. In de breedterichting is het verbindingselement 54 ter plaatse van vergrendelelementen/handgrepen 56 van het deksel 14a 10 van de vuilnishouder 10 voorzien van grijporganen 58 die onder het deksel 14a of de vergrendelelementen 56 van de vuilnishouder 10 kunnen grijpen. Bij het omhoog bewegen van de bedieningsarmen 36 wordt de vergrendeling van het deksel 14a automatisch ontgrendeld en het deksel geopend. De vorm 15 van de grijporganen 58 is zodanig dat ze niet onder de rand van de vuilnishouder 10 kunnen haken, zodat er geen gevaar bestaat dat de bedieningsarmen 36 de vuilnishouder 10 achterover doen kantelen en beschadigen.

De bedieningsarmdelen 48 en 50 worden ten opzichte van 20 elkaar in de juiste stand, waarin ze in hoofdzaak in eikaars verlengde liggen, gehouden door een veerelement 60, dat er voor zorgt dat het tweede bedieningsarmdeel 50 in de werkrichting van de bedieningsarmen 36 tegen een aanslag 62 op het eerste bedieningsarmdeel 48 wordt gedrukt. Als 25 tijdens het bewegen van de bedieningsarmen 36 het deksel 14a niet wil openen of de bedieningsarmen 36 of het verbindingselement 54 achter uit de vuilnishouder 10 stekende delen blijft hangen, zorgt het scharnier 52 met het veerelement 60 ervoor dat het tweede bedieningsarmdeel 50 30 draait ten opzichte van het eerste bedieningsarmdeel 48, zodat er geen beschadigingen optreden. Met een elektrische opnemer of een ander signaleringsorgaan, dat bijvoorbeeld ter plaatse van de aanslag 62 is aangebracht, kan dit scharnieren worden gesignaleerd. De besturing van de in-35 richting kan zodanig zijn uitgevoerd dat in een dergelijk geval het verder omhoog bewegen van de hefarmen 16 niet mogelijk is.

1004252 -6-

Tenminste één van de bedieningsarmen 36 is eveneens voorzien van een dekseltegenhoudarm 64, die in het scharnierpunt 66 scharnierend is bevestigd aan het eerste bedie-ningsarmdeel 48. De dekseltegenhoudarm 64 wordt door middel 5 van een veerelement 68 tegen een aanslag 70 op het eerste bedieningsarmdeel 48 gehouden, waarbij de dekseltegenhoudarm 64 dan ongeveer loodrecht op het eerste bedieningsarmdeel 48 staat.

In fig. 3 is de beladingsinrichting in de bovenste 10 stand weergegeven, waarbij de vuilnishouder 10 boven de trog 8 hangt.

In fig. 3 is de werking van de dekseltegenhoudarm 64 zichtbaar. In de bovenste stand van de hefarmen 16 duwt de dekseltegenhoudarm 64, ten gevolge van het eerder beschre-15 ven bewegingsmechanisme van de ten opzichte van elkaar bewegende delen, tegen het deksel 14b van de vuilnishouder, waardoor morsen wordt voorkomen.

In de bovenste stand van de hefarmen 16 zijn de bedieningsarmen 36 maximaal verdraaid ten opzichte van de hefar-20 men 16, waardoor het deksel 14a volledig is geopend. Hierdoor komt aan de onderzijde van de vuilnishouder 10 een opening vrij waarlangs het afval vanuit de vuilnishouder 10 in de trog 8 kan vallen. Doordat het deksel door de dekse-lopener 37 volledig wordt geopend, kan de vuilnishouder 10 25 zich verder voorwaarts bevinden, dichter bij de trog 8 en het verzamelreservoir 2, zonder hiermee in aanraking te komen. Deze voorwaartse stand van de vuilnishouder 10 verbetert het morsvrij storten van vuilnis is de trog 8.

De bovenste stand van de hefarmen 16 is ook ongeveer 30 de transportstand. Om te voorkomen dat de bedieningsarmen 36 met de dekseltegenhoudarm(en) 64 hoog boven het voertuig uitsteken, waardoor rijden onmogelijk wordt, kan de inrichting 4 worden voorzien van een transporthaak 72, die tussen een eerste stand (zie fig. 1 en 3) en een tweede stand (zie 35 fig. 4) beweegbaar is bevestigd aan een vast deel van de inrichting 4 en die aan zijn vrije einde is voorzien van een haakorgaan 74. De transporthaak 72 kan tussen de twee 1004252 -7- standen bewogen worden door bijvoorbeeld een pneumatische cylinder 76.

De dekselopener 37 kan met de transporthaak 72 de dekselopener naar een opbergstand worden bewogen. De trans-5 porthaak 72 wordt eerst naar de tweede stand bewogen, waarin hij in hoofdzaak naar de hefarmen 16 toe is gericht (fig. 4). Vervolgens worden de hefarmen 16 omhoog bewogen, waardoor in de in fig. 4 weergegeven stand het verbindingselement 54 van de dekselopener 37 achter het haakorgaan 74 10 haakt. Wanneer de hefarmen 16 verder omhoog worden bewogen, zal de transporthaak naar de eerste stand bewegen en zullen de bedieningsarmen 36 zichzelf opvouwen tot de uiteindelijke opbergstand, die zichtbaar is in fig. 1. Dit opvouwen wordt mogelijk gemaakt door het scharnierpunt 52 tussen de 15 beide bedieningsarmdelen 48 en 50. Bij het omlaag bewegen van de hefarmen 16 komt het verbindingselement 54 vanzelf vrij van de zich in de eerste stand bevindende transporthaak 72.

t 004252

Claims (4)

1. Inrichting voor het in een verzamelreservoir, zoals een vuilnisauto, legen van vuilnishouders van het type dat aan tegenover elkaar gelegen zijden telkens is voorzien van een nabij de bovenrand, in het midden daarvan, aangebrachte 5 draagpen, welke inrichting twee hydraulisch over een bepaald zwenktraject omhoog en omlaag zwenkbare hefarmen omvat die koppelbaar zijn aan een vuilnishouder van het genoemde type, en verder is voorzien is van een scharnier-baar aan de hefarmen bevestigde dekselopener, die is inge-10 richt om tijdens het omhoog zwenken van de hefarmen een ter hoogte van de draagpennen scharnierbaar deksel van een aan de hefarmen gekoppelde vuilnishouder te openen, en die twee bedieningsarmen omvat die elk scharnierbaar aan een hefarm zijn bevestigd en naar het verzamelreservoir zijn gericht 15 en waarvan de vrije einden star met elkaar zijn verbonden door een verbindingselement, dat voorzien is van ten minste één grijporgaan dat onder een deksel van een aan de hefarmen gekoppelde vuilnishouder kan grijpen, met het kenmerk, dat elke bedieningsarm (36) bestaat uit een eerste bedie-20 ningsarmdeel (48) dat scharnierbaar is bevestigd aan de hefarm (16) en een scharnierbaar aan een vrij einde van het eerste bedieningsarmdeel (48) bevestigd tweede bedienings-armdeel (50), waarbij tussen het eerste bedieningsarmdeel (48) en het tweede bedieningsarmdeel (50) een veerelement 25 (60) is aangebracht dat het tweede bedieningsarmdeel in een stand waarin het in hoofdzaak in het verlengde van het eerste bedieningsarmdeel ligt, in de werkrichting van de bedieningsarm (36) tegen een aanslag (62) op het eerste bedieningsarmdeel (48) drukt. 30

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat ten minste één van de bedieningsarmen (36) is voorzien van een signaleringsorgaan waarmee een zwenken van het tweede bedieningsarmdeel (50) ten opzichte van het eerste bedie- 1004252 -9- ningsarxndeel (48) kan worden gesignaleerd, waarbij het signaleringsorgaan kan worden gekoppeld met een besturingssysteem van de inrichting (4).

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat ten minste één van de bedieningsarmen (36) is voorzien van een dekseltegenhoudarm (64) die scharnierbaar is bevestigd aan het eerste bedieningsarmdeel (48), waarbij tussen de dekseltegenhoudarm (64) en het eerste bedieningsarmdeel 10 (48) een veerelement (68) is aangebracht dat de dekselte genhoudarm in een vooraf bepaalde stand ten opzichte van het eerste bedieningsarmdeel, in de werkrichting van de bedieningsarm, tegen een aanslag (70) op het eerste bedieningsarmdeel (48) wordt gedrukt. 15

4. Beladingsinrichting volgens een der conclusies 1-3, met het kenmerk, dat de inrichting (4) is voorzien van een transporthaak (72) die scharnierbaar is tussen een eerste stand, waarin de transporthaak in hoofdzaak van de hefarmen 20 (16) af gericht is, en een tweede stand, waarin de trans porthaak in hoofdzaak naar de hefarmen toe gericht is, en die aan een vrij einde is voorzien van een haakorgaan (74), dat bij omhoog gezwenkte hefarmen, zonder een aan de hefarmen gekoppelde vuilnishouder, achter het verbindingselement 25 (54) tussen de tweede bedieningsarmdelen (50) kan grijpen. 1004252