NL7807475A

NL7807475A - Hef- en kipinrichting voor houders.

Info

Publication number: NL7807475A
Application number: NL7807475A
Authority: NL
Original assignee: Geesink Bv
Priority date: 1978-07-11
Filing date: 1978-07-11
Publication date: 1980-01-15

Description

785081/H/Rdm/sn — ..

V

Aanvraagster: Geesink B.Y. te Emmeloord.

'

Titel : Hef- en kipinrichting voor houders·

De uitvinding heeft betrekking op een hef- en kipinrichting voor houders, in het bijzonder voor het ledigen van houders bij een . stortinrichting, waarbij een slede langs een kantelbare geleiding verplaatsbaar is en de geleiding om een horizontale as kipbaar is, 5 onder invloed van een cylinder-zuigersysteem dat met een medium onder druk kan worden bekrachtigd, zoals bekend is uit het Britse octrooischrift 1,399.454.

Bij deze bekende inrichting, die bestemd is om aan een afvoer-voertuig te worden gemonteerd wordt een slede toegepast die dient om *en 10 houder omhoog te bewegen en tevens te vergrendelen. Deze beweging wordt verkregen door één of meer cylinders. De slede, die in een geleiding loopt, is voorzien van een drager, die onder de houder kan reikei i, en met deze drager wordt de houder tegen een gootvormige aanslagin-richting gedrukt. De houder is hiexmee vergrendeld, 15 Een tweede beweging is het verder omhoogbrengen en het kantelen /an de slede met de houder. Ook deze beweging wordt door middel van Sén of meer cylinders verkregen.

Het bezwaar van deze inrichting is, dat de houder op de drager jetild moet worden. Het heffen en kantelen zijn twee verschillende 20 >ewegingen met twee aparte bedieningen, waardoor geen vloeiende beweging ontstaat. Een ander bezwaar van deze bekende inrichting is, dat ile hefhoogte zeer beperkt is, omdat deze mede afhankelijk is van het :rajekt dat de houder gedurende zijn kantelbeweging moet doorlopen.

Het doel van de uitvinding is een nieuwe hefinrichting te ver-25 schaffen, waarbij de hefboogte minder kritisch is en zowel voor houdeis met verschillende hoogten en grootte gebruikt kan worden terwijl de 7807475 * ... 2 ..

J· ♦ ' , praktische uitvoeringsvorm van een dergelijke inrichting zeer eenvoudig kan zijn.

Volgens de uitvinding wordt dit doel bereikt met een hef- en kipinrichting van de hierboven vermelde soort die daardoor is geken-5 merkt, dat het cylinder-zuigersysteem is gekoppeld tussen een vast punt van de inrichting en de slede, waarbij de werklijn van het cylinder-zuigersysteem in de laagste stand van de slede nagenoeg evenwijdig aan de geleidingsbaan van de slede verloopt, terwijl de kantelas van de geleiding in deze laagste stand van de slede op een φ 10 afstand loodrecht van de werklijn van het cylinder-zuigersysteem aan de van de kantelbaan afgekeerde zijde hiervan ligt.

Een praktische uitvoering is volgens de uitvinding mogelijk met een inrichting die tevens daardoor is gekenmerkt, dat het cylinder-zuigersysteem een lange slag-treksysteem is en de cylinder nabij het 15 boveneind aan de zijkant van de inrichting is bevestigd, terwijl de zuigerstang aan de zijkant van de slede is bevestigd; er wordt dus gebruik gemaakt van^ln cylinder.

Het verdient hierbij aanbeveling de inrichting volgens de uitvinding zodanig uit te voeren, dat de slede van een evenwijdig aan het vlak vin 20 de geleiding verlopende kam is voorzien, die past onder een gedeelte van de bovenrand van een houder en de slede op een afstand onder deze cam een steun voor de zijwand van de houder bezit.

Opgemerkt wordt, dat uit de Nederlandse octrooiaanvrage 65.01713 een hef- en kipinrichting bekend is, waarbij het cylinder-zuigersystesn 25 net twee cylinders aan een vast gedeelte van de inrichting en met de zuigerstang aan een beweegbaar gedeelte van de hefinrichting is gekop· peld. Hierbij wordt echter geen gebruik gemaakt van een slede, die langs een geleiding loopt, doch van een parallellogramstelsel. Het bezwaar liervan is,evenals bij de inrichting volgens het hierboven genoemde i 30 j^ritse octrooischrift, dat bij de omhooggaande beweging de houder eer st 780 7 4 7 5 \ 3 _ ·%.

I · # een beweging naar achteren maakt tenopzichte van een voertuig waaraan de inrichting is gemonteerd, terwijl bovendien met behulp van een zogenaamde roterende cylinder een afzonderlijke kantelbeweging moet worden ingeleid.

5 De uitvinding zal nu aan de hand van een tekening bij wijze van voorbeeld nader worden toegelicht, terwijl ook andere kenmerken van d» uitvinding beschreven zullen worden.

In de tekening zijn*

Fig. 1 een schematisch zijaanzicht van een hef- en kipinrichting 10 volgens de uitvinding met een houder in de laagste stand,

Fig. 2 een zelfde aanzicht als van fig. 1, maar met een houder in opgeheven stand,

Fig. 3 een zijaanzicht van de hefinrichting volgens de fig. 1 en 2, waarbij de houder een gedeeltelijk gekipte stand inneemt, 15 Fig* 4 een zelfde aanzicht als van fig. 3, maar met de houder in de gekipte eindstand en

Fig. 5 een achteraanzicht van de in de vorige figuren afgebeelde inrichting.

De in de tekening afgebeelde hef- en kipinrichting 1 is bestemd 20 om achter een voertuig voor het afvoeren van afval te worden gemonteerd ter plaatse van een opening voor het storten van het afval vanuit een houder 2. De houder 2 is voorzien van wielen 3 en kan met een vlakke oodem 4 op de grond rusten. Bij kantelen van de houder 2 komt deze op de wielen 3 te rusten waarbij de houder aan een schamierpen 5 voa 25 een deksel (niet afgebeeld) kan worden voortgetrokken. Een dergelijke iouder is voorzien van een dobbelomgezette bovenrand 6, zodat het ouitenomtreksdeel als een kraag omlaag steekt.

Wanneer een dergelijke houder moet worden leeggestort, wordt leze voor een slede 7 geplaatst die hiertoe is voorzien van vangarmen 30 3. Tussen de vangarmen 8 is een brug 9 aangebracht die is ingericht xi de zijwand van de houder te steunen.__________

De slede 7 is aan de bovenzijde voorts van een kam 10 voorzien, 7807475 - 4 _ ♦ ' , die bestemd is om onder en achter de omgeslagen bovenrand 6 van de houder 2 te grijpen. De slede 7 loopt op een geleiding 11, bijvoorbeeld in de vorm van twee evenwijdig aan elkaar geplaatste stangen 11. De geleiding 11 is met een as 12 zwenkbaar. Aan de slede 7 is voorts het 5 eind van een zuigerstang 13 scharnierbaar bevestigd. De zuigerstang 13 maakt deel uit van een cylinderzuigersysteem 14 waarvan het boverste eind 15 bevestigd is aan het gestel 16 (zie fig. 5). Het gestel 16 bezit twee zijplaten 17a en 17b en een onderplaat 18, zodat hierdoor een raamwerk ontstaat met een centrale opening waardoorheen de houder 10 2 kan passeren voor het leegstorten hiervan.

Uit fig. 1 blijkt, dat de werklijn van het cylinder-zuigersysteem 14 praktisch evenwijdig loopt aan de geleiding 11. Bij het bekrachtigen van het cylinder-zuigersysteem 14 zal nu door de zuigerstang 13 de slede langs de geleiding 11 omhoog getrokken worden, waarbij de 15 kam 10 onder de rand 6 van de houder grijpt en deze vervolgens rechtstandig omhoog beweegt, tot in de positie, die in fig. 2 is afgebeelc.

In deze stand loopt de slede 7 langs de geleiding 11 tot tegen een stuitnok 19, die op de stangen van de geleiding 11 is aangebracht.en zal dus niet verder langs de geleiding kunnen bewegen. In deze positie 20 (fig. 2) komt de bovenrand 6 van de houder 2 tegen of nabij een aanslag 20. De aanslag 20 is bevestigd aan de kantelas 12 van de geleiding en is aangepast aan de vorm van de bovenrand 6. Dit is mogelijk, omdat de deksel van de houder zich niet tot de buitenste zijde van dc rand 6 uitstrekt. De houder hangt dus aan de kam 10 waarbij de houdei 25 met de zijwand tegen het dwarsstuk 9 rust. Doordat de scharnieras 12 van het gestel 11 op een afstand van de werklijn van het cylinder-zuigersysteem 14 is geplaatst, zal bij het verder bekrachtigen van he t cylinder-zuigersysteem de slede 7 tezamen met de geleiding 11 om de as 12 draaien en zich naar de in fig. 3 afgebeelde stand bewegen. De 30 -as 12 beweegt zich hierbij door een sleuf 21 aangbracht in de zijpla- 780 7 4 7 5

Claims

2. Inrichting volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat het cylinder-zuigersysteem een lange slag-treksysteem is, en de cylinder uabij het boveneind aan de zijkant
15 Ivan de inrichting is bevestigd, terwijl de zuigerstang aan de zijkani van de slede is bevestigd.
3. Inrichting volgens conclusies 1-2, met het kenmerk, dat de slede van een evenwijdig aan het vlak van de geleiding verlopende kam is voorzien, die past onder een gedeelte van 20 de bovenrand van een houder en de slede op een afstand onder deze kam een steun voor de zijwand van de houder bezit.
4. Inrichting volgens conclusies 1-3, met het kenmerk, dat de kam in de hoogste stand van de slede samenwerkt met een aan de geleiding bevestigde aanslag die boven de kam 25 reikt voor het insluiten van de rand van de houder. §·. Inrichting volgens conclusies 1-4, met het 7807475 ' ...7 kenmerk, dat op de geleiding een tweede aanslag is aangebracht, waartegen de slede kan stuiten, welke tweede aanslag de afstcnd tussen de kam en de eerste aanslag bepaalt wanneer de slede zich in zijn hoogste stand bevindt.
6. Inrichting volgens conclusies 1-2, met het kenmerk, dat de kantelas van de geleiding verplaatsbaar is in in het gestel van de inrichting aangebrachte sleuven, van welke sleuven de lengterichting nagenoeg evenwijdig aan de werklijn van het cylinder-zuigersysteem verloopt wanneer de slede zich in zijn laagst* 10 stand bevindt.
7. Inrichting volgens conclusies 1,2 en 6, met het kenmerk, dat op een afstand van elke sleuf evenwijdig hieraar een tandheugel is aangebracht, waarmede op de kantelas nabij de sleuven gemonteerde tandwielen in ingrijping zijn.
8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat aan elke zijde van de inrichting een tandwiel met tandheugel is aangebracht.
9. Inrichting volgens conclusies 1 en 2, m e t h e t kenmerk, dat op een afstand boven de kantelas een scharnierbc re 20 beugel is aangebracht, waarvan de scharnieras evenwijdig aan de kantelas verloopt en waarbij een gedeelte van de beugel reikt in de baan van de houder gedurende zijn kantelbeweging, waarbij de beugel tegen veerwerking in verplaatsbaar is. L__:____ 7807475