BE900492A

BE900492A - Snelheidsregeling van inslagvoorafwikkelaar bij weefgetouwen.

Info

Publication number: BE900492A
Application number: BE2/60490A
Authority: BE
Original assignee: Picanol Nv
Priority date: 1984-09-04
Filing date: 1984-09-04
Publication date: 1985-03-04
Also published as: DE3561894D1; EP0174039B1; EP0174039A2; EP0174039A3; US4715411A

Abstract

Werkwijze voor het regelen van de snelheid van de inslagvoorafwikkelaar bij weefgetouwen, met het kenmerk dat zij bestaat in het toevoeren van minstens twee dedetekteerde informaties aan aan stuurorgaan; het berekenen door deze laatste, aan de hand van deze informaties, ten opzichte van de gemiddelde reserve die zelf bepaald is door de reservesensor (8), en het eventueel geschikt aanpassen van het toerental van de voorafwikkelaar.

Description


   <Desc/Clms Page number 1> 
 



   BESCHRIJVING neergelegd tot staving van een aanvraag voor 
BELGISCH OCTROOI geformuleerd door
N. V. WEEFAUTOMATEN PICANOL voor "Snelheidsregeling van inslagvoorafwikkelaar bij weefgetouwen" 
 EMI1.1 
 als UITVINDINGSOCTROOI. 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 



  "Snelheidsregeling van inslagvoorafwikkelaar bij weefge-   touwen"   Deze uitvinding heeft betrekking op een snelheidsregeling van de inslagvoorafwikkelaar bij weefgetouwen, met andere woorden, van de inrichting waarop bij luchtweefgetouwen een reserve inslagdraad wordt gevormd tijdens het in de gaap brengen van een inslag, waarbij zulke regeling zowel kan toegepast worden op voorafwikkelaars met vaste als met draaibare trommel. 



  In een bijzondere uitvoering heeft deze uitvinding betrekking op een van de getouwas onafhankelijke aandrijving van zulke voorafwikkelaar met eigen snelheidssturing waarbij de inslag doorheen een holle as en door middel van een armpje op een trommel wordt gewikkeld teneinde opeenvolgende windingen te verkrijgen die naast elkaar liggen en die over de trommelwand axiaal vooruit glijden. De aldus op de trommel aangebrachte windingen worden door middel van een magneetpen tegengehouden en bij elke inslaginsertie, door het tijdelijk terugtrekken van deze magneetpen, vrijgegeven waarna zulke inslag met behulp van de hoofdblazer in de gaap wordt geblazen.

   Door een korrekte instelling van de openings-en sluitingstijd van voornoemde magneet is het, zoals bekend, mogelijk een vast aantal windingen af te trekken per getouwcyclus waarbij de tijdsduring ervan, deze magneet een vaste instelling kan zijn of een, aan de werkelijke inslaginsertie snelheid adaptief aangepaste instelling. 

 <Desc/Clms Page number 3> 

 



  In normale omstandigheden worden de windingen naast elkaar op de trommel van de voorafwikkelaar gewikkeld tot wanneer er een bepaalde draadreserve wordt verkregen met een welbepaalde axiale lengte en waarbij deze draadreserve regelmatig kan afgetrokken worden zonder dat er haperingen optreden. 



  Men weet dat de voornoemde windingen echter niet steeds regelmatig naast elkaar worden afgewikkeld en het is mogelijk dat een winding gedeeltelijk over of onder een voorgaande winding wordt geduwd wat onder andere kan geschieden door : - een sterk variërende draadreserve ; - een ongelijkmatige opwikkelspanning van de inslag wegens sterke variatie van de aftreksnelheid van de bobijn ; - door een te grote draadreserve, die dan een grote weerstand vormt voor het axiaal vooruitglijden van de windingen op de trommel ;   - enz.    



  Het is duidelijk dat bij het aftrekken van deze windingen, af de trommel van de voorafwikkelaar, tijdens de insertie, hetzij haperingen ontstaan, hetzij dat twee of meer windingen tegelijkertijd afgetrokken worden, wat steeds leidt tot weeffouten zoals niet gestrekte draad, een inslag die te kort is of nog een inslag die te lang is. 



  Het is duidelijk dat de axiale lengte van de wikkelingenreserve op de trommel rechtstreeks in verband staat met het aantal reserve wikkelingen dat deze axiale lengte bepaalt. 



  Het aanpassen van het voornoemd aantal reservewikkelingen wordt steeds geregeld door het aanpassen van de ogenblikkelijke opwikkelsnelheid van de voorafwikkelaar aan de gemiddelde aftreksnelheid, waarbij rekening moet gehouden worden met het feit dat de aftreksnelheid bij het weven sterk kan 

 <Desc/Clms Page number 4> 

 variëren wegens het kleurenrapport van de inslag, enerzijds, en de start/stop konditie van het getouw, anderzijds. 



  Hierbij wordt dus opgemerkt dat het er op aankomt de draadreserve op de voorafwikkelaar zo konstant en zo klein mogelijk te houden. 



  Om één en ander waar te maken heeft men reeds verscheidene oplossingen voorgesteld. 



  Eén van deze oplossingen bestaat erin dat men gebruik maakt, zoals dit bijvoorbeeld het geval is in de U. S. A. oktrooien nr 3 225 446 en het nr 3 411 548, van een optische sensor met brede werkhoek die een signaal levert dat een inlichting geeft met betrekking tot de aanwezige axiaal op de trommel gemeten inslagdraadreserve, waarbij dit signaal als basis dient voor het regelen van het toerental van de aandrijfmotor van de voorafwikkelaar. 



  Nadelen van deze oplossing zijn dat ; bij getouwstop de voorafwikkelaar zeer brutaal wordt gestopt ; dat de instelling van de regeling moeilijk is daar de observatie van de axiale lengte van de draadreserve geen éénduidige maat is voor het aantal op de trommel aangebrachte wikkelingen, daar deze axiale lengte onafhankelijk is van de inslagdraaddiameter en ; dat wegens de brede richthoek van de sensor het moeilijk is de draadreserve zo klein mogelijk te houden. 



  Volgens een andere oplossing wordt gebruik gemaakt van een mechanische sensor, zoals bijvoorbeeld in het U. S. A. oktrooi nr 4 226 379, waarbij deze sensor de aanwezigheid van een teveel aan wikkelingen detekteert en als gevolg hiervan aan de aandrijfmotor van de voorafwikkelaar een signaal toevoert waardoor het toerental van deze motor wordt gewijzigd, rekening houdende met de frequentie van overwikkeling en tijdsduur om terug op de normale reserve te komen. 

 <Desc/Clms Page number 5> 

 



  Zulke regeling in de nabijheid van het maximum zal, vooral bij zeer fijne garens, een onaanvaardbaar aantal reservewikkelingen geven, zelfs wanneer de mechanische sensor vervangen wordt door een optische. 



  Nog een andere oplossing, zie U. S. A. oktrooi nr 4 298 172, bestaat erin gebruik te maken van een minimum en een maximum sensor die op een regelbare afstand ten opzichte van elkaar staan opgesteld en waarbij, wanneer de reserve boven het maximum of onder het minimum komt, respektievelijk een minimum en een maximum toerental wordt ingesteld en waarbij nog in een intermediaire zone, een toerental wordt ingesteld dat wordt berekend uit de tijdsduur en de frequentie van overwikkeling, zoals dit nagenoeg ook het geval was in het hiervoor genoemde voorbeeld. 



  Een nadeel van deze oplossing is dat de reserve hier, ofwel rond de minimum, ofwel rond de maximum sensor zal evolueren en, daar voor korrekte sturing volgens dit systeem beide sensors best enkele millimeters uit elkaar staan, zal de inslagdraadreserve nooit zeer klein en regelmatig worden geregeld. 



  Uit het voorgaande volgt als algemeen besluit dat het gebruik van de axiale reservelengte van de inslagdraad als maatstaf, voor het bepalen van deze reserve, geen duidelijke informatie oplevert met betrekking tot het aantal reserve wikkelingen, enerzijds, en dat het gebruik van één sensor met brede zichthoek of het gebruik van een minimum en een maximum sensor, niet toelaat de reserve minimaal in te stellen, anderzijds. 



  Wegens de opkomst van digitale sturingstechnieken is het mogelijk het aantal aanwezige reservewikkelingen op de trommel te berekenen uit het verschil tussen het aantal opgewikkelde windingen, dat bekend is uit het aantal rotatiepulsen van de aandrijfas van de voorafwikkelaar, en het 

 <Desc/Clms Page number 6> 

 aantal, tijdens de insertiecyclus van het weefgetouw, afgetrokken windingen. 



  Zulke sturing is echter zeer delikaat en vergt bijkomende bewerkingen waarbij, bij verkeerde detektie van het aantal windingen, de gekumuleerde fout zeer belangrijk kan worden en, waarbij men, bij inslagbreuk op de trommel, verplicht is de ganse draadreserve af te trekken en het stuurorgaan op nul windingen te brengen. 



  Met het doel de voornoemde en andere nadelen van de bestaande snelheidsregelingen van voorafwikkelaars systematiscl uit te sluiten wordt volgens de uitvinding een werkwijze voorgesteld die bestaat in het toevoeren van minstens twee gedetekteerde informaties aan een stuurorgaan en het berekenen door dit laatste, aan de hand van deze informaties, van de afwijking van de reserve in aantal windingen, ten opzichte van de gemiddelde reserve die zelf bepaald is door de reserve sensor en het eventueel geschikt aanpassen van het toerental van de voorafwikkelaar. 



  De voornoemde informaties kunnen gevormd worden   door :   - het aantal windingen per inslag, bijvoorbeeld onder de vorm van een telschakelaar met 8 selekties   en/of   een eigen detektie tijdens het weven ; - het maximum toerental van de motor, bijvoorbeeld door een telschakelaar met 16 selekties ;   - pulssignalen   per rotatie van de voorafwikkelaar, bij- voorbeeld door middel van een sensor ; - start/stop status van het getouw ; - signaal voor het openen van de magneet met andere woorden voor de kleuraanvraag. 



  Verder zal in de voornoemde werkwijze gebruik worden gemaakt van sensoren voor het leveren van informatie aan het voornoemd stuurorgaan, zoals daar zijn : 

 <Desc/Clms Page number 7> 

 - een reserve sensor met zeer fijne observatiehoek die wordt ingesteld op een gemiddelde gewenste axiale reserve lengte die overeenstemt met een bij stilstand opgewonden gemiddeld aantal windingen ; - een maximum sensor ter beveiliging tegen"overvoe- ding"van de voorafwikkelaar ; - een windingssensor die het tijdsmoment en het aantal afgetrokken windingen in de getouwcyclus opmeet ; - een windingssensor die het tijdsmoment en het aantal afgetrokken windingen in de getouwcyclus opmeet, waarbij deze sensor tevens als maximum sensor ter beveiliging   tegen"overvoeding"van   de voorafwikke- laar wordt gebruikt. 



  Uiteindelijk kan het door het voornoemd stuurorgaan afgeleverd signaal eventueel bijkomend gebruikt worden voor het regelen van de remkracht van de ingangsrem van de voorafwikkelaar, waarbij, deze regeling omgekeerd evenredig zal zijn met het toerental van de voorafwikkelaar. 



  Ter verduidelijking van het voorgaande zijn hierna twee figuren weergegeven, waarvan de eerste voor een stilstaande trommel en de tweede voor een beweegbare trommel. 



  In figuur 1 is de holle arm 1 van de voorafwikkelaar getoond waartegenover een sensor 2 staat opgesteld, bijvoorbeeld een zogenaamde Hall sensor die reageert op een magnetisch krachtveld bijvoorbeeld voortkomende van een op de arm   l   bevestigde magneet 3. 



  Met de trommel 4 van de voorafwikkelaar werkt de pen 5 van de magneet 6 samen die bepaalt wanneer de wikkelingen 7 af de trommel mogen getrokken worden en tegenover deze trommel 4 zijn, in dit geval, sensors 8,9 en 10 voorzien, respektievelijk een reservesensor, een maximum sensor en een windingssensor. 

 <Desc/Clms Page number 8> 

 



  Hierbij bepaalt sensor 8 de normale draadreserve ; sensor 9 de maximale draadreserve en sensor 10 het aantal wikkelingen 7 dat de trommel 4 verlaat. 



  In deze tekening wordt de axiale reservelengte door R weergegeven terwijl de mogelijke afwijking van de reserve door
R is aangeduid. 



  In figuur 2 blijft aldus hetzelfde uitgezonderd de plaatsing van de sensor 2 die nu met de trommel 4 samenwerkt. 



  Hierna zullen, volledigheidshalve, nog enkele losse opmerkingen worden gegeven als niet beperkend voorbeeld van de werkwijze volgens de uitvinding. 



  Tijdens de normale loop van de weefmachine wordt de snelheid van de voorafwikkelaar zodanig geregeld dat de afwijking R, in aantal wikkelingen, begrepen is tussen één inslag te weinig en één inslag te veel. 



  Tijdens de loop van de machine kan het voorkomen dat er op de voorafwikkelaar   een"overvoeding"wordt   gevormd als gevolg van het feit dat de voornoemde sensor 10 aan het stuurorgaan volgens de uitvinding pulsen geeft, afkomstig van stol dat zich in de detektiezone van de voornoemde sensor 10 beweegt en/of zich op de trommel van de voorafwikkelaar   bevind1   Wanneer in deze toestand de maximum sensor 9 het maximum aantal windingen 7 detekteert zal de voorafwikkelaar stoppen, terwijl wanneer de minimum sensor of, in de in de tekeningen weergegeven uitvoeringen, de reservesensor 8, het minimum aantal windingen 7 detekteert zal de voorafwikkelaar opnieuw starten, volgens de normale startwerkwijze, met de afwijking
R van de reserve voorraad gelijk aan nul. 



  Wanneer de windingssensor 10 de vanaf de trommel 4 vrij gekomen windingen 7 niet detekteert verkrijgt men dat er zich 

 <Desc/Clms Page number 9> 

   een"ondervoeding"voordoet.   



  Wanneer dit niet het geval is en de minimum of reservesensor 8 geen windingen detekteert zal de voorafwikkelaar op een hoge snelheid worden aangedreven tot wanneer de sensor 8 opnieuw windingen detekteert waarbij R op nul wordt gebracht en de voorafwikkelaar onder normale snelheid herstart. 



  Wanneer de weefmachine stopt en de sensor 8 windingen detekteert, zal de voorafwikkelaar eveneens worden gestopt. 



  Wanneer de weefmachine stopt en de sensor 8 geen windingen detekteert zal de voorafwikkelaar verder draaien tot wanneer voornoemde sensor 8 opnieuw wikkelingen 7 detekteert, waarbij dit verder draaien eventueel bij volle snelheid geschiedt, waarna de voorafwikkelaar stopt. 



  Wanneer gedurende het stoppen van de weefmachine, enkele windingen van de voorafwikkelaar vrijkomen zal deze laatste op laag toerental verder draaien tot wanneer de voornoemde sensor 8 wikkelingen detekteert, waarna hij snel stopt. 



  Hierbij wordt R eventueel opnieuw op nul geplaatst wanneer de sensor 8 de voornoemde windingen 7 detekteert. 



  Bij het opnieuw starten van de weefmachine zal de voorafwikkelaar starten nadat pen 5 van de magneet 6 is teruggetrokken en de minimum sensor 8 geen windingen 7 detekteert. 



  De voorwaarden tijdens het aanzetten van de weefmachine zijn tenslotte gelijkaardig aan de voorwaarden bij het stoppen van de machine, waarbij de afwijking R van de reservevoorraad in aantal wikkelingen terug op nul wordt gebracht bij de eerste maal dat de voorraad zijn minimum waarde bereikt.

Claims

Eisen.

1. - Werkwijze voor het regelen van de snelheid van de inslagvoorafwikkelaar bij weefgetouwen, met het kenmerk dat zij bestaat in het toevoeren van minstens twee gedetekteerde informaties aan een stuurorgaan ; het berekenen door deze laatste, aan de hand van deze informaties, van de afwijking (R) van de reserve in aantal windingen, ten opzichte van de gemiddelde reserve die zelf bepaald is door de reservesensor (8), en het eventueel geschikt aanpassen van het toerental van de voorafwikkelaar.

2.-Werkwijze volgens eis 1, met het kenmerk dat wanneer de reservesensor (8) wikkelingen (7) detekteert of niet, de afwijking (R) van de reserve in aantal windingen, automatisch op nul wordt gebracht.

3.-Werkwijze volgens eis 1 of 2, met het kenmerk dat de voornoemde informaties gekozen worden uit : - het aantal windingen per inslag ; - het maximum toerental van de voorafwikkelaar ; - pulssignalen per rotatie van de voorafwikkelaar ; - start/stop status van het getouw ; - signaalsturing voor het openen van de magneet, dat de signaalsturing voor kleuraanvraag is.

4.-Werkwijze volgens één der voorgaande eisen, met het kenmerk dat gebruik wordt gemaakt van een reservesensor (8) met zeer kleine observatiehoek.

5.-Werkwijze volgens eis 4, met het kenmerk dat de reservesensor (8) wordt ingesteld op een gemiddelde gewenste axiale lengte (R) die overeenstemt met een bij stilstand opgewonden gemiddeld aantal windingen.

6.-Werkwijze volgens één der voorgaande eisen, met het ken- <Desc/Clms Page number 11> EMI11.1 merk dat gebruik wordt gemaakt van een maximum sensor (9) tei beveiliging tegen"overvoeding"van de voorafwikkelaar.

7.-Werkwijze volgens één der voorgaande eisen, met het kenmerk dat gebruik wordt gemaakt van een windingsensor (10) die het tijdsmoment en het aantal afgetrokken windingen in de getouwcyclus opneemt.

8.-Werkwijze volgens één der eisen 1 tot 5, met het kenmerk dat gebruik wordt gemaakt van een windingsensor (10) die het tijdsmoment en het aantal afgetrokken windingen in de ge- EMI11.2 touwcyclus opmeet, waarbij deze sensor (10) tevens als maximt sensor tegen"overvoeding"van de voorafwikkelaar wordt ge- bruikt.

9.-Werkwijze volgens één der voorgaande eisen, met het kenmerk dat, op basis van de voornoemde detekties en berekening, de remkracht van de ingangsrem van de voorafwikkelaar, omgekeerd evenredig met het toerental van de voorafwikkelaar, wordt geregeld.

10.-Snelheidsregeling van inslagvoorafwikkelaar bij weefgetouwen, hoofdzakelijk zoals voorafgaand beschreven en weergegeven in de bijgaande tekeningen.