BE1024099B1 - Gaapvormingsinrichting met ventilatie-inrichting - Google Patents
Gaapvormingsinrichting met ventilatie-inrichting Download PDFInfo
- Publication number
- BE1024099B1 BE1024099B1 BE2015/5002A BE201505002A BE1024099B1 BE 1024099 B1 BE1024099 B1 BE 1024099B1 BE 2015/5002 A BE2015/5002 A BE 2015/5002A BE 201505002 A BE201505002 A BE 201505002A BE 1024099 B1 BE1024099 B1 BE 1024099B1
- Authority
- BE
- Belgium
- Prior art keywords
- shed
- air flow
- flow rate
- forming device
- operating space
- Prior art date
Links
Classifications
-
- D—TEXTILES; PAPER
- D03—WEAVING
- D03C—SHEDDING MECHANISMS; PATTERN CARDS OR CHAINS; PUNCHING OF CARDS; DESIGNING PATTERNS
- D03C3/00—Jacquards
- D03C3/24—Features common to jacquards of different types
- D03C3/28—Pick-finding arrangements; Arrangements for preventing next shed from being opened during stopping of loom
-
- D—TEXTILES; PAPER
- D03—WEAVING
- D03C—SHEDDING MECHANISMS; PATTERN CARDS OR CHAINS; PUNCHING OF CARDS; DESIGNING PATTERNS
- D03C3/00—Jacquards
- D03C3/24—Features common to jacquards of different types
-
- D—TEXTILES; PAPER
- D03—WEAVING
- D03J—AUXILIARY WEAVING APPARATUS; WEAVERS' TOOLS; SHUTTLES
- D03J1/00—Auxiliary apparatus combined with or associated with looms
- D03J1/002—Climatic conditioning or removing lint or dust
-
- D—TEXTILES; PAPER
- D03—WEAVING
- D03J—AUXILIARY WEAVING APPARATUS; WEAVERS' TOOLS; SHUTTLES
- D03J1/00—Auxiliary apparatus combined with or associated with looms
- D03J1/008—Cooling systems
-
- F—MECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
- F24—HEATING; RANGES; VENTILATING
- F24F—AIR-CONDITIONING; AIR-HUMIDIFICATION; VENTILATION; USE OF AIR CURRENTS FOR SCREENING
- F24F11/00—Control or safety arrangements
- F24F11/0001—Control or safety arrangements for ventilation
-
- H—ELECTRICITY
- H01—ELECTRIC ELEMENTS
- H01F—MAGNETS; INDUCTANCES; TRANSFORMERS; SELECTION OF MATERIALS FOR THEIR MAGNETIC PROPERTIES
- H01F7/00—Magnets
- H01F7/06—Electromagnets; Actuators including electromagnets
- H01F7/066—Electromagnets with movable winding
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Textile Engineering (AREA)
- Ventilation (AREA)
- Looms (AREA)
Abstract
Deze uitvinding betreft een gaapvormingsinrichting voor een weefmachine, omvattende een werkingsruimte (3) waarin gaapvormingssytemen met selectiemiddelen voor het positioneren van kettingdraden voorzien zijn, en ventilatiemiddelen (7) om een luchtstroom (A) te creëren in die werkingsruimte (3), waarbij de ventilatiemiddelen (7) samenwerken met regelmiddelen (8, 9, 10) voor het automatisch regelen van het luchtstroomdebiet in functie van minstens één van de volgende gemeten parameters: het debiet en de snelheid van de luchtstroom (A) en de luchtdruk in de werkingsruimte (3). Hierdoor kan het luchtstroomdebiet snel aangepast worden aan wijzigende omstandigheden en steeds gepast zijn om efficiënt te koelen en overdruk te creëren.
Description
Gaapvormingsinrichting met ventilatie-inrichting
Deze uitvinding betreft een gaapvormingsinrichting voor een weefmachine, omvattende een minstens gedeeltelijk omsloten werkingsruimte waarin een reeks gaapvormingssystemen met bijhorende selectiemiddelen voor het positioneren van kettingdraden voorzien zijn, en ventilatiemiddelen om een luchtstroom te creëren in de werkingsruimte.
In EP 1 069 218 BI wordt een dergelijke gaapvormingsinrichting voor een weefmachine beschreven. De selectiemiddelen omvatten een reeks elektrische actuatoren die twee panelen vormen en gevoed en gestuurd worden vanaf een voedingseenheid en een stuureenheid die in een tussen deze panelen gevormd compartiment opgenomen zijn. Een ventilatie-eenheid genereert een koelende luchtstroom met een constant debiet doorheen het compartiment om de temperatuur van de voedingseenheid, de stuureenheid en de actuatoren onder controle te houden.
De weerstand die de luchtstroom ondervindt, neemt geleidelijk toe gedurende de werking van de gaapvormingsinrichting, bijvoorbeeld als gevolg van vervuiling van luchtkanalen of filters, en dit zorgt voor een geleidelijke vermindering van het luchtstroomdebiet in de omgeving van de gaapvormingsmiddelen. Om te vermijden dat het effect van de luchtstroom hierdoor snel onvoldoende wordt, moet een ventilatie-eenheid voorzien worden die een luchtstroom genereert met een debiet dat initieel veel hoger is dan nodig.
Dit grote debiet brengt echter een aantal belangrijke nadelen met zich mee. Weefmachines zijn doorgaans opgesteld in een stofrijke omgeving, en het is gekend dat opeenhopingen van stof een oververhitting en/of een gebrekkige werking van de gaapvormingsinrichting kunnen teweegbrengen met een foutieve positionering van de kettingdraden tot gevolg. Om de hoeveelheid stof in de omgeving van de gaapvormingsmiddelen zoveel mogelijk te beperken zal de luchtstroom eerst doorheen een stoffilter gevoerd worden. Het grote debiet van de luchtstroom heeft tot gevolg dat deze stoffdter vrij frequent zal moeten gereinigd of vervangen worden.
Bovendien kan een bepaalde hoeveelheid fijn stof niet door de stoffilter tegengehouden worden. Door het grote debiet van de luchtstroom is ook het debiet van dit doorgelaten fijn stof vrij groot, waardoor er op korte tijd toch vrij veel stof bij de gaapvormingsmiddelen kan terechtkomen.
Bij het opstarten van de weefmachine komt er warme en vochtige lucht terecht in de ruimte waar de relatief koudere onderdelen van de gaapvormingsinrichting zich bevinden. Hierdoor treedt er condensatie op. Ook dit nadelig effect wordt nog versterkt door het hoge debiet van de gegenereerde luchtstroom. Het te grote toerental van de ventilatie-eenheid verhoogt uiteraard ook het energieverbruik en is nadelig voor de levensduur van de ventilator.
Dergelijke gaapvormingsinrichtingen worden dikwijls voorzien van een temperatuurdetector om de weefmachine automatisch te laten uitschakelen wanneer de temperatuur een vooraf ingestelde grenswaarde overschrijdt. Het spreekt vanzelf dat de uitschakeling van de weefmachine nadelig is voor de productiviteit van de weefmachine. Om deze uitschakelingen te vermijden in alle werkingsomstandigheden zal daarom een debiet ingesteld worden dat voor de slechtste werkingsomstandigheden een oplossing biedt. Ook hier zal het gegenereerde debiet aanvankelijk veel groter zijn dan vereist.
Het doel van deze uitvinding is te voorzien in een gaapvormingsinrichting voor een weefmachine met de in de eerste paragraaf van deze beschrijving aangeduide kenmerken, waarbij verholpen is aan de hierboven aangeduide nadelen van de bestaande gaapvormingsinrichtingen.
Deze doelstelling wordt bereikt door te voorzien in een gaapvormingsinrichting voor een weefmachine, omvattende een minstens gedeeltelijk omsloten werkingsruimte waarin een reeks gaapvormingssystemen met bijhorende selectiemiddelen voor het positioneren van kettingdraden voorzien zijn, en ventilatiemiddelen om een luchtstroom te creëren in de werkingsruimte, waarbij, volgens deze uitvinding, de ventilatiemiddelen samenwerken met regelmiddelen voor het automatisch regelen van het luchtstroomdebiet, in functie van minstens één van de volgende gemeten parameters, - het debiet van de genoemde luchtstroom, - de snelheid van de genoemde luchtstroom, - de luchtdruk in de werkingsruimte.
Het debiet van de door de ventilatie-eenheid gecreëerde luchtstroom wordt dus geregeld in functie van het debiet en/of de snelheid van de gecreëerde luchtstroom en/of in functie van de luchtdruk die in de werkingsruimte wordt gemeten. Deze parameters variëren vrij snel bij veranderende omstandigheden, zoals de toenemende vervuiling van een filter. Dit in tegenstelling tot temperatuur die een eerder traag veranderende parameter is. Hierdoor kan het debiet van de gecreëerde luchtstroom steeds snel aangepast worden aan wijzigende omstandigheden om in de werkingsruimte, en dus in de omgeving van de gaapvormingsmiddelen, een luchtstroom te bekomen met een debiet dat slechts weinig groter is dan nodig om efficiënt te koelen en/of overdruk te creëren.
De selectiemiddelen bevinden zich in de genoemde werkingsruimte. Deze selectiemiddelen bevatten bijvoorbeeld elektrische actuatoren en/of andere elektrische componenten die in gebruik warmte ontwikkelen. Het koelend effect van de luchtstroom voorkomt dat de temperatuur in de werkingsruimte, en bijgevolg ook de temperatuur van de elektrische componenten, te hoog oploopt.
In de werkingsruimte wordt voor de gaapvormingsmiddelen een omgeving gecreëerd waarbinnen de hoger aangeduide gemeten parameters gemakkelijker onder controle kunnen gehouden worden en vrij uniforme waarden aannemen. De meting van een parameter op een bepaalde plaats binnen de werkingsruimte zal dus min of meer representatief zijn voor de gehele werkingsruimte. De regeling wordt hierdoor betrouwbaarder. Doordat de werkingsruimte geheel of gedeeltelijk omsloten is, kan het stof er ook gemakkelijker buiten gehouden worden.
Het meten van een parameter betekent niet noodzakelijk dat de waarde van deze parameter wordt bepaald. Ook het detecteren of een parameter zich boven of onder een bepaalde grenswaarde bevindt, wordt in de context van deze uitvinding als ‘het meten’ van deze parameter aanzien.
Men kan ook de variatie van één of meerdere van de genoemde parameters, bij waardebepaling op twee verschillende plaatsen, als regelparameter gebruiken. Zo kan men bijvoorbeeld meten hoe groot het verschil is tussen de luchtdruk op twee verschillende plaatsen van de inrichting. Bij voorkeur neemt men het drukverschil tussen twee plaatsen aan weerszijden van een filter. Dit verschil, de drukval over de filter, is een maat voor de vervuiling van de filter. We nemen hier aan dat het bepalen van een variatie van één van de genoemde parameters impliceert dat deze parameter ook gemeten wordt. Ook het detecteren of een dergelijke parametervariatie zich boven of onder een bepaalde grenswaarde bevindt, wordt als het meten van de parameter aanzien.
Een van de genoemde parameters kan ook op twee of meer verschillende plaatsen in de werkingsruimte worden gemeten, waarbij het luchtstroomdebiet dan geregeld wordt in functie van een waarde die op basis van deze verschillende meetwaarden wordt berekend, bijvoorbeeld de gemiddelde waarde van deze metingen. Andere gekende regelsystemen, bijvoorbeeld op basis van meerdere parameters, of op basis van de variatie van één of meerdere parameters in de tijd, behoren ook tot de mogelijkheden.
Het regelen van het luchtstroomdebiet kan uitgevoerd worden door het aanpassen van het debiet dat door de ventilatie-eenheid wordt gecreëerd. Dit kan bijvoorbeeld door het wijzigen van de werkingssnelheid van één of meerdere luchtverplaatsende elementen, zoals bijvoorbeeld door het aanpassen van de rotatiesnelheid van de rotor van een ventilator, of door het wijzigen van de stand van één of meerdere luchtverplaatsende elementen of onderdelen ervan, bijvoorbeeld door het wijzigen van de stand van de schoepen van een ventilator. Ook het uitschakelen en het weer inschakelen van een luchtverplaatsend element wordt aanzien als het aanpassen van de werkingssnelheid ervan, en kan resulteren in een regeling van het luchtstroomdebiet. In het bijzonder kan een ventilatie-eenheid twee of meer luchtverplaatsende elementen omvatten en kan het luchtstroomdebiet geregeld worden door het wijzigen van het aantal gelijktijdig werkende luchtverplaatsende elementen.
Het luchtstroomdebiet kan ook geregeld worden door een wijzigbaar deel van de gecreëerde luchtstroom niet naar de omgeving van de gaapvormingsmiddelen te richten of te leiden. Dit kan bijvoorbeeld gerealiseerd worden met een automatisch instelbare regelklep die naargelang zijn stand een kleiner of een groter deel van de luchtstroom doorlaat naar de gaapvormingsmiddelen toe.
In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van deze gaapvormingsinrichting omvatten deze ook middelen voor het meten van de temperatuur in de werkingsruimte, en zijn de regelmiddelen voorzien om het luchtstroomdebiet te regelen in functie van de temperatuur in de werkingsruimte.
De werkingsruimte wordt bijvoorbeeld omsloten door de wanden van een hoofdzakelijk gesloten behuizing. De ventilatiemiddelen kunnen ook in de behuizing opgenomen zijn en voorzien zijn om lucht aan te zuigen via een luchtdoorgang in de wand van de behuizing. In deze luchtdoorgang kan een stoffilter geplaatst zijn. Bij voorkeur wordt ervoor gezorgd dat de lucht hoofdzakelijk volgens een welbepaalde verplaatsingsrichting doorheen de werkingsruimte wordt verplaatst, bijvoorbeeld van boven naar onder toe, en de werkingsruimte vervolgens weer verlaat. Deze luchtstroom neemt hierbij minstens een deel van het aanwezige stof mee tot buiten de werkingsruimte. Zo verkleint men het risico op stofophopingen die de goede werking van de gaapvormingsmiddelen kunnen verstoren of verhinderen.
Bij voorkeur zijn er tussen de gaapvormingssystemen en/of tussen de selectiemiddelen een aantal doorgangen voorzien waarlangs de luchtstroom zich volgens de genoemde verplaatsingsrichting kan verplaatsen, bij voorkeur van boven naar onder. Deze doorgangen hebben bij voorkeur nagenoeg dezelfde breedte en lengte. In de verschillende doorgangen bekomt men dan parallelle luchtstromen met nagenoeg hetzelfde debiet en dus ook nagenoeg gelijke effecten.
In een zeer voorkeurdragende uitvoeringsvorm omvat de gaapvormingsinrichting middelen om de temperatuur te meten van één of meerdere selectie-elementen of van één of meerdere dragers waarop één of meerdere selectie-elementen bevestigd zijn, en zijn de regelmiddelen voorzien om het luchtstroomdebiet te regelen in functie van de temperatuur van de één of meerdere selectie-elementen of dragers. Zo kan bijvoorbeeld de temperatuur gemeten worden van één of meerdere printplaten die elk een aantal selectie-elementen dragen.
In een andere voorkeurdragende uitvoeringsvorm van deze gaapvormingsinrichting zijn de regelmiddelen ook voorzien om het luchtstroomdebiet gedurende het weven te regelen in functie van de vooraf bepaalde selectiefrequentie van een groep selectie-elementen gedurende een toekomstige periode van het aan de gang zijnde weefprocédé.
Het bindingspatroon van het te weven weefsel bepaalt immers de selectiefrequentie van elk selectie-element en dit ligt uiteraard vooraf vast.
De temperatuur van elk selectie-element hangt onder meer af van de frequentie van de erdoor gerealiseerde selecties Een verhoging of verlaging van deze selectieffequentie zal bijgevolg een min of meer evenredige verhoging of verlaging van de temperatuur teweegbrengen. Door een analyse van het bindingspatroon kan bepaald worden hoe de selectiefrequentie van de in de werkingsruimte aanwezige selectie-elementen, gedurende een bepaalde toekomstige periode van het weefprocédé zal evolueren. Deze analyse kan uiteraard geautomatiseerd zijn.
Door het luchtstroomdebiet te regelen in functie van de toekomstige selectiefrequenties van de selectie-elementen kan men anticiperen op een verwachte toename of afname van de temperatuur. Dit maakt het mogelijk om de koeling zeer efficiënt te regelen in functie van toekomstige wijzigende omstandigheden. Zo kan men de temperatuurschommelingen in de werkingsruimte nog verder minimaliseren.
In nog een andere uitvoeringsvorm van de gaapvormingsinrichting is deze voorzien om de snelheid en/of het debiet van de genoemde luchtstroom in de werkingsruimte of in de omgeving van de ventilatiemiddelen te meten.
In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van de gaapvormingsinrichting volgens deze uitvinding kan de door de ventilatiemiddelen gecreëerde luchtstroom een overdruk teweegbrengen in de genoemde werkingsruimte. Door deze overdruk zal nog minder stof in de werkingsruimte kunnen terechtkomen.
In een bijzonder voorkeurdragende uitvoeringvorm omvatten de ventilatiemiddelen minstens één roteerbaar luchtverplaatsend element en is het luchtstroomdebiet automatisch regelbaar door van minstens één luchtverplaatsend element automatisch de rotatiesnelheid te wijzigen in functie van een regelparameter. Het genoemde roteerbaar luchtverplaatsend element is bij voorkeur een rotor met schoepen.
Wanneer er twee of meer roterende luchtverplaatsende elementen voorzien zijn kan de regeling van het luchtstroomdebiet ook inhouden dat het aantal gelijktijdig roterende luchtverplaatsende elementen bepaald wordt in functie van een regelparameter.
In een andere mogelijke uitvoeringsvorm omvatten de ventilatiemiddelen minstens één ventilator met een rotor met één of meerdere schoepen waarvan de stand wijzigbaar is, en is het luchtstroomdebiet automatisch regelbaar door de stand van minstens één van de schoepen automatisch te wijzigen in functie van een regelparameter.
De gaapvormingsinrichting kan als bijkomende beveiliging voorts ook een in de omgeving van de gaapvormingsinrichting opgestelde temperatuurdetector omvatten die samenwerkt met een regelinrichting, waarbij de regelinrichting voorzien is om de weefmachine uit te schakelen wanneer de temperatuur een vooraf ingestelde grenswaarde overschrijdt.
In hetgeen volgt, wordt een meer gedetailleerde beschrijving gegeven van een mogelijke uitvoeringsvorm van een gaapvormingsinrichting met een ventilatie-inrichting volgens deze uitvinding. De enige bedoeling van deze gedetailleerde beschrijving is aan te duiden hoe de uitvinding kan gerealiseerd worden en de bijzondere kenmerken ervan te illustreren en zo nodig nog verder te verduidelijken. Deze beschrijving kan dus niet aanzien worden als een beperking van de draagwijdte van deze octrooibescherming. Ook het toepassingsgebied van de uitvinding kan op basis van deze beschrijving niet beperkt worden. In deze beschrijving wordt aan de hand van referentiecijfers verwezen naar de hierbij gevoegde figuren, waarbij • figuur 1 een zijaanzicht is van een in een behuizing opgenomen gaapvormingsinrichting met een ventilatie-inrichting volgens deze uitvinding, en • figuur 2 een vergrote afbeelding is van het gedeelte van de gaapvormingsinrichting dat op figuur 1 binnen het omrande gebied (X) ligt.
De op figuur 1 voorgestelde gaapvormingsinrichting omvat een groot aantal gaapvormingssystemen van het type dat twee samenwerkende buigzame haken (11) omvat (zie figuur 2), die voorzien zijn om in tegenfase op en neer bewogen te worden door een respectievelijk mes (niet voorgesteld op de figuren), en die ook door middel van een respectievelijke elektromagnetische actuator kunnen geselecteerd worden om bij selectie op een vaste hoogte gehouden te worden. Andere gekende gaapvormingssystemen omvatten niet-buigzame haken en buigzame lamellen, waarbij de haken bij selectie aan een buigzame lamel op een vaste hoogte blijven hangen. De actuatoren van alle gaapvormingssystemen zijn opgenomen in uitneembare modules (1) die hierna selectiemodules (1) worden genoemd. In elke selectiemodule (1) zitten bijvoorbeeld 24 à 192 actuatoren, bij voorkeur 48 à 144, bijvoorbeeld 96 actuatoren.
De verticale haakbewegingen worden in elk gaapvormingssysteem op gekende wijze via een takelinrichting, bestaande uit takelkoorden en een takelelement, overgebracht op één of meerdere harnaskoorden die verbonden zijn met een respectievelijke hevel die een heveloog omvat. Doorheen het heveloog strekken zich één of meerdere kettingdraden uit. De hevels en de kettingdraden zijn niet voorgesteld op de figuren. De takelkoorden en de takelelementen van alle gaapvormingssystemen zijn opgenomen in uitneembare takelmodules (2). Per takelmodule (2) zijn er bijvoorbeeld ook 24 à 192 takelinrichtingen, bij voorkeur 48 à 144, bijvoorbeeld 96 takelinrichtingen voorzien.
Elk gaapvormingssysteem werkt samen met een respectievelijke elektromagnetische actuator waarmee elke haak (11) naar keuze kan geselecteerd worden om op een vaste hoogte gehouden te worden, bijvoorbeeld doordat de haak (11) verplaatst wordt of omgebogen wordt naar een positie waarbij deze inhaakt op een weerhoudmiddel. De takelkoorden en takelelementen van elke takelmodule (2) werken daarbij samen met de actuatoren en de bijhorende haken (11) van een respectievelijke selectiemodule (1). Op de figuren zijn de samenwerkende selectiemodules (1) en takelmodules (2) vertikaal onder elkaar voorgesteld. Daarbij werden enkel de omtreklijnen van de modules (1), (2) op schematische wijze voorgesteld.
Tussen de verschillende stellen samenwerkende modules (1), (2) in de werkingsruimte (3) is er telkens eenzelfde kleine horizontale tussenafstand gelaten, waardoor er tussen deze modules quasi identieke verticale doorgangen (5) voor de koelende luchtstroom worden gevormd.
Door het gepast selecteren of niet selecteren van één van beide haken (11) of van beide haken (11) van elk gaapvormingssysteem worden de kettingdraden in elke weefcyclus zo gepositioneerd dat tussen de kettingdraden een gaap gevormd waarin de kettingdraden de vereiste positie innemen om na het inbrengen van een inslagdraad de gewenste positie in te nemen in het weefsel.
De verschillende selectiemodules (1) met bijhorende haken (11) en hun respectievelijke bijhorende takelmodules (2) zijn naast elkaar opgesteld in een werkingsruimte (3) die omsloten is door een behuizing (4) met vier zijwanden (4a), een bodem (4b) en een openklapbaar deksel (4c). De plaats van de operator van de weefmachine is aan de linker kant van de op figuur 1 voorgestelde behuizing (3). De zich aan deze linkerkant bevindende zijwand (4a) van de behuizing (3) is dus de voorzijde.
De zijwand aan de rechterzijde van de behuizing (4) - die zich op de figuur vooraan zou bevinden - is weggenomen om de gaapvormingsinrichting binnen de werkingsruimte (3) zichtbaar te maken.
In de voorzijde (4a) van de behuizing (4) is een opening voorzien die uitmondt in een voorkamer (31) die door gesloten wanden (32) afgescheiden is van de grotere centrale kamer (33) van de werkingsruimte (3), de ruimte waarin de gaapvormingssystemen zich bevinden.
In deze opening is een stoffilter (6) bevestigd met een luchtdoorgang waarin filtermateriaal (61) geplaatst is. In de centrale kamer (33) van de werkingsruimte (3) onderscheiden we een middendeel (33b), namelijk de zone van de centrale kamer (33) waar de selectiemodules (1) en de takelmodules (2) zich bevinden, een bovendeel (33a), namelijk de zone boven de genoemde selectiemodules (1) die bovenaan begrensd is door het deksel (4c), en een benedendeel (33c), namelijk de zone die zich onder de takelmodules (2) bevindt en onderaan begrensd is door de bodem (4b) van de behuizing (4).
In de genoemde wand (32) die een tussenwand vormt tussen de voorkamer (31) en de centrale kamer (33) van de werkingsruimte (3) is een ventilator (7) geplaatst. De ventilator (7) omvat een roteerbaar stel schoepen (71) en heeft een regelbare draaisnelheid, en is voorzien om lucht vanuit de voorkamer (31) te verplaatsen naar het bovendeel (33a) van de centrale kamer (33) van de werkingsruimte (3). Hierdoor ontstaat er in de voorkamer (31) een onderdruk waardoor omgevingslucht van buiten de behuizing (4) via de filter (6) wordt aangezogen. De luchtstroom (A) wordt op figuur 1 voorgesteld door middel van pijlen.
In het bovendeel (33a) van de centrale kamer (33) van de werkingsruimte (3) wordt hierdoor een overdruk gecreëerd, waardoor de luchtstroom (A) in deze centrale kamer (33) zich vanaf het bovendeel (33a), via de genoemde verticale doorgangen (5) tussen de modules (1), (2) in het middendeel (33b), naar het benedendeel (33c) toe verplaatst. Via niet op de figuren voorgestelde openingen in de bodem (4b) en/of in de zijwanden (4a) kan de lucht de werkingsruimte (3) weer verlaten. Door de continue aanvoer van lucht van buiten de behuizing (4) ontstaat er in de centrale kamer (33) van de werkingsruimte (3) binnenin de behuizing (4) een overdruk.
De draaisnelheid van de ventilator (7) wordt gestuurd door een schematisch voorgestelde regelinrichting (8, 81, 82, 83, 9, 10) bestaande uit een regeleenheid (8), die via connectoren of geleiders (81), (82), (83) - of draadloos - in verbinding staat met de ventilator (7) en twee sensoren (9), (10). De regeleenheid is in de voorkamer (31) opgesteld en staat bijvoorbeeld via een kabel (81) in verbinding met de ventilator (7)
Centraal in het bovendeel (33 a) van de centrale kamer (33) van de werkingsruimte (3) is een sensor (9) opgesteld die voorzien is om de druk in dit bovendeel (33a) van de centrale kamer (33) te meten en om continu of met bepaalde tussentijden een signaal dat representatief is voor de grootte van de gemeten waarde naar de regeleenheid (8) te sturen via de kabel (82).
De sensor (9) kan op elke plaats in de centrale kamer (33) opgesteld zijn, bijvoorbeeld in een doorgang (13) tussen twee selectiemodules (la) of tussen twee takelmodules (lb) of in het benedendeel (33c).
In de voorkamer (31) is een sensor (10) opgesteld die voorzien is om de snelheid of het debiet van de luchtstroom (A) te meten in de voorkamer (31 ), en om continu of met bepaalde tussentijden een signaal dat representatief is voor de grootte van de gemeten waarde naar de regeleenheid (8) te sturen via de kabel (83).
De regeleenheid (8) is voorzien om de draaisnelheid van de ventilator (7) te wijzigen in functie van de gemeten luchtstroomsnelheid of het gemeten luchtstroomdebiet in de voorkamer (31), en/of in functie van de gemeten luchtdruk in het bovendeel (33a) van de centrale kamer (33) van de werkingsruimte (3).
Meer bepaald, wanneer de sensor (10) in de voorkamer (31) een verminderde luchtstroomsnelheid of een verminderd luchtstroomdebiet meet - bijvoorbeeld tengevolge van de verhoogde aanwezigheid van stof in het filtermateriaal (61) - zal de regeleenheid (8) ervoor zorgen dat de draaisnelheid van de ventilator (7) verhoogd wordt totdat de gemeten stroomsnelheid of het gemeten debiet weer de vooraf ingestelde doelwaarde bereikt die men voldoende acht om de selectiemiddelen (2) efficiënt te koelen en/of om in de werkingsruimte (3) de gewenste overdruk te creëren. Omgekeerd, wanneer een verhoogde stroomsnelheid of debiet gemeten wordt, zal de regeleenheid (8) de draaisnelheid van de ventilator (7) verlagen tot de ingestelde doelwaarde weer bereikt is. Hierdoor is het gecreëerde luchtstroomdebiet op elk ogenblik aangepast aan wat nodig is om de gewenste effecten te bekomen in de werkingsruimte (3).
De regeleenheid (8) kan tezelfdertijd, of in een alternatieve instelling of in een andere uitvoeringsvorm, voorzien zijn om, wanneer de druksensor (9) in het bovendeel (33a) van de centrale kamer (33) van de werkingsruimte (3) een verlaagde luchtdruk meet, de draaisnelheid van de ventilator (7) te verhogen totdat de gemeten druk weer de vooraf ingestelde doelwaarde bereikt die men voldoende acht om de selectiemiddelen (2) op efficiënte wijze te koelen. Omgekeerd, wanneer een verhoogde druk gemeten wordt, zal de regeleenheid de draaisnelheid van de ventilator verlagen tot de ingestelde doelwaarde weer bereikt is.
Het meetinstrument kan een detector zijn die een signaal naar de regelinrichting stuurt wanneer de luchtsnelheid of de luchtdruk of het luchtstroomdebiet onder een vooraf ingestelde minimumwaarde gedaald is.
Op figuur 2 wordt de luchtstroom (A) aangeduid door middel van pijlen.
De naburige selectiemodules (1) en takelmodules (2) zijn telkens met nagenoeg gelijke tussenafstanden naast elkaar geplaatst zodat smalle parallelle doorgangen (5) gevormd worden met nagenoeg gelijke dwarsafmetingen.
De parallelle luchtstromen in deze kanalen hebben hierdoor een nagenoeg gelijk debiet, waardoor over de ganse gaapvormingsinrichting dezelfde effecten van de luchtstroom worden bekomen.
In de tussenruimte tussen twee naburige selectiemodules (1) kan de lucht zich via openingen en doorgangen verdelen over meerdere parallelle kanalen waardoor de luchtstroom (A) opgesplitst wordt in twee of meer deelluchtstromen (Al), (A2), (A3). Deze parallelle kanalen kunnen lager weer uitmonden in eenzelfde kanaal zodat de deelluchtstromen (Al), (A2), (A3) daar uiteindelijk terug samenkomen tot één luchtstroom (A), zoals schematisch door middel van pijlen voorgesteld is op figuur 2.
Claims (9)
- CONCLUSIES1. Gaapvormingsinrichting voor een weefmachine, omvattende een minstens gedeeltelijk omsloten werkingsruimte (3) waarin een reeks gaapvormingssytemen met selectiemiddelen voor het positioneren van kettingdraden voorzien zijn, en ventilatiemiddelen (7) om een luchtstroom (A) te creëren in de werkingsruimte (3), met het kenmerk dat de ventilatiemiddelen (7) samenwerken met regelmiddelen (8, 9, 10) voor het automatisch regelen van het luchtstroomdebiet in functie van minstens één van de volgende gemeten parameters, - het debiet van de genoemde luchtstroom (A) de snelheid van de genoemde luchtstroom (A), de luchtdruk in de werkingsruimte (3).
- 2. Gaapvormingsinrichting volgens conclusie 1 met het kenmerk dat deze middelen omvat voor het meten van de temperatuur in de werkingsruimte (3), en dat de regelmiddelen (8, 9, 10) voorzien zijn om het luchtstroomdebiet te regelen in functie van de temperatuur in de werkingsruimte (3).
- 3. Gaapvormingsinrichting volgens conclusie 1 of 2 met het kenmerk dat deze middelen omvat om de temperatuur te meten van één of meerdere selectie-elementen of van één of meerdere dragers waarop één of meerdere selectie-elementen bevestigd zijn, en dat de regelmiddelen (8, 9, 10) voorzien zijn om het luchtstroomdebiet te regelen in functie van de temperatuur van de één of meerdere selectie-elementen of dragers.
- 4. Gaapvormingsinrichting volgens een van de voorgaande conclusies met het kenmerk dat de regelmiddelen (8, 9, 10) voorzien zijn om het luchtstroomdebiet gedurende het weven te regelen in functie van de vooraf bepaalde selectiefrequentie van een groep selectie-elementen gedurende een toekomstige periode van het aan de gang zijnde weefprocédé.
- 5. Gaapvormingsinrichting volgens een van de voorgaande conclusies met het kenmerk dat de regelmiddelen (8, 9, 10) voorzien zijn om de snelheid en/of het debiet van de genoemde luchtstroom (A) in de werkingsruimte (3) of in de omgeving van de ventilatiemiddelen (7) te meten.
- 6. Gaapvormingsinrichting volgens conclusie 1 met het kenmerk dat de door de ventilatiemiddelen (7) gecreëerde luchtstroom (A) een overdruk teweegbrengt in de werkingsruimte (3).
- 7. Gaapvormingsinrichting volgens een van de voorgaande conclusies met het kenmerk dat de ventilatiemiddelen (7) minstens één roteerbaar luchtverplaatsend element (71) omvatten, en dat het luchtstroomdebiet automatisch regelbaar is door van minstens één luchtverplaatsend element (71) automatisch de rotatiesnelheid te wijzigen in functie van een regelparameter.
- 8. Gaapvormingsinrichting volgens een van de voorgaande conclusies met het kenmerk dat de ventilatiemiddelen minstens één ventilator (7) omvatten met een rotor (71) met één of meerdere schoepen waarvan de stand wijzigbaar is, en dat het luchtstroomdebiet automatisch regelbaar is door de stand van minstens één van de schoepen automatisch te wijzigen in functie van een regelparameter.
- 9. Gaapvormingsinrichting volgens een van de voorgaande conclusies met het kenmerk dat deze een in de omgeving van de gaapvormingsinrichting opgestelde temperatuurdetector omvat die samenwerkt met de regelinrichting, waarbij de regelinrichting voorzien is om de weefmachine uit te schakelen wanneer de temperatuur een vooraf ingestelde grenswaarde overschrijdt.
Priority Applications (6)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
BE2015/5002A BE1024099B1 (nl) | 2015-01-07 | 2015-01-07 | Gaapvormingsinrichting met ventilatie-inrichting |
TR2019/03906T TR201903906T4 (tr) | 2015-01-07 | 2015-12-22 | Havalandırma araçlarına sahip ağızlık oluşturma cihazı. |
EP15821176.3A EP3242968B1 (en) | 2015-01-07 | 2015-12-22 | Shed forming device with ventilation means |
PCT/IB2015/059877 WO2016110764A1 (en) | 2015-01-07 | 2015-12-22 | Shed forming device with ventilation means |
CN201580066765.8A CN107002317B (zh) | 2015-01-07 | 2015-12-22 | 具有通风装置的梭口形成装置 |
US15/542,038 US20180002841A1 (en) | 2015-01-07 | 2015-12-22 | Shed forming device with ventilation means |
Applications Claiming Priority (1)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
BE2015/5002A BE1024099B1 (nl) | 2015-01-07 | 2015-01-07 | Gaapvormingsinrichting met ventilatie-inrichting |
Publications (2)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
BE1024099A1 BE1024099A1 (nl) | 2017-11-14 |
BE1024099B1 true BE1024099B1 (nl) | 2017-11-16 |
Family
ID=53177046
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
BE2015/5002A BE1024099B1 (nl) | 2015-01-07 | 2015-01-07 | Gaapvormingsinrichting met ventilatie-inrichting |
Country Status (6)
Country | Link |
---|---|
US (1) | US20180002841A1 (nl) |
EP (1) | EP3242968B1 (nl) |
CN (1) | CN107002317B (nl) |
BE (1) | BE1024099B1 (nl) |
TR (1) | TR201903906T4 (nl) |
WO (1) | WO2016110764A1 (nl) |
Families Citing this family (4)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
DE102016123810A1 (de) * | 2016-12-08 | 2018-06-14 | Haver & Boecker Ohg | Vorrichtung zum Füllen von Schüttgütern in Offensäcke |
EP3471262A1 (en) * | 2017-10-12 | 2019-04-17 | NV Michel van de Wiele | Textile machine |
CN110952208A (zh) * | 2019-12-23 | 2020-04-03 | 常熟纺织机械厂有限公司 | 电子提花机的电磁阀组件的风冷却结构 |
IT202000014749A1 (it) * | 2020-06-19 | 2021-12-19 | Textilma Ag | Gruppo attuatore per una macchina tessile |
Citations (3)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
DE3910487A1 (de) * | 1988-04-01 | 1989-10-12 | Murata Machinery Ltd | Schaftwebmaschine |
EP1069218A1 (fr) * | 1999-05-31 | 2001-01-17 | Stäubli Faverges | Mécanique d'armure de type jacquard et métier à tisser équipé d'une telle mécanique |
CN202671773U (zh) * | 2012-07-20 | 2013-01-16 | 湖州厉华妤婕联合纺织有限公司 | 一种电子提花机排风装置 |
Family Cites Families (13)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
DE4411963C1 (de) * | 1994-04-07 | 1995-10-12 | Dornier Gmbh Lindauer | Einrichtung zur Verminderung von Faserflugniederschlag in Webmaschinen |
DE19521100C1 (de) * | 1995-06-09 | 1996-07-11 | Dornier Gmbh Lindauer | Kontrollierte Absaugung an Webmaschinen |
SE507785C2 (sv) * | 1996-11-29 | 1998-07-13 | Texo Ab | Metod och anordning vid luft- eller gasströmsburen skyttel i vävmaskin |
US6604553B1 (en) * | 1998-12-28 | 2003-08-12 | Textilma Ag | Device for noise reduction, air-conditioning and accident reduction for a jacquard weaving machine and jacquard weaving machine with such a device |
US6128832A (en) * | 1999-06-04 | 2000-10-10 | Ltg Air Engineering, Inc. | Method and system for providing conditioned air |
US6268664B1 (en) * | 1999-10-08 | 2001-07-31 | Sun Microsystems, Inc. | Fan control module for a system unit |
US6820655B2 (en) * | 2002-03-22 | 2004-11-23 | Hans Adolf Beeh | Loom and room conditioning system |
BE1015261A3 (nl) * | 2002-12-19 | 2004-12-07 | Picanol Nv | Spuitmondstuk voor het ondersteunen van een inslagdraad bij een weefmachine. |
ITMI20030537U1 (it) * | 2003-11-19 | 2005-05-20 | Startes Jacquard S P A | Telaio tessile dotato di un sostema di raffreddamento |
US6948530B2 (en) * | 2004-01-02 | 2005-09-27 | Yi-Shan Yao | Weaving machine |
WO2006066616A1 (en) * | 2004-12-24 | 2006-06-29 | Picanol N.V. | Throttle valve for weaving looms |
CN201209190Y (zh) * | 2008-05-12 | 2009-03-18 | 魏胜志 | 引风式电子龙头织布机 |
CN201722472U (zh) * | 2010-07-17 | 2011-01-26 | 烟台宋和宋科学技术应用工程有限责任公司 | 一种提花机集中供风装置 |
-
2015
- 2015-01-07 BE BE2015/5002A patent/BE1024099B1/nl not_active IP Right Cessation
- 2015-12-22 EP EP15821176.3A patent/EP3242968B1/en active Active
- 2015-12-22 WO PCT/IB2015/059877 patent/WO2016110764A1/en active Application Filing
- 2015-12-22 CN CN201580066765.8A patent/CN107002317B/zh active Active
- 2015-12-22 US US15/542,038 patent/US20180002841A1/en not_active Abandoned
- 2015-12-22 TR TR2019/03906T patent/TR201903906T4/tr unknown
Patent Citations (3)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
DE3910487A1 (de) * | 1988-04-01 | 1989-10-12 | Murata Machinery Ltd | Schaftwebmaschine |
EP1069218A1 (fr) * | 1999-05-31 | 2001-01-17 | Stäubli Faverges | Mécanique d'armure de type jacquard et métier à tisser équipé d'une telle mécanique |
CN202671773U (zh) * | 2012-07-20 | 2013-01-16 | 湖州厉华妤婕联合纺织有限公司 | 一种电子提花机排风装置 |
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
BE1024099A1 (nl) | 2017-11-14 |
US20180002841A1 (en) | 2018-01-04 |
EP3242968B1 (en) | 2019-02-06 |
CN107002317B (zh) | 2020-02-21 |
CN107002317A (zh) | 2017-08-01 |
EP3242968A1 (en) | 2017-11-15 |
TR201903906T4 (tr) | 2019-04-22 |
WO2016110764A1 (en) | 2016-07-14 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
BE1024099B1 (nl) | Gaapvormingsinrichting met ventilatie-inrichting | |
SE517097C2 (sv) | Sätt och apparat för reglering av temperaturen i torksektionen av en pappersmaskin eller liknande | |
US3311135A (en) | Lint collecting enclosure | |
CN104713309A (zh) | 具有多个温度区域的制冷设备及温度控制方法 | |
KR101857891B1 (ko) | 레노 셀비지 형성 장치를 구비한 직조기 | |
WO2014083366A1 (en) | Apparatus and method for enhancing operational safety and effectiveness of cross-flow grain dryers | |
NL2014649B1 (nl) | Kas voorzien van ventilatiesysteem. | |
EP2929072B1 (en) | Module suitable for installation in a jacquard machine | |
CN104018279A (zh) | 一种用于织造绒布的喷气织机 | |
JP2006045762A5 (nl) | ||
JP2006045762A (ja) | 無ひ織機により作られる織物のトリミングを織る装置 | |
EP1396561B1 (en) | Shed forming device for a weaving machine | |
KR100251491B1 (ko) | 원형직조기 | |
HU177044B (hu) | Ventiljacionnoe ustrojstvo k tkackomu stanku | |
BE1010133A3 (nl) | Gaapvormingsinrichting voor een textielmachine. | |
BE1018197A3 (nl) | Selectie-en geleidingslichamen voor haken in een jacquardmachine. | |
US3785408A (en) | Arrangement of movable thread-contacting lamellae on a wave-type loom | |
CN211227555U (zh) | 一种提花织布机的停经装置 | |
JP6893474B2 (ja) | パターン制御部品を搭載する装置およびその装置を備える繊維機械 | |
JP2008111209A (ja) | はたおり機 | |
US851570A (en) | Cutting attachment for looms. | |
EP3159612A1 (en) | Domestic ventilated oven | |
US706133A (en) | Swivel-loom. | |
BR102014006201B1 (pt) | sistema para limpeza de aglomerados de molas de um tear | |
JPS6365303B2 (nl) |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
FG | Patent granted |
Effective date: 20171116 |
|
MM | Lapsed because of non-payment of the annual fee |
Effective date: 20220131 |