<Desc/Clms Page number 1>
EMI1.1
"Gaapvormingsinrichting voor een textielmachine." -------------------
Deze uitvinding heeft betrekking tot een gaapvormingsinrichting voor een textielmachine, voorzien van minstens één gaapvormingsmechanisme omvattende, - een beweegbaar gaapvormingsmiddel, voorzien om door samenwerking met een takelelement een gaap te vormen tussen draden van de textielmachine, - een selectie-inrichting, voorzien om het gaapvormings- middel te selecteren zodat het op een vaste hoogte gehouden wordt, en - een hefinrichting, voorzien om het gaapvormingsmiddel op en neer te bewegen als het niet geselecteerd is, waarbij een, als een afzonderlijk geheel uitgevoerde, afneembare module een gedeelte van het gaapvormingsmechanisme omvat.
Een dergelijke gaapvormingsinrichting voor een weefmachine werd beschreven in het Europees octrooi nr. 0214075. Bij deze gekende inrichting zijn de beweegbare gaapvormingsmiddelen, de selectie-inrichtingen en de takelinrichtingen van meerdere gaapvormingsmechanismen samengevoegd in eenzelfde module, terwijl de onderdelen van eenzelfde gaapvormingsmechanisme zich telkens tussen twee scheidingswanden bevinden. Deze module kan uit de gaapvormingsinrichting genomen worden voor het uitvoeren van herstellingen of onderhoudswerken, en kan door een andere (identieke) module vervangen worden.
Deze gekende inrichting heeft echter de volgende nadelen : wanneer een of meerdere selectie-inrichtingen moeten hersteld of vervangen worden of voor onderhoud moeten uitgenomen worden, moet men vóór het uitnemen van de module, eerst de harnaskoorden die samenwerken met de in de module voorziene takelinrichtingen afhaken. Na het terugplaatsen van een module moeten deze harnaskoorden terug vastgehaakt worden. Het afhaken en terug vasthaken
<Desc/Clms Page number 2>
van de harnaskoorden is een omslachtig en tijdrovend werk.
Als een module vervangen wordt wegens breuk of slijtage van een of meerdere takelkoorden, worden ook de in dezelfde module voorziene intacte selectie-inrichtingen vervangen.
Het doel van deze uitvinding is een gaapvormingsinrichting voor een textielmachine te bekomen, zonder de hierboven aangeduide nadelen.
Dit doel wordt bereikt door te voorzien in een gaapvormingsinrichting met de in de eerste paragraaf van deze beschrijving genoemde kenmerken, waarbij een selectiemodule de selectie-inrichting omvat, en een takelmodule het takelelement en het gaapvormingsmiddel omvat, terwijl elke module als een afzonderlijk geheel uitgevoerd is en afneembaar bevestigd is op een onderdeel van de gaapvormingsinrichting.
Als een selectie-inrichting voor herstelling, vervanging of onderhoud moet uitgenomen worden, kan men de selectiemodule uitnemen, terwijl het takelelement op de gaapvormingsinrichting opgesteld blijft. De met het takelelement samenwerkende harnaskoorden moeten bijgevolg niet afgehaakt worden. Het vervangen van een selectieinrichting door een andere selectie-inrichting kan bijgevolg zeer vlug en probleemloos uitgevoerd worden.
Het is ook bijzonder voordelig dat men bij breuk of slijtage van een of meerdere met het takelelement samenwerkende takelkoorden de selectie-inrichting vlug en gemakkelijk kan verwijderen en, na het vervangen van de takelkoorden, kan terugplaatsen. Bovendien moeten daarbij geen intacte selectie-inrichtingen vervangen worden.
Als een met het takelelement samenwerkend takelkoord moet vervangen worden, kan men ook de takelmodule vervangen door een andere takelmodule. De vervanging van een takelmodule is gemakkelijker uit te voeren dan de vervanging van een takelkoord.
<Desc/Clms Page number 3>
Bij een zeer voorkeurdragende uitvoeringsvorm van deze gaapvormingsinrichting is de selectiemodule afneembaar bevestigd op de takelmodule. Beide modules zijn hierdoor samen afneembaar. Bovendien kunnen de selectiemodule en de takelinrichting van eenzelfde gaapvormingsmechanisme hierdoor op eenvoudige wijze boven elkaar voorzien worden.
Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm omvat de gaapvormingsinrichting minstens twee gaapvormingsmechanismen met respectievelijke selectie-inrichtingen die in eenzelfde selectiemodule voorzien zijn.
Men kan bijvoorbeeld de selectie-inrichtingen van twee samenwerkende gaapvormingsmechanismen achter elkaar voorzien in eenzelfde selectiemodule, zodat de selectiemodule met een beperkte breedte kan uitgevoerd worden. Bovendien kan het wegnemen en terugplaatsen, of vervangen, van meerdere selectie-inrichtingen hierdoor vlugger uitgevoerd worden dan in het geval waar elke selectie-inrichting in een afzonderlijke selectiemodule zou voorzien zijn.
Volgens een andere voorkeurdragende uitvoeringsvorm omvat de takelmodule elk takelelement dat samenwerkt met de genoemde minstens twee gaapvormingsmechanismen (waarvan de selectie-inrichtingen in dezelfde selectiemodule voorzien zijn).
Een dergelijke opstelling kan bijzonder compact uitgevoerd worden, terwijl elke selectie-inrichting van eenzelfde selectiemodule kan voorzien worden boven een takelelement van eenzelfde takelmodule.
Volgens een bijzondere uitvoeringsvorm omvat de genoemde takelmodule minstens een geleidingsmiddel voor een gaapvormingsmiddel. De takelmodule omvat bij voorkeur een geleidingsmiddel voor elk gaapvormingsmiddel dat samenwerkt met een in de takelmodule voorzien takelelement.
Verder is elk geleidingsmiddel bij voorkeur ook voorzien om een gaapvormingsmiddel te geleiden (bij zijn
<Desc/Clms Page number 4>
op-en neergaande beweging) boven een takelelement, en is er boven het takelelement een selectie-inrichting voorzien voor het selecteren van het gaapvormingsmiddel, gedurende zijn beweging in het geleidingsmiddel.
De gaapvormingsinrichting kan uitgevoerd worden met samenwerkende gaapvormingsmechanismen volgens conclusie 6 om op gekende wijze twee standen van de ermee verbonden draden van de textielmachine mogelijk te maken.
Bij voorkeur zijn de selectie-inrichtingen van de samenwerkende gaapvormingsmechanismen voorzien in eenzelfde selectiemodule. Het takelelement kan tevens beweegbaar voorzien zijn in een als een afzonderlijk geheel uitgevoerde takelmodule, terwijl het gaapvormingskoord aan een onderdeel van de takelmodule bevestigd is.
Volgens een meest voorkeurdragende uitvoeringsvorm omvat de gaapvormingsinrichting meerdere paren samenwerkende gaapvormingsmechanismen, waarvan de selectie- inrichtingen in eenzelfde selectiemodule voorzien zijn, terwijl de ermee samenwerkende takelelementen in eenzelfde takelmodule voorzien zijn.
De gaapvormingsinrichting kan ook uitgevoerd worden met samenwerkende gaapvormingsmechanismen volgens conclusie 8 om op gekende wijze drie standen van de ermee verbonden draden van de textielmachine te bekomen.
De selectie-inrichtingen van het eerste en het tweede paar gaapvormingsmechanismen zijn bij voorkeur in eenzelfde selectiemodule voorzien. Verder kunnen het eerste en het tweede takelelement ook beweegbaar voorzien zijn in eenzelfde of verschillende, als een afzonderlijk geheel uitgevoerde, takelmodule (s), terwijl het gaapvormingskoord en de takelrol bevestigd zijn aan een onderdeel van de takelmodule die het eerste takelelement omvat.
Volgens een meest voorkeurdragende uitvoering- vorm omvat de gaapvormingsinrichting meerdere eerste en
<Desc/Clms Page number 5>
tweede paren samenwerkende gaapvormingsmechanismen, waarvan de selectie-inrichtingen in eenzelfde selectiemodule voorzien zijn, terwijl de ermee samenwerkende takelelementen in eenzelfde takelmodule voorzien zijn.
Elke selectie-inrichting kan uitgevoerd worden met een beweegbaar houdelement dat in een houdstand kan gebracht worden om een gaapvormingsmiddel op een vaste hoogte te houden, en met een actuator die het houdelement in de houdstand en in een niet-houdstand kan brengen om het gaapvormingsmiddel te selecteren, respectievelijk niet te selecteren.
Volgens een voordelige uitvoeringsvorm is het takelelement beweegbaar opgesteld tussen twee wanden van de takelmodule. Hierdoor voorkomt men zijdelingse bewegingen en rotatiebewegingen van de takelelementen.
Bij een specifieke uitvoeringsvorm van de gaapvormingsinrichting volgens deze uitvinding is het takelelement voorzien in de takelmodule, terwijl de takelmodule twee bovenaan uitstekende armen omvat, dewelke elk een geleidingsrail omvatten voor een respectievelijk met het takelelement samenwerkend gaapvormingsmiddel, en terwijl een selectiemodule die twee selectie-inrichtingen omvat, tussen de armen opgesteld is, zodat elke selectieinrichting een respectievelijk in een geleidingsrail bewegend gaapvormingsmiddel kan selecteren.
De uitvinding zal nu verder verduidelijkt worden in de hierna volgende gedetailleerde beschrijving van twee voorkeurdragende uitvoeringsvormen. In deze beschrijving wordt verwezen naar de hierbij gevoegde figuren, waarvan figuur 1 een zijaanzicht is van een samengevoegde selectiemodule en takelmodule (zonder de voorste zijwanden) van een gaapvormingsinrichting voor een tweestandenopengaap-jacquardmachine, figuur 2 een zijaanzicht is van een samengevoegde selectiemodule en takelmodule (zonder de voorste zijwanden)
<Desc/Clms Page number 6>
van een gaapvormingsinrichting voor een driestandenopengaap-jacquardmachine.
Een gaapvormingsinrichting voor een tweestandenopengaap-jacquardmachine (zie figuur 1) en een gaapvormingsinrichting voor een driestanden-opengaapjacquardmachine (zie figuur 2) volgens deze uitvinding,
EMI6.1
omvat een selectiemodule (l) met een voorste (2) en een achterste wand (2), twee zijwanden (2') en een onderste wand (2"), dewelke een binnenruimte omsluiten. Op de figuren is de naar voor gerichte zijwand (2') van de selectiemodule (l) weggenomen.
In de door wanden (2, 2', 2") omsloten binnenruimte zijn meerdere paren van achter elkaar opgestelde selectie-inrichtingen (4, 5, 6, 7, 8, 9, 12) naast elkaar opgesteld. De naast elkaar opgestelde paren vormen een dubbele rij selectie-inrichtingen die zich uitstrekt tussen de twee zijwanden (21) van de selectiemodule (l).
Op de figuren is een paar achter elkaar opgestelde selectie-inrichtingen (4, 5, 6, 7, 8, 9, 12) zichtbaar.
In de voorste en de achterste wand (2) is tegenover elke selectie-inrichting (4-9, 12) een opening (3) voorzien. Elke selectie-inrichting (4-9, 12) omvat een roteerbaar (op een as (4)) bevestigd houdelement (5) met een zich vanaf de as (4) naar boven toe uitstrekkend langwerpig been, met een bovenste omgebogen gedeelte (6).
De houdelementen (5) van een paar selectieinrichtingen (4-9, 12) zijn achter elkaar opgesteld.
Het omgebogen gedeelte (6) van het ene houdelement (5) van elk paar bevindt zich tegenover een opening (3) in de voorste wand (2) en strekt zich uit naar die opening (3) toe. Het omgebogen gedeelte (6) van het andere houdelement (5) van elk paar bevindt zich tegenover een opening (3) in de achterste wand (2) en strekt zich uit naar die opening (3) toe.
De houdelementen (5) kunnen verdraaien tot ze
<Desc/Clms Page number 7>
zich in een houdstand bevinden, waarbij het omgebogen gedeelte (6) op de onderste rand (7) van een respectievelijke opening (3) steunt. (Het op figuur 1 links voorgestelde houdelement (5) bevindt zich in de houdstand). Deze rand (7) vormt een aanslag voor het ondersteunen van het houdelement (1). De houdelementen (5) kunnen ook verdraaien tot ze zich in een niet-houdstand bevinden, waarbij ze tegengehouden worden door een respectievelijk aanslagelement (8), dat centraal in de binnenruimte van de module (l) opgesteld is. (Het op figuur 1 rechts voorgestelde houdelement (5) bevindt zich in de niet-houdstand).
Onder elk houdelement (5) is een bimorf pi zoelektrisch buigelement (9) opgesteld. De buigelementen (9) zijn met een onderste uiteinde vast ingeklemd in een in het onderste gedeelte van de module (l) voorzien element (10), dat de voorste (2) en de achterste wanden (2) verbindt.
De houdelementen (5) hebben ook een kort been (11) dat zich ten opzichte van het genoemde langwerpige been langs de andere kant van de as (4) uitstrekt. In elk kort been (11) is een U-vormige gleuf voorzien, waarvan de open zijde naar onder gericht is.
De buigelementen (9) strekken zich vanaf het element (10) naar boven toe uit, en bevinden zich met hun bovenste uiteinde in de U-vormige gleuf in het korte been (11) van een respectievelijk houdelement (5).
De buigelementen (9) kunnen via respectievelijk elektrische geleiders (12) onder elektrische spanning gebracht worden zodat ze een eerste kromming bekomen waarbij hun bovenste uiteinde een houdelement (5) in de houdstand brengt. Dit is het geval voor het links op figuur 1 voorgestelde buigelement (9). De buigelementen (9) kunnen door het omkeren van de polariteit van de elektrische spanning een tweede kromming bekomen, waarbij hun bovenste uiteinde een houdelement (5) in de niet-
<Desc/Clms Page number 8>
houdstand brengt. Dit is het geval voor het rechts op figuur 1 voorgestelde buigelement (9).
De gaapvormingsinrichting omvat ook een takelmodule (13) met meerdere, met regelmatige tussenafstanden naast elkaar voorziene, vertikale wanden (14), die met elkaar verbonden zijn, zodat ze een afzonderlijk geheel vormen. Dit geheel is afneembaar bevestigd op een onderdeel (niet voorgesteld op de figuren) van de gaapvormingsinrichting.
Bij de gaapvormingsinrichting voor een tweestanden-opengaap-jacquardmachine (fig. l) is tussen elke twee naast elkaar opgestelde wanden (14) een takelelement (15) vertikaal beweegbaar opgesteld. Op de figuren is de voorste wand (14) van de takelmodule (13) weggenomen.
Het aantal tussen wanden (14) opgestelde takelelementen (15) is identiek aan het aantal naast elkaar voorziene paren selectie-inrichtingen (4-9,12) in de selectiemodule (l). Elk takelelement (15) heeft een lichaam (23), waaraan boven elkaar twee takelrollen (24), (25) verdraaibaar bevestigd zijn. De takelelementen (15) zijn zo opgesteld dat hun takelrollen (24), (25) zich in een vertikaal werkingsvlak bevinden dat evenwijdig loopt met de wanden (14).
Voor elk takelelement (15) is een wand (14) voorzien, die in het verlengde van zijn vertikale randen twee bovenaan uitstekende armen (17) omvat. De bovenste rand van een dergelijke wand (14) en de armen (17) vormen daarbij een U-vormig bovenste gedeelte van de wand (14).
Er zijn dus evenveel armen (17) als er selectieinrichtingen (4-9,12) voorzien zijn in de selectiemodule (1). De selectiemodule (l) is opgesteld binnen de Uvormige gedeelen van de verschillende wanden (14).
De takelmodule (13) omvat verder ook een zich onder de wanden (14) uitstrekkend bodemstuk (16), dat deel
<Desc/Clms Page number 9>
uitmaakt van de wanden (14). Elke arm (17) omvat een vertikale geleidingsrail (18) voor een respectievelijke haak (19), en strekt zich uit tot boven een respectievelijke opening (3) in de voorste of achterste wand (2) van de selectiemodule (l).
In elke geleidingsrail (18) is een vertikaal beweegbare haak (19) voorzien, waarbij elke haak (19) selecteerbaar is door een respectievelijke selectieinrichting (4-9,12) in de selectiemodule (l).
Twee haken (19) die geleid worden door de respectievelijke armen (17) van eenzelfde wand (14) kunnen geselecteerd worden door respectievelijke, achter elkaar opgestelde selectie-inrichtingen (4-9, 12) (die hoger als een paar selectie-inrichtingen (4-9,12) werden aangeduid). Twee dergelijke haken (19) worden in hetgeen volgt samenwerkende haken (19) genoemd.
Elke haak (19) heeft op de rugzijde een uitstekende vleugel (20) en bovenaan op de voorzijde een uitsteeksel (21). De samenwerkende haken zijn beweegbaar in de geleidingsrails (18) opgesteld, met hun voorzijden naar elkaar toe gericht. Aan weerszijden van de samengevoegde modules (l), (13) zijn twee messen (22) voorzien die door een aandrijfinrichting (niet voorgesteld op de figuren) tot een op-en neergaande beweging in tegenfase kunnen gebracht worden.
Daarbij kan een horizontale bovenste rand van elk mes (22) aangrijpen onder een onderste rand van de uitstekende vleugel (20) van de haken (19). De samenwerkende haken (19) kunnen bijgevolg door de messen (22) in tegenfase op en neer bewogen worden. In het bovenste dode punt van hun beweging zijn de uitsteeksels (21) van de haken (19) boven de houdelementen (5) gebracht.
Als de houdelementen (5) in de houdstand staan, bevinden hun omgebogen gedeelten (6) zich op de bewegingsbaan van het uitsteeksel (21) van een
<Desc/Clms Page number 10>
respectievelijke haak (19).
Telkens als een mes (22) zich op het einde van zijn opwaartse beweging bevindt, kan voor elk met dat mes (22) samenwerkende haak (19) bepaald worden of de haak (19) op een vaste hoogte moet gehouden worden of door het mes (22) moet meegenomen worden, gedurende een volgende bewegingscyclus van het mes (22).
Een haak (19) wordt immers telkens met zijn uitsteeksel (21) boven een houdelement (5) gebracht. Als het houdelement (5) vervolgens in de houdstand gebracht wordt, zal het uitsteeksel (21), bij de daarop volgende neerwaartse beweging van de haak (19), op de bovenkant van het omgebogen gedeelte (6) van het houdelement (5) terechtkomen. De haak (19) zal bijgevolg door het houdelement (5) ondersteund worden en gedurende de volgende bewegingscyclus van het mes (22) boven blijven op een vaste hoogte.
Op het einde van de volgende opwaartse beweging van het mes (22), zal het mes (22) de door het houdelement (5) ondersteunde haak (19) meenemen naar boven tot boven het houdelement (5).
Als het houdelement (5) in de houdstand blijft, zal de haak gedurende de volgende bewegingscyclus opnieuw (zoals hierboven beschreven) boven blijven op het houdelement (5).
Als het houdelement (5) daarentegen in de niethoudstand gebracht wordt, zal de haak (19) gedurende de volgende bewegingscyclus van het mes (22), meegenomen worden door het mes (22), en dus eerst neerwaarts en vervolgens opwaarts bewegen.
Elk takelelement (15) is opgesteld tussen twee wanden (14) van de takelmodule (13), terwijl het lichaam (23) verschuifbaar is in een zich vertikaal uitstrekkende gleuf (26) in n van die wanden (14).
Elke twee achter elkaar opgestelde haken (19)
<Desc/Clms Page number 11>
(die met elkaar samenwerken) zijn met elkaar verbonden door een bovenste takelkoord (27), dat om de bovenste takelrol (24) van het onder deze haken opgestelde takelelement (15) loopt, zodat het aan de haken (19) bevestigde takelkoord (27) het takelelement (15) draagt. Gedurende de (in tegenfase) op-en neergaande beweging van deze haken (19) blijft het takelelement (15) op een eerste hoogte. Als een van de haken (19) in een bovenste stand gehouden wordt, zal het takelelement (15) als gevolg van de heffing van de andere haak (19) omhoog gebracht worden tot op een tweede hoogte.
Onder elk takelelement (15) is op het bodemstuk (16) van de takelmodule (13) een bevestigingsmiddel (28) voorzien, waaraan het ene uiteinde van een onderste takelkoord (29) bevestigd is. Dit onderste takelkoord (29) loopt over de onderste takelrol (25) van het zich erboven bevindende takelelement (15) en strekt zich vervolgens naar beneden toe uit, waar het andere uiteinde voorzien is om een gaap te vormen tussen draden van een textielmachine.
Doordat het takelelement (15), op twee verschillende hoogtes kan gebracht worden, is dit ook het geval voor het neerhangende uiteinde van het onderste takelkoord (29).
Door een jacquardmachine te voorzien van een als hierboven omschreven gaapvormingsinrichting, bekomt men een tweestanden-opengaap-jacquardmachine. Een dergelijke jacquardmachine kan bijvoorbeeld gebruikt worden op een weefmachine, voor het vormen van een gaap tussen kettingdraden. De kettingdraden kunnen geheven worden door harnaskoorden, die opgehangen worden aan een neerhangend uiteinde van een onderste takelkoord (29) van de gaapvormingsinrichting.
Bij een gaapvormingsinrichting voor een driestanden-opengaap-jacquardmachine (fig. 2) onderscheidt de takelmodule (13) zich van de hierboven beschreven
<Desc/Clms Page number 12>
takelmodule (13) doordat tussen twee wanden (14) telkens twee takelelementen (15) op de hoger beschreven wijze vertikaal beweegbaar opgesteld zijn, doordat op het bodemstuk (16) tussen elke twee wanden (14) een omkeerrol (30) bevestigd is, en doordat elk onderste takelkoord (29) een ander verloop heeft.
Elk takelelement (15) werkt samen met twee samenwerkende haken (19) - door middel van respectievelijke bovenste takelkoorden (27)-op de hoger beschreven wijze.
Elke omkeerrol (30) is verdraaibaar bevestigd op een arm (31) die roteerbaar bevestigd is op het bodemstuk (16) van de takelmodule (13). De arm (31) kan roteren in een zieh evenwijdig aan de wanden (14) van de module (13) uitstrekkend vlak (het vlak van de tekening).
De takelelementen (15) tussen elke twee wanden (14) zijn beweegbaar opgesteld in respectievelijke vertikale werkingsvlakken. Elke takelrol (30) is bij voorkeur diagonaal opgesteld tussen deze werkingsvlakken.
Tussen elke twee wanden (14) is een onderste takelkoord (29) voorzien, waarvan het ene uiteinde onder een eerste takelelement (15) bevestigd is aan het bodemstuk (16) van de takelmodule (13), om de onderste takelrol (25) van dit eerste takelelement (15) loopt, vervolgens om de tussen dezelfde wanden (14) opgestelde omkeerrol (30) loopt, vervolgens om de onderste takelrol (25) van het tussen dezelfde wanden (14) voorziene tweede takelelement (15) loopt, en zich tenslotte naar beneden uitstrekt, waar het andere uiteinde voorzien is om een gaap te vormen tussen draden van een textielmachine.
Het is gekend hoe men, met de samenwerkende haken (19), die met het eerste en het tweede takelelement (15) samenwerken, het neerhangende uiteinde van het onderste takelkoord (29) op drie verschillende hoogtes kan brengen.
Voor het bekomen van een vierstanden-opengaapjacquardmachine kan men het genoemde ene uiteinde van het
<Desc/Clms Page number 13>
onderste takelkoord (29) vastmaken aan een beweegbaar rooster, dat samen met een van de messen (22) tot een open neergaande beweging kan gebracht worden.