BE1018323A5 - A SCAFFOLD, STAND AND CONNECTION ELEMENT FOR A SCAFFOLD AND OTHER SCAFFOLD ELEMENTS. - Google Patents

Abstract

Een steiger wordt beschreven, omvattende ten minste één staander en één verbindingselement, de staander en het verbindingselement elk in hoofdzaak de vorm hebbende van het buis-type waarin de staander ten minste één opening vertoont en een uiteinde van het verbindingselement een eerste koppelingsmiddel omvat dat aangrijpt in deze opening. Verder worden ook staanders, liggers, diagonalen, voetvijzels, pinnen en andere elementen die aangepast zijn om samen te werken met de steiger beschreven.A scaffold is described comprising at least one upright and one connecting element, the upright and the connecting element each substantially having the shape of the tube type in which the upright has at least one opening and one end of the connecting element comprises a first coupling means which engages in this opening. In addition, uprights, beams, diagonals, foot jacks, pins and other elements adapted to cooperate with the scaffold are also described.

Description

EEN STEIGER, STAANDER EN VERBINDINGSELEMENT VOOR EEN STEIGER ALSOOK ANDERE STEIGERELEMENTENA SCAFFOLD, STAND AND CONNECTION ELEMENT FOR A SCAFFOLD AND OTHER SCAFFOLD ELEMENTS

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op het vakgebied van steigers.The present invention relates to the field of scaffolding.

Verschillende soorten steigers en overeenkomende staanders, liggers, diagonalen en verdere Steigerelementen bestaan vandaag. Een veelvoorkomende steiger is de steiger van het zogenaamde "Layher"-type zoals beschreven is in bijvoorbeeld EP 0389933 BI. Deze steiger omvat in staanders die in hoofdzaak ronde buizen omvatten en die bovenaan een rozet omvatten die gefixeerd is rondom de ronde, buisvormige staander door hier te zijn aan vast gelast. Deze rozet steekt zijwaarts uit van de staander en is voorzien van gaten, waarin liggers en diagonalen kunnen aangrijpen. Deze liggers of diagonalen worden typisch verder geborgd door de ligger of diagonaal met een spie in het overeenkomstig gat van de rozet te blokkeren. Deze rozetten worden typisch aangebracht met tussenafstanden van 50 cm langs een staander. Voor steigerconstructies is de ruimte tussen twee boven elkaar liggende vloeren in hoofdzaak vast. Deze afstand bedraagt typisch 2 meter. Deze vaste afstand wordt typisch gedefinieerd in de industrie, maar kan variëren naar gelang de geografische locatie en de gemiddelde grootte van de hiermee overeenkomende inwoner. Zo is er bijvoorbeeld in Nederland een tendens om deze afstand op ongeveer 2,16 meter te plaatsen. De staanders van het "Layher"-type en vele andere bestaande steigertypes hebben dus geen flexibiliteit in die zin dat kleinere afstanden dan de vooraf gedefinieerde afstand (van typisch bijvoorbeeld 2 meter) tussen twee boven elkaar liggende vloeren kunnen geconstrueerd worden.Different types of scaffolding and corresponding uprights, beams, diagonals and further scaffolding elements exist today. A common scaffolding is the so-called "Layher" type scaffolding as described in, for example, EP 0389933 BI. This scaffold comprises in uprights which comprise substantially round tubes and which at the top comprise a rosette that is fixed around the round, tubular upright by being welded to it. This rosette protrudes sideways from the upright and is provided with holes, into which beams and diagonals can engage. These beams or diagonals are typically further secured by blocking the beam or diagonally with a key in the corresponding hole of the rosette. These rosettes are typically applied at intervals of 50 cm along an upright. For scaffolding constructions, the space between two superimposed floors is substantially fixed. This distance is typically 2 meters. This fixed distance is typically defined in the industry, but can vary depending on the geographic location and the average size of the corresponding resident. For example, in the Netherlands there is a tendency to place this distance at approximately 2.16 meters. The uprights of the "Layher" type and many other existing scaffolding types therefore have no flexibility in the sense that smaller distances than the predefined distance (of typically 2 meters) can be constructed between two superimposed floors.

De gaten in de rozet van de hierboven vermelde staander van het "Layher"-type zijn ook beperkt in aantal. Typisch worden er acht gaten aangebracht in de rozet die op gelijk verdeelde hoekafstand (45 graden) rondom de staander worden aangebracht. Vier van deze gaten dienen dan om de liggers in te haken, 'terwijl de vier andere gaten, tussen de vier eerste gaten liggende, dienen om diagonalen of andere liggers in vast te haken. Dit betekent dat er voor steigers die uit ten minste twee naast elkaar aangrenzende steigervakken bestaan, en waarbij het nodig is dat beide vakken onder bepaalde hoek worden geplaatst, slechts pregedefinieerde hoeken mogelijk zijn die overeenstemmen met de gaten in de rozetten van de "Layher"-staander (richtingen van 45 graden den opzichte van de liggers volgens de dwarsrichting van de staander). Soms zijn lichte variaties in deze hoeken toch mogelijk, maar telkens is het spectrum van bereikbare hoeken discontinu en/of onvolledig.The holes in the rosette of the above-mentioned "Layher" type stand are also limited in number. Typically, eight holes are made in the rosette that are arranged around the post at an equally spaced angular distance (45 degrees). Four of these holes then serve to hook in the beams, while the four other holes, lying between the first four holes, serve to hook diagonals or other beams. This means that for scaffolding consisting of at least two adjacent scaffolding compartments, and where it is necessary for both compartments to be placed at a certain angle, only predefined angles are possible that correspond to the holes in the rosettes of the "Layher" - upright (directions of 45 degrees relative to the beams according to the transverse direction of the upright). Sometimes slight variations in these angles are nevertheless possible, but each time the spectrum of accessible angles is discontinuous and / or incomplete.

Aangezien de "Layher"-staanders verder uitwendige delen of uitsteeksels omvatten, nemen deze relatief veel ruimte in en hebben ze dus relatief veel stapelruimte nodig. Dit betekent onder andere een hoge transportkost voor dit soort steigers.Since the "Layher" stands furthermore comprise external parts or protrusions, they take up relatively much space and therefore need relatively much stacking space. This means, among other things, a high transport cost for this type of scaffolding.

Verder worden in een steiger van het "Layher"-type de liggers en/of diagonalen en/of andere elementen die gekoppeld dienen te worden aan de staander verder geborgd door middel van een spie, die typisch door middel van een hamer verder in de opening dient aangebracht of geslagen te worden. Dit houdt het risico in dat de noodzakelijke hamer naar beneden kan vallen tijdens het opstellen van de steiger.Furthermore, in a "Layher" type scaffolding, the beams and / or diagonals and / or other elements to be coupled to the upright are further secured by means of a key, which is typically further through the opening by means of a hammer must be applied or beaten. This entails the risk that the necessary hammer can fall down during the erection of the scaffolding.

Wanneer een rozet beschadigd is, is er bovendien een beschadiging van een hele staander, aangezien de rozet vast geïntegreerd is met de staander in het geval van een "Layher"-staander. Verder kan men het borgen van bijvoorbeeld een ligger in de "Layher"-staander ook gewoon vergeten wat verdere veiligheidsrisico's inhoudt.Moreover, when a rosette is damaged, there is damage to an entire post, since the rosette is fixedly integrated with the post in the case of a "Layher" post. Furthermore, one can simply forget the securing of, for example, a beam in the "Layher" post, which entails further safety risks.

In GB 1 068 971 wordt een steigerconstructie beschreven.A scaffolding construction is described in GB 1 068 971.

Het is een object van de onderhavige uitvinding om een steiger, staander, verbindingselementen en andere hiermee te koppelen Steigerelementen te voorzien die ten minste één van de voorgenoemde problemen oplost.It is an object of the present invention to provide a scaffold, upright, connecting elements and other Scaffolding elements to be coupled thereto that solves at least one of the aforementioned problems.

In deze beschrijving worden de termen "vertikaal" en "horizontaal" gebruikt, alsook de uitdrukking ”op dezelfde hoogte". Deze termen dienen geïnterpreteerd te worden als volgt; de richting die in hoofdzaak evenwijdig loopt met de zwaartekracht is de verticale richting, terwijl de richting die loodrecht op deze richting staat de horizontale richting uitmaakt. De hoogte kan gezien worden als de hoogte ten opzichte van het aardoppervlak voor een oppervlak dat in hoofdzaak vlak wordt beschouwd. Voor een niet vlak oppervlak kan de hoogte bepaald worden als de hoogte ten opzichte van het massamiddelpunt van de aarde. Wanneer deze terminologie wordt gebruikt in de context van een staander op zich, refereert de hoogte naar de. afstand ten opzichte van het uiteinde van de staander dat aangepast is om in gebruik naar beneden te zijn gericht.In this description, the terms "vertical" and "horizontal" are used, as well as the expression "at the same height." These terms are to be interpreted as follows: the direction that is substantially parallel to gravity is the vertical direction, while the direction that is perpendicular to this direction is the horizontal direction. The height can be seen as the height relative to the earth's surface for a surface that is considered to be substantially flat. For a non-flat surface, the height can be determined as the height relative to When this terminology is used in the context of an upright per se, the height refers to the distance to the end of the upright that is adapted to face downwards in use.

Wanneer een eerste element en een tweede element, bijvoorbeeld "oppervlakte" of "doorsnede", "hoofdzakelijk" of "in hoofdzaak" dezelfde grootte hebben, kan dit inhouden dat ze dezelfde grootte hebben, of dat ze dezelfde grootte hebben binnen de nauwkeurigheid van de productieprocessen van de corresponderende objecten. De term kan ook duiden op een systematisch, klein, maar in zijn context betekenisvol verschil in grootte tussen het eerste en het tweede element. De vakman zal de juiste betekenis van deze verwoording erkennen uit zijn context. Zo zal bijvoorbeeld de doorsnede van een pen, die in "hoofdzaak" even groot is als het gat waarin deze pen moet aangebracht worden steeds toch net iets kleiner moeten zijn dan de doorsnede van het gat.When a first element and a second element, for example "area" or "cross-section", "substantially" or "substantially" have the same size, this may mean that they have the same size, or that they have the same size within the accuracy of the production processes of the corresponding objects. The term can also indicate a systematic, small but meaningful difference in size between the first and the second element in its context. The person skilled in the art will recognize the correct meaning of this wording from his context. For example, the cross-section of a pin that is "substantially" the same size as the hole in which this pin is to be made will always have to be just slightly smaller than the cross-section of the hole.

Het vastzetten met een pin of het blokkeren met een pin [in het Frans "caler"] zijn specifieke vormen van borging. Afhankelijk van de context kan daar waar de terminologie wordt gebruikt, kan ook de bredere term "borgen" gebruikt worden, zoals zal ingezien worden door een vakman.Securing with a pin or blocking with a pin [in French "caler"] are specific forms of securing. Depending on the context, where the terminology is used, the broader term "guarantors" may also be used, as will be appreciated by those skilled in the art.

De term "koppelingsmiddel" refereert naar een middel om te koppelen. Dergelijk middel kan een bek zijn. Een "vorktand" is één bek uit twee of meerdere bekken. Een klauw is een bek die ten minste 1 uitsparing omvat die aangepast is om te koppelen over de rand van de buis.The term "coupling means" refers to a means for coupling. Such agent can be a beak. A "fork tooth" is one jaw from two or more jaws. A claw is a jaw that includes at least 1 recess adapted to engage over the edge of the tube.

Een eerste aspect van de onderhavige uitvinding omvat een steiger, omvattende ten minste één staander en één (bvb in hoofdzaak niet verticaal geplaatst) verbindingselement, de staanders en verbindingselementen de vorm hebbende van het buis-type waarin de staander ten minste één opening vertoont en waarin deze een uiteinde van het verbindingselement een eerste koppelingsmiddel omvat dat aangrijpt in deze opening.A first aspect of the present invention comprises a scaffold comprising at least one upright and one (e.g. substantially non-vertically placed) connecting element, the uprights and connecting elements having the shape of the tube type in which the upright has at least one opening and wherein this one end of the connecting element comprises a first coupling means which engages in this opening.

Het (bvb in hoofdzaak niet verticaal geplaatst) verbindingselement, kan bijvoorbeeld een ligger of diagonaal zijn.The connecting element (e.g. substantially not vertically placed) can, for example, be a beam or diagonal.

Volgens voorkeursuitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding omvat de staander verder ten minste een tweede opening waarin één verbindingselement een koppelingsmiddel omvat dat aangrijpt in deze 2 openingen.According to preferred embodiments of the present invention, the post further comprises at least a second opening in which one connecting element comprises a coupling means which engages in these 2 openings.

Volgens voorkeursuitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding bevinden de eerste en de tweede opening zich aan tegenoverliggende zijden van de staander.According to preferred embodiments of the present invention, the first and the second opening are on opposite sides of the upright.

Deze eerste en tweede opening kunnen zich in voorkeursuitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding op hoofdzakelijk dezelfde hoogte bevinden.In preferred embodiments of the present invention, this first and second opening can be at substantially the same height.

In voorkeursuitvoeringsvormen omvat de steiger een staander die verder ten minste een derde en een vierde opening omvat waarbij de derde en de vierde opening in het verlengde liggen, volgens de lengterichting van de staander, van de eerste en de tweede opening respectievelijk, waarin de derde en de vierde opening zich verder hoofdzakelijk op dezelfde hoogte bevinden en waarin het koppelingsmiddel van het verbindingselement ten minste 2 vorktanden omvat die aangrijpen aan de 4 openingen, waarbij de eerste vorktand aangrijpt aan de eerste en de tweede opening en de tweede vorktand aangrijpt aan de derde en de vierde opening.In preferred embodiments, the scaffold comprises a post that further comprises at least a third and a fourth aperture wherein the third and fourth apertures are in line, along the longitudinal direction of the post, of the first and second apertures, respectively, wherein the third and the fourth opening is furthermore substantially at the same level and in which the coupling means of the connecting element comprises at least 2 forks engaging the 4 openings, the first fork engaging the first and the second opening and the second fork engaging the third and the fourth opening.

Volgens verdere voorkeursuitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding bevinden de eerste en de tweede opening zich in eikaars verlengde volgens een richting die in hoofdzaak parallel is met de lengterichting van de staander.According to further preferred embodiments of the present invention, the first and the second opening are in line with each other in a direction substantially parallel to the longitudinal direction of the upright.

In voorkeursuitvoeringsvormen omvat het koppelingsmiddel van het verbindingselement ten minste 2 klauwen.In preferred embodiments, the coupling means of the connecting element comprises at least 2 claws.

In voorkeursuitvoeringsvormen omvat het koppelingsmiddel van het verbindingselement ten minste 1 klauw.In preferred embodiments, the coupling means of the connecting element comprises at least 1 claw.

In voorkeursuitvoeringsvormen zijn de eerste en de tweede opening gelijkvormig.In preferred embodiments, the first and the second opening are of the same shape.

In voorkeursuitvoeringsvormen kan de staander een in hoofdzaak cirkelvormige dwarsdoorsnede bezitten.In preferred embodiments, the post may have a substantially circular cross-section.

In andere voorkeursuitvoeringsvormen kunnen de één of meerdere staanders in hoofdzaak rechthoekig zijn in dwarsdoorsnede en bijgevolg in hoofdzaak 4 longitudinale zijvlakken omvatten, waarbij ten minste twee van deze zijvlakken voorzien zijn van ten minste twee gaten en gericht zijn in de richting van naburige staanders.In other preferred embodiments, the one or more uprights may be substantially rectangular in cross-section and, consequently, substantially 4 longitudinal side faces, wherein at least two of these side faces are provided with at least two holes and are directed toward adjacent uprights.

Bij voorkeur bevat een steiger meer dan één ligger en meer dan één diagonaal. Een typische steiger bevat een veelvoud van twee staanders die naast elkaar en boven elkaar worden gestapeld en die met elkaar worden verbonden met behulp van liggers en diagonalen die verbonden worden met de respectievelijke staanders.Preferably, a scaffold contains more than one girder and more than one diagonal. A typical scaffold contains a multiple of two uprights that are stacked side by side and one above the other and that are connected to each other using beams and diagonals that are connected to the respective uprights.

Voorkeursuitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding omvatten ten minste in eikaars verlengde geplaatste en gekoppelde staanders, waarin de staanders verbonden zijn door een verbindingspen die langs een eerste van zijn uiteinden gefixeerd is in één van de uiteinden van de ene staander, en waarvan het tweede van zijn uiteinden in een.....Preferred embodiments of the present invention include at least one of the upright placed and coupled uprights, wherein the uprights are connected by a connecting pin fixed along one first of its ends into one of the ends of the one upright, and the second of its ends in a.....

uiteinde van de tweede staander is aangebracht. Het respectievelijke eerste en tweede van de uiteinden van de pen kunnen bij voorkeur respectievelijk een eerste helft en een tweede helft van de pen zijn.end of the second upright. The respective first and second of the ends of the pin can preferably be a first half and a second half of the pin, respectively.

Deze verbindingspen kan ten minste één opening omvatten ter hoogte van een overeenkomstige opening in de staander.This connecting pin can comprise at least one opening at the level of a corresponding opening in the upright.

Volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding is de opening in de verbindingspen groter dan de opening van de overeenkomstige opening in de staander, bij voorkeur volgens de lengterichting van de staander, zodanig dat de ruimte rondom en nabij de interne rand van de overeenkomstige opening in de buis of staander vrij wordt gehouden.According to embodiments of the present invention, the opening in the connecting pin is larger than the opening of the corresponding opening in the upright, preferably in the longitudinal direction of the upright, such that the space around and near the internal edge of the corresponding opening in the tube or upright is kept free.

In uitvoeringsvormen omvat de steiger 2 identieke staanders volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding die met elkaar verbonden kunnen zijn, doordat deze aangrenzend met en naast elkaar geplaatst zijn en gekoppeld worden, bijvoorbeeld door een blokkeermiddel doorheen overeenkomstige gaten van de eerste en aangrenzende tweede steiger te steken. Dit laat toe van ie steigerconstructie algemeen, of op zijn minst lokaal te verstevigen en aldus de draagcapaciteit van de steiger be verhogen.In embodiments, the scaffold 2 comprises identical uprights according to embodiments of the present invention, which may be connected to each other, in that they are placed adjacent to and next to each other and are coupled, for example by inserting a blocking means through corresponding holes of the first and adjacent second scaffolding . This makes it possible to reinforce the scaffolding construction generally, or at least locally, and thus increase the carrying capacity of the scaffolding.

Volgens een tweede aspect van de onderhavige uitvinding wordt er een staander getoond van het huistype die aangepast is om deel uit te maken van een steiger, waarin de staander ten minste één opening omvat die aangepast is om een koppelingsmiddel van een (bvb in hoofdzaak niet verticaal te plaatsen) verbindingselement te ontvangen.According to a second aspect of the present invention, there is shown an upright of the house type adapted to form part of a scaffold, wherein the upright comprises at least one opening adapted to engage a coupling means of a (e.g. substantially non-vertical) to receive) connecting element.

In voorkeursuitvoeringsvormen omvat de staander ten minste twee openingen die aangepast en aangebracht zijn om een koppelingsmiddel van een verbindingselement te ontvangen.In preferred embodiments, the upright comprises at least two openings adapted and arranged to receive a coupling means from a connecting element.

Deze eerste en tweede opening kunnen zich aan tegenoverliggende zijden van de staander bevinden.This first and second opening can be located on opposite sides of the upright.

In voorkeursuitvoeringsvormen bevinden de eerste en de tweede opening zich in eikaars verlengde volgens een richting die in hoofdzaak parallel is met de lengte richting van de staander.In preferred embodiments, the first and the second aperture are in line with each other in a direction substantially parallel to the longitudinal direction of the upright.

In voorkeursuitvoeringsvormen zijn de openingen in hoofdzaak van het ellips-type of ei-type en loopt de lengteas van de opening in hoofdzaak evenwijdig met de lengterichting van de staander. De ronding van de ellipsof eivormige gaten of openingen kan de fixatie van een verbindingselement zoals bijvoorbeeld een ligger of diagonaal in de opening verbeteren. In andere uitvoeringsvormen zijn de openingen rechthoekig of vierkant of hebben ze een andere geschikte vorm.In preferred embodiments, the openings are substantially of the ellipse type or egg type and the longitudinal axis of the opening is substantially parallel to the longitudinal direction of the upright. The curvature of the elliptical or egg-shaped holes or openings can improve the fixation of a connecting element such as, for example, a beam or diagonal in the opening. In other embodiments, the openings are rectangular or square or have another suitable shape.

In voorkeursuitvoeringsvormen zijn de staanders in hoofdzaak cirkelvormig in dwarsdoorsnede.In preferred embodiments, the posts are substantially circular in cross-section.

In meer de voorkeur genietende uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding zijn de staanders in hoofdzaak rechthoekig of vierkant in dwarsdoorsnede en omvatten ze bijgevolg (of zijn in hoofdzaak opgebouwd uit) in hoofdzaak 4 longitudinale zijvlakken. Dergelijke staanders zijn in het algemeen sterker (ze kunnen meer last dragen zonder te plooien of beschadigd te worden), wegens onder andere hun specifieke vorm en de relatief grotere aanwezigheid van metaal in de staander wanneer vergeleken met bijvoorbeeld een corresponderende ronde staander.In more preferred embodiments of the present invention, the uprights are substantially rectangular or square in cross-section and, consequently, comprise (or are substantially composed of) substantially 4 longitudinal side faces. Such uprights are generally stronger (they can carry more load without being bent or damaged), among other things due to their specific shape and the relatively greater presence of metal in the upright when compared, for example, to a corresponding round upright.

In voorkeursuitvoeringsvormen omvat de staander ten minste 2 kolommen van gelijkvormig zijnde openingen volgens de lengte richting van de staander, in ten minste 2 verschillende van 4 orthogonaal op elkaar staand gekozen richtingen volgens de dwarsdoorsnede van de staander. In het geval van staanders met vierkante of rechthoekige dwarsdoorsnede komen de ten minste 2 verschillende richtingen bij voorkeur overeen met de richtingen die orthogonaal staan op 2 van de 4 longitudinale zijvlakken van de staander. Anders bekeken omvat de staander ten minste 2 kolommen van gelijkvormig zijnde openingen volgens de lengterichting van de staander, die ten opzichte van elkaar gescheiden zijn door een rotatie hoek rondom de lengteas van de staander die een veelvoud van 90 graden bedraagt. In voorkeursuitvoeringsvormen bedraagt deze hoek 180 graden.In preferred embodiments, the upright comprises at least 2 columns of uniform openings in the longitudinal direction of the upright, in at least 2 different directions chosen from 4 orthogonal to each other according to the upright cross-section. In the case of uprights with square or rectangular cross-section, the at least 2 different directions preferably correspond to the directions that are orthogonal to 2 of the 4 longitudinal side faces of the upright. Viewed differently, the post comprises at least 2 columns of uniform openings along the longitudinal direction of the post, which are separated from each other by a rotation angle around the longitudinal axis of the post which is a multiple of 90 degrees. In preferred embodiments, this angle is 180 degrees.

In verdere uitvoeringsvormen omvat de staander 3 kolommen van gelijkvormig zijnde openingen volgens de lengterichting van de staander, waarvan de kolommen van elk paar van kolommen telkens ten opzichte van elkaar gescheiden zijn door een rotatie hoek rondom de lengteas van de staander die een veelvoud van 90 graden bedraagt. In het geval van staanders met vierkante of rechthoekige dwarsdoorsnede komen de 3 verschillende richtingen bij voorkeur overeen met de richtingen die orthogonaal staan op 3 van de 4 longitudinale zijvlakken van de staander.In further embodiments, the post 3 comprises columns of uniform openings in the longitudinal direction of the post, the columns of each pair of columns being separated from each other by a rotation angle around the longitudinal axis of the post which is a multiple of 90 degrees amounts. In the case of uprights with square or rectangular cross-section, the 3 different directions preferably correspond to the directions that are orthogonal to 3 of the 4 longitudinal side faces of the upright.

In voorkeursuitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding omvat de staander 4 kolommen van gelijkvormig zijnde openingen volgens de lengte richting van de staander, in 4 orthogonaal op elkaar staand gekozen richtingen volgens de dwarsdoorsnede van de staander. In het geval van staanders met vierkante of rechthoekige dwarsdoorsnede komen de 4 verschillende richtingen bij voorkeur, overeen met de richtingen die orthogonaal staan op de 4 longitudinale zijvlakken van de staander. Anders bekeken omvat de staander 4 kolommen van gelijkvormig zijnde openingen volgens de lengterichting van de staander, die ten opzichte van elkaar gescheiden zijn door constante rotatie hoek rondom de lengteas van de staander die 90 graden bedraagt.In preferred embodiments of the present invention, the upright comprises 4 columns of similarly shaped openings along the longitudinal direction of the upright, in 4 orthogonally superposed selected directions according to the upright cross-section. In the case of uprights with square or rectangular cross-section, the 4 different directions preferably correspond to the directions that are orthogonal to the 4 longitudinal side faces of the upright. Viewed differently, the upright comprises 4 columns of uniform openings in the longitudinal direction of the upright, which are separated from each other by a constant angle of rotation around the longitudinal axis of the upright which is 90 degrees.

In het geval dat de staanders met vierkante of rechthoekige dwarsdoorsnede, zijn de aanwezige kolommen van gaten bij voorkeur gecentreerd op de longitudinale zijvlakken waar ze in omvat zijn. Deze staanders hebben bij voorkeur een breedte van bijvoorbeeld ongeveer 3 cm, ongeveer 4cm, ongeveer 5 cm, ongeveer 6 cm, ongeveer 7 cm, maar grotere en kleinere breedtes zijn niet uitgesloten.In the case that the uprights with square or rectangular cross section, the columns of holes present are preferably centered on the longitudinal side surfaces in which they are included. These posts preferably have a width of, for example, about 3 cm, about 4 cm, about 5 cm, about 6 cm, about 7 cm, but larger and smaller widths are not excluded.

In voorkeursuitvoeringsvormen bevinden de aangrenzende gelijkvormige openingen in een zelfde kolom zich telkens op een constante afstand van elkaar. De afstand tussen 2 opeenvolgende gaten in eenzelfde kolom bedraagt bij voorkeur meer dan 2, meer bij voorkeur meer dan 3, of meer dan 5 of meer dan 10 cm. Deze afstand bedraagt bij voorkeur minder dan 30 cm , minder dan 50 cm, minder dan 54 cm, minder dan 1 m, minder dan 2 m, minder dan 2,16 m.In preferred embodiments, the adjacent uniform openings in the same column are in each case at a constant distance from each other. The distance between 2 consecutive holes in the same column is preferably more than 2, more preferably more than 3, or more than 5 or more than 10 cm. This distance is preferably less than 30 cm, less than 50 cm, less than 54 cm, less than 1 m, less than 2 m, less than 2.16 m.

Deze afstand kan bijvoorbeeld 3, 3.2, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 20, 30 cm bedragen.This distance may, for example, be 3, 3.2, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 20, 30 cm.

Nabij de uiteinden van de staander zijn de laatste openingen bij voorkeur op een afstand van het uiteinde geplaatst die in hoofdzaak gelijk is aan de helft van de constante afstand tussen de gaten. Dit zorgt voor ook een constante afstand tussen de gaten bij de overgang tussen bijvoorbeeld 2 boven elkaar staande en gekoppelde staanders (tussen het laatste gat van de ene staander en het eerste van de volgende staander).Near the ends of the upright, the last openings are preferably placed at a distance from the end that is substantially equal to half the constant distance between the holes. This also ensures a constant distance between the holes at the transition between, for example, 2 upright and coupled uprights (between the last hole of one upright and the first of the next upright).

In voorkeursuitvoeringsvormen omvat de staander verder een verbindingspen die langs een eerste van zijn uiteinden gefixeerd is in een van de uiteinden van de staander.In preferred embodiments, the post further comprises a connecting pin which is fixed along one of its ends to one of the ends of the post.

Deze verbindingspen omvat ten minste één opening ter hoogte van een overeenkomstige opening in de staander. Deze opening in de verbindingspen is bij voorkeur groter dan de opening van de overeenkomstige opening in de staander, bij voorkeur volgens de lengte richting van de staander, zodanig dat de ruimte nabij de interne rand van de overeenkomstige opening in de buis vrij wordt gehouden. Zodoende verhindert de aanwezigheid van de pen in een van de uiteinden van de staanders niet dat de staander ter hoogte van de pen niet compatibel zou zijn met de koppelingsmiddelen van bijvoorbeeld liggers volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding. Inderdaad, de wanddikte van de staander zou, rondom de opening, ondanks de aanwezigheid van de pen, even groot zijn dan de wanddikte van de staander op een hoogte waar geen pen aanwezig is. Het valt op te merken dat het naargelang de uitvoeringsvorm van het inhaaksysteem (dus koppelingsmiddel), voldoende kan zijn van deze vrij9ehouden ruimte zich enkel onderaan de rand van de opening bevindt, of enkel onderaan en bovenaan de opening. In andere uitvoeringsvormen zou het voldoende kunnen zijn dat deze vrijgehouden ruimten zich aan de zijkanten (lateraal) aan de openingen bevinden.This connecting pin comprises at least one opening at the level of a corresponding opening in the upright. This opening in the connecting pin is preferably larger than the opening of the corresponding opening in the post, preferably according to the length direction of the post, such that the space near the internal edge of the corresponding opening in the tube is kept free. Thus, the presence of the pin in one of the ends of the posts does not prevent the post at the level of the pin from being compatible with the coupling means of, for example, girders according to embodiments of the present invention. Indeed, despite the presence of the pin, the wall thickness of the post would be about the same size as the wall thickness of the post at a height where no pin is present. It is to be noted that, depending on the embodiment of the hook-in system (i.e. coupling means), it may be sufficient for this free space to be located only at the bottom of the opening, or only at the bottom and at the top of the opening. In other embodiments, it may be sufficient for these cleared spaces to be located on the sides (laterally) at the openings.

In uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding kan de pen voorzien zijn van gaten ter hoogte van elk aanwezig gat of opening in het overeenkomstig uiteinde van de staander.In embodiments of the present invention, the pin may be provided with holes at the height of each hole or opening present in the corresponding end of the post.

Het valt op te merken dan 2 identieke staanders volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding met elkaar kunnen gekoppeld worden in een steigerconstructie, door deze naast elkaar te plaatsen en te koppelen, bijvoorbeeld door een blokkeermiddel doorheen overeenkomstige gaten van de eerste en aangrenzende tweede steiger te steken. Dit laat toe van de steigerconstructie algemeen, of op zijn minst lokaal te verstevigen en aldus de draagcapaciteit van.de steiger te verhogen.It is to be noted that 2 identical uprights according to embodiments of the present invention can be coupled to each other in a scaffolding construction by placing them next to each other and coupling them, for example by inserting a blocking means through corresponding holes of the first and adjacent second scaffolding . This makes it possible to reinforce the scaffolding construction generally, or at least locally, and thus to increase the carrying capacity of the scaffolding.

Verder valt het op te merken dat de staanders volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding bij voorkeur een glad buitenoppervlak hebben, dat geen uitsteeksels omvat. Dit reduceert bijvoorbeeld het noodzakelijke volume voor opslag en transport. De staanders hebben bij voorkeur een constante dwarsdoorsnede loodrecht op de lengterichting van de staander. De staanders zijn bij voorkeur hol.Furthermore, it is to be noted that the posts according to embodiments of the present invention preferably have a smooth outer surface that does not include protrusions. This, for example, reduces the necessary volume for storage and transport. The uprights preferably have a constant cross section perpendicular to the length direction of the upright. The posts are preferably hollow.

Een derde aspect van de onderhavige uitvinding omvat een (bvb in hoofdzaak niet verticaal te plaatsen)verbindingselement voor een steiger dat een koppelingsmiddel omvat dat aangepast is om te koppelen met een in hoofdzaak buisvormige staander waarin het koppelingsmiddel aangepast is om aan te grijpen aan ten minste één opening in de staander.A third aspect of the present invention includes a scaffolding connecting element (e.g., substantially non-vertically positioned) that includes a coupling means adapted to connect to a substantially tubular post in which the coupling means is adapted to engage at least one opening in the stand.

In voorkeursuitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding omvat het koppelingsmiddel ten minste 1 klauw die aangepast is om in de opening aangebracht te worden, en om vast te haken in de staander achter de opening.In preferred embodiments of the present invention, the coupling means comprises at least 1 claw adapted to be mounted in the opening and to hook into the post behind the opening.

In voorkeursuitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding is het koppelingsmiddel aangepast om aan te grijpen aan ten minste twee openingen in de staander. Dit brengt in het algemeen een verbeterde fixatie dan wanneer het aangrijpen aan slechts 1 opening gebeurt.In preferred embodiments of the present invention, the coupling means is adapted to engage at least two openings in the upright. This generally brings an improved fixation than when the engagement takes place at only 1 opening.

In voorkeursuitvoeringsvormen omvat het koppelingsmiddel twee klauwen die aangepast zijn om aan te grijpen aan de twee openingen die zich aan dezelfde kant van de staander bevinden.In preferred embodiments, the coupling means comprises two claws adapted to engage the two openings located on the same side of the upright.

In voorkeursuitvoeringsvormen omvat het koppelingsmiddel twee vast ten opzichte van elkaar gepositioneerde klauwen die na het inhaken aangrijpen achter de onderkant van de respectievelijke openingen.In preferred embodiments, the coupling means comprises two fixedly positioned jaws which, after being hooked, engage behind the bottom of the respective openings.

In voorkeursuitvoeringsvormen omvat het koppelingsmiddel twee klauwen die aangepast zijn om na het aanbrengen in de respectievelijke openingen, uit elkaar geduwd te worden zodat de twee klauwen aangrijpen aan de onderkant van de onderste en de bovenkant van de bovenste opening respectievelijk.In preferred embodiments, the coupling means comprises two jaws adapted to be pushed apart after fitting into the respective openings so that the two jaws engage at the bottom of the bottom and the top of the top opening, respectively.

In voorkeursuitvoeringsvormen omvat het koppelingsmiddel twee klauwen die aangepast zijn om na het aanbrengen in de respectievelijke openingen, naar elkaar getrokken te worden zodat de twee klauwen aangrijpen aan de onderkant van de bovenste en de bovenkant van de onderste opening respectievelijk.In preferred embodiments, the coupling means comprises two jaws adapted to be pulled towards each other after fitting into the respective openings so that the two jaws engage at the bottom of the upper and the top of the lower opening, respectively.

In voorkeursuitvoeringsvormen is het koppelingsmiddel aangepast om een doorsteekverbinding te vormen doorheen de eerste en de tweede opening van een staander, die zich aan tegenoverliggende zijden van de staander bevinden.In preferred embodiments, the coupling means is adapted to form a push-through connection through the first and the second opening of an upright, which are located on opposite sides of the upright.

In voorkeursuitvoeringsvormen omvat het verbindingselement verder ten minste één scharnier of kruisscharnier of middel met gelijkaardige functionaliteit. Dit kan het inhaken van het verbindingselement vergemakkelijken, zeker wanneer het verbindingselement, dat typisch aan elk van zijn twee uiteinden een koppelingsmiddel omvat, reeds gekoppeld is aan een eerste staander en verder dient gekoppeld te worden met een tweede staander. Verder laat de aanwezigheid van een scharnier of kruisscharnier of ander scharnier middel met gelijkaardige functionaliteit het oriënteren toe van een eerste deel van het verbindingselement ten opzichte van een tweede deel van het verbindingselement in elke willekeurige horizontale, verticale of ruimtehoek, waarbij beide delen zich aan verschillende zijden van het scharnier element bevinden. Deze ruimtehoek kan door de vakman gedefinieerd worden in de bolcoördinaten (rho, teta): in een orthogonaal assenstelsel (Χ,Υ,Ζ), waarin het eerste deel van het verbindingselement volgens de X-as loopt en het scharniermiddel zich in de oorsprong bevindt, refereert teta naar de hoek van het tweede deel met de X as in het X-Y vlak en rho naar de hoek van het tweede deel met de Z-as. Het eerste en het tweede deel van het verbindingselement omvatten typisch 2, of de 2, buisdelen die in de staander zijn omvat. Dit laat toe dat een continu, en in bepaalde uitvoeringsvormen volledig, horizontaal, vertikaal of ruimte spectrum van hoeken mogelijk wordt tussen 2 naburige, verbonden steigervakken. Dit laat bijgevolg toe van steigers of stellingen aan te bouwen nabij een niet plat(te) en/of gekromd(e) oppervlak of façade (bijvoorbeeld van een gebouw, zoals bijvoorbeeld een kerk, of opslagvat van het cilindervormige type). Dit kan bijvoorbeeld ook toelaten van bepaalde hoogteverschillen van de ondergrond op te vangen.In preferred embodiments, the connecting element further comprises at least one hinge or cross hinge or means with similar functionality. This can facilitate hooking in the connecting element, certainly when the connecting element, which typically comprises a coupling means at each of its two ends, is already coupled to a first post and further needs to be coupled to a second post. Furthermore, the presence of a hinge or cross hinge or other hinge means with similar functionality allows orientation of a first part of the connecting element with respect to a second part of the connecting element in any horizontal, vertical or spatial angle, with both parts adhering to different sides of the hinge element. This space angle can be defined by the person skilled in the art in the sphere coordinates (rho, teta): in an orthogonal coordinate system (Χ, Υ, Ζ), in which the first part of the connecting element runs along the X-axis and the hinge means is in the origin , teta refers to the angle of the second part with the X axis in the XY plane and rho to the angle of the second part with the Z axis. The first and the second part of the connecting element typically comprise 2, or the 2, tube parts included in the upright. This allows a continuous, and in certain embodiments complete, horizontal, vertical or spatial spectrum of angles between 2 adjacent, connected scaffolding compartments. This therefore makes it possible to build on scaffolding or scaffolding near a non-flat and / or curved surface or façade (for example of a building, such as for example a church, or storage vessel of the cylindrical type). This can, for example, also make it possible to absorb certain differences in height of the substrate.

In voorkeursuitvoeringsvormen omvat het element een ligger of diagonaal voor een steiger. De ligger kan in voorkeursuitvoeringsvormen een versterkte ligger zijn in die zin dat de 2 koppelingsmiddelen van de ligger bevestigd kunnen zijn aan meer dan een buis element, zoals bijvoorbeeld 2 buiselementen, die de koppelingsmiddelen met elkaar verbinden.In preferred embodiments, the element comprises a beam or diagonal for a scaffold. In preferred embodiments, the girder can be a reinforced girder in the sense that the 2 coupling means of the girder can be attached to more than one tube element, such as for example 2 tube elements, which connect the coupling means to each other.

In voorkeursuitvoeringsvormen omvat het verbindingselement verder een geïntegreerd borgmiddel om het verbindingselement te borgen. Dit borgmiddel kan bij voorkeur geactiveerd worden door een geïntegreerd activatiemiddel. In voorkeursuitvoeringsvormen kunnen de twee borgingsmiddelen die typisch in een verbindingselement omvat zijn geactiveerd worden door één enkel activatiemiddel dat gekoppeld is met beide borgingsmiddelen.In preferred embodiments, the connecting element further comprises an integrated locking means for locking the connecting element. This locking means can preferably be activated by an integrated activation means. In preferred embodiments, the two securing means typically included in a connecting element can be activated by a single activation means coupled to both securing means.

De ligger, diagonaal of andere kunnen of automatisch of handmatig geborgd worden bij het inhaken. Bij de automatische borging kan er een blokkering worden voorzien in de ligger, diagonaal e.a. die automatisch vast klikt wanneer de verbinding in het verbindingsgat aangebracht wordt. De ontborging zal manueel gebeuren door middel van een asje met hendel, haakje of draaiknop waarmee de blokkering kan worden verwijderd.The beam, diagonal or others can either be locked automatically or manually when hooked in. With the automatic locking, a block can be provided in the beam, diagonally and the like, which clicks into place automatically when the connection is made in the connecting hole. Releasing will be done manually by means of an axle with a lever, hook or rotary knob with which the block can be removed.

Een andere mogelijkheid is het manueel borgen. Hiervoor kan dan een hendel, klepje, haakje, draaiknop of andere voorzien zijn.Another option is manual locking. A lever, flap, hook, dial or other can be provided for this.

Deze automatisch borging heeft als grote voordeel dat men nooit kan vergeten om een onderdeel te borgen wat leidt tot een verhoging van de veiligheid. Borging kan gebeuren op: 1 of meer zijkanten van de opening; 1 of meer aan de opening aangrenzende oppervlakken aan de binnenkant van de opening; 1 of meer aan de opening aangrenzende oppervlakken aan de buitenkant van de opening;This automatic locking has the great advantage that one can never forget to guarantee a part which leads to an increase in safety. Locking can be done on: 1 or more sides of the opening; 1 or more surfaces adjacent to the opening on the inside of the opening; 1 or more surfaces adjacent to the opening on the outside of the opening;

Het valt op te merken dat ook andere elementen denkbaar zijn die in combinatie met een steiger of staander volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding kunnen gebruikt worden, die een koppelingsmiddel omvatten dat aangepast is om aan te grijpen aan een of meerdere gaten of openingen van een staander volgens de onderhavige uitvinding. Dergelijke elementen zijn bijvoorbeeld maar niet alleen consoles, tralie liggers (omvattende traliewerk gebaseerd op liggers en verbindingselementen tussen dergelijke liggers) kantplanken, en leuningenIt is to be noted that other elements are also conceivable that can be used in combination with a scaffold or post according to embodiments of the present invention, which comprise a coupling means adapted to engage one or more holes or openings of a post according to the present invention. Such elements are, for example, but not only consoles, lattice girders (including lattices based on beams and connecting elements between such beams), side boards, and handrails

In een vierde aspect van de onderhavige uitvinding is verder een voetvijzel voorzien, die aangepast is om samen te werken met een staander volgens de uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding. Deze voetvijzel is bij voorkeur ook aangepast om samen te werken met een verbindingselement volgens de uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding.In a fourth aspect of the present invention there is further provided a foot auger adapted to cooperate with a stand according to the embodiments of the present invention. This foot jack is also preferably adapted to cooperate with a connecting element according to the embodiments of the present invention.

Het valt. op te merken dat verschillende koppelingsmiddelen gecombineerd kunnen worden in een steiger, of in een vak van een steiger, of voor een verbindingselement. Zo kunnen er, wanneer een steiger met horizontale rechthoekige vakken wordt beschouwd, verschillende koppelingsmiddelen gebruikt worden in de breedterichting (typisch zijkant, loodrecht op een muur). van de vakken dan deze die gebruikt worden in de lengterichting (typisch voorkant, parallel met een muur bijvoorbeeld) van de vakken.It falls. note that different coupling means can be combined in a scaffolding, or in a scaffolding compartment, or for a connecting element. For example, when a scaffold with horizontal rectangular sections is considered, different coupling means can be used in the width direction (typically side, perpendicular to a wall). of the compartments than those used in the longitudinal direction (typically front, parallel to a wall, for example) of the compartments.

Liggers kunnen dezelfde koppelingsmiddelen omvatten aan de beide uiteinden maar deze kunnen ook verschillen, naargelang de beweging die nodig is om de koppelingsmiddelen te doen aangrijpen met een tweede staander, nadat het aangrijpen met een eerste staander al is verwezenlijkt.Beams may comprise the same coupling means at both ends, but these may also differ depending on the movement required for engaging the coupling means with a second upright after engagement with a first upright has already been achieved.

Hetzelfde geldt voor de diagonalen.The same applies to the diagonals.

Verder kunnen bepaalde koppelingsmiddelen, die hierna nog in detail zullen beschreven worden, meer aangepast zijn voor gebruik in diagonalen, terwijl andere meer aangepast kunnen voor gebruik in liggers.Furthermore, certain coupling means, which will be described in more detail below, may be more adapted for use in diagonals, while others may be more adapted for use in beams.

In uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding kan een verbindingselement slechts aan één van zijn uiteinden een koppelingsmiddel omvatten, dat aangepast is om aan te grijpen aan één of meerdere openingen in de staander. Het......In embodiments of the present invention, a connecting element may only comprise at one of its ends a coupling means adapted to engage one or more openings in the upright. It......

andere, vrijstaande uiteinde van het verbindingselement ( in sommige uitvoeringsvormen het vrijstaande uiteinde van de buis die met het koppelingsmiddel is verbonden) kan aangepast zijn om te koppelen met een verdere buis, die op haar beurt eventueel opnieuw kan gekoppeld worden met een daarop volgende buis, etc... Door uiteindelijk aan het andere uiteinde van de aan elkaar verbonden reeks van buizen een tweede koppelingsmiddel te voorzien (door bijvoorbeeld opnieuw een verbindingselement te voorzien met slechts 1 koppelingsmiddel) kunnen relatief grote afstanden overbrugt worden tussen 2 niet aangrenzende naast elkaar staande steigervakken, zonder dat er onder de overbrugging staanders dienen te worden aangebracht.other, free-standing end of the connecting element (in some embodiments, the free-standing end of the tube connected to the coupling means) may be adapted to couple to a further tube, which in turn may possibly be reconnected to a subsequent tube, etc ... By finally providing a second coupling means at the other end of the connected series of tubes (for example by again providing a connecting element with only 1 coupling means) relatively large distances can be bridged between 2 non-adjacent adjacent scaffolding compartments , without the need to place uprights under the bridge.

In uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding kunnen de buizen die gebruikt worden voor de overbrugging staanders zijn. In uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding worden er koppelingsmiddelen voorzien volgens uitvoeringsmiddelen van de onderhavige uitvinding die aangepast zijn om te koppelen in een uiteinde van een staander volgens de onderhavige uitvinding (door bijvoorbeeld in of over een uiteinde van de staander te schuiven en verder geborgd te worden door middel van bijvoorbeeld een pin)_en die verder aangepast zijn om aan te grijpen aan een opening in de zijkant van de staander.In embodiments of the present invention, the tubes used for the bridging can be uprights. In embodiments of the present invention, coupling means are provided according to embodiments of the present invention that are adapted to couple into an end of a post according to the present invention (by, for example, sliding into or over one end of the post and further secured by means of, for example, a pin and which are further adapted to engage on an opening in the side of the upright.

Wanneer er verschillende verbindingselementen dienen aan te grijpen op een zelfde hoogte van een staander, dient er rekening gehouden te worden met de betreffende koppelingsmiddelen. In het voorbeeld van een rechthoekige staander die 4 vlakken omvat die elk voorzien zijn van gaten: sommige koppelingsmiddelen haken in aan 1 kant van de staander, en laten toe dat er achteraf ook in de andere vrije openingen op dezelfde hoogte van de staander gelijkaardige koppelingsmiddelen aangrijpen, omdat er intern in de staander de nodige ruimte vrij blijft. Ze laten bijvoorbeeld ook toe dat er op dezelfde hoogte ook nog een koppelingsmiddel van het type "doorsteekverbinding" wordt gevormd. Wanneer er bijvoorbeeld 2 koppelingsmiddelen van het type "doorsteekverbinding" gebruikt worden kunnen deze niet op dezelfde hoogte gekoppeld worden met de steiger.When different connecting elements have to be engaged at the same height of a post, the relevant coupling means must be taken into account. In the example of a rectangular upright that comprises 4 surfaces that are each provided with holes: some coupling means hook into one side of the upright and allow subsequent coupling means to engage at the same height of the upright in the other free openings at the same height of the upright , because the required space is left free inside the stand. They also allow, for example, that at the same height also a coupling means of the "push-through connection" type be formed. If, for example, 2 coupling means of the "push-through connection" type are used, they cannot be coupled to the scaffolding at the same height.

De uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding laten echter eenvoudig toe van de verschillende verbindingsmiddelen aan te brengen op niveaus die weinig verschillen (bijvoorbeeld ongeveer 3 cm), zonder de stabiliteit en stevigheid van de steiger betekenisvol te verzwakken.However, the embodiments of the present invention simply allow mounting of the various connecting means at levels that differ little (e.g., about 3 cm), without meaningfully weakening the stability and sturdiness of the scaffolding.

In uitvoeringsvormen volgens de onderhavige uitvinding zijn er ook geknikte liggers voorzien van het buis-type, die aan elke kant nabij het koppelingsmiddel verder een (telkens neerwaartse of opwaartse) knik vertonen, zodat de buis van de geknikte ligger hoofdzakelijk toch op een hoger of lager niveau uitkomt dan dat waar de koppelingsmiddelen van de geknikte buis gekoppeld zijn aan de staander, dat bijvoorbeeld overeenkomt met het niveau van een andere ligger in een richting die loodrecht staat op de richting van de geknikte ligger.In embodiments according to the present invention, there are also kinked girders of the tube type, which on each side furthermore exhibit a kink (in each case downward or upward) near the coupling means, so that the tube of the kinked beam is nevertheless substantially higher or lower. level than that where the coupling means of the kinked tube are coupled to the upright, which for example corresponds to the level of another girder in a direction perpendicular to the direction of the kinked girder.

In verdere uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding, van het type "geschrankte ligger", kunnen de koppelingsmiddelen van het type "doorsteekverbinding", in het bijzonder de bekken of vorktanden ervan, een dwarsdoorsnede omvatten die in hoofdzaak overeenkomt met een van de 2 gelijke zijdelingse helften van de openingen in de staander (bijvoorbeeld verticale of horizontale helften). Dit zou toelaten van 2 koppelingsmiddelen van het type doorsteekverbinding toch te koppelen met de staander op dezelfde hoogte, meer nog, in hetzelfde paar van tegenoverliggende gaten.In further embodiments of the present invention, of the "slotted girder" type, the coupling means of the "push-through connection" type, in particular the jaws or prongs thereof, may comprise a cross-section which substantially corresponds to one of the 2 equal lateral halves of the openings in the upright (e.g. vertical or horizontal halves). This would allow two coupling means of the push-through connection type to nevertheless be coupled to the upright at the same height, more so, in the same pair of opposite holes.

Het valt op te merken dat de steigers, staanders, verbindingselementen en vijzels volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding ook bruikbaar kunnen zijn voor het ondersteunen en schoren, zoals bijvoorbeeld het geval kan zijn bij betonwerken. Hiervoor kan het voordelig zijn dat verschillende staanders in eikaars verlengde of naast elkaar aan elkaar gekoppeld kunnen worden.It is to be noted that the scaffolding, uprights, connecting elements and jacks according to embodiments of the present invention may also be useful for supporting and bracing, as may be the case for concrete works, for example. For this it can be advantageous that different uprights in each other can be extended or joined side by side.

De blokkeringsmiddelen zoals bijvoorbeeld enkelvoudige pinnen die gebruikt kunnen worden in combinatie met uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding, zijn bij voorkeur van het langwerpige type, en hebben bij voorkeur een constante dwarsdoorsnede die in hoofdzaak gelijk is aan (typisch licht kleiner, e.g. 0.5 mm spatie openlatend) de openingen in de staanders. Een van de uiteinden van de enkelvoudige pinnen kan aangepast zijn om er op eenvoudige wijze een kracht op uit te kunnen oefenen om zodoende de verwijdering van het blokkeringsmiddel uit bijvoorbeeld een staander te vergemakkelijken. Het kan bijvoorbeeld een ringstructuur omvatten die met de rest van de pin is verbonden.The blocking means such as, for example, single pins that can be used in combination with embodiments of the present invention are preferably of the elongated type, and preferably have a constant cross-section that is substantially equal to (typically slightly smaller, leaving open 0.5 mm space) ) the openings in the uprights. One of the ends of the single pins can be adapted to be able to exert a force on it in a simple manner so as to facilitate the removal of the blocking agent from, for example, an upright. For example, it may include a ring structure that is connected to the rest of the pin.

Andere blokkeringsmiddelen van het type "dubbele pinnen" of "multipele pinnen" of meervoudige pinnen kunnen meer dan een pin omvatten die samen een vorkstructuur vormen en waarbij elke pin bij voorkeur overeenstemt met de enkelvoudige pin volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding. De verschillende pinnen omvat in dergelijke blokkeringsmiddelen kunnen verbonden zijn met elkaar via een verbindingsstuk. Ze kunnen bijvoorbeeld één geheel vormen met het verbindingsstuk. Het verbindingsstuk kan verder aangepast zijn om er op eenvoudige wijze een kracht op uit te oefenen om zodoende de verwijdering van het blokkeringsmiddel uit bijvoorbeeld een staander te vergemakkelijken. Het kan bijvoorbeeld een ringstructuur of handvat-achtige structuur omvatten.Other "double pin" or "multiple pin" or multiple pin blocking means may comprise more than one pin that together form a fork structure and each pin preferably corresponds to the single pin according to embodiments of the present invention. The different pins included in such blocking means can be connected to each other via a connecting piece. For example, they can form one whole with the connecting piece. The connecting piece can be further adapted to exert a force on it in a simple manner in order to facilitate the removal of the blocking means from, for example, a post. It may, for example, comprise a ring structure or handle-like structure.

Verder valt op te merken dat telkens wanneer de terminologie "middel" wordt gebruikt, dit kan refereren naar "inrichting" of "apparaat"; zo kan het "koppelingsmiddel" bijvoorbeeld evenzeer een koppelingsinrichting of koppelingsapparaat worden genoemd.Furthermore, it should be noted that whenever the "resource" terminology is used, it may refer to "device" or "device"; for example, the "coupling means" may also be referred to as a coupling device or coupling device.

De bovenstaande en andere voordelige eigenschappen en doelen van de uitvinding zullen duidelijker worden en de uitvinding zal beter begrepen worden door de volgende gedetailleerde beschrijving wanneer ze wordt gelezen in combinatie met de respectievelijke tekeningen,The above and other advantageous features and objects of the invention will become more apparent and the invention will be better understood by the following detailed description when read in conjunction with the respective drawings,

De begeleidende tekeningen worden gebruikt om uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding te illustreren.The accompanying drawings are used to illustrate embodiments of the present invention.

Verwijzingssymbolen zijn zodanig gekozen dat ze dezelfde zijn voor vergelijkbare of dezelfde elementen of eigenschappen in verschillende figuren of tekeningen.Reference symbols are selected to be the same for similar or the same elements or features in different figures or drawings.

De beschrijving van de aspecten van de onderhavige uitvinding wordt volbracht door middel van specifieke uitvoeringsvormen en met verwijzing naar maar niet beperkt tot bepaalde tekeningen. De afgeheelde figuren zijn slechts schematisch en zouden als niet beperkend moeten worden beschouwd. Bijvoorbeeld bepaalde elementen of eigenschappen kunnen buiten proportie of schaal zijn voorgesteld in verhouding tot andere elementen.The description of the aspects of the present invention is accomplished by means of specific embodiments and with reference to, but not limited to, certain drawings. The healed figures are only schematic and should be considered as non-limiting. For example, certain elements or properties may be presented out of proportion or scale in relation to other elements.

In de beschrijving van bepaalde uitvoeringsvormen volgens de onderhavige uitvinding, zijn verschillende eigenschappen soms gegroepeerd in een enkele uitvoeringsvorm, figuur, of beschrijving daarvan met als doel bij te dragen tot het begrip van een of meer van de verschillende inventieve stappen. Dit mag niet geïnterpreteerd worden alsof alle eigenschappen van de groep noodzakelijk aanwezig zijn om een specifiek probleem op te lossen. Inventieve aspecten bevinden zich niet enkel in alle eigenschappen van zulke groep eigenschappen aanwezig in de beschrijving van een specifieke uitvoeringsvorm.In the description of certain embodiments of the present invention, various features are sometimes grouped in a single embodiment, figure, or description thereof for the purpose of contributing to the understanding of one or more of the various inventive steps. This should not be interpreted as if all the properties of the group are necessarily present to solve a specific problem. Inventive aspects are not only present in all the features of such a group of features in the description of a specific embodiment.

In figuren' 22A, B, C, D worden een steiger (1), staanders (2) en verbindingselementen (31 (311,321 in de lengte van de steigervakken), 32 (322,312 in de breedte van de steigervakken)) afgebeeld volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding. Figuur 22A toont een vooraanzicht van dergelijke steiger, terwijl figuur 22B een perspectiefzicht van dezelfde steiger afbeeldt, figuur 22C een zijaanzicht van dezelfde steiger afbeeldt en figuur 22D een bovenaanzicht van diezelfde steiger afbeeldt. De steiger is opgebouwd uit meerdere staanders, typisch een veelvoud van twee staanders, die steigervakken vormen die naast elkaar of boven elkaar kunnen worden opgesteld en gekoppeld. De staanders (2) worden door middel van liggers en diagonalen met elkaar verbonden om zodoende de vakken te vervolledigen en stevigheid en stabiliteit te voorzien voor de volledige steiger constructie. De staanders (2) waaruit de steiger is opgebouwd omvatten volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding een reeks van vooraf aangebracht openingen of gaten (7). Deze openingen of gaten hebben bij voorkeur dezelfde vorm en zijn aangebracht op bij voorkeur constante afstanden tussen elkaar. Deze constante afstand kan bijvoorbeeld gekozen worden op ongeveer 3 cm. Om het hoogte niveau van een gat gemakkelijker te kunnen inschatten bijvoorbeeld om het horizontaal plaatsen van de liggers tussen 2 staanders te vereenvoudigen, kunnen de gaten (bijvoorbeeld in een kolom) op een systematische manier gemerkt worden, zoals bijvoorbeeld genummerd of gemerkt worden met een regelmatige herhaling van een opeenvolgende reeks van symbolen (bijvoorbeeld vierkant / bolletje / driehoek / vierkant /...). Bij voorkeur zijn de staanders van de onderhavige uitvinding zoals afgebeeld in figuur 22B zodanig dat ze een vierkante of rechthoekige dwarsdoorsnede hebben. Elk van de vier vlakken die de staander definiëren zijn bij voorkeur voorzien van dergelijke kolommen van gaten. De liggers en diagonalen die aangepast zijn om gebruikt te worden in dergelijke steigers en in combinatie met de staanders volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding omvatten koppelingsmiddelen 4 (4A, 4B) die aangepast zijn om aan te grijpen aan ten minste één opening van de staander. Deze koppelingsmiddelen kunnen verder ook aangepast zijn om aan te grijpen aan twee openingen, die aan dezelfde kant van de staander liggen, of aan twee openingen die aan tegenovergestelde zijde van de staander liggen.In figures 22A, B, C, D, a scaffolding (1), uprights (2) and connecting elements (31 (311,321 in the length of the scaffolding compartments), 32 (322,312 in the width of the scaffolding compartments)) are depicted according to embodiments of the present invention. Figure 22A shows a front view of such scaffolding, while Figure 22B depicts a perspective view of the same scaffold, Figure 22C depicts a side view of the same scaffold and Figure 22D depicts a top view of the same scaffold. The scaffolding is made up of a plurality of posts, typically a multiple of two posts, which form scaffolding compartments that can be arranged and coupled next to each other or above each other. The posts (2) are connected to each other by means of beams and diagonals in order to complete the compartments and to provide strength and stability for the entire scaffolding construction. According to embodiments of the present invention, the uprights (2) from which the scaffolding is constructed comprise a series of pre-arranged openings or holes (7). These openings or holes preferably have the same shape and are arranged at preferably constant distances between each other. This constant distance can be selected, for example, at approximately 3 cm. In order to make it easier to estimate the height level of a hole, for example to simplify the horizontal positioning of the beams between 2 posts, the holes (for example in a column) can be marked in a systematic way, such as for example being numbered or marked with a regular repetition of a consecutive series of symbols (for example square / sphere / triangle / square / ...). Preferably, the posts of the present invention as depicted in Figure 22B are such that they have a square or rectangular cross section. Each of the four faces that define the upright are preferably provided with such columns of holes. The beams and diagonals adapted to be used in such scaffolding and in combination with the posts according to embodiments of the present invention comprise coupling means 4 (4A, 4B) adapted to engage at least one opening of the post. These coupling means can furthermore also be adapted to engage on two openings, which are on the same side of the upright, or on two openings which are on the opposite side of the upright.

Verder kunnen de koppelingsmiddelen ook aangepast zijn om aan te grijpen aan meer dan twee openingen, bijvoorbeeld aan vier openingen waarbij de vier openingen bestaan uit twee paren van tegenovergestelde openingen, waarbij de paren opgelijnd zijn volgens de lengterichting van de staanders. De staanders zijn bij voorkeur verder aangepast om gekoppeld te worden met een bovenliggende of onderliggende staander. Onderaan de steiger worden ook voetvijzels (6)voorzien, als het ware de voetstukken van de steiger, die aangepast zijn om samen te werken met de staander en verbindingselementen volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding.Furthermore, the coupling means can also be adapted to engage more than two openings, for example four openings, wherein the four openings consist of two pairs of opposite openings, the pairs being aligned in the longitudinal direction of the uprights. The uprights are preferably further adapted to be coupled to an upper or lower upright. At the bottom of the scaffolding, foot jacks (6) are also provided, as it were, the pedestals of the scaffolding, which are adapted to cooperate with the upright and connecting elements according to embodiments of the present invention.

In figuur 23 worden mogelijke uitvoeringsvormen van de gaten, die in elk van de vier zijvlakken van de staander kunnen worden aangebracht, afgebeeld. Deze gaten zijn bij voorkeur van het ellips-type, maar kunnen ook rechthoekig of vierkant zijn. Ze kunnen ook andere vormen hebben, zoals erkend zal worden door de vakman. De openingen (7) afgebeeld in figuur 23 bestaan in hoofdzaak uit vier zijkanten (71,71',72,72') die samen een langwerpige opening definiëren, waarvan de lengterichting in hoofdzaak parallel is met de lengterichting van de staander. De verbinding tussen deze 4 zijkanten kan hoekig zijn of eerder afgerond. De bovenste en onderste zijkant van de opening (71, 71')kunnen bijvoorbeeld recht gekozen worden (en zijn dus zonder kromming), terwijl de zijkanten van de opening (72, 72'), gekromd kunnen zijn waarbij deze kromming bij voorkeur convex is en dus naar buiten is gericht. Het naar buiten toe gekromd zijn van de zijkanten van de opening kan het fixeren van een koppelingsmiddel volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding vergemakkelijken, of verbeteren. Deze vorm kan ook het inbrengen van een klauw, bek of vorktand vergemakkelijken, en de vorm van de opening kan dus in functie van deze karakteristieken gekozen worden.Figure 23 shows possible embodiments of the holes that can be made in each of the four side faces of the upright. These holes are preferably of the ellipse type, but can also be rectangular or square. They may also have other forms, as will be recognized by those skilled in the art. The openings (7) shown in Figure 23 consist essentially of four sides (71.71 ', 72.72') which together define an elongated opening, the longitudinal direction of which is substantially parallel to the longitudinal direction of the upright. The connection between these 4 sides can be angular or rather rounded. For example, the upper and lower side of the opening (71, 71 ') can be chosen straight (and thus without curvature), while the sides of the opening (72, 72') can be curved, this curvature preferably being convex and is therefore directed outwards. The outward curvature of the sides of the opening can facilitate or improve the fixation of a coupling means according to embodiments of the present invention. This shape can also facilitate the insertion of a claw, jaw or fork tine, and the shape of the aperture can therefore be selected in function of these characteristics.

Ook de bovenkant 71 en onderkant 71' van de opening 7 kan gekromd zijn, waarbij deze kromming bij voorkeur convex is en naar buiten toe gericht is.The top 71 and bottom 71 'of the opening 7 can also be curved, this curvature preferably being convex and facing outwards.

De openingen kunnen een hoogte of lengte hebben van ongeveer 15, ongeveer 20, ongeveer 25, ongeveer 30 mm, ongeveer 35mm, ongeveer 40mm of ongeveer 45 mm. Ze kunnen bijvoorbeeld een hoogte hebben van 30.5 mm. De openingen kunnen een breedte hebben die varieert maar bijvoorbeeld gemiddeld ongeveer 15 mm, of ongeveer 20mm, of ongeveer 25 mm.The openings may have a height or length of about 15, about 20, about 25, about 30 mm, about 35 mm, about 40 mm or about 45 mm. For example, they can have a height of 30.5 mm. The openings may have a width that varies but, for example, on average about 15 mm, or about 20 mm, or about 25 mm.

In Figuren 24A en 24B wordt er een staander (2) volgens uitvoeringvormen van de onderhavige uitvinding afgebeeld. Deze staander is in hoofdzaak vierkant in dwarsdoorsnede en omvat op elk van zijn zijvlakken kolommen van gelijkvormige gaten (7) die op vaste tussenafstand van elkaar geplaatst zijn volgens de lengterichting van de staander en bij voorkeur zodanig dat de lengte-as van elke opening ook opgelijnd is met de lengte-as van de staander. Bovenaan de staander kan deze een verbindingspen omvatten (28) die langs een eerste van zijn uiteinden (282) gefixeerd is in een van de uiteinden van de ene staander, en waarvan het tweede van zijn uiteinden (281) aangepast is om aangebracht te worden in een uiteinde van een andere staander. De twee uiteinden zijn typisch rechtstreeks met elkaar verbonden of verbonden via een verbredingsdeel 29. Het verbindingsdeel kan een schuin ten opzichte van de langsrichting van de staander lopend oppervlak omvatten en aldus een continue overgang tussen de 2 delen voorzien, maar de overgang tussen de 2 delen kan ook via een discontinue stap gebeuren waarin de diameter van de verbindingspen 28 ter hoogte van het verbredingsdeel 29 een stap maakt. De verbindingspen omvat ter hoogte van de openingen in de staander (7) ook openingen (7*) die gecentreerd liggen ten opzichte van de openingen (7). De opening in de verbindingspen is hier dan de opening van de overeenkomstige opening in de staander, in hoofdzaak volgens de lengte richting van de staander, zodanig dat de ruimte rondom en nabij de interne rand van de overeenkomstige opening in de buis vrij wordt gehouden.In Figures 24A and 24B, a stand (2) according to embodiments of the present invention is depicted. This upright is substantially square in cross-section and comprises on each of its side faces columns of similar holes (7) which are placed at a fixed spacing apart according to the length direction of the upright and preferably such that the longitudinal axis of each opening is also aligned is with the longitudinal axis of the upright. At the top of the upright it may comprise a connecting pin (28) which is fixed along one of its ends (282) into one of the ends of the one upright, and the second of its ends (281) being adapted to be mounted in one end of another upright. The two ends are typically directly connected or connected via a widening part 29. The connecting part can comprise a surface running obliquely with respect to the longitudinal direction of the upright and thus providing a continuous transition between the 2 parts, but the transition between the 2 parts can also take place via a discontinuous step in which the diameter of the connecting pin 28 makes a step at the height of the widening part 29. The connecting pin also comprises openings (7 *) at the level of the openings in the upright (7) that are centered with respect to the openings (7). The opening in the connecting pin is then here the opening of the corresponding opening in the upright, substantially along the length direction of the upright, such that the space around and near the internal edge of the corresponding opening in the tube is kept free.

De openingen 7 en 7* zijn hier even breed afgebeeld maar dit is niet strikt noodzakelijk. Ook kunnen de openingen.The openings 7 and 7 * are shown here as wide, but this is not strictly necessary. The openings can also.

7 en 7* een verschillende algemene vorm hebben of niet isomorf zijn.7 and 7 * have a different general shape or are not isomorphic.

Om de staanders op elkaar te kunnen plaatsen kan er dus een pen voorzien worden die in de staander geperst wordt en door middel van bijvoorbeeld klinknagels (bouten of lassen) geborgd wordt. De pen zal enkele millimeters buiten de staander dezelfde afmetingen hebben als de binnenkant van de buis om een sluitende verbinding te bekomen. De pen kan bij voorkeur voorzien zijn van gaten die overeen komen met de gaten van de staander en de uitsparingen voor de verbinding met de ligger.In order to be able to place the uprights on top of each other, a pin can therefore be provided that is pressed into the upright and secured by means of, for example, rivets (bolts or welds). The pin will have the same dimensions as the inside of the tube a few millimeters outside the upright to achieve a tight connection. The pin can preferably be provided with holes corresponding to the holes of the upright and the recesses for the connection to the beam.

In andere uitvoeringsvormen afgebeeld in figuur 28, is de verbindingspen 28 los van de staander, en aangepast om in of over de staander te schuiven, hiervoor een constante, licht kleinere of licht grotere diameter hebbende dan de staander, en verder beschreven zoals in de gefixeerde pen. Deze pen 28 kan dan door middel van bijvoorbeeld één, twee of meerdere pinnen, die doorheen gaten in de pen en staanders aangebracht worden, geplaatst worden in of over de uiteinden van de vast te verbinden staanders. Merk op dat de gaten in de pen, wanneer deze in de staanders aangebracht wordt, gelijkaardig zijn aan de gaten beschreven voor de gefixeerde pen. Wanneer de pen echter over de staanders schuift, zijn de gaten bij voorkeur ook zodanig dat het aangrijpen van de koppelingsmiddelen in de gaten van de staander niet wordt belemmerd ter hoogte van de pen (aangrijpen geschiedt doorheen de pen in dit geval). Deze gaten zijn dan gelijkaardig aan de gaten 7** zoals hieronder beschreven in het kader van de uitvoeringsvormen R voor een voetvijzel. Dergelijke pennen kunnen ook gebruikt worden voor de verbinding van verschillende staanders in een overbruggingsconstructie tussen 2 niet aangrenzende naast elkaar staande steigervakken, zoals bijvoorbeeld hierboven beschreven.In other embodiments depicted in Figure 28, the connecting pin 28 is detached from the upright, and adapted to slide into or over the upright, having a constant, slightly smaller, or slightly larger diameter for this, and further described as in the fixed pen. This pin 28 can then be placed in or over the ends of the posts to be fixed by means of, for example, one, two or more pins, which are inserted through holes in the pin and uprights. Note that the holes in the pin, when inserted into the uprights, are similar to the holes described for the fixed pin. However, when the pin slides over the uprights, the holes are preferably also such that engagement of the coupling means in the uprights of the upright is not impeded at the height of the pin (engagement occurs through the pin in this case). These holes are then similar to the holes 7 ** as described below in the context of the embodiments R for a foot jack. Such pins can also be used for the connection of different uprights in a bridging structure between 2 non-adjacent adjacent scaffolding compartments, as described, for example, above.

Merk op dat de openingen in de pennen 28, die zich nabij de uiteinden van de pennen bevinden, bijvoorbeeld de eerste en tweede gaten (aan alle kanten van de staander waar gaten zijn voorzien) van dezelfde grootte kunnen zijn als de gaten in de staander 7. Dit laat het vastzetten van de staander en de pen toe met een pin die aangepast is voor gebruik met gaten 7 (in hoofdzaak dezelfde dwarsdoorsnede hebbende en aangepast zijnde om aangebracht te worden in de gaten 7). De anderen aanwezige gaten kunnen dan van het type 7* en 7** zijn. Dit kan gelden voor zowel de gefixeerde als de losse pennen, en in het geval van de losse pennen, voor zowel de uitvoeringsvormen waarin de pen zich intern aan de staanders bevindt als de uitvoeringsvormen waarin de pen zich aan de buitenkant van de staanders bevindt. In de uitvoeringsvormen met een gefixeerde pen in een uiteinde van de staander kunnen enkel de openingen nabij het niet-gefixeerde uiteinde van de gefixeerde pen van het type 7 zijn (bijvoorbeeld het eerste gat of de eerste 2 gaten nabij dit uiteinde), terwijl de andere gaten van het type 7* kunnen zijn.Note that the openings in the pins 28, which are located near the ends of the pins, for example the first and second holes (on all sides of the post where holes are provided) may be of the same size as the holes in the post 7 This allows the post and pin to be secured with a pin adapted for use with holes 7 (having substantially the same cross-section and adapted to be fitted in the holes 7). The other holes present can then be of the type 7 * and 7 **. This can apply to both the fixed and the loose pins, and in the case of the loose pins, to both the embodiments in which the pin is internally on the uprights and the embodiments in which the pin is on the outside of the uprights. In the embodiments with a fixed pin in one end of the upright, only the openings near the non-fixed end of the fixed pin can be of the type 7 (e.g., the first hole or the first 2 holes near this end), while the other holes can be of type 7 *.

In figuren 29A, 29B, 29aA en 29aB wordt een pen volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding afgebeeld. Deze pen is gelijkaardig aan de pen afgebeeld in figuur 28 en is voorzien om aangebracht te worden aan het uiteinde van een staander, om zodoende een koppeling van een horizontaal aan te brengen staander met een eerste verticaal staande staander mogelijk te maken. Hierdoor kan de pen 28 ofwel inwendig in de horizontaal te plaatsen staander schuiven (figuur 29aA, figuur 29aB) of uitwendig over de horizontaal te plaatsen staander schuiven (figuur 29A, figuur 29B). Zoals ook beschreven voor de losse pen die ook beschreven werd in figuur 28, omvat de pen in deze uitvoeringsvorm ook gaten 7** of 7*. Verder kunnen deze pennen gekoppeld worden met de verticaal staande staander door middel van een bevestigingsmechanisme 531 dat een door een gat in de verticale staander aan te brengen deel 5311 omvat dat kan voorzien zijn van schroefdraad (of een ander geschikt zelf borgend middel)aan een van zijn uiteinden, waarop een moer of gelijkaardig element 5312 kan geschroefd worden om zodoende een bevestiging aan de verticale staander van de pen te verwezenlijken. Het deel 5311 omvat bij voorkeur een dwarsdoorsnede die in hoofdzaak gelijk is aan de oppervlakte van de opening 7. Het deel 5311 is bij voorkeur gefixeerd aan de pen 28 aan zijn andere uiteinde (bijvoorbeeld vastgelast). Merk op dat de openingen nabij het vrijstaande uiteinde van de pen volgens de figuren 29A, 29B, 29aA en 29aB ook kunnen overeenstemmen met openingen 7 in de staander zoals beschreven voor de losstaande pen, maar dat de verdere openingen in deze pen bij voorkeur overeenkomen met de openingen 7* of 7**, zoals beschreven voor de losse verbindingspen. De lengte van het deel 5311 kan in hoofdzaak overeenkomen met de breedte van een staander, of met een veelvoud, bijvoorbeeld het dubbele van, de breedte van een staander. Dit laat het bevestigen aan een of meerdere staanders toe.Figures 29A, 29B, 29aA and 29aB depict a pen according to embodiments of the present invention. This pin is similar to the pin shown in Fig. 28 and is provided to be mounted at the end of a post, so as to enable coupling of a post to be arranged horizontally with a first post standing vertically. As a result, the pin 28 can either slide internally into the upright to be placed horizontally (Fig. 29aA, Fig. 29aB) or slide externally over the upright to be placed horizontally (Fig. 29A, Fig. 29B). As also described for the loose pin which was also described in Figure 28, the pin in this embodiment also comprises holes 7 ** or 7 *. Furthermore, these pins can be coupled to the vertical upright by means of a fastening mechanism 531 which comprises a part 5311 to be provided through a hole in the vertical upright which can be provided with screw thread (or other suitable self-locking means) to one of its ends, on which a nut or similar element 5312 can be screwed in order to realize a fastening to the vertical upright of the pin. The part 5311 preferably comprises a cross-section which is substantially equal to the surface of the opening 7. The part 5311 is preferably fixed to the pin 28 at its other end (for example welded). Note that the openings near the free-standing end of the pin according to figures 29A, 29B, 29aA and 29aB can also correspond to openings 7 in the upright as described for the detached pin, but that the further openings in this pin preferably correspond to the openings 7 * or 7 **, as described for the loose connecting pin. The length of the part 5311 can substantially correspond to the width of an upright, or to a multiple, for example double, the width of an upright. This allows it to be attached to one or more posts.

De borging van boven elkaar staande staanders kan gebeuren door een pin te steken dwars door de pen en de staander. De borging kan echter ook gebeuren door de liggers, diagonalen of andere verbindingselementen, afhankelijk van de gebruikte koppelingsmiddelen.The securing of uprights standing one above the other can be done by inserting a pin through the pin and the upright. However, the locking can also be done by the beams, diagonals or other connecting elements, depending on the coupling means used.

De staander kan ook automatisch geborgd worden.The post can also be locked automatically.

Hierbij kan er in de pen van de staander een haakje ingrijpen. Het haakje kan ingebouwd zijn onderaan de bovenste staander en dit ter hoogte van bijvoorbeeld het bovenste gat van de pen van de onderste staander. Wanneer staander en pen in elkaar worden geschoven zal het haakje dankzij de zwaartekracht of door middel van een veermiddel (zoals bijvoorbeeld een veer) zich automatisch vastklikken achter de pen waardoor de staander zonder een extra handeling uit te voeren automatisch geborgd wordt. Voor de ontborging zal het haakje door het gat moeten worden geduwd.A hook can hereby engage in the pin of the upright. The hook can be built in at the bottom of the upper upright and this at the height of, for example, the upper hole of the pin of the lower upright. When upright and pin are pushed together, the hook will automatically snap behind the pin thanks to gravity or by means of a spring means (such as, for example, a spring), whereby the upright is automatically secured without any additional action. For the release, the hook will have to be pushed through the hole.

In figuur 1 wordt een koppelingsmiddel (4) volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding afgebeeld. De koppelingsmiddelen kunnen op verschillende manieren aan de rest van het verbindingselement verbonden worden door middel van een bevestigingsdeel 5. Ze kunnen bij voorkeur gelast, geklonken of vastgeschroefd worden of op andere manieren die gekend zijn door de vakman verenigd worden met de rest van het verbindingselement, zoals bijvoorbeeld met één of meerdere staven of buizen (3IX,31Y,32X,32Y) die de bijvoorbeeld twee koppelingsmiddelen van het verbindingselement met elkaar verbinden. Hiervoor kunnen er in dit verbindingselement gaten 8 voorzien zijn, bijvoorbeeld in het bevestigingsdeel 5. De figuur, en gelijkaardige verdere figuren, tonen aan de linker- en rechterzijde respectievelijk een achteraanzicht en een vooraanzicht van het koppelingselement. Onderaan wordt een bovenaanzicht van het koppelingselement afgebeeld. Centraal staat het zijaanzicht van het koppelingselement. Het koppelingselement omvat twee klauwen 9 en 9' die aangepast zijn om aan twee gaten van dezelfde zijde van de staander aan te grijpen. De klauwen (of in andere uitvoeringsvormen bekken of vorktanden) kunnen verbonden zijn met het bevestigingsdeel 5 via een verbindingslichaam 90. Het lichaam 90 kan geïntegreerd zijn met de klauwen, vorktanden of bekken en/of met het verbindingsmiddel 5. In het bijzonder is het koppelingsmiddel aangepast om aangebracht te worden in twee openingen in de staander en om daarna vast te haken in de rand van deze openingen, in het bijzonder de onderste rand van de betreffende openingen in de staander, door middel van een uitsparing 91 en 91' die de klauw definiëren. Verder is het koppelingsmiddel voorzien van een borgingsmiddel 12, dat manueel kan geactiveerd worden door middel van een staafje 10, dat kan eindigen in een oog, dat doorheen een opening 13 in het lichaam 90 loopt, en dat aan de andere kant verbonden is met het blokje of borgingsmiddel 12. Het blokje wordt geleid in zijn beweging door een geleidingsstructuur of rail 12A waarmee het blokje 12 bij voorkeur verschuifbaar gekoppeld is. Na het inhaken in de gaten 7 van de staander, komt er tussen het bovenoppervlak van de bovenste klauw en de bovenkant van de opening een ruimte vrij die kan opgevuld worden met het blokje of het borgingsmiddel 12. In figuur 1' wordt een perspectiefzicht van dezelfde uitvoeringsvorm afgebeeld.Figure 1 shows a coupling means (4) according to embodiments of the present invention. The coupling means can be connected to the rest of the connecting element in different ways by means of a fastening part 5. They can preferably be welded, riveted or screwed together or in other ways known to those skilled in the art are united with the rest of the connecting element, such as, for example, with one or more bars or tubes (3IX, 31Y, 32X, 32Y) which connect the for example two coupling means of the connecting element to each other. Holes 8 can be provided for this purpose in this connecting element, for example in the fixing part 5. The figure, and similar further figures, show a rear view and a front view of the coupling element on the left and right side respectively. A top view of the coupling element is shown below. The side view of the coupling element is central. The coupling element comprises two claws 9 and 9 'which are adapted to engage on two holes of the same side of the upright. The jaws (or in other embodiments jaws or forks) can be connected to the mounting part 5 via a connecting body 90. The body 90 can be integrated with the jaws, forks or jaws and / or with the connecting means 5. In particular, the coupling means is adapted to be arranged in two openings in the upright and to subsequently hook into the edge of these openings, in particular the lower edge of the relevant openings in the upright, by means of a recess 91 and 91 'which the claw define. The coupling means is furthermore provided with a locking means 12, which can be activated manually by means of a rod 10, which can terminate in an eye which runs through an opening 13 in the body 90, and which is connected on the other side to the block or locking means 12. The block is guided in its movement through a guide structure or rail 12A with which the block 12 is preferably slidably coupled. After hooking into the holes 7 of the upright, a space is created between the upper surface of the upper claw and the top of the opening that can be filled with the block or locking means 12. In figure 1 'a perspective view of the same embodiment shown.

In figuur IA wordt er een gelijkaardig koppelingsmiddel afgebeeld met dubbele klauw en manuele borging, dat verder voorzien is van een scharnierpunt (11) bovenaan, dat zich situeert nabij de bovenste klauw 9 en tussen de bovenste klauw 9 en het bevestigingsdeel 5. Deze uitvoeringsvormen van het koppelingsmiddel is bij voorkeur bruikbaar voor verbindingselementen van het diagonale type. Het scharnierpunt (11) laat een verticaal scharnieren van de ligger toe. In figuur 1B wordt er een koppelingsmiddel afgebeeld met dubbele klauw en manuele borging, dat verder voorzien is van een scharnierpunt 11 onderaan, dat zich situeert tussen de onderste klauw 9' en het bevestigingsdeel 5. Deze uitvoeringsvorm kan bij voorkeur gebruikt worden voor verbindingselementen van het type diagonaal. In bepaalde uitvoeringsvormen kan een diagonaal een eerste koppelingsmiddel omvatten volgens figuur IA aan zijn eerste uiteinde en een tweede koppelingsmiddel volgens figuur 1B aan zijn tweede uiteinde. Het eerste koppelingsmiddel kan bij voorkeur lager aangrijpen in de steigerconstructie dan het tweede koppelingsdeel. De borging door middel van het borgingsmiddel 12 gebeurt bij voorkeur op de andere klauw, die het verst verwijderd is van het scharnierpunt 11 of scharnier 16V.Figure 1A shows a similar coupling means with double claw and manual locking, which is furthermore provided with a pivot point (11) at the top, which is situated near the upper claw 9 and between the upper claw 9 and the mounting part 5. These embodiments of the coupling agent is preferably usable for diagonal-type connecting elements. The pivot point (11) allows vertical pivoting of the beam. Figure 1B shows a coupling means with double claw and manual locking, which is furthermore provided with a pivot point 11 at the bottom, which is situated between the lower claw 9 'and the fixing part 5. This embodiment can preferably be used for connecting elements of the type diagonal. In certain embodiments, a diagonal may comprise a first coupling means according to Figure 1A at its first end and a second coupling means according to Figure 1B at its second end. The first coupling means can preferably engage lower in the scaffolding construction than the second coupling part. The locking by means of the locking means 12 preferably takes place on the other claw, which is furthest away from the hinge point 11 or hinge 16V.

In figuren IC, IC',IC'' worden koppelingsmiddelen afgebeeld met een dubbele klauw 9, 9' en automatische borging 12 die bij voorkeur gebruikt kunnen worden voor de verbindingselementen van het type ligger. Deze uitvoeringsvormen komen overeen met de uitvoeringsvormen van figuren 1 en 1' , maar omvatten verder een automatisch borgingsmiddel 12B. Het automatisch borgingsmiddel omvat bijvoorbeeld een veer 14 die gekoppeld is met het blokje 12, en die een automatisch uitschuiven van het blokje 12 toelaat wanneer er hiervoor ruimte vrijkomt of bestaat.In figures IC, IC ', IC' 'coupling means are shown with a double claw 9, 9' and automatic locking 12 which can preferably be used for the connecting elements of the beam type. These embodiments correspond to the embodiments of Figures 1 and 1 ', but further comprise an automatic locking means 12B. The automatic securing means comprises, for example, a spring 14 which is coupled to the block 12, and which allows an automatic extension of the block 12 when space is created or exists for this.

Figuren 1D, 1D' en 1D'' tonen verdere koppelingsmiddelen volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding waarbij de borging automatisch gebeurt en ontborging gelijktijdig kan gebeuren aan beide zijden van het verbindingselement door het maken van één enkele beweging. Doorheen de buis 31X loopt een verbinding die de ontborging langs beide zijden gelijktijdig mogelijk maakt. Een centraal geplaatst vergrendelingsmechanisme 10A is hiervoor verbonden met beide koppelingsmiddelen op dergelijke wijze dat beide koppelingsmiddelen samen geborgd en ontborgd kunnen worden. Dit vergrendelingsmechanisme kan intern of aan de buitenkant van de buis 31X voorzien zijn.Figures 1D, 1D 'and 1D' 'show further coupling means according to embodiments of the present invention wherein the locking is done automatically and the locking can be done simultaneously on both sides of the connecting element by making a single movement. A connection runs through the tube 31X which makes unloading possible on both sides simultaneously. A centrally located locking mechanism 10A is for this purpose connected to both coupling means in such a way that both coupling means can be locked and unlinked together. This locking mechanism can be provided internally or on the outside of the tube 31X.

Figuren IE, IE', IE'' en IE''' beelden een versterkte ligger af volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding waarin meerdere buizen, bijvoorbeeld twee buizen 3IX en 31Y, de koppelingsmiddelen aan weerszijden van de ligger verbinden. Deze uitvoeringsvormen kunnen een verhoogde draagcapaciteit leveren.Figures IE, IE ', IE' 'and IE' '' depict a reinforced beam according to embodiments of the present invention in which a plurality of tubes, for example two tubes 3IX and 31Y, connect the coupling means on either side of the beam. These embodiments can provide an increased carrying capacity.

Het valt op te merken dat in uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding de draagcapaciteit van een vloer kan verhoogd worden door onder deze vloer meer dan 1 niveau van liggers aan te brengen die ook rechtstreeks op elkaar steunen. Het steunen kan verwezenlijkt worden door gebruik te maken van een of meerder hiervoor aangepaste hulpstukken. Een dergelijk hulpstuk is beschreven voor gebruik in een steiger volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding die ten minste 2 liggers omvat, een eerste ligger die zich parallel en boven een tweede ligger bevindt op een vooraf bepaalde afstand, met het kenmerk dat het hulpstuk 2 uiteinden omvat, en aan een eerste van zijn uiteinden aangepast is om aan te grijpen aan de eerste ligger en aan een tweede van zijn uiteinden aangepast is om aan te grijpen aan de tweede ligger. De afstand tussen de 2 aangrijppunten van het hulpstuk kan in hoofdzaak gelijk zijn aan de vooraf bepaalde afstand. Het hulpstuk is bij voorkeur symmetrisch van opbouw.It is to be noted that in embodiments of the present invention the load-bearing capacity of a floor can be increased by providing more than 1 level of beams underneath this floor that are also directly supported on each other. The support can be achieved by using one or more accessories adapted for this. Such an attachment is described for use in a scaffold according to embodiments of the present invention which comprises at least 2 beams, a first beam located parallel and above a second beam at a predetermined distance, characterized in that the attachment comprises 2 ends and is adapted to a first of its ends to engage the first beam and to a second of its ends to engage the second beam. The distance between the 2 engagement points of the attachment can be substantially the same as the predetermined distance. The attachment is preferably symmetrical in structure.

Omdat de afstand tussen 2 opeenvolgende gaten in de staander relatief klein kunnen zijn, kunnen de hulpstukken relatief klein zijn in omvang en kan de versterking van de ligger ook geschieden met beperkte impact op de vrijheidsgraden van de gebruiker. Een voorbeeld van zo een hulpstuk is een zelfklemmend kunststof blokje. Anders gezien creëert gebruik van dergelijke hulpstukken op een eenvoudige manier een versterkte ligger.Because the distance between 2 consecutive holes in the upright can be relatively small, the fittings can be relatively small in size and the reinforcement of the beam can also take place with a limited impact on the degrees of freedom of the user. An example of such an accessory is a self-clamping plastic block. Seen from a different perspective, the use of such accessories creates a reinforced beam in a simple manner.

In figuur 1F en 1F' wordt een koppelingsmiddel met dubbele klauw en automatische borging afgebeeld dat aangepast is voor manuele ontborging. Bij het inhaken borgt het koppelingsmiddel zich automatisch doordat het kantelelement 15 een zodanige vorm heeft dat het aangepast is om automatisch een kantelbeweging uit te voeren rondom een pivot 14 in zijn streven naar evenwicht zodanig dat het blokje 12 automatisch inhaakt in de ruimte die vrijgekomen is in de opening van de staander nadat de klauwen zijn ingehaakt in de rand van de openingen. De ontborging dient hier manueel te gebeuren door het kantelelement van de staander weg te bewegen door middel van een bij voorkeur pivoterende beweging, rondom een pivot 14. Bij het inhaken borgt het koppelingselement zich automatisch. Het haakje valt door een veer en/of zijn eigen gewicht automatisch dicht en zorgt voor een borging. Deze ontborging kan zowel langs één zijde als gelijktijdig langs beide zijden van de ligger door één beweging gebeuren. Bij een gelijktijdige borging langs beide zijden zal er een verbinding doorheen de buis lopen (dit kan bij voorkeur gebruikt worden voor verbindingselementen van het type ligger).Figures 1F and 1F 'depict a coupling means with double claw and automatic locking adapted for manual release. Upon hooking in, the coupling means automatically secures itself because the tilting element 15 has a shape such that it is adapted to automatically perform a tilting movement around a pivot 14 in its striving for equilibrium such that the block 12 automatically hooks into the space that is released in the opening of the upright after the claws are hooked into the edge of the openings. Releasing must be done manually here by moving the tilting element away from the upright by means of a preferably pivoting movement, around a pivot 14. Upon engagement, the coupling element automatically secures itself. The hook automatically closes due to a spring and / or its own weight and ensures a locking. This unloading can take place both on one side and simultaneously on both sides of the beam by one movement. With simultaneous locking on both sides, a connection will run through the pipe (this can preferably be used for connecting elements of the beam type).

In figuren 25, 25',25'',25''', 25,,,, wordt er een gelijkaardig koppelingsmiddel afgebeeld, volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding.Figures 25, 25 ', 25' ', 25' '', 25 ,,,, show a similar coupling means, according to embodiments of the present invention.

Merk op dat het kantelelement 15 hier intern geplaatst is in het koppelingsmiddel, bijvoorbeeld intern in een behuizing gevormd door klauw 9 en lichaam 90, maar dat dit niet strikt noodzakelijk is. Het kantelelement kan ook extern aangebracht worden, bijvoorbeeld aan de buitenkant van de klauw 9 en/of het lichaam 90.Note that the tilting element 15 is placed internally here in the coupling means, for example internally in a housing formed by claw 9 and body 90, but that this is not strictly necessary. The tilting element can also be arranged externally, for example on the outside of the claw 9 and / or the body 90.

In figuur 1G en 1G' worden de koppelingsmiddelen zoals afgebeeld in bijvoorbeeld figuur 25 verder voorzien van een scharnier element 16V dat het scharnieren van het verbindingselement toelaat.In Figs. 1G and 1G 'the coupling means as shown in, for example, Fig. 25 are further provided with a hinge element 16V which permits hinging of the connecting element.

In figuur 2 wordt een koppelingsmiddel afgebeeld van het type "dubbele doorsteekverbinding". Twee bekken of vorktanden gaan dwars door de staander waarna ze kunnen zakken in de staander via de uitsparingen (91, 92, 91', 92') die onderaan in de vorktanden aangebracht zijn. Hierdoor wordt er in de horizontale richting reeds een borging bekomen. Om het koppelingsmiddel in zijn geheel te borgen kan er nog een manuele borging worden voorzien, die bijvoorbeeld gelijkaardig kan zijn aan de borgingsmiddelen beschreven in de eerdere uitvoeringsvormenFigure 2 shows a coupling means of the "double push-through connection" type. Two jaws or forks go through the upright, after which they can sink into the upright via the recesses (91, 92, 91 ', 92') that are arranged at the bottom of the forks. As a result, a safeguard is already obtained in the horizontal direction. In order to secure the coupling means in its entirety, a manual locking may also be provided, which may, for example, be similar to the locking means described in the earlier embodiments

In figuur 3 wordt een verdere uitvoeringsvorm van het type "doorsteekverbinding". De bek of vorktand gaat dwars door de staander en grijpt aan op meerdere plaatsen (91', 92, 99). Verder is een manuele borging voorzien en is er een scharnierpunt aanwezig dat het scharnieren in verticale richting mogelijk maakt. Het verbindingsdeel 5 voor bijvoorbeeld liggers, diagonalen en consoles omvat hier bijvoorbeeld een orthogonaal op de lengteas van het koppelingsmiddel staand plaatje voorzien van één of meerdere gaten waartegen de buis of buizen kunnen worden bevestigd, zoals bijvoorbeeld vastgeschroefd. Figuur 3' toont een perspectiefzicht van dezelfde uitvoeringsvorm. Het uitsteeksel 92 is een aangrijppunt dat aan de buitenkant van de staander gepositioneerd is boven de tweede opening na inhaken van het koppelingsmiddel doorheen een eerste en dan tweede tegenoverstaande opening.Figure 3 shows a further embodiment of the "push-through connection" type. The jaw or fork tines goes straight through the upright and engages in multiple places (91 ', 92, 99). Furthermore, a manual locking is provided and there is a pivot point that makes hinging in the vertical direction possible. The connecting part 5 for, for example, beams, diagonals and brackets here comprises, for example, a plate orthogonal to the longitudinal axis of the coupling means, provided with one or more holes against which the tube or tubes can be fixed, such as, for example, screwed down. Figure 3 'shows a perspective view of the same embodiment. The protrusion 92 is an engagement point that is positioned on the outside of the post above the second opening after hooking in the coupling means through a first and then second opposite opening.

Het aangrijppunt 91' vervult een gelijkaardige functie als de uitkepingen 91' in andere uitvoeringsvormen die een of meerdere klauwen bevatten. Het aangrijppunt 99 is bij voorkeur voorzien van een geschikte ronding zodanig dàt het inbrengen vaan het koppelingsmiddel in de eerste en/of de tweede opening van de staander wordt mogelijk gemaakt of vergemakkelijkt. Verder kan het aangrijppunt 99 rusten op de onderkant van de tweede opening na het inhaken in de staander. Het aangrijppunt 93 grijpt bij plaatsing van het koppelingsmiddel aan aan de bovenkant van de tweede opening. Verder wordt er een manueel borgingsmiddel voorzien, dat bestaat uit een blokje dat verbonden is met een ring 12C die het blokje verschuifbaar koppelt met het koppelingsmiddel.The engagement point 91 'performs a similar function to the notches 91' in other embodiments that include one or more claws. The engagement point 99 is preferably provided with a suitable rounding such that the insertion of the coupling means into the first and / or the second opening of the upright is made possible or facilitated. Furthermore, the engagement point 99 can rest on the underside of the second opening after being hooked into the upright. The engagement point 93 engages when the coupling means is placed at the top of the second opening. Furthermore, a manual locking means is provided, which consists of a block connected to a ring 12C which slidably couples the block to the coupling means.

Figuur 4 toont een andere uitvoeringsvorm van het type "doorsteekverbinding". De bek of vorktand gaat hier dwars door de staander en grijpt aan op meerdere plaatsen. Verder is een manuele borging voorzien en is een optioneel scharnierpunt aanwezig in horizontale richting dat het scharnieren van het verbindingselement in horizontale richting toelaat. Verder is een draadstang 5 voorzien voor aansluiting van liggers, diagonalen en consoles. Figuur 4' toont een perspectiefzicht van dezelfde uitvoeringsvorm.Figure 4 shows another embodiment of the "push-through connection" type. Here the jaw or fork tines goes straight through the upright and engages in several places. Furthermore, a manual locking device is provided and an optional pivot point is provided in the horizontal direction that permits hinging of the connecting element in the horizontal direction. Furthermore, a threaded rod 5 is provided for connecting beams, diagonals and consoles. Figure 4 'shows a perspective view of the same embodiment.

In figuur 5 wordt een verdere uitvoeringsvorm van het type "doorsteekverbinding" afgebeeld. De bek of vorktand gaat hier dwars door de staander en grijpt aan op meerdere plaatsen. Manuele borging is voorzien en verder is er ook een scharnierpunt 11 of horizontaal scharnier 16M om het scharnieren in horizontale richting mogelijk te maken. Verder is er ook een aansluitstuk 5 voor liggers, diagonalen en consoles voorzien. Figuur 5' toont overeenkomstige zijaanzichten van uitvoeringsvormen van figuur 5. Figuur 5'' toont een perspectiefzicht.Figure 5 shows a further embodiment of the "push-through connection" type. Here the jaw or fork tines goes straight through the upright and engages in several places. Manual locking is provided and furthermore there is also a pivot point 11 or horizontal hinge 16M to enable hinging in the horizontal direction. Furthermore, a connecting piece 5 for beams, diagonals and consoles is also provided. Figure 5 'shows corresponding side views of embodiments of Figure 5. Figure 5' 'shows a perspective view.

In figuur 5A wordt een koppelingsmiddel van het type "doorsteekverbinding" afgebeeld. De bek of vorktand gaat dwars door de staander en de borging gebeurt door middel van een pin in loodrecht daarop staande richting dwars door de staander. In figuur 5B wordt een verdere "doorsteekverbinding" afgebeeld. De bek of vorktand gaat dwars door de staander, waarna ze kan zakken in de staander via de uitsparing die onderaan in de bek of vorktand aangebracht zijn. Hierdoor krijgen we in de horizontale richting reeds een borging. Om het koppelingmiddel in zijn geheel te borgen kan er nog een manuele borging voorzien zijn. Verder is een optioneel scharnierpunt 16H om het scharnieren in horizontale richting afgebeeld.Fig. 5A shows a coupling means of the "push-through connection" type. The jaw or fork extends through the upright and the locking is done by means of a pin in the perpendicular direction through the upright. A further "push-through connection" is shown in Figure 5B. The jaw or fork extends through the upright, after which it can sink into the upright through the recess provided at the bottom of the jaw or fork. As a result, we are already secured in the horizontal direction. To secure the coupling device in its entirety, a manual lock may also be provided. Furthermore, an optional hinge point 16H is shown around the hinge in the horizontal direction.

In figuur 6 gaat de bek of vorktand dwars door de staander en grijpt aan op meerdere plaatsen. Een manuele borging is voorzien en het scharnierpunt laat het scharnieren in horizontale richting toe. Een aansluitstuk of verbindingsdeel 5 voor een bijvoorbeeld een vierkante buis is verder voorzien. Figuur 6' is een perspectiefafbeelding van dezelfde uitvoeringsvorm.In Figure 6, the jaw or fork extends through the upright and engages in multiple locations. Manual locking is provided and the pivot point allows hinging in the horizontal direction. A connecting piece or connecting part 5 for, for example, a square tube is further provided. Figure 6 'is a perspective view of the same embodiment.

In figuur 7 wordt een verdere "doorsteekverbinding" afgebeeld. De bek of vorktand gaat dwars door de staander, en grijpt aan op meerdere plaatsen. Figuur 7' is een perspectiefbeeld van dezelfde uitvoeringsvorm.Figure 7 shows a further "push-through connection". The jaw or fork extends through the upright and engages in multiple places. Figure 7 'is a perspective view of the same embodiment.

In figuur 8 wordt een "doorsteekverbinding" afgebeeld, waarin de bek of vorktand dwars door de staander gaat en aangrijpt op meerdere plaatsen. Manuele borging is voorzien en een optioneel verticaal scharnierpunt 16V is aanwezig om het scharnieren in verticale richting mogelijk te maken. Figuur 8' toont een zijaanzicht van dezelfde uitvoeringsvorm. Figuur 8'' toont een perspectiefzicht van deze uitvoeringsvorm.Figure 8 shows a "push-through connection" in which the jaw or fork tines goes through the upright and engages in several places. Manual locking is provided and an optional vertical pivot point 16V is provided to enable pivoting in the vertical direction. Figure 8 'shows a side view of the same embodiment. Figure 8 '' shows a perspective view of this embodiment.

Figuur 9 toont een verdere doorsteekverbinding. De bek of vorktand gaat dwars door de staander en grijpt aan op meerdere plaatsen. Manuele borging is voorzien. Ook een scharnierpunt is aanwezig om het scharnieren in de verticale richting toe te laten. Het verbindingsmiddel 5 is hier een rechthoekige buis. Figuur 9' toont een zijaanzicht van uitvoeringsvormen van figuur 9. Figuur 9'' toont een perspectiefzicht van dezelfde uitvoeringsvorm.Figure 9 shows a further push-through connection. The jaw or fork tines goes straight through the upright and engages in multiple places. Manual locking is provided. A pivot point is also present to allow pivoting in the vertical direction. The connecting means 5 is here a rectangular tube. Figure 9 'shows a side view of embodiments of Figure 9. Figure 9' 'shows a perspective view of the same embodiment.

In figuur 9A wordt een verdere doorsteekverbinding afgeheeld. De bek of vorktand gaat dwars door de staander en de borging gebeurt door middel van een pin in de orthogonaal daarop staande richting. Een scharnierpunt voor scharnieren in verticale richting 16V is voorzien en omvat een aansluitstuk 5 voor liggers, diagonalen en consoles.A further push-through connection is healed in Figure 9A. The jaw or fork extends through the upright and the locking is done by means of a pin in the orthogonal direction. A pivot point for hinges in vertical direction 16V is provided and comprises a connecting piece 5 for beams, diagonals and brackets.

Figuur 9B toont een verdere doorsteekverbinding volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding. De bek of vorktand gaat dwars door de staander waarna ze kan zakken in de staander via de uitsparingen 91' en 92' die onderaan in de bek of vorktand aangebracht zijn. Hierdoor krijgen we in de horizontale richting reeds een borging. Om het koppelingmiddel is zijn geheel te borgen kan er nog een manuele borging 12 voorzien zijn. Er wordt ook een scharnierpunt in de verticale richting voorzien 16V dat verder voorzien is van een aansluitstuk voor liggers 5, diagonalen en consoles.Figure 9B shows a further push-through connection according to embodiments of the present invention. The jaw or fork extends through the upright, after which it can drop into the upright via the recesses 91 'and 92' that are arranged at the bottom of the jaw or fork. As a result, we are already secured in the horizontal direction. To secure the coupling means as a whole, a manual lock 12 may also be provided. A pivot point 16V is also provided in the vertical direction which is further provided with a connecting piece for beams 5, diagonals and brackets.

Figuur 10 toont een verdere uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding van het type "doorsteekverbinding". Figuur 10' toont zijaanzichten van deze uitvoeringsvorm. Figuur 10'' toont een perspectiefbeeld van deze uitvoeringsvorm. Het bevestigingsdeel 5 is aangepast om te koppelen met een vierkante buis. Het koppelingsmiddel omvat verder een vertikaal scharnier 16V.Figure 10 shows a further embodiment of the present invention of the "push-through connection" type. Figure 10 'shows side views of this embodiment. Figure 10 '' shows a perspective view of this embodiment. The mounting part 5 is adapted to connect with a square tube. The coupling means further comprises a vertical hinge 16V.

In figuur 11 wordt een "doorsteekverbinding" afgebeeld.Figure 11 shows a "push-through connection".

De bek of vorkstand gaat dwars door de staander en grijpt aan op meerdere plaatsen. Er is een manuele borging voorzien (12, 12C), alsook een aansluitstuk voor een diagonaal. De buis van een diagonaal kan zich langs alle zijden bewegen en draaien tussen de 2 halve bollen 17A en 17B, die het bevestigingsdeel 5 omvat. Figuur 11' toont een perspectiefaanzicht van dezelfde uitvoeringsvorm.The jaw or fork position goes straight through the upright and engages in multiple places. A manual locking device (12, 12C) is provided, as well as a connecting piece for a diagonal. The tube of a diagonal can move and rotate on all sides between the 2 hemispheres 17A and 17B, which comprises the mounting part 5. Figure 11 'shows a perspective view of the same embodiment.

In Figuur 11A wordt er een andere uitvoeringsvorm afgebeeld van het type "doorsteekverbinding". De bek 9 gaat dwars door de staander en de borging kan gebeuren door een pin in de dwarsrichting dwars door de staander en het gat 9G in de bek aan te brengen. De buis van de diagonaal 32 kan zich dan in alle richtingen oriënteren al scharnierend tussen de 2 halve bollen 17 A en 17B die het bevestigingsdeel 5 omvat.Figure 11A depicts another embodiment of the "push-through connection" type. The jaw 9 passes through the upright and the locking can be done by inserting a transverse pin through the upright and the hole 9G in the jaw. The tube of the diagonal 32 can then orient itself in all directions while pivotal between the 2 hemispheres 17 A and 17B which the mounting part 5 comprises.

In figuur 11 B wordt er een gelijkaardige uitvoeringsvorm afgebeeld waarin de bek 9 een eerste inkeping 91' en een tweede inkeping 92' omvat aan zijn onderzijde, die aangepast zijn om in te haken over de onderkanten van 2 tegenoverstaande openingen in een staander. De bek is verder bovenaan voorzien van een geleidingsmiddel of rail 12A en een borgingsmiddel of blokje 12 dat aangrijpt op of over de rail en hiermee op een verschuifbare wijze verbonden is.Figure 11B shows a similar embodiment in which the jaw 9 comprises a first notch 91 'and a second notch 92' on its underside, which are adapted to hook into the undersides of 2 opposite openings in an upright. The jaw is further provided on top with a guide means or rail 12A and a locking means or block 12 which engages on or over the rail and is connected to it in a slidable manner.

In figuur 11C wordt er een uitvoeringsvorm afgebeeld zoals bijvoorbeeld in figuur 10, zonder borgingsmiddel 12 en vertikaal Scharnierelement 16V en met een bevestigingsdeel 5 voor een rechthoekige buis 31X.Figure 11C shows an embodiment as for example in Figure 10, without locking means 12 and vertical Hinge element 16V and with a mounting part 5 for a rectangular tube 31X.

In figuren 12, 12' en 12'' tonen een verdere uitvoeringsvorm van het type zoals afgebeeld in bijvoorbeeld figuur 10, met een bevestigingsmiddel 5 dat aangepast is om te koppelen met een ronde buis.In figures 12, 12 'and 12' ', a further embodiment of the type shown in, for example, figure 10 shows with a fastening means 5 adapted to be coupled to a round tube.

In figuren 12A en 12A' zijn er nog verder uitvoeringsvormen afgebeeld van koppelingsmiddelen die een oriëntatie van het verbindingselement in alle ruimte hoeken mogelijk maakt, omvattende een kruisscharnier opgebouwd uit een verticaal scharnier 16V en een horizontaal scharnier 16H.In figures 12A and 12A ', further embodiments of coupling means are shown that enable an orientation of the connecting element in all space angles, comprising a cross hinge composed of a vertical hinge 16V and a horizontal hinge 16H.

In figuur 12A'' wordt een deel van een steiger volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding afgebeeld waarin verbindingselementen van het type "doorsteekverbinding" zijn aangebracht. Figuur 12A''' is een detailzicht van het deel A afgebeeld in figuur 12A''. Zowel een horizontaal (16H) als een verticaal (16V) scharnier zijn voorzien om scharnieren zowel horizontaal als verticaal mogelijk te maken.Figure 12A '' depicts a part of a scaffold according to embodiments of the present invention in which connecting elements of the "push-through connection" type are arranged. Figure 12A '' 'is a detailed view of the part A shown in Figure 12A' '. Both a horizontal (16H) and a vertical (16V) hinge are provided to enable hinges both horizontally and vertically.

Figuur 13,13',13'' tonen uitvoeringsvormen zoals bijvoorbeeld beschreven in figuur 12, maar die voorzien zijn van een horizontaal scharnier 16H i.p.v. een verticaal scharnier 16V. Het verbindingsdeel 5 is hier aangepast om te koppelen met een ronde buis.Figures 13, 13 ', 13' 'show embodiments as described, for example, in Figure 12, but which are provided with a horizontal hinge 16H instead of a vertical hinge 16V. The connecting part 5 is here adapted for coupling with a round tube.

In figuur 14 wordt een verdere "doorsteekverbinding" afgebeeld. De bek of vorktand gaat dwars door de staander waarna ze kan zakken in de staander via de uitsparingen die onderaan in de bek of vorktand aangebracht zijn. Hierdoor krijgen we in de horizontale richting reeds een borging. Om het koppelingmiddel in zijn geheel te borgen is er nog een manuele borging 12 voorzien die dwars door te staander gaat. In figuur 14' omvat de uitvoeringsvorm verder een begeleidingsmiddel 12A voor een blokje 12 (niet afgebeeld). De combinatie met het blokje 12 wordt afgebeeld in Figuur 14'' en in Figuur 14''' wordt een perspectiefzicht afgebeeld van deze uitvoeringsvorm.Figure 14 shows a further "push-through connection". The jaw or fork extends through the upright, after which it can sink into the upright through the recesses provided at the bottom of the jaw or fork. As a result, we are already secured in the horizontal direction. In order to secure the coupling means in its entirety, a manual locking device 12 is provided which extends transversely. In Fig. 14 ', the embodiment further comprises a guide means 12A for a block 12 (not shown). The combination with the block 12 is shown in Figure 14 '' and in Figure 14 '' 'a perspective view of this embodiment is shown.

In figuur 14A wordt een koppelingsmiddel 4 afgebeeld dat gekoppeld is met een staander 2, van het type doorsteekverbinding, dat analoog is aan deze beschreven in figuren 14, 14', 14" en 14"'. De afstand d tussen het borgingsmiddel of blokje 12 en de meest nabije zijkant van de staander (in dit geval; meer algemeen de afstand tussen de plaats waar de dwarsdoorsnede van het correct in de staande aangebrachte koppelingsmiddel groter wordt dan de dwarsdoorsnede van de betreffende opening (zodat het verder inschuiven van het koppelingsmiddel in de staander hier niet meer mogelijk zou zijn), en de meest nabije buitenkant van de staander)is hier echter relatief kleiner dan in deze afgebeeld in de vorige figuren. Door de afstand d (bijvoorbeeld D) groter te kiezen, zoals in de vorige uitvoeringsvorm, kan het aanbrengen en verwijderen van de bek in de openingen van de staander vergemakkelijkt of mogelijk worden. De afstand D is bij voorkeur groter dan de dikte van de staander. De afstand D is bij voorkeur groter dan de som van de dikte van de staander en de breedte U van het deel van de bek dat uitsteekt achter de staander. Dit speelt in het bijzonder een rol in het geval van liggers die aan beide kanten van een dergelijk koppelingsmiddel zijn voorzien. De bek 9 omvat twee uitsparingen 91' en 92' die na het aanbrengen van de bek in de opening 7 inhaken in de zijwanden van de staander. Na het inhaken blijft er typisch een opening 7' vrij tussen de bovenkant van de bek 9 en de bovenkant van de opening 7, waarin een borgingsmiddel 12 kan aangebracht worden om zodoende de ligger volledig te blokkeren.Figure 14A depicts a coupling means 4 which is coupled to a post 2, of the push-through connection type, which is analogous to that described in Figures 14, 14 ', 14 "and 14"'. The distance d between the securing means or block 12 and the nearest side of the upright (in this case; more generally the distance between the place where the cross-section of the coupling means correctly positioned in the upright becomes larger than the cross-section of the relevant opening ( so that it is no longer possible to push the coupling means further into the upright here, and the closest outer side of the upright is here, however, relatively smaller than the one shown in the previous figures. By making the distance d (e.g. D) larger, as in the previous embodiment, the fitting and removal of the jaw in the openings of the upright can be facilitated or made possible. The distance D is preferably greater than the thickness of the upright. The distance D is preferably greater than the sum of the upright thickness and the width U of the part of the jaw protruding behind the upright. This plays a role in particular in the case of beams provided with such a coupling means on both sides. The jaw 9 comprises two recesses 91 'and 92' which, after the jaw has been placed in the opening 7, hook into the side walls of the upright. After hooking in, an opening 7 'is typically left free between the top of the jaw 9 and the top of the opening 7, into which a locking means 12 can be provided so as to completely block the beam.

In figuur 15 wordt een verdere uitvoeringsvorm volgens de onderhavige uitvinding afgebeeld van het type "dubbele doorsteekverbinding". Het koppelingsmiddel is hier voorzien van een eerste bek of vorktand 9 en een tweede bek of vorktand 9', die elk voorzien zijn van inkepingen of aangrijpvlakken 91' en 92', alsook een aangrijpvlak of aangrijppunt 92. Deze aangrijpvlakken zorgen voor een fixatie van het koppelingsmiddel in de overeenkomstige openingen in de staander. In deze uitvoeringsvorm omvat de bovenste bek 9 verder een blokkeringsdeel 92B dat zich na het plaatsen van het koppelingsmiddel in de staander aan de buitenkant van de staander bevindt, en wat hoger uitsteekt dan de bovenrand van de opening, zodat het koppelingsmiddel verder verankerd wordt ten opzichte van de staander.Figure 15 shows a further embodiment according to the present invention of the "double push-through connection" type. The coupling means is here provided with a first jaw or fork tooth 9 and a second jaw or fork tooth 9 ', which are each provided with notches or engagement surfaces 91' and 92 ', as well as an engagement surface or engagement point 92. These engagement surfaces ensure a fixation of the coupling means in the corresponding openings in the upright. In this embodiment, the upper jaw 9 further comprises a blocking part 92B which, after placing the coupling means in the upright, is located on the outside of the upright and which protrudes higher than the top edge of the opening, so that the coupling means is further anchored with respect to of the stand.

In figuur 16 wordt een uitvoeringsvorm van het type "doorsteekverbinding" afgebeeld. De bek 9 omvat een opening 9G, en het koppelingsmiddel omvat verder een bevestigingsdeel 5 dat voorzien is van gaten om te koppelen met de buis van de ligger. De bek is aangepast om dwars door de staander te gaan en beslaat in hoofdzaak de volledige grootte van het gat 7 (er kan bijvoorbeeld een spatie van 0.5 mm voorzien worden). De borging kan gebeuren door middel van een pin in de dwarsrichting dwars door de staander en het gat 9G in de bek 9.Figure 16 shows an embodiment of the "push-through connection" type. The jaw 9 comprises an opening 9G, and the coupling means further comprises a mounting part 5 which is provided with holes for coupling to the beam of the beam. The jaw is adapted to pass through the upright and substantially covers the full size of the hole 7 (for example, a space of 0.5 mm can be provided). The locking can be done by means of a pin in the transverse direction, through the upright and the hole 9G in the jaw 9.

In figuur 16' wordt een bovenaanzicht van deze uitvoeringsvorm afgebeeld waarbij de pin 18 is aangebracht dwars door de staander 2 en doorheen opening 9G in de bek 9.Figure 16 'shows a top view of this embodiment with the pin 18 arranged transversely through the upright 2 and through opening 9G in the jaw 9.

In figuur 16" wordt een zijaanzicht afgebeeld van dezelfde uitvoeringsvorm.Figure 16 "depicts a side view of the same embodiment.

In figuur 16A wordt een uitvoeringsvorm afgebeeld van hetzelfde type als deze afgebeeld in figuur 16, maar waarbij de lengte van de bek 9 korter is gekozen, of met andere woorden, de afstand d' kleiner is gekozen dan de afstand D afgebeeld in figuur 16". Door de afstand d zoals gedefinieerd in figuur 14 e.v., geschikt te kiezen, bijvoorbeeld groter dan de som van de dikte van de staander en de breedte U van het deel van de bek dat uitsteekt achter de staander, zoals uitgelegd in voor Fig. 14 e.v., kan het verwijderen of aanbrengen van een ligger in de staander vergemakkelijkt worden. Dit is in het bijzonder het geval wanneer de ligger aan beide uiteinden een dergelijk koppelingsmiddel omvat.Figure 16A depicts an embodiment of the same type as the one shown in Figure 16, but with the length of the jaw 9 being chosen shorter, or in other words, the distance d 'is chosen to be smaller than the distance D shown in Figure 16 " By appropriately choosing the distance d as defined in Fig. 14 et seq., For example greater than the sum of the thickness of the upright and the width U of the part of the jaw protruding behind the upright, as explained in Fig. 14 ev., the removal or fitting of a beam in the upright can be facilitated, this is particularly the case when the beam comprises such a coupling means at both ends.

In figuur 17 wordt een verdere uitvoeringsvorm van de uitvinding afgebeeld van het type "dubbele doorsteekverbinding". De bekken of vorktanden gaan dwars door de staander en de bekken of vorktanden beslaan bijna de volledige grootte van de gaten. De borging kan gebeuren door middel van één of meerdere pinnen die in de dwarsrichting doorheen de staander en het gat 9G van één der vorktanden is aangebracht. In deze uitvoeringsvorm zijn de bekken bij voorkeur van substantieel dezelfde grootte als de gaten 7 (er kan bijvoorbeeld een spatie van 0,5 mm voorzien worden)Figure 17 shows a further embodiment of the invention of the "double push-through connection" type. The jaws or forks go straight through the upright and the jaws or forks cover almost the full size of the holes. The locking can take place by means of one or more pins which is arranged in the transverse direction through the upright and the hole 9G of one of the forks. In this embodiment, the jaws are preferably of substantially the same size as the holes 7 (for example, a space of 0.5 mm can be provided)

In figuur 17' wordt een zijaanzicht, vooraanzicht en dwarsdoorsnede in de lengterichting van het koppelingsmiddel van figuur 17 afgebeeld.Figure 17 'depicts a side view, front view and cross-section in the longitudinal direction of the coupling means of Figure 17.

Figuur 17" toont een perspectiefbeeld van dezelfde uitvoeringsvorm.Figure 17 "shows a perspective view of the same embodiment.

In figuur 17A wordt opnieuw een soortgelijke . uitvoeringsvorm van de uitvinding afgebeeld waarbij de afstand tussen de bodem B van de door de twee vorktanden gedefinieerde (bijvoorbeeld hoekige) U-vormen de meest nabije buitenkant van de staander, wanneer het koppelingsmiddel correct is aangebracht in de staander, d, kleiner is gekozen dan in de uitvoeringsvorm van bijvoorbeeld figuur 17. De grote afstand D (groter dan d), die bij voorkeur groter is dan som de dikte van de staander en de breedte U van het deel van de bek dat uitsteekt achter de staander, kan het aanbrengen of het verwijderen van de ligger in de staander vereenvoudigen. Dit is in het bijzonder het geval wanneer de ligger aan beide zijden voorzien is van een dergelijk koppelingsmiddel. Meer algemeen geformuleerd is de afstand tussen de plaats waar de dwarsdoorsnede van het correct in de staander aangebrachte koppelingsmiddel (of de hiermee overeenkomende bek of vorktanden) groter wordt dan de dwarsdoorsnede van de betreffende opening en de meest nabij gelegen buitenkant van de staander bij voorkeur groter dan de dikte van de staander. Deze afstand is bij voorkeur groter dan de som van de dikte van de staander en de breedte U van het deel van het koppelingsmiddel of het bekken dat uitsteekt achter de staander.Figure 17A again shows a similar one. embodiment of the invention in which the distance between the bottom B of the (for example angular) U-shapes defined by the two forks is the closest outside of the upright, when the coupling means is correctly fitted in the upright, d, is chosen to be smaller than in the embodiment of, for example, figure 17. The large distance D (greater than d), which is preferably greater than the thickness of the upright and the width U of the part of the jaw protruding behind the upright, can provide it or simplify the removal of the beam in the upright. This is in particular the case when the beam is provided on both sides with such a coupling means. More generally formulated, the distance between the location where the cross-section of the coupling means correctly fitted in the post (or the corresponding jaw or fork teeth) becomes larger than the cross-section of the relevant opening and the nearest outside of the post is preferably larger than the thickness of the upright. This distance is preferably greater than the sum of the upright thickness and the width U of the part of the coupling means or the jaw protruding behind the upright.

In figuur 18 wordt een verdere uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding afgebeeld van het type "dubbele klauw" waarbij beide klauwen zich in de staander haken en dichtklemmen. Deze dubbele klauw omvat een eerste klauw 9 en een tweede klauw 9' die respectievelijk voorzien zijn van uitsparingen 91 en 92' die aangepast zijn om aan te grijpen met respectievelijk de onderkant van een bovenste en de bovenkant van een onderste opening in de staander, waarbij deze bovenste en onderste openingen zich aan dezelfde kant van de staander bevinden en opgelijnd zijn volgens de lengterichting van de staander. De onderste bek 9' is bevestigd aan het koppelingsmiddel door middel van een pivot 19. Een automatische borgings- of ontborgingsknop en aanstuurmechanisme 20 wordt voorzien, bijvoorbeeld aan de zijkant van het koppelingsmiddel 4. Het aanstuurmechanisme is gekoppeld met het borgingsmechanisme van het koppelingsmiddel, en kan bij voorkeur ook gekoppeld zijn met het koppelingsmiddel of het overeenstemmende koppelingsmiddel aan het andere uiteinde van de ligger, door middel van bijvoorbeeld een staafvormige koppeling 10B.Figure 18 depicts a further embodiment of the present invention of the "double claw" type, with both claws hooking and clamping in the upright. This double claw comprises a first claw 9 and a second claw 9 'which are respectively provided with recesses 91 and 92' adapted to engage with the bottom of an upper opening and the top of a lower opening in the upright, respectively these upper and lower openings are on the same side of the upright and are aligned in the longitudinal direction of the upright. The lower jaw 9 'is attached to the coupling means by means of a pivot 19. An automatic locking or unloading button and control mechanism 20 is provided, for example on the side of the coupling means 4. The control mechanism is coupled to the locking mechanism of the coupling means, and can preferably also be coupled to the coupling means or the corresponding coupling means at the other end of the beam, for example by means of a rod-shaped coupling 10B.

Figuur 18A toont een perspectiefbeeld van dezelfde uitvoeringsvorm.Figure 18A shows a perspective view of the same embodiment.

In figuren 18B en 18 F wordt de plaatsing van het koppelingsmiddel volgens de uitvoeringsvorm van figuur 18 aan een staander afgebeeld, waarbij het aanstuurmechanisme verder wordt gedetailleerd. Het aanstuurmechanisme omvat bij voorkeur een staafje 10 dat doorheen een longitudinale opening in het verbindingsmiddel 5 loopt en aan zijn uiteinde dat gericht is naar het dichtstbijzijnde koppelingsmiddel bevestigd is aan een L-vormig plaatje dat in het koppelingsmiddel het erin gehuisveste uiteinde van de onderste bek 9' kan blokkeren of deblokkeren. Het plaatje kan verder een deelelement omvatten om deze functie te vervullen. Doordat de onderste bek 9' pivoteerbaar gemonteerd is rondom een pivot 19 en het uitwendige deel van bek 9 typisch groter gekozen wordt dan het interne deel valt de bek automatisch open wanneer deze gedeblokkeerd is. Om het koppelingsmiddel aan te brengen aan de staander, wordt de eerste bek 9 typisch eerst in een bovenste opening 7B gestoken, wordt het daarna wat naar beneden gelaten zodanig dat de uitsparing 91 inhaakt in de zijkant van de staander op de onderkant van het gat 7B. Tussen de bovenkant van de bek 9 en de bovenkant van de opening 7 blijft er typisch nog een ruimte 7B' over.Figures 18B and 18F show the placement of the coupling means according to the embodiment of Figure 18 on a post, the driving mechanism being further detailed. The control mechanism preferably comprises a rod 10 which runs through a longitudinal opening in the connecting means 5 and at its end directed towards the nearest coupling means is attached to an L-shaped plate which in the coupling means the end of the lower jaw 9 housed therein 'can block or unblock. The plate may further comprise a sub-element to fulfill this function. Because the lower jaw 9 'is pivotably mounted around a pivot 19 and the outer part of jaw 9 is typically selected to be larger than the internal part, the jaw automatically opens when it is unblocked. To apply the coupling means to the post, the first jaw 9 is typically first inserted into an upper opening 7B, then it is lowered somewhat so that the recess 91 hooks into the side of the post on the bottom of the hole 7B . Between the top of the jaw 9 and the top of the opening 7, a space 7B 'is typically left.

De onderste bek 9' kan dan pivoterend dichtgedraaid worden om zodoende aan te grijpen in een onderste opening ΊΑ. Na het dichtgrijpen kan een automatisch borgingssysteem in werking treden, gebaseerd op de werking van het aanstuurmechanisme 20 dat de elementen 21 en/of 10 kan omvatten, zodanig dat de ligger vast komt te zitten aan de staander. Onderaan, tussen de onderkant van de onderste bek 9' en de bovenkant van de opening 7A blijft een ruimte 7A' achter. In deze uitvoeringsvorm is er geen verdere borging meer nodig door eventueel een element aan te brengen in één van de openingen 7A' of 7B'. Merk op dat de gaten 7A en 7B niet noodzakelijk aangrenzende gaten moeten zijn, en dat er 1 of meerdere gaten kan overgeslagen worden, naargelang de voorgedefinieerde afstand tussen de gaten. Voor een afstand van de orde van 3 cm kan het aanbevolen zijn van één, 2, of meerdere gaten over te slaan, om zodoende de sterkte van de koppeling te verbeteren. In sommige dergelijke uitvoeringsvormen kan het gebruik van diagonalen in de steiger minder of niet nodig zijn.The lower jaw 9 'can then be pivoted shut so as to engage in a lower opening ΊΑ. After being closed, an automatic locking system can be activated, based on the operation of the control mechanism 20, which can comprise the elements 21 and / or 10, such that the beam becomes stuck to the upright. At the bottom, between the bottom of the lower jaw 9 'and the top of the opening 7A, a space 7A' remains. In this embodiment, no further locking is required by possibly providing an element in one of the openings 7A 'or 7B'. Note that the holes 7A and 7B do not necessarily have to be adjacent holes, and that one or more holes can be skipped depending on the predefined distance between the holes. For a distance of the order of 3 cm, it may be recommended to skip one, 2, or multiple holes, in order to improve the strength of the coupling. In some such embodiments, the use of diagonals in the scaffold may be less or not necessary.

Deze werking wordt verder afgebeeld in figuur 18C. Bovenaan wordt het koppelingsmiddel afgebeeld wanneer het dichtgeklapt is. In de middelste afbeelding valt de onderste bek 9 open wanneer aanstuurmechanisme deze bek vrijlaat en deze bek bijgevolg ten gevolge van de zwaartekracht pivoteerbaar wegdraait en opent. In de onderste afbeelding wordt de bek dan opnieuw afgebeeld wanneer deze zou aangebracht zijn op een staander en geblokkeerd is door het aanstuurmechanisme 20.This operation is further illustrated in Figure 18C. The coupling means is shown at the top when it is closed. In the middle image, the lower jaw 9 falls open when the control mechanism releases this jaw and consequently pivotably turns away and opens this jaw due to gravity. In the lower image, the jaw is then redisplayed if it were mounted on a post and blocked by the actuator 20.

In figuur 18D wordt dezelfde uitvoeringsvorm afgebeeld waarbij echter een ligger wordt getoond die aan beide zijden voorzien is van een koppelingsmechanisme zoals bijvoorbeeld afgebeeld in figuur 18. Het valt op te merken dat deze uitvoeringsvorm bij voorkeur zodanig is dat de bovenkant van de ligger, die de koppelingsmiddelen omvat, geen uitsteeksels omvat, en dat de koppelingsmiddelen bij voorkeur vlak zijn, met hun oppervlak in het verlengde van het bovenoppervlak van de buis die de twee koppelingsmiddelen verbindt om zodoende de ligger te vormen.Figure 18D depicts the same embodiment, but showing a beam that is provided on both sides with a coupling mechanism as shown in Figure 18, for example. It should be noted that this embodiment is preferably such that the top of the beam that coupling means, does not include protrusions, and that the coupling means are preferably flat, with their surface in line with the upper surface of the tube connecting the two coupling means to thereby form the girder.

In figuur 18E wordt afgebeeld hoe het koppelingsmiddel ontkoppeld kan worden van de staander doordat het aanstuurmechanisme 20 de onderste bek ontgrendelt en deze onderste bek opnieuw vrij komt te staan en wegroteert uit de onderste opening, hierbij de ligger losmakend van de staander nadat ook de bovenste bek of klauw 9, voorzien van uitsparing 91, is verwijderd uit de bovenste opening.Figure 18E shows how the coupling means can be disconnected from the upright in that the control mechanism 20 unlocks the lower jaw and this lower jaw becomes free again and rotates away from the lower opening, thereby detaching the beam from the upright after also the upper jaw or claw 9, provided with recess 91, has been removed from the upper opening.

In figuren 18B, 18F en 18G wordt het aansturingsmechanisme dat dient voor het vergrendelen en ontgrendelen van de onderste klauw 9' verder afgebeeld. Een L-vormig plaatje 21 dat bevestigd is aan een verbindingsstaaf 10 die doorheen een opening in het verbindingsdeel 5 loopt, bestaat uit in hoofdzaak een eerste been 211, dat in hoofdzaak parallel loopt met de bovenkant van de behuizing die op haar beurt ook weer parallel loopt met het bovenoppervlak van het koppelingsmiddel, dat bij voorkeur onder rechte hoek verbonden is met een tweede been 212, dat gekoppeld is met de verbindingsstaaf 10. Door het L-vormig plaatje nu naar voren en naar achteren te schuiven, grijpt dit plaatje aan aan het in de behuizing aanwezige uiteinde van de klauw 9'. Zo kan de klauw 9' ofwel vastgezet worden ofwel vrijgelaten worden. Wanneer de klauw 9' wordt vrijgelaten kan deze naar beneden vallen. Een of meerdere deelelementen kunnen ook samenwerken met plaatje 21 om deze functie te verbeteren. Verder kan er een lip 213 aanwezig zijn die gekoppeld is met het plaatje (bijvoorbeeld met het tweede been 212), en die aangepast is om uit een opening 22 te steken, die aanwezig is in de zijkant van het koppelingsmiddel, i.h.b. in de zijkant van de behuizing van het koppelingsmiddel.In figures 18B, 18F and 18G, the control mechanism that serves to lock and unlock the lower jaw 9 'is further illustrated. An L-shaped plate 21 that is attached to a connecting rod 10 which runs through an opening in the connecting part 5 consists essentially of a first leg 211, which runs substantially parallel to the top of the housing which in turn is also parallel runs with the upper surface of the coupling means, which is preferably connected at right angle to a second leg 212, which is coupled to the connecting bar 10. By now sliding the L-shaped plate forwards and backwards, this plate engages the end of the claw 9 'present in the housing. Thus, the claw 9 'can either be locked or released. When the claw 9 'is released, it can fall down. One or more sub-elements can also cooperate with plate 21 to improve this function. Furthermore, a lip 213 may be present which is coupled to the plate (e.g., with the second leg 212) and adapted to protrude from an opening 22 present in the side of the coupling means, i.h.b. in the side of the coupling means housing.

In figuur 18H wordt een uitvoeringsvorm van dezelfde familie afgebeeld, waarbij een aanstuurmechanisme 10B wordt voorzien dat de ontgrendeling en vergrendeling van de koppelingsmiddelen aan de staander aan beide uiteinden van de ligger kan mogelijk maken. Dit kan bij voorkeur geschieden door middel van bijvoorbeeld een draaibeweging uit te voeren op een as die gekoppeld is met de staafjes 10 en 10' die in de koppelingsmiddelen zijn voorzien, zodanig dat een draai in één richting het naar voren duwen van de staafjes 10 en 10', of het terugtrekken van de staafjes 10 en 10' gelijktijdig aandrijft.Figure 18H shows an embodiment of the same family, wherein a control mechanism 10B is provided that can enable the unlocking and locking of the coupling means on the upright at both ends of the beam. This can preferably be done by, for example, performing a rotational movement on an axis which is coupled to the rods 10 and 10 'provided in the coupling means, such that a rotation in one direction pushing the rods 10 and 10 ', or the retraction of the rods 10 and 10' simultaneously drives.

In de figuren 19A, 19B, 19C wordt een verdere uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding afgebeeld waarin het koppelingsmiddel 4 twee klauwen omvat, en waarbij deze klauwen aangepast zijn om in de staander te haken in twee verschillende openingen aan dezelfde kant van de staander. Zo bevat de eerste klauw 9 een inkeping of uitsparing 91 aan de bovenoppervlak, terwijl de klauw 9' een inkeping of uitsparing 91' omvat aan zijn onderoppervlak. Na het aanbrengen van de klauw 9' in de onderste van de twee openingen waarbij de uitsparing 91' inhaakt over de onderste rand van de onderste opening, kan de bovenste klauw 9 naar boven gebracht worden om zodoende in te haken achter de bovenste rand van de bovenste opening door middel van de inkeping 91. Het naar boven brengen van de bovenste klauw kan op verschillende manieren gebeuren. Het kan bijvoorbeeld gebeuren door de bovenste klauw en het hiermee geassocieerde verbindingslichaam 901 te voorzien van een boring voorzien van schroefdraad. Een van schroefdraad voorziene stang die kan bevestigd zijn aan een van zijn uiteinden aan een draaiknop 190, kan dan aangebracht worden in de opening met schroefdraad van het lichaam 901. Verder is het lichaam 901 bij voorkeur verschuifbaar gemonteerd door middel van een asvormige protrusie 192 in een opening 191 die aanwezig is in het lichaam 901' van de onderste klauw. Deze opening 191 is bij voorkeur langwerpig en heeft een lengteas die bij voorkeur parallel loopt in de richting van de staander. De as van het lichaam 901 kan dan verschuifbaar bewegen en geleid worden in de opening 191 van het onderste lichaam 901'. Door de draaiknop 190 aan te draaien of los te draaien in de van schroefdraad voorziene boring in het onderste lichaam 901' kan de bovenste klauw bijgevolg naar boven en naar beneden bewogen worden ten opzichte van de onderste klauw. Zo kan voor het bevestigen van het koppelingsmiddel aan de staander de klauw 9 naar boven gebracht worden door de schroef 190 aan te draaien, terwijl het losmaken van de klauw uit de staander kan gebeuren door de schroef 190 los te draaien.Figures 19A, 19B, 19C depict a further embodiment of the present invention in which the coupling means 4 comprises two claws, and wherein these claws are adapted to hook into the upright in two different openings on the same side of the upright. Thus, the first claw 9 comprises a notch or recess 91 on the upper surface, while the claw 9 'comprises a notch or recess 91' on its lower surface. After mounting the claw 9 'in the lower of the two openings with the recess 91' hooking over the lower edge of the lower opening, the upper claw 9 can be raised to hook into the upper edge of the upper opening by means of the notch 91. The upper claw can be raised in various ways. It can be done, for example, by providing the upper claw and the associated connecting body 901 with a bore provided with screw thread. A threaded rod that can be attached to one of its ends to a rotary knob 190 can then be inserted into the threaded opening of the body 901. Further, the body 901 is preferably slidably mounted by means of an axis-shaped protrusion 192 in an opening 191 present in the lower claw body 901 '. This opening 191 is preferably elongated and has a longitudinal axis which preferably runs parallel in the direction of the upright. The axis of the body 901 can then be slidably moved and guided into the opening 191 of the lower body 901 '. Therefore, by turning or loosening the rotary knob 190 in the threaded bore in the lower body 901 ', the upper jaw can be moved up and down relative to the lower jaw. Thus, for attaching the coupling means to the post, the claw 9 can be raised by tightening the screw 190, while the claw can be released from the post by loosening the screw 190.

In figuren 20A, 20B en 20C worden verdere uitvoeringsvormen volgens de onderhavige uitvinding geïllustreerd, waarbij het koppelingsmiddel is voorzien van twee klauwen 9, 9' die aangepast zijn om aan te grijpen aan een enkele opening in een staander. De klauwen 9 en 9' zijn voorzien van uitsparingen 91 en 91' respectievelijk die aangepast zijn om aan te grijpen aan de bovenste rand en onderste rand respectievelijk van een enkele opening in de staander. De onderste klauw 9' kan bijvoorbeeld gefixeerd zijn aan het verbindingsdeel 5 terwijl de bovenste klauw 9 verplaatsbaar kan zijn in de verticale richting. Hiervoor zijn verschillende mechanismes denkbaar. In een bepaalde uitvoeringsvorm kan de bovenste klauw voorzien zijn van een boring met schroefdraad en kan er een stang met schroefdraad 193 die samenwerkt met een draaiknop 190 in de opening met schroefdraad in de bovenste klauw gedraaid worden zodanig dat de bovenste klauw naar boven en naar beneden kan verplaatst worden door de draaiknop 190 aan te draaien of los te draaien. Het valt op te merken dat dit soort koppelingsmiddelen in het algemeen voor een minder sterke koppeling zorgt dan de koppelingsmiddelen die aangrijpen aan ten minste twee openingen in de staander. Daarom zijn deze koppelingsmiddelen in het bijzonder aangepast voor de bevestiging van Steigerelementen die niet noodzakelijk moeten bijdragen tot de sterkte van de steiger, zoals bijvoorbeeld leuningen, maar de toepassingen zijn hiertoe niet beperkt.In figures 20A, 20B and 20C, further embodiments according to the present invention are illustrated, wherein the coupling means is provided with two claws 9, 9 'adapted to engage a single opening in an upright. The jaws 9 and 9 'are provided with recesses 91 and 91', respectively, which are adapted to engage with the upper edge and lower edge and with a single opening in the upright, respectively. The lower claw 9 'can for instance be fixed to the connecting part 5 while the upper claw 9 can be displaceable in the vertical direction. Various mechanisms are conceivable for this. In a particular embodiment, the upper claw can be provided with a threaded bore and a threaded rod 193 cooperating with a rotary knob 190 can be turned into the threaded opening in the upper claw such that the upper claw is raised and lowered can be moved by turning or turning the knob 190. It is to be noted that this type of coupling means generally causes a less strong coupling than the coupling means that engage at least two openings in the upright. Therefore, these coupling means are particularly adapted for the attachment of Scaffolding elements which do not necessarily have to contribute to the strength of the scaffolding, such as for example handrails, but the applications are not limited thereto.

In figuren 26A, 26B, 26C, 26D, 26E, 26F, 26G, 26H en 261 wordt een verdere uitvoeringsvorm volgens de onderhavige uitvinding afgebeeld. Het koppelingsmiddel omvat een bek 9, die in hoofdzaak is opgebouwd uit drie delen, namelijk een eerste deel 991, een tweede deel 992 en een derde deel 993 die in eikaars verlengde liggen. Het eerste 991 en het derde deel 993 hebben bij voorkeur dezelfde dwarsdoorsnede, die verder bij voorkeur in hoofdzaak gelijk is aan de dwarsdoorsnede van de openingen 7 in de staander, terwijl het tweede deel 992 een kleinere dwarsdoorsnede heeft dan het eerste en het derde deel. De afstand volgens de lengterichting van de bek 9 tussen het eerste deel en het derde deel is bij voorkeur in hoofdzaak gelijk aan de breedte van een overeenstemmende staander. De dwarsdoorsnede van het eerste deel 991 en het derde deel 993 is, wanneer het koppelingsmiddel correct geplaatst is in de staander, bij voorkeur breder dan de horizontale breedte van de opening van de staander zodanig dat het eerste en het derde deel zorgen voor een borging van het koppelingsmiddel ten opzichte van de staander. Het tweede deel, dat een kleinere doorsnede heeft, heeft bij voorkeur een doorsnede waarvan een zij oppervlak in hoofdzaak overeenkomt met een deel van het zij oppervlak van de onderste portie van de de gaten. Bovendien heeft het tweede deel 992 bij voorkeur een maximale diameter die kleiner is dan de horizontale breedte van de openingen in de staander. Dit maakt het mogelijk om, het koppelingsmiddel te laten aangrijpen met een staander, de staander eerst 90 graden te draaien rond zijn as ten opzichte van de uiteindelijke correcte positionering van het koppelingsmiddel in de staander, dan het eerste deel door de eerste opening aan één kant van de staander te steken, de bek 9 verder in de staander te duwen tot ook het tweede deel 992 in de staander is aangebracht en de bek verder doorheen de tweede tegenoverstaande opening in de staander te steken.Figures 26A, 26B, 26C, 26D, 26E, 26F, 26G, 26H and 261 depict a further embodiment of the present invention. The coupling means comprises a jaw 9, which is substantially composed of three parts, namely a first part 991, a second part 992 and a third part 993 which are in line with each other. The first 991 and the third part 993 preferably have the same cross section, which is further preferably substantially the same as the cross section of the openings 7 in the upright, while the second part 992 has a smaller cross section than the first and the third part. The distance along the longitudinal direction of the jaw 9 between the first part and the third part is preferably substantially equal to the width of a corresponding upright. The cross-section of the first part 991 and the third part 993, when the coupling means is correctly positioned in the post, is preferably wider than the horizontal width of the opening of the post such that the first and the third part ensure a locking of the coupling means relative to the upright. The second part, which has a smaller cross-section, preferably has a cross-section whose side surface substantially corresponds to a part of the side surface of the lower portion of the holes. Moreover, the second part 992 preferably has a maximum diameter that is smaller than the horizontal width of the openings in the upright. This makes it possible to allow the coupling means to engage with a post, first to rotate the post 90 degrees about its axis relative to the final correct positioning of the coupling means in the post, then the first part through the first opening on one side from the upright, to push the jaw 9 further into the upright until the second part 992 is also arranged in the upright and to further insert the jaw through the second opposite opening in the upright.

Eenmaal dit gebeurd is, kan het koppelingsmiddel terug 90 graden gedraaid worden rond zijn as, zodanig dat het eerste en het derde deel 991 en 993 zorgen voor een borging van het koppelingsmiddel in de richting orthogonaal op de zijvlakken van de staander die de openingen omvatten en zodat het tweede deel 992, dankzij het aan de onderkant van de opening complementair zijn van zijn oppervlak verder het koppelingsmiddel fixeert in die zin dat een rotatie van het koppelingsmiddel in het gat niet meer mogelijk is. Dit wordt in het bijzonder geïllustreerd in figuur 26F. Deze uitvoeringsvorm kan gebruikt worden voor verbindingselementen van het type leuning, maar is niet beperkt tot deze toepassingen.Once this is done, the coupling means can be rotated back 90 degrees about its axis such that the first and third parts 991 and 993 provide a locking of the coupling means in the direction orthogonal to the side faces of the upright comprising the openings and so that the second part 992, thanks to its surface being complementary at the bottom of the opening, further fixes the coupling means in the sense that rotation of the coupling means in the hole is no longer possible. This is particularly illustrated in Figure 26F. This embodiment can be used for handrail-type connecting elements, but is not limited to these applications.

In figuren 30A, 30B, 30C wordt er de uitvoeringsvorm van het type "geknikte ligger" afgebeeld, waarbij twee verbindingselementen die bij voorkeur van het horizontaal in de steiger aan te brengen type zijn, die aangebracht zijn op twee opeenvolgende niveaus in een staander (bijvoorbeeld niveaus N en N+l), maar waarbij de effectieve hoogte van verbindingselementen (bijvoorbeeld liggers) toch gelijk is en op een niveaus N+l/2 uitkomt. Dit kan geschieden door het lichaam 90 van een knik te voorzien, die het hoogteverschil tussen een niveau N en N+l/2 of het hoogteverschil tussen het niveau N+l en N+l/2 kan overbruggen.Figures 30A, 30B, 30C depict the embodiment of the "buckled girder" type, in which two connecting elements which are preferably of the type to be arranged horizontally in the scaffolding are arranged at two successive levels in an upright (e.g. levels N and N + 1), but where the effective height of connecting elements (for example beams) is nevertheless the same and reaches levels N + 1/2. This can be done by providing the body 90 with a bend that can bridge the height difference between a level N and N + 1/2 or the height difference between the level N + 1 and N + 1/2.

In figuur 27A, 27B en 27C wordt een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding afgebeeld die een pin afbeeldt voor gebruik in combinatie met staanders van de onderhavige uitvinding. Zoals eerder beschreven kunnen staanders volgens de onderhavige uitvinding boven elkaar, maar ook naast elkaar en tegen elkaar geplaatst worden . In sommige uitvoeringsvormen worden er andere verbindingselementen of koppelingsmiddelen vastgezet met een pin..Om dergelijke verbindingen te verwezenlijken kan er een pin 270 voorzien worden, die een langwerpig hoofddeel 272 omvat, omvattende een bij voorkeur massieve staaf, en 2 uiteinden aan beide zijden van het hoofddeel, het eerste uiteinde een schroefdraad 276 omvattende die aangepast is om samen te werken met een corresponderende moer 271 (bijvoorbeeld een vleugelmoer) en het tweede een kop 273 omvattende die aangepast is om de pin te blokkeren wanneer deze doorheen de één of meerdere staanders is gegaan. De kop 273 omvat in voorkeursuitvoeringsvormen een middel om het aanbrengen en/of verwijderen van de pin uit de staander te vereenvoudigen. Zo kan de kop bijvoorbeeld een ring of een andere structuur omvatten die de manuele verwijdering van de pin vereenvoudigt. De pin kan, bijvoorbeeld aan de kop, en al dan niet in combinatie met de ring of een gelijkaardige structuur, koppelingsmiddelen omvatten die aangepast zijn om samen te werken en/of aan te grijpen aan stand der techniek Steigerelementen, zoals bijvoorbeeld maar niet alleen spiekop kruiskoppelingen, kruiskoppelingen, draaikoppelingen of laskoppelingen. De lengte van het hoofddeel komt bij voorkeur in hoofdzaak overeen met de breedte van een staander, of met de breedte van 2 staanders. Het hoofddeel kan bij voorkeur een doorsnede hebben die in hoofdzaak overeenkomt met de doorsnede van de opening 7 in de staanders. Zoals afgebeeld in figuur 27C kunnen op deze wijze twee staanders 2 met standaardopeningen 7 met elkaar verbonden worden door de staanderpen dwars doorheen een eerste staander en daarna dwars doorheen een tweede staander te steken en het moerelement 271 aan het van schroefdraad voorziene eerste uiteinde van de pin aan te draaien.Figures 27A, 27B and 27C depict an embodiment of the present invention that depicts a pin for use with stands of the present invention. As previously described, uprights according to the present invention can be placed one above the other, but also side by side and against each other. In some embodiments, other connecting elements or coupling means are secured with a pin. In order to realize such connections, a pin 270 can be provided, which comprises an elongated main part 272, comprising a preferably solid rod, and 2 ends on both sides of the pin. main part, the first end comprising a thread 276 adapted to cooperate with a corresponding nut 271 (e.g. a wing nut) and the second comprising a head 273 adapted to block the pin when passing through the one or more uprights gone. In preferred embodiments, the head 273 comprises means for simplifying the insertion and / or removal of the pin from the post. For example, the head may comprise a ring or other structure that simplifies the manual removal of the pin. The pin can, for example at the head, and whether or not in combination with the ring or a similar structure, comprise coupling means which are adapted to cooperate and / or engage with prior art Scaffolding elements, such as, for example, but not only, wedge head universal joints, universal joints, rotary joints or welding joints. The length of the main part preferably corresponds substantially to the width of an upright or to the width of 2 uprights. The main part can preferably have a cross-section that substantially corresponds to the cross-section of the opening 7 in the uprights. As shown in Fig. 27C, in this way two uprights 2 with standard openings 7 can be connected to each other by inserting the upright pin transversely through a first upright and then transversely through a second upright and the nut element 271 at the threaded first end of the pin to turn on.

In Figuur 21 B worden 2 uitvoeringsvormen (R,L) van een voetvijzel 6 afgebeeld die aangepast is om gebruikt te worden in combinatie met een staander en andere verbindingselementen volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding. Een perspectiefbeeld van dezelfde uitvoeringsvormen wordt afgebeeld in Figuur 2IA (L + detail B,R + detail A). In Figuur 21 D wordt de uitvoeringsvorm R verder geïllustreerd door middel van een dwarsdoorsnede. In Figuur 21 E wordt de uitvoeringsvorm L verder geïllustreerd door middel van een dwarsdoorsnede. In Figuur 21 C worden verdere uitvoeringsvormen geïllustreerd.In Figure 21B 2 embodiments (R, L) of a foot auger 6 are shown that are adapted to be used in combination with a stand and other connecting elements according to embodiments of the present invention. A perspective view of the same embodiments is depicted in Figure 2IA (L + detail B, R + detail A). In Figure 21D, the embodiment R is further illustrated by means of a cross-section. In Figure 21 E, the embodiment L is further illustrated by means of a cross-section. Further embodiments are illustrated in Figure 21C.

De voetvijzels dienen om de niveauverschillen van het grondoppervlak op te vangen. De vijzels omvatten een bij voorkeur vierkante buis 61 die met een een basis of voet 27 is gekoppeld door middel van een buismoer 26. De onderkant van de buis 61 is gefixeerd (bijvoorbeeld gelast) aan een stang SI, die van schroefdraad is voorzien en gekoppeld is met de bovenkant van de buismoer 26. De basis is verder ook gekoppeld met een stang S2, die ook van schroefdraad is voorzien en gekoppeld is met de onderkant van de buismoer 26. De koppeling tussen de stang S2 en de voet 27 kan bijvoorbeeld gebeuren door middel van een koppeling van het kogelgewricht-type, om oneffenheden van het bodemoppervlak op zijn minst gedeeltelijk op te kunnen vangen. Op een bepaalde hoogte , (bijvoorbeeld halverwege de lengte van de buismoer) omdat de buismoer 26 één of meerdere, gaten 28 die aangepast zijn te koppelen met een draaistang. De gaten worden bij voorkeur voorzien in paren van tegenoverliggende gaten, zodat een draaistang volledige doorheen de buis moer 26 kan gestoken worden. Bij voorkeur kunnen er 2 dergelijke paren van gaten voorzien worden, waarvan de lijnen die de gaten van elk paar verbinden loodrecht op elkaar staan.The foot jacks serve to compensate for the differences in level of the ground surface. The jacks comprise a preferably square tube 61 which is coupled to a base or foot 27 by means of a tube nut 26. The bottom of the tube 61 is fixed (for example welded) to a rod S1, which is threaded and coupled is with the top of the pipe nut 26. The base is furthermore also coupled to a rod S2, which is also threaded and is coupled to the underside of the pipe nut 26. The coupling between the rod S2 and the base 27 can for instance take place by means of a coupling of the ball joint type, in order to be able to at least partially compensate for unevenness of the bottom surface. At a certain height, (for example, halfway along the length of the pipe nut) because the pipe nut 26 has one or more holes 28 which are adapted to be coupled to a turning rod. The holes are preferably provided in pairs of opposite holes, so that a twist rod can be fully inserted through the tube nut 26. Preferably, such pairs of holes can be provided with holes, the lines connecting the holes of each pair being perpendicular to each other.

De vijzel is verder aangepast zodat er ter hoogte van de gaten geen stangen SI of S2 aanwezig zijn.The jack is further adapted so that there are no rods S1 or S2 at the height of the holes.

De vijzel kan discontinu geregeld worden om de bvb 32 millimeter (of elke vooraf bepaalde afstand tussen 2 boven elkaar liggende gaten) door een pin 23 dwars door de voetvijzel te steken in corresponderende openingen.The jack can be discontinuously controlled to insert, for example, 32 millimeters (or any predetermined distance between 2 superimposed holes) through a pin 23 across the foot auger into corresponding openings.

Verder kan de hoogte van de vijzel continu geregeld worden door, bijvoorbeeld met behulp van een draaistang die koppelt met de buismoer door doorheen de gaten 28 aangebracht te worden, de buismoer te aan of los te draaien. De schoefdraden zijn daarvoor zodanig gekozen dat bij het draaien van de buismoer in een richting, die buis 61 naar boven wordt gestuwd, en de voet 27 naar beneden. In de andere richting gebeurt het omgekeerde.Furthermore, the height of the jack can be continuously adjusted by, for example, using a turning rod that connects to the pipe nut by fitting through the holes 28, turning the pipe nut on or off. The screw threads are therefore chosen such that when the pipe nut is turned in a direction, that tube 61 is pushed upwards, and the foot 27 is lowered. The opposite happens in the other direction.

De staanders kunnen in (R) of rond de buis 61 (L) schuiven.The uprights can slide in (R) or around the tube 61 (L).

In de uitvoeringsvorm L van Fig. 21 A,B,E is de pin onderaan voorzien van een verdikking waardoor deze zich gemakkelijk centreert in het midden van de voetvijzel 6. Bovenop de pin 23 is een ronde schijf 24 aangebracht die een centrale opening omvat en die hierdoor over de bij voorkeur vierkante buis 61 van de voetvijzel 6 schuift.In the embodiment L of FIG. 21 A, B, E the pin is provided with a thickening at the bottom so that it can easily center in the center of the foot auger 6. On top of the pin 23 a round disc 24 is provided which has a central opening and which therefore extends over the preferably square tube 61 of the foot auger 6 slides.

De staander komt bovenop de schijf te staan en schuift dus over de bij voorkeur vierkante buis 61 van de voetvijzel 6 tot wanneer hij steunt op de ring 24.The post is placed on top of the disc and thus slides over the preferably square tube 61 of the foot auger 6 until it rests on the ring 24.

In de buis van de voetvijzel kunnen speciale gaten 67 aangebracht zijn zodanig dat de staander steeds in alle gaten kan verbonden worden met alle bestaande koppelingsmiddelen. Hiervoor zijn de gaten gelijkaardig aan de gaten van de verbindingspen zoals eerder beschreven voor Figuur 24 (7*) en kunnen ze op gelijkaardige wijze beschreven worden.Special holes 67 can be provided in the tube of the foot jack, such that the upright can always be connected in all holes to all existing coupling means. For this, the holes are similar to the holes of the connecting pin as previously described for Figure 24 (7 *) and can be described in a similar manner.

In de uitvoeringsvorm R van Figuren 21A,B,D omvat de voetvijzel 6 een bij voorkeur vierkante buis 61 met speciale gaten 7**. In deze buis kan de staander 2 inschuiven. De gaten 7** zijn bij voorkeur gecentreerd op de gaten van een overeenkomstige staander en hebben een vorm die zodanig gekozen is dat het aanbrengen van koppelingsmiddelen volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding in de gaten van de staander niet wordt verhinderd. Bij voorkeur zijn de gaten dan ook groter dan de gaten van de staander, bij voorkeur in de lengterichting van de staander. Bovenop de buis van de voetvijzel ligt een speciale schijf 24' die over de buis van de voetvijzel schuift. Deze schijf is bovenaan voorzien van een groef 29, aangepast zodanig dat de pin 23 die dwars door de staander 2 gestoken wordt, zich kan centreren in de groef 29. Verder kan aan beide uiteinden van de groef een opstaande lip voorzien worden die het verschuiven van de pin onmogelijk maakt. Hierdoor wordt de pin eveneens geborgd.In the embodiment R of Figures 21A, B, D, the foot auger 6 comprises a preferably square tube 61 with special holes 7 **. The upright 2 can retract into this tube. The holes 7 ** are preferably centered on the holes of a corresponding upright and have a shape chosen so that the fitting of coupling means according to embodiments of the present invention to the uprights of the upright is not prevented. The holes are therefore preferably larger than the holes of the upright, preferably in the lengthwise direction of the upright. On top of the tube of the foot auger is a special disk 24 'that slides over the tube of the foot auger. This disc is provided with a groove 29 at the top, adapted such that the pin 23 which is inserted transversely through the upright 2 can center itself in the groove 29. Furthermore, an upright lip can be provided at both ends of the groove, makes the pin impossible. This also secures the pin.

In Figuur 2IC worden alternatieve uitvoeringsvormen van de types L en R geïllustreerd. In deze uitvoeringsvormen kan de staander 2 door middel van één of meerdere pinnen vastgemaakt worden aan de buis 61 van de vijzel. Hiervoor kan bijvoorbeeld een dubbele pin 23 worden gebruikt, die 2 pinnen of vorktanden omvat die aangepast zijn om doorheen de openingen in een staander aangebracht te worden (en in hoofdzaak dezelfde doorsnede hebbende). In deze uitvoeringsvormen kunnen de gaten in de buis 61 gelijkaardig zijn aan de gaten 7* en 7**, naargelang, en zoals besproken voor de eerdere uitvoeringsvormen, maar hebben telkens de eerste, eerste en tweede en/of verdere openingen nabij het vrijstaande uiteinde van de buis 61 (telkens voor elk zijvlak van de buis 61) openingen van het type 7. Dit. maakt het vastzetten van een staander op de buis 61 mogelijk met pinnen die een dwarsdoorsnede hebben overeenkomstig de gaten van het type 7.Alternative embodiments of the types L and R are illustrated in Figure 2IC. In these embodiments, the upright 2 can be attached to the tube 61 of the jack by means of one or more pins. For this purpose, for example, a double pin 23 can be used, which comprises 2 pins or fork tines which are adapted to be fitted through the openings in a post (and having substantially the same cross-section). In these embodiments, the holes in the tube 61 may be similar to the holes 7 * and 7 **, depending on and as discussed for the earlier embodiments, but each have the first, first and second and / or further openings near the free-standing end of the tube 61 (in each case for each side face of the tube 61) openings of the type 7. This. allows the fixation of a post on the tube 61 with pins having a cross-section corresponding to the type 7 holes.

Uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding kunnen ten minste enkele van de hieronder vermelde voordelen bieden: • De staander heeft geen uitstekende delen en heeft aldus een minimum aan stapelruimte nodig. Plaatsbesparing van 315% t.o.v. bepaalde concurrerende producten op de markt.Embodiments of the present invention can offer at least some of the advantages listed below: • The post has no protruding parts and thus requires a minimum of stacking space. Space saving of 315% compared to certain competing products on the market.

• Het systeem heeft geen opgelaste aansluitpunten zodat er geen beschadigingen kunnen opgelopen worden of er zich geen vuil zoals mortel of crepie kan op vastzetten.• The system has no welded-on connection points so that no damage can be sustained or dirt such as mortar or crepie can stick to it.

• Aansluit of koppelings mogelijkheden zijn er op relatief kleine afstanden, bijvoorbeeld om de ± 30 mm. Bestaande systeemsteigers hebben echter een aansluiting om de 500 mm. Praktisch wil dit zeggen dat bij de bestaande systemen de ruimte tussen de twee vloeren vastligt op 2 meter aangezien 2.50 meter te hoog is voor vele activiteiten in de bouwsector.• There are connection or coupling options at relatively small distances, for example every 30 mm. Existing system scaffolding, however, has a connection every 500 mm. In practical terms, this means that with existing systems, the space between the two floors is fixed at 2 meters, since 2.50 meters is too high for many activities in the construction sector.

• Bij de bestaande systemen dient men bij het overstappen naar een grotere ruimte tussen de vloeren te investeren in staanders en diagonalen. In uitvoeringsvormen van de steiger volgens de uitvinding kan men vrij kiezen voor de juiste hoogte. Liggers, consoles, uitbouwen enz. kunnen op elke gewenste hoogte en desgewenst in 4 richtingen probleemloos aan de staander worden bevestigd en dit om de bijvoorbeeld ± 30 mm.• With the existing systems, when switching to a larger space between the floors, one has to invest in uprights and diagonals. In embodiments of the scaffolding according to the invention, one can freely choose the correct height. Beams, brackets, removal, etc. can be attached to the upright at any desired height and optionally in 4 directions without any problems, and this for example ± 30 mm.

• Mogelijkheid om alle graden rondom de staander te bereiken door de klauw met kruisscharnier waardoor het maken van bochten in de steiger praktisch realiseerbaar wordt.• Possibility to reach all degrees around the upright through the claw with cross hinge, making it possible to make bends in the scaffolding practically.

• Diagonalen kunnen gemakkelijk op niveau N van de steiger in het gat boven de ligger en op niveau N+l (typisch 2 meter hoger) in het gat onder de ligger geplaatst worden. Daar het verschil slechts 30 mm is heeft dit geen noemenswaardige invloed op stabiliteit en krachtenverdeling. Zo blijven er steeds 4 gaten vrij op niveau N+l om horizontale verbindingen te maken.• Diagonals can easily be placed at level N of the scaffolding in the hole above the beam and at level N + 1 (typically 2 meters higher) in the hole below the beam. Since the difference is only 30 mm, this has no significant influence on stability and distribution of forces. In this way, 4 holes are always left at level N + 1 to make horizontal connections.

• Makkelijke en snelle afscherming van het geheel met zeildoek of krimpfolie aangezien de staanders glad zijn en er geen uitwendige delen of uitsteeksels zijn.• Easy and fast shielding of the whole with tarpaulin or shrink film as the uprights are smooth and there are no external parts or protrusions.

• De borging gebeurt niet met behulp van een (eventueel losse) spie. Er is geen hamer nodig voor de montage. Zo kan men sneller werken en heeft men beide handen vrij zodat er minder kans is op verwondingen. Bovendien is het steeds nemen en terug opbergen van de hamer een tijdrovend element in de opstelling en afbreken van de steiger.• The locking is not done with the help of a (possibly loose) key. No hammer is required for assembly. This way you can work faster and you have both hands free so that there is less chance of injury. Moreover, always taking and storing the hammer back is a time-consuming element in the arrangement and demolition of the scaffolding.

• De liggers kunnen eenvoudig gestapeld worden (afhangend van het type al dan niet geschrankt) waardoor er een plaatsbesparing van 63% bereikt kan worden in vergelijking met concurrerende producten op de markt.• The beams can easily be stacked (depending on the type, whether or not they are squared) so that a space saving of 63% can be achieved in comparison with competing products on the market.

• De beide klauwên van de liggers kunnen geborgd worden door één handeling uit te voeren langs slechts één kant van de ligger. Hierdoor zal de montagetijd en de fysieke belasting voor de monteur dalen.• The two jaws of the beams can be locked by performing one operation along only one side of the beam. This will reduce the installation time and the physical load for the fitter.

• De plaatsbesparing levert een substantiële kostenbesparing op ten opzichte van bepaalde stand der techniek steigers: o Daling vervoerskosten aangezien er meer onderdelen op 1 vrachtwagen geladen kunnen worden.• Saving space saves substantial costs compared to certain state-of-the-art scaffolding: o Decrease in transport costs since more parts can be loaded on 1 truck.

o Gewicht neemt de bovenhand op ruimte. De vrachtwagen moet ook niet meer zo hoog geladen worden wat bij draagt tot een verhoogde veiligheid tijdens het laden en lossen.o Weight takes the upper hand on space. The truck also no longer needs to be loaded so high, which contributes to increased safety during loading and unloading.

o Daling personeelskosten aangezien er minder bakken moeten geladen en gelost worden.o Reduction in personnel costs as fewer bins need to be loaded and unloaded.

o Minder omvangrijke stapelruimte nodig op de werf .o Less bulky storage space required on site.

o Daling van de magazijnkosten: meer opslag op een kleinere ruimte.o Decrease in warehouse costs: more storage in a smaller space.

• De tijdsbesparing levert een substantiële kostenbesparing op ten opzichte van bepaalde stand der techniek steigers: o Makkelijkere en snellere opstapeling van het product in de transportbakken.• The time saving results in substantial cost savings compared to certain state-of-the-art scaffolding: o Easier and faster stacking of the product in the transport bins.

o Minder aantal bakken laden en lossen ten gevolge van de plaatsbesparing.o Less number of bins loading and unloading due to space saving.

o Vermindering van het aantal transporten.o Reduction in the number of transports.

o Snelle montage- en demontagetijd door de eenvoudige werkwijze van het product.o Fast assembly and dismantling time due to the simple method of the product.

• Verhoging van de veiligheid: o Verhoging van de veiligheid aangezien er geen hulpmateriaal (bv. hamer) vereist is om de stelling te monteren en demonteren. De monteur kan steeds de mogelijkheid hebben om 1 hand vrij te houden wat leidt tot een verhoging van de veiligheid.• Increase safety: o Increase safety since no auxiliary material (eg hammer) is required to assemble and disassemble the rack. The fitter can always have the option of keeping 1 hand free, which leads to an increase in safety.

o Bij het handmatig verplaatsen van het materiaal is het veel makkelijker en veiliger om staanders zonder uitsteeksels te dragen (geen schotels of schijven).o When moving the material manually, it is much easier and safer to carry uprights without protrusions (no trays or discs).

o Verhoging van de veiligheid tijdens het transport en tijdens het laden en lossen aangezien de transportbakken veel minder hoog moeten gestapeld worden tengevolge van de plaatsbesparing.o Increasing safety during transport and during loading and unloading since the transport bins have to be stacked much less high due to the space saving.

Uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding verschillen bovendien met stand der techniek systemen in ten minste een van de onderstaande aspecten: 1. Buizen (zowel staanders, liggers als diagonalen) kunnen bij voorkeur vierkant of rechthoekig zijn daar waar deze in de bestaande systemen meestal rond zi jn.Embodiments of the present invention furthermore differ with prior art systems in at least one of the following aspects: 1. Tubes (both uprights, beams, and diagonals) may preferably be square or rectangular where they are usually around in the existing systems. .

2. inhaaksysteem van de liggers.2. hook system of the beams.

3. Aansluitmogelijkheden om de 30 mm in bij voorkeur de 4 richtingen.3. Connection options every 30 mm in preferably the 4 directions.

4. Geen aangelaste rozetten of kuipen aan de staanders.4. No damaged rosettes or tubs on the uprights.

5. Geen gereedschappen nodig voor montage.5. No tools required for assembly.

6. Veel grotere stapelcapaciteit.6. Much larger stacking capacity.

Terwijl sommige hierin beschreven uitvoeringsvormen sommige maar geen andere eigenschappen inbegrepen in andere uitvoeringsvormen omvatten, zijn combinaties of eigenschappen van verschillende uitvoeringsvormen bedoeld om zich binnen het bereik van de uitvinding te bevinden, en verschillende uitvoeringsvormen te vormen, zoals begrepen zou worden door vakman. Zo zijn eigenschappen besproken voor een van de aspecten van de onderhavige uitvinding typisch ook toepasbaar in uitvoeringsvormen van de andere aspecten.While some embodiments described herein include some but no other features included in other embodiments, combinations or features of different embodiments are intended to be within the scope of the invention, and to form different embodiments, as would be understood by those skilled in the art. Thus, features discussed for one of the aspects of the present invention are typically also applicable to embodiments of the other aspects.

Terwijl de beginselen van de uitvinding hierboven beschreven zijn in verband met specifieke uitvoeringsvormen, moet het duidelijk begrepen worden dat deze beschrijving slechts gemaakt is bij wijze van voorbeeld, en niet beperkend is voor het bereik van bescherming die bepaald is door de toegevoegde conclusies.While the principles of the invention have been described above in connection with specific embodiments, it is to be clearly understood that this description is made by way of example only, and is not limitative of the scope of protection defined by the appended claims.

tt

Claims (42)

1. Een steiger, omvattende ten minste één staander en één verbindingselement, de staander en het verbindingselement elk in hoofdzaak de vorm hebbende van het buis-type met het kenmerk, dat de staander ten minste 1 opening vertoont en dat een uiteinde van het verbindingselement een eerste koppelingsmiddel omvat dat aangrijpt in deze opening.A scaffolding comprising at least one upright and one connecting element, the upright and the connecting element each substantially having the shape of the tube type, characterized in that the upright has at least 1 opening and that one end of the connecting element first coupling means which engages in this opening. 2. Een steiger volgens conclusie 1, waarin de staander verder ten minste een tweede opening omvat en waarin één verbindingselement een koppelingsmiddel omvat dat aangrijpt in deze 2 openingen.A scaffold according to claim 1, wherein the post further comprises at least a second opening and wherein one connecting element comprises a coupling means that engages in these 2 openings. 3. Een steiger volgens conclusie 2, waarin de eerste en de tweede opening zich aan tegenoverliggende zijden van de staander bevinden.A scaffolding according to claim 2, wherein the first and the second opening are on opposite sides of the upright. 4. Een steiger volgens conclusie 3, waarbij de eerste en de tweede opening zich op hoofdzakelijk dezelfde hoogte bevinden.A scaffold according to claim 3, wherein the first and the second opening are at substantially the same height. 5. Een steiger volgens conclusie 3 tot 4, waarin de staander verder ten minste een derde en een vierde opening omvat waarbij de derde en de vierde opening in het verlengde liggen, volgens de lengterichting van de staander, van de eerste en de tweede opening respectievelijk, waarin de derde en de vierde opening zich verder hoofdzakelijk op dezelfde hoogte bevinden en waarin het koppelingsmiddel van het verbindingselement ten minste 2 vorktanden omvat die aangrijpen aan de 4 openingen, waarbij de eerste vorktand aangrijpt aan de eerste en de tweede opening en de tweede vorktand aangrijpt aan de derde en de vierde opening.A scaffold according to claims 3 to 4, wherein the upright further comprises at least a third and a fourth opening wherein the third and the fourth opening are in line, along the lengthwise direction of the upright, of the first and the second opening respectively , in which the third and fourth openings are furthermore substantially at the same height and in which the coupling means of the connecting element comprises at least 2 fork teeth which engage at the 4 openings, the first fork tooth engaging the first and the second opening and the second fork tooth engages the third and fourth openings. 6. Een steiger volgens conclusie 2, waarin de eerste en de tweede opening zich in eikaars verlengde bevinden volgens een richting die in hoofdzaak parallel is met de lengterichting van de staander.A scaffold according to claim 2, wherein the first and the second opening are in line with each other in a direction that is substantially parallel to the longitudinal direction of the upright. 7. Een steiger volgens een der voorgaande conclusies, waarin het koppelingsmiddel van het verbindingselement ten minste 2 klauwen omvat.A scaffold according to any one of the preceding claims, wherein the coupling means of the connecting element comprises at least 2 claws. 8. Een steiger volgens een der vorige conclusies 2-7, waarbij de eerste en de tweede opening gelijkvormig zijn.A scaffolding according to any one of the preceding claims 2-7, wherein the first and the second opening are of the same shape. 9. Een steiger volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de staanders in hoofdzaak cirkelvormig zijn in dwarsdoorsnede.A scaffolding according to any one of the preceding claims, characterized in that the uprights are substantially circular in cross-section. 10. Een steiger volgens een der voorgaande conclusies 1-8, met het kenmerk dat de staanders in hoofdzaak rechthoekig zijn in dwarsdoorsnede en bijgevolg in hoofdzaak uit 4 longitudinale zijvlakken zijn opgebouwd, waarbij ten minste twee van deze zijvlakken voorzien zijn van ten minste twee gaten en gericht zijn in de richting van naburige staanders.A scaffolding according to any one of the preceding claims 1-8, characterized in that the uprights are substantially rectangular in cross-section and are therefore essentially made up of 4 longitudinal side surfaces, wherein at least two of these side surfaces are provided with at least two holes and are directed in the direction of neighboring uprights. 11. Een steiger volgens een der voorgaande conclusies, die ten minste 2 in eikaars verlengde geplaatste en gekoppelde staanders omvat, waarin de staanders verbonden zijn door een verbindingspen die langs een eerste van zijn uiteinden gefixeerd is in een van de uiteinden van de ene staander, en waarvan het tweede van zijn uiteinden in een uiteinde van de tweede staander is aangebracht.A scaffolding according to any one of the preceding claims, comprising at least 2 uprights placed and coupled in line with each other, wherein the uprights are connected by a connecting pin which is fixed along one of its ends in one of the ends of the one upright, and the second of its ends being arranged in one end of the second post. 12. Een steiger volgens conclusie 11, waarin de verbindingspen ten minste één opening omvat ter hoogte van een overeenkomstige opening in de staander.A scaffolding according to claim 11, wherein the connecting pin comprises at least one opening at the level of a corresponding opening in the upright. 13. Een steiger volgens conclusie 12, waarin de opening in de verbindingspen groter is dan de opening van de overeenkomstige opening in de staander, bij voorkeur volgens de lengte richting van de staander, zodanig dat de ruimte rondom en nabij de interne rand van de overeenkomstige opening in de buis vrij wordt gehouden.A scaffolding according to claim 12, wherein the opening in the connecting pin is larger than the opening of the corresponding opening in the upright, preferably in the longitudinal direction of the upright, such that the space around and near the internal edge of the corresponding opening in the tube is kept free. 14. Een staander die aangepast is om deel uit te maken van een steiger volgens één der conclusies 1-13, met het kenmerk, dat de staander van het huistype is en ten minste 1 opening omvat die aangepast en aangebracht is om een koppelingsmiddel van een verbindingselement te ontvangen.A post that is adapted to form part of a scaffold according to any one of claims 1-13, characterized in that the post is of the house type and comprises at least 1 opening adapted and arranged around a coupling means of a receiving element. 15. Een staander volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat de staander ten minste 2 openingen omvat die aangepast en aangebracht zijn om een koppelingsmiddel van een verbindingselement te ontvangen.A post according to claim 14, characterized in that the post comprises at least 2 openings adapted and arranged to receive a coupling means from a connecting element. 16. Een staander volgens conclusie 15, waarin de eerste en de tweede opening zich aan tegenoverliggende zijden van de staander bevinden.A stand according to claim 15, wherein the first and the second opening are on opposite sides of the stand. 17. Een staander volgens conclusie 15, waarin de eerste en de tweede opening zich in eikaars verlengde bevinden volgens een richting die in hoofdzaak parallel is met de lengte richting van de staander.A post according to claim 15, wherein the first and the second opening are in line with each other in a direction that is substantially parallel to the longitudinal direction of the post. 18. Een staander volgens een der voorgaande conclusies 14-17, met het kenmerk, dat de openingen in hoofdzaak van het ellips-type of ei-type zijn en waarbij de lengteas van de opening in hoofdzaak evenwijdig loopt met de lengterichting van de staander.An upright according to any one of the preceding claims 14-17, characterized in that the openings are substantially of the ellipse type or egg type and wherein the longitudinal axis of the opening is substantially parallel to the longitudinal direction of the upright. 19. Een staander volgens een der voorgaande conclusies 14-18, met het kenmerk, dat de staanders in hoofdzaak cirkelvormig zijn in dwarsdoorsnede.19. A post according to any one of the preceding claims 14-18, characterized in that the posts are substantially circular in cross-section. 20. Een staander volgens een der voorgaande conclusies 14-19, met het kenmerk, dat de staanders in hoofdzaak rechthoekig of vierkant zijn in dwarsdoorsnede en bijgevolg in hoofdzaak 4 longitudinale zijvlakken omvatten.A post according to any one of the preceding claims 14-19, characterized in that the posts are substantially rectangular or square in cross-section and consequently comprise substantially 4 longitudinal side surfaces. 21. Een staander volgens een der conclusies 15-20, waarin de staander ten minste 2 kolommen van gelijkvormig zijnde openingen omvat volgens de lengte richting van de staander, in ten minste 2 verschillende van 4 orthogonaal op elkaar staand gekozen richtingen volgens de dwarsdoorsnede van de staander.A post according to any of claims 15-20, wherein the post comprises at least 2 columns of similarly shaped openings according to the longitudinal direction of the post, in at least 2 different directions chosen from 4 orthogonal to each other according to the cross-section of the stand. 22. Een staander volgens een der conclusies 15-20, waarin de staander 4 kolommen van gelijkvormig zijnde openingen omvat volgens de lengte richting van de staander, in 4 orthogonaal op elkaar staand gekozen richtingen volgens de dwarsdoorsnede van de staander.A post according to any of claims 15-20, wherein the post comprises 4 columns of similarly shaped openings according to the longitudinal direction of the post, in 4 orthogonal superimposed directions according to the cross-section of the post. 23. Een staander volgens een der vorige conclusies 21-22, waarin aangrenzende gelijkvormige openingen in een zelfde kolom zich telkens op een constante afstand van elkaar bevinden.A stand as claimed in any one of the preceding claims 21-22, wherein adjacent similar openings in the same column are each time at a constant distance from each other. 24. Een staander volgens een der vorige conclusies 14-23, die verder een verbindingspen omvat die langs een eerste van zijn uiteinden gefixeerd is in een van de uiteinden van de staander.A post as claimed in any one of the preceding claims 14-23, further comprising a connecting pin which is fixed along one of its ends to one of the ends of the post. 25. Een staander volgens conclusie 24, waarin de verbindingspen ten minste één opening omvat ter hoogte van een overeenkomstige opening in de staander.A post according to claim 24, wherein the connecting pin comprises at least one opening at the level of a corresponding opening in the post. 26. Een staander volgens conclusie 25, waarin de opening in de verbindingspen groter is dan de opening van de overeenkomstige opening in de staander, bij voorkeur volgens de lengte richting van de staander, zodanig dat de ruimte nabij de interne rand van de overeenkomstige opening in de buis vrij wordt gehouden.A post according to claim 25, wherein the opening in the connecting pin is larger than the opening of the corresponding opening in the post, preferably according to the length direction of the post, such that the space near the internal edge of the corresponding opening is the tube is kept free. 27. Een verbindingselement voor gebruik in een steiger volgens één der conclusies 1-13, dat een koppelingsmiddel omvat dat aangepast is om te koppelen met een in hoofdzaak buisvormige staander, met het kenmerk, dat het koppelingsmiddel aangepast is om aan te grijpen aan ten minste één opening in de staander.A connecting element for use in a scaffolding as claimed in any of the claims 1-13, which comprises a coupling means adapted for coupling to a substantially tubular upright, characterized in that the coupling means is adapted to engage at least one opening in the stand. 28. Een verbindingselement volgens conclusie 27, waarin het koppelingsmiddel ten minste 1 klauw omvat die aangepast is om in de opening aangebracht te worden, en om vast te haken in de staander achter de opening.A connecting element according to claim 27, wherein the coupling means comprises at least 1 claw adapted to be arranged in the opening and to hook into the post behind the opening. 29. Een verbindingselement volgens conclusie 27, met het kenmerk, dat het koppelingsmiddel aangepast is om aan te grijpen aan ten minste twee openingen in de staander.A connecting element according to claim 27, characterized in that the coupling means is adapted to engage at least two openings in the upright. 30. Een verbindingselement volgens conclusie 29, waarin het koppelingsmiddel twee klauwen omvat die aangepast zijn om aan te grijpen aan de twee openingen die zich aan dezelfde kant van de staander bevinden.A connecting element according to claim 29, wherein the coupling means comprises two claws adapted to engage the two openings located on the same side of the upright. 31. Een verbindingselement volgens conclusie 30, waarin het koppelingsmiddel twee vast ten opzichte van elkaar gepositioneerde klauwen omvat die na het aanbrengen in de respectievelijke opening aangrijpen achter de onderkant van de respectievelijke openingen.A connecting element according to claim 30, wherein the coupling means comprises two fixedly positioned jaws which after fitting into the respective opening engage behind the bottom of the respective openings. 32. Een verbindingselement volgens conclusie 30, waarin het koppelingsmiddel twee klauwen omvat die aangepast zijn om na het aanbrengen in de respectievelijke openingen, uit elkaar geduwd te worden zodat de twee klauwen aangrijpen aan de onderkant van de onderste en de bovenkant van de bovenste opening respectievelijk.A connecting element according to claim 30, wherein the coupling means comprises two claws adapted to be pushed apart after fitting into the respective openings so that the two claws engage at the bottom of the bottom and the top of the top opening respectively . 33. Een verbindingselement volgens conclusie 30, waarin het koppelingsmiddel twee klauwen omvat die aangepast zijn om na het aanbrengen in de respectievelijke openingen, naar elkaar getrokken te worden zodat de twee klauwen aangrijpen aan de onderkant van de bovenste en de bovenkant van de onderste opening respectievelijk.A connecting element according to claim 30, wherein the coupling means comprises two jaws adapted to be pulled towards each other after fitting into the respective openings so that the two jaws engage at the bottom of the upper and the top of the lower opening, respectively . 34. Een verbindingselement volgens conclusie 29, waarin het koppelingsmiddel aangepast is om een doorsteekverbinding te vormen doorheen de eerste en de tweede opening van een staander, die zich aan tegenoverliggende zijden van de staander bevinden.A connecting element according to claim 29, wherein the coupling means is adapted to form a push-through connection through the first and the second opening of an upright, which are located on opposite sides of the upright. 35. Een verbindingselement volgens conclusie 34, waarin het koppelingsmiddel ten minste 2 vorktanden omvat die aangepast zijn om aan te grijpen aan 4 openingen in de staander, waarbij de 4 openingen 2 paar van tegenoverstaande openingen omvat die opgelijnd zijn volgens de lengterichting van de staander.A connecting element as claimed in claim 34, wherein the coupling means comprises at least 2 forks adapted to engage with 4 openings in the upright, wherein the 4 openings comprises 2 pairs of opposite openings aligned in the longitudinal direction of the upright. 36. Een verbindingselement volgens een der voorgaande conclusies 27 tot 35, met het kenmerk dat het verder ten minste één kruisscharnier of middel met gelijkaardige functionaliteit omvat.A connecting element according to any one of the preceding claims 27 to 35, characterized in that it further comprises at least one cross hinge or means with similar functionality. 37. Een verbindingselement volgens een der voorgaande conclusies 27 tot 36, waarin het element een ligger of diagonaal voor een steiger betreft.A connecting element according to any one of the preceding claims 27 to 36, wherein the element relates to a beam or diagonal for a scaffolding. 38. Een verbindingselement volgens een der voorgaande conclusies 27 tot 37, dat verder een geïntegreerd borgmiddel omvat om het verbindingselement te borgen.A connecting element according to any one of the preceding claims 27 to 37, which further comprises an integrated locking means for securing the connecting element. 39. Een element voor gebruik in een steiger volgens één der conclusies 1-13, samen met een staander volgens een der conclusies 14 tot 26, dat een koppelingsmiddel omvat dat aangepast is om aan te grijpen aan één of meerdere openingen van de staander.An element for use in a scaffold according to any of claims 1-13, together with a post according to any of claims 14 to 26, which comprises a coupling means adapted to engage one or more openings of the post. 40. Een element volgens conclusie 39, waarin het een tralie ligger, console, leuning of kantplank betreft.An element according to claim 39, wherein it is a lattice girder, console, handrail or side board. 41. Een voetvijzel voor gebruik in een steiger volgens één der conclusies 1-13, die aangepast is om samen te werken met een staander volgens een der conclusies 14 tot 26.A foot jack for use in a scaffold according to any of claims 1-13, which is adapted to cooperate with a post according to any of claims 14 to 26. 42. Een voetvijzel volgens conclusie 41, die verder aangepast is om samen te werken met een verbindingselement volgens een der conclusies 27 tot 38.A foot auger according to claim 41, which is further adapted to cooperate with a connecting element according to any one of claims 27 to 38.