BE1012494A3 - Device for the insertion of a weft thread. - Google Patents

Device for the insertion of a weft thread. Download PDF

Info

Publication number
BE1012494A3
BE1012494A3 BE9900143A BE9900143A BE1012494A3 BE 1012494 A3 BE1012494 A3 BE 1012494A3 BE 9900143 A BE9900143 A BE 9900143A BE 9900143 A BE9900143 A BE 9900143A BE 1012494 A3 BE1012494 A3 BE 1012494A3
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
weft thread
collars
limited
fluid flow
longitudinal direction
Prior art date
Application number
BE9900143A
Other languages
Dutch (nl)
Original Assignee
Picanol Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Picanol Nv filed Critical Picanol Nv
Priority to BE9900143A priority Critical patent/BE1012494A3/en
Priority to PCT/EP2000/001666 priority patent/WO2000052242A1/en
Application granted granted Critical
Publication of BE1012494A3 publication Critical patent/BE1012494A3/en

Links

Classifications

    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D47/00Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms
    • D03D47/28Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms wherein the weft itself is projected into the shed
    • D03D47/30Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms wherein the weft itself is projected into the shed by gas jet
    • D03D47/3006Construction of the nozzles
    • D03D47/3013Main nozzles

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Textile Engineering (AREA)
  • Looms (AREA)

Abstract

Inrichting voor het inbrengen van een inslagdraad die een element (15,34,37,20) bevat met minstens één kraag (16,17,18,19) voor het geleiden van een fluidumstroom, waarbij de minstens één kraag (16,17,18,19) een oppervlak (31,32,35,36,38,39) bevat voor het geleiden van de fluidumstroom dat en beperkt tangentiaal verloop vertoont, teneinde een beperkte draaibeweging in de fluidumstroom naar de inslagdraad te veroorzaken.Device for introducing a weft thread containing an element (15,34,37,20) with at least one collar (16,17,18,19) for conducting a fluid flow, the at least one collar (16,17, 18,19) includes a surface (31,32,35,36,38,39) for guiding the fluid flow which exhibits a limited tangential variation, so as to cause a limited rotational movement in the fluid flow towards the weft thread.

Description

       

   <Desc/Clms Page number 1> 
 



  Inrichting voor het inbrengen van een inslagdraad. 



  De uitvinding betreft een inrichting voor het inbrengen van een inslagdraad die een element bevat voor het geleiden van een fluidumstroom naar een inslagdraad, dat minstens   een   kraag bevat voor het geleiden van deze fluidumstroom volgens de lengterichting van dit element. 



  Een dergelijke inrichting voor het inbrengen van een inslagdraad is gekend uit WO 9854385. Deze inrichting bevat een eerste element met een doorgang voor een inslagdraad. Een fluidumstroom, zoals een luchtstroom, wordt volgens de lengterichting van de inrichting geleid door een kanaal dat zieh uitstrekt tussen de buitenwand van dit eerste element en binnenwand van een boring in een tweede element dat om het eerste element is opgesteld. Het eerste element bevat vier radiaal opgestelde kragen die ter hoogte van het voornoemde kanaal zijn opgesteld. Bij zwakke en weinig getorste inslagdraden bestaat het gevaar dat die inslagdraden bij het begin van een inslaginbreng in de voornoemde inrichting kapot geblazen worden, zodat dergelijke inrichting minder geschikt is voor het verweven van zwakke en weinig getorste inslagdraden. 



  Het doel van de uitvinding is een inrichting voor het inbrengen van een inslagdraad die toelaat zwak en weinig getorst garen feilloos te verweven. 



  Tot dit doel, bevat de minstens   een   kraag een oppervlak voor het geleiden van deze luchtstroom dat een beperkt tangentiaal verloop vertoont, teneinde een beperkte draaibeweging in de luchtstroom naar de inslagdraad te veroorzaken. 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 Door dit oppervlak wordt een bepaalde draaibeweging in de fluidumstroom naar de inslagdraad veroorzaakt, die voldoende is om een tors of een bijkomende tors aan de inslagdraad op te leggen terwijl die in de inrichting geleid wordt. Door die tors wordt vermeden dat de inslagdraad kapot geblazen wordt in de inrichting. 



  Door de beperkte draaibeweging van de fluidumstroom wordt vermeden dat de aanvang van de inslagdraad, die gedurende een bepaalde tijd stil staat in de inrichting en zodoende gedurende langere tijd samenwerkt met de fluidumstroom dan het overige gedeelte van de inslagdraad, teveel getorst zou worden. Hierdoor wordt tevens vermeden dat een weefsel van mindere kwaliteit zou geweven worden, meer speciaal een weefsel met een ongelijkmatig weefselaspect waarbij aan de zijde tegenover de voornoemde inrichting sterker getorste inslagdraden aanwezig zouden zijn dan aan de zijde nabij de voornoemde inrichting. 



  Volgens een uitvoeringsvorm bevat het voornoemd element bij voorkeur meerdere kragen die elk een beperkte draaibeweging in de luchtstroom naar de inslagdraad veroorzaken. Dit laat toe een gelijkmatige draaibeweging in de luchtstroom naar de inslagdraad te bekomen. 



  Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm vormt het oppervlak een beperkte hoek met de lengterichting van het element. Deze hoek is bij voorkeur kleiner dan tien graden, en bij voorkeur kleiner dan vijf graden. Voor zeer zwakke en zeer weinig getorste garens is proefondervindelijk vastgesteld dat goede resultaten bekomen worden met een hoek gelegen tussen drie en vier graden. Dit betekent dat er weinig breuken van de 

 <Desc/Clms Page number 3> 

 inslagdraden ter hoogte van de inrichting zelf voorkomen, en dat een weefsel met een gelijkmatig weefselaspect wordt bekomen. 



  Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm bevat het element met   een   of meerdere kragen een doorgang met een ingang en een uitgang voor een inslagdraad, die de ingang voor de inslagdraad van de inrichting vormt. Dit maakt een eenvoudige constructie van de inrichting mogelijk, en laat toe op een eenvoudige manier een dergelijk element te vervangen. 



  Volgens een uitvoeringsvorm strekken de kragen van het voornoemde element zich uit tot een tweede element, teneinde het element met de meerdere kragen en het tweede element onderling te positioneren. Dit laat toe het element met de kragen op een eenvoudige manier in de inrichting aan te brengen, zodat op een eenvoudige manier naar keuze een bepaald element volgens de uitvinding in de inrichting kan aangebracht worden. 



  Teneinde de kenmerken en de verdere voordelen van de uitvinding duidelijker naar voor te brengen, wordt de uitvinding hieronder nader toegelicht aan de hand van tekeningen met uitvoeringsvoorbeelden, waarin : figuur 1 schematisch een luchtweefmachine met meerdere inrichtingen volgens de uitvinding weergeeft ; figuur 2 een doorsnede volgens een horizontaal vlak II van een inrichting van figuur 1 weergeeft ; figuur 3 een zicht van een element met kragen volgens de uitvinding weergeeft ; 

 <Desc/Clms Page number 4> 

 figuur 4 een zieht volgens pijl F4 in figuur 3 weergeeft ; figuur 5 een variante van figuur 3 weergeeft ; figuur 6 nog een variante van figuur 3 weergeeft. 



  Figuur 1 toont een gedeelte van een luchtweefmachine waarbij een insertiesysteem 1 op een weeflade 2 is gemonteerd. De weeflade 2 draagt een riet 3, dat voorzien is van een geleidingskanaal 4 voor het inbrengen van een inslagdraad. In het bereik van het riet 3 wordt een door kettingdraden 5 gevormd weefvak 6 weergegeven, waarin de inslagdraden ingebracht worden, die vervolgens door het riet 3 tegen de weefselrand van het weefsel 7 aangeslagen worden. 



  Het insertiesysteem 1 bevat in het weergegeven voorbeeld vier houders 8, die elk met bouten 9 aan een op de weeflade 2 aangebrachte grondplaat 10 zijn bevestigd. 



  Elke houder 8 houdt op een wijze zoals beschreven in WO 9854385 twee inrichtingen 11,12 voor het inbrengen van een inslagdraad. De tegenover de houders 8 gelegen einden van de inrichtingen 11,12 worden door een houdelement 13 aan de grondplaat 10 voorzien. Verder worden leidingen 14 voor het toevoeren van perslucht weergegeven. Bij luchtweefmachines worden de voornoemde inrichtingen 11,12 hoofdblazers genoemd. 



  Figuur 2 geeft in meer detail een inrichting 11 volgens de uitvinding weer, waarbij de inrichting 11 een element 15 bevat voor het geleiden van een luchtstroom naar een inslagdraad die zieh axiaal volgens de lengterichting doorheen de inrichting 11 uitstrekt. Het element 15 bevat, zoals weergegeven in figuren 2 tot 4, meerdere kragen 16,17, 18 en 19 die om het voornoemde element 15 

 <Desc/Clms Page number 5> 

 zijn opgesteld. Die kragen strekken zieh uit tot een tweede element 20 dat om het eerste element 15 is opgesteld. Tussen het element 15 en het tweede element 20 wordt een kanaal 21 gevormd waardoor een luchtstroom volgens de lengterichting van de elementen 15, 20 naar de inslagdraad wordt geleid. De elementen 15 en 20 zijn axiaal in het verlengde van elkaar opgesteld.

   De kragen 16,17, 18 en 19 die voorzien zijn om een luchtstroom te geleiden in het kanaal 21 dienen tevens om de elementen 15 en 20 onderling te positioneren. De luchtstroom wordt hierbij geleid tussen het buitenoppervlak van het element 15 en het binnenoppervlak van het element 20. De kragen 16,17, 18 en 19 vertonen een beperkte lengte volgens de lengterichting van het element 15. Het element 15 vertoont tevens een doorgang 22 met een ingang 23 en een uitgang 24 voor de inslagdraad, waarbij de ingang 23 tevens de ingang van de inrichting 11 vormt. Het tweede element 20 vertoont tevens een ingang en een uitgang 25 voor een inslagdraad, waarbij nabij de uitgang 25 van het element 20 een geleidingsbuis 26 voorzien is. Verder bevat de houder 8 luchttoevoerkanalen 27 en 28, die analoog zijn uitgevoerd als beschreven in WO 9854385.

   Tevens zijn dichtingen 29 en 30 voor perslucht voorzien tussen elk element 15 of 20 en de houder 8. 



  Bij de inrichting volgens de uitvinding bevat het element 15 zoals verduidelijkt in figuren 3 en 4 een kraag 16 met een oppervlak 31,32 voor het geleiden van een luchtstroom dat een beperkte hoek A vormt met de lengterichting 33 van het element 15, en zodoende een beperkt tangentiaal verloop vertoont. Dit tangentiaal of zijdelings verloop veroorzaakt een beperkte draaibeweging in de luchtstroom die volgens de 

 <Desc/Clms Page number 6> 

 lengterichting 33 van het element 15 langsheen het element 15 geleid wordt. Zoals verduidelijkt in figuur 4 bevatten alle kragen 16 tot 19 een oppervlak dat een beperkte hoek vormt met de lengterichting 33 van het element 15, waarbij in het weergegeven voorbeeld de voornoemde hoek voor iedere kraag 16 tot 19 gelijk is. 



  De hoek A is bij voorkeur kleiner dan tien graden, en bij voorkeur zelfs kleiner dan vijf graden. Goede resultaten worden bekomen met een hoek A tussen drie en vier graden. 



  Met de inrichting volgens de uitvinding wordt bekomen dat aan een luchtstroom die langsheen de kragen 16 tot 19 in het kanaal 21 stroomt een beperkte draaibeweging wordt opgelegd. Deze draaibeweging van de luchtstroom is bedoeld om een tors in de inslagdraad te veroorzaken, die voordelig is om zwakke en weinig getorste inslagdraden te kunnen verweven. Het is duidelijk dat de draaibeweging die opgelegd wordt aan de luchtstroom zodanig gericht is, dat die een niet getorste inslagdraad iets torst, en een weinig getorste inslagdraad iets meer torst. Dit laatste betekent dat de richting van de hoek A gekozen wordt in functie van de te weven inslagdraad, zodat de inrichting volgens de uitvinding de inslagdraad meer torst. 



  In geval weinig getorste inslagdraden verweven worden met een tors in de andere richting dient een element 34, zoals weergegeven in figuur 5, voorzien te worden met kragen 16 tot 19 met een oppervlak dat een beperkte hoek B met de lengterichting 33 vormt, waarbij de beperkte hoek B tegengesteld gericht is aan de beperkte hoek A van figuren 1 tot 4. Bij deze uitvoeringsvorm bevatten de   een   of meerdere kragen 15 tot 19 een licht gekromd 

 <Desc/Clms Page number 7> 

 oppervlak 35,36, dat bijvoorbeeld schroefvormig is uitgevoerd. Dit oppervlak 35,36 vormt lokaal een hoek B met de lengterichting 33, die bijvoorbeeld kleiner is dan tien graden en bij voorkeur kleiner is dan vijf graden. 



  Bij de uitvoeringsvorm van figuur 6 worden de kragen 16 tot 19 van het element 37 voorzien van een oppervlak 38, 39 met een beperkt tangentiaal verloop door minstens nabij   een   einde van dit oppervlak 38,39 een tangentiaal verstelde kant 40,41 te voorzien. Hierbij wordt de verstelde kant 40,41 bekomen door een zijdelingse afschuining te voorzien aan een kraag 16 tot 19. Wanneer de luchtstroom langsheen de kraag met de kant 40,41 stroomt zal door die kant 40,41 een draaibeweging aan de luchtstroom gegeven worden. 



  Het is duidelijk dat het element 15,34, 37 niet noodzakelijk vier kragen 16,17, 18 en 19 dient te bevatten, maar dat het volgens de uitvinding voldoende is dat minstens   een   van de voornoemde kragen 16,17, 18 en 19 aanwezig is en deze kraag   een   of twee oppervlakken vertoont die een tangentiaal of zijdelings verloop vertoont. Het tangentiaal verloop kan eveneens bekomen worden door combinaties van de in figuren 2 tot 6 weergegeven uitvoeringsvormen. Het is duidelijk dat het tangentiaal verloop eveneens op nog andere manieren kan bekomen worden, en niet beperkt is tot de weergegeven voorbeelden met een oppervlak met een hoek A of B, of met een verstelde kraag 40,41. 



  Niettegenstaande in de uitvoeringsvoorbeelden van figuren 1 tot 6 het element 15,34, 37 van kragen 16 tot 19 is voorzien, is het ook mogelijk de kragen volgens de 

 <Desc/Clms Page number 8> 

 uitvinding te voorzien aan het element 20, waarbij die kragen dan gericht zijn naar het element 15,34, 37 dat hierbij bijvoorbeeld ter hoogte van die kragen cilindervormig is uitgevoerd. Het is uiteraard ook mogelijk de kragen volgens de uitvinding aan het element 15,34, 37 als aan het element 20 te voorzien. 



  Het is duidelijk dat de fluidumstroom niet beperkt is tot een luchtstroom vanaf een persluchtbron, maar eveneens kan bestaan uit een waterstroom die gegenereerd wordt bij een waterstraalweefmachine. Het is duidelijk dat volgens een andere mogelijkheid een ander gas of een andere vloeistof kan aangewend worden. Tevens kan een luchtstroom of een gasstroom aangewend worden waarin bijvoorbeeld water of een andere vloeistof is verneveld. 



  De inrichting volgens de uitvinding beperkt zich uiteraard niet tot de als voorbeeld beschreven, en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen, maar kan binnen het kader van de uitvinding volgens verschillende varianten uitgevoerd worden.



   <Desc / Clms Page number 1>
 



  Device for inserting a weft thread.



  The invention relates to a device for introducing a weft thread which contains an element for guiding a fluid flow to a weft thread, which contains at least a collar for guiding this fluid flow along the longitudinal direction of this element.



  Such a weft thread insertion device is known from WO 9854385. This device comprises a first element with a weft thread passage. A fluid flow, such as an air flow, is guided along the longitudinal direction of the device through a channel extending between the outer wall of this first element and inner wall of a bore in a second element disposed about the first element. The first element contains four radially arranged collars arranged at the height of the aforementioned channel. With weak and little twisted weft threads, there is a risk that those weft threads are blown at the beginning of a weft insertion in the aforementioned device, so that such device is less suitable for weaving weak and little twisted weft threads.



  The object of the invention is a device for inserting a weft thread which allows flawless weaving of weak and little twisted yarn.



  For this purpose, the at least one collar includes a surface for guiding this airflow that exhibits a limited tangential gradient to cause a limited rotational movement in the airflow to the weft thread.

 <Desc / Clms Page number 2>

 This surface causes a certain rotational movement in the fluid flow to the weft thread sufficient to impose a tors or an additional torso on the weft thread as it is guided into the device. These torsions prevent the weft thread from being blown into the device.



  Due to the limited rotational movement of the fluid flow, it is avoided that the start of the weft thread, which remains stationary for a certain time in the device and thus interacts with the fluid flow for a longer period of time than the rest of the weft thread, would be twisted too much. This also avoids weaving a fabric of a lesser quality, more particularly a fabric with an uneven fabric aspect, with more twisted weft threads on the side opposite to the aforementioned device than on the side near the aforementioned device.



  According to an embodiment, said element preferably comprises a plurality of collars, each of which causes a limited rotational movement in the air flow to the weft thread. This makes it possible to obtain an even rotational movement in the air flow to the weft thread.



  According to a preferred embodiment, the surface forms a limited angle with the longitudinal direction of the element. This angle is preferably less than ten degrees, and preferably less than five degrees. For very weak and very little twisted yarns it has been established experimentally that good results are obtained with an angle between three and four degrees. This means that there are few fractures of the

 <Desc / Clms Page number 3>

 weft threads at the level of the device itself, and that a fabric with a uniform tissue aspect is obtained.



  According to a preferred embodiment, the element with one or more collars comprises a passage with an entrance and an exit for a weft thread, which forms the entrance for the weft thread of the device. This allows a simple construction of the device, and makes it possible to replace such an element in a simple manner.



  According to an embodiment, the collars of the aforementioned element extend into a second element, in order to position the element with the multiple collars and the second element mutually. This makes it possible to arrange the element with the collars in the device in a simple manner, so that a specific element according to the invention can optionally be fitted in the device in a simple manner.



  In order to more clearly express the features and further advantages of the invention, the invention is further elucidated hereinbelow on the basis of drawings with exemplary embodiments, in which: figure 1 schematically shows an air weaving machine with several devices according to the invention; figure 2 represents a section according to a horizontal plane II of a device of figure 1; figure 3 shows a view of an element with collars according to the invention;

 <Desc / Clms Page number 4>

 figure 4 represents a view according to arrow F4 in figure 3; figure 5 represents a variant of figure 3; figure 6 represents another variant of figure 3.



  Figure 1 shows part of an air weaving machine in which an insertion system 1 is mounted on a weaving tray 2. The weaving drawer 2 carries a reed 3, which is provided with a guide channel 4 for the insertion of a weft thread. In the region of the reed 3, a weaving compartment 6 formed by warp threads 5 is shown, into which the weft threads are inserted, which are subsequently struck by the reed 3 against the fabric edge of the fabric 7.



  The insertion system 1 in the example shown comprises four holders 8, each of which is fastened with bolts 9 to a base plate 10 arranged on the weaving drawer 2.



  Each container 8 holds two devices 11, 12 for inserting a weft thread in a manner as described in WO 9854385. The ends of the devices 11, 12 opposite the holders 8 are provided on the base plate 10 by a holding element 13. Pipes 14 for supplying compressed air are also shown. In airjet weaving machines, the aforementioned devices 11, 12 are called main blowers.



  Figure 2 shows in more detail a device 11 according to the invention, the device 11 comprising an element 15 for guiding an air flow to a weft thread extending axially through the device 11 in the longitudinal direction. The element 15, as shown in Figures 2 to 4, includes a plurality of collars 16, 17, 18 and 19 surrounding the aforementioned element 15

 <Desc / Clms Page number 5>

 are prepared. These collars extend to a second element 20 which is arranged around the first element 15. A channel 21 is formed between the element 15 and the second element 20, through which an air flow is guided along the longitudinal direction of the elements 15, 20 to the weft thread. The elements 15 and 20 are arranged axially in line with each other.

   The collars 16, 17, 18 and 19 which are provided for guiding an air flow in the channel 21 also serve to position the elements 15 and 20 mutually. The airflow is here guided between the outer surface of the element 15 and the inner surface of the element 20. The collars 16, 17, 18 and 19 have a limited length along the longitudinal direction of the element 15. The element 15 also has a passage 22 with an entrance 23 and an exit 24 for the weft thread, the entrance 23 also forming the entrance to the device 11. The second element 20 also has an entrance and an exit 25 for a weft thread, wherein a guide tube 26 is provided near the exit 25 of the element 20. The holder 8 further contains air supply channels 27 and 28, which are analogous to those described in WO 9854385.

   Compressed air seals 29 and 30 are also provided between each element 15 or 20 and the container 8.



  In the device according to the invention, the element 15 as illustrated in Figures 3 and 4 comprises a collar 16 with a surface 31,32 for guiding an air flow which forms a limited angle A with the longitudinal direction 33 of the element 15, and thus a exhibits a limited tangential gradient. This tangential or lateral variation causes a limited rotational movement in the airflow that according to the

 <Desc / Clms Page number 6>

 lengthwise 33 of the element 15 is guided along the element 15. As illustrated in Figure 4, all collars 16 to 19 include a surface that forms a limited angle to the longitudinal direction 33 of the element 15, in the example shown, the aforementioned angle for each collar 16 to 19 is equal.



  The angle A is preferably less than ten degrees, and preferably even less than five degrees. Good results are obtained with an angle A between three and four degrees.



  With the device according to the invention it is obtained that a limited rotational movement is imposed on an air flow flowing along the collars 16 to 19 in the channel 21. This rotational movement of the airflow is intended to produce a torsion in the weft thread which is advantageous for weaving weak and little twisted weft threads. It is clear that the rotational movement imposed on the air flow is directed in such a way that it twists a slightly untwisted weft thread and a little more twisted weft thread. The latter means that the direction of the angle A is chosen as a function of the weft thread to be woven, so that the device according to the invention twists the weft thread more.



  In the event that few twisted weft threads are interwoven with a torsion in the other direction, an element 34, as shown in figure 5, must be provided with collars 16 to 19 with a surface forming a limited angle B with the longitudinal direction 33, the limited angle B is opposite to the limited angle A of Figures 1 to 4. In this embodiment, the one or more collars 15 to 19 contain a slightly curved

 <Desc / Clms Page number 7>

 surface 35,36, which is for instance helical. This surface 35, 36 locally forms an angle B with the longitudinal direction 33, which is, for example, less than ten degrees and preferably less than five degrees.



  In the embodiment of Figure 6, the collars 16 to 19 of the element 37 are provided with a surface 38, 39 with a limited tangential gradient by providing a tangentially adjusted side 40,41 at least near one end of this surface 38,39. The adjusted side 40,41 is hereby obtained by providing a lateral bevel on a collar 16 to 19. When the air flow flows along the collar with the side 40,41, a turning movement is given to the air flow through that side 40,41.



  It is clear that the element 15.34, 37 does not necessarily have to contain four collars 16, 17, 18 and 19, but that according to the invention it is sufficient that at least one of the aforementioned collars 16, 17, 18 and 19 is present and this collar has one or two surfaces which exhibit a tangential or lateral variation. The tangential course can also be obtained by combinations of the embodiments shown in Figures 2 to 6. It is clear that the tangential course can also be obtained in still other ways, and is not limited to the examples shown with a surface with an angle A or B, or with an adjusted collar 40, 41.



  Notwithstanding in the exemplary embodiments of Figures 1 to 6 the element 15, 34, 37 is provided with collars 16 to 19, it is also possible for the collars according to the

 <Desc / Clms Page number 8>

 invention to the element 20, wherein said collars are then directed to the element 15, 34, 37, which in this case has a cylindrical shape, for example at the height of those collars. It is of course also possible to provide the collars according to the invention to the element 15,34, 37 as to the element 20.



  It is clear that the fluid flow is not limited to an air flow from a compressed air source, but may also consist of a water flow generated by a water jet weaving machine. It is clear that, according to another possibility, a different gas or a different liquid can be used. An air flow or a gas flow can also be used in which, for example, water or another liquid is atomized.



  The device according to the invention is of course not limited to the embodiments described by way of example and shown in the figures, but can be designed according to different variants within the scope of the invention.


    

Claims (10)

Conclusies.Conclusions. 1. Inrichting voor het inbrengen van een inslagdraad die een element (15, 34, 37 ; 20) bev t voor het geleiden van een fluidumstroom naar een inslagdraad, dat minstens een kraag (16, 17, 18, 19) bevat voor het geleiden van deze fluidumstroom volgens de lengterichting van dit element (15, 34, 37 ; 20), daardoor gekenmerkt dat de minstens een kraag (16, 17, 18, 19) een oppervlak (31, 32 ; 35, 36 ; 38, 39) voor het geleiden van deze fluidumstroom bevat dat een beperkt tangentiaal verloop vertoont, teneinde een beperkte draaibeweging in de fluidumstroom naar de inslagdraad te veroorzaken. A weft insertion device containing an element (15, 34, 37; 20) for guiding a fluid flow to a weft thread, which includes at least one collar (16, 17, 18, 19) for guiding of this fluid flow along the longitudinal direction of this element (15, 34, 37; 20), characterized in that the at least one collar (16, 17, 18, 19) has a surface (31, 32; 35, 36; 38, 39) for conducting this fluid flow which exhibits a limited tangential course to cause a limited rotational movement in the fluid flow to the weft thread. 2. Inrichting volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat het element (15, 34, 37) meerdere kragen (16, 17, 18, 19) bevat, die elk een beperkte draaibeweging in de fluidumstroom naar de inslagdraad te veroorzaken. Device according to claim 1, characterized in that the element (15, 34, 37) has a plurality of collars (16, 17, 18, 19), each of which causes a limited rotational movement in the fluid flow to the weft thread. 3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat het element (15, 34, 37) met een of meerdere kragen (16, 17, 18, 19) een doorgang (22) bevat met een ingang (23) en een uitgang (24) voor een inslagdraad, die de ingang (23) voor de inslagdraad van de inrichting (11, 12) vormt. Device according to claim 1 or 2, characterized in that the element (15, 34, 37) with one or more collars (16, 17, 18, 19) has a passage (22) with an entrance (23) and an exit (24) for a weft thread, which forms the weft thread entrance (23) of the device (11, 12). 4. Inrichting volgens een van de conclusies 1 tot 3, daardoor gekenmerkt dat het element (15, 34, 37) meerdere kragen (16, 17, 18, 19) bevat die zieh uitstrekken tot een tweede element (20), teneinde het element (15, 34) met de meerdere kragen (16, 17, 18, 19) en het tweede element (20) onderling te positioneren. <Desc/Clms Page number 10>Device according to any one of claims 1 to 3, characterized in that the element (15, 34, 37) has a plurality of collars (16, 17, 18, 19) which extend into a second element (20) in order to form the element (15, 34) with the multiple collars (16, 17, 18, 19) and the second element (20) to be mutually positioned.  <Desc / Clms Page number 10> 5. Inrichting volgens conclusie 4, daardoor gekenmerkt dat de een of meerdere kragen (16, 17, 18, 19) om het voornoemde element (15, 34, 37) zijn opgesteld. Device according to claim 4, characterized in that the one or more collars (16, 17, 18, 19) are arranged around the above-mentioned element (15, 34, 37). 6. Inrichting volgens een van de conclusies 1 tot 5, daardoor gekenmerkt dat de een of meerdere kragen (16, 17, 18, 19) een beperkte lengte volgens de lengterichting van het element (15, 34, 37) vertonen. Device according to any one of claims 1 to 5, characterized in that the one or more collars (16, 17, 18, 19) have a limited length along the longitudinal direction of the element (15, 34, 37). 7. Inrichting volgens een van de conclusies 1 tot 6, daardoor gekenmerkt dat het oppervlak (31, 32 ; 35 ; 36) met een beperkt tangentiaal verloop bestaat uit een oppervlak dat een beperkte hoek (A, B) vormt met de lengterichting (33) van het element (15, 34). Device according to any one of claims 1 to 6, characterized in that the surface (31, 32; 35; 36) with a limited tangential gradient consists of a surface that forms a limited angle (A, B) with the longitudinal direction (33 ) of the element (15, 34). 8. Inrichting volgens een van de conclusies 1 tot 7, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde beperkte hoek (A, B) kleiner is dan tien graden, en bij voorkeur kleiner is dan vijf graden. Device according to any one of claims 1 to 7, characterized in that said limited angle (A, B) is less than ten degrees, and preferably less than five degrees. 9. Inrichting volgens conclusie 8, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde beperkte hoek (A, B) gelegen is tussen drie en vier graden. Device according to claim 8, characterized in that the said limited angle (A, B) is between three and four degrees. 10. Inrichting volgens een van de conclusies 1 tot 9, daardoor gekenmerkt dat het oppervlak (38, 39) met een beperkt tangentiaal verloop bestaat uit een oppervlak (38, 39) dat voorzien is van minstens een tangentiaal verstelde kant (40, 41). Device according to any one of claims 1 to 9, characterized in that the surface (38, 39) with a limited tangential gradient consists of a surface (38, 39) which is provided with at least one tangentially adjusted edge (40, 41) .
BE9900143A 1999-03-02 1999-03-02 Device for the insertion of a weft thread. BE1012494A3 (en)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE9900143A BE1012494A3 (en) 1999-03-02 1999-03-02 Device for the insertion of a weft thread.
PCT/EP2000/001666 WO2000052242A1 (en) 1999-03-02 2000-02-28 Device for inserting picks in a mechanical loom

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE9900143A BE1012494A3 (en) 1999-03-02 1999-03-02 Device for the insertion of a weft thread.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1012494A3 true BE1012494A3 (en) 2000-11-07

Family

ID=3891793

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE9900143A BE1012494A3 (en) 1999-03-02 1999-03-02 Device for the insertion of a weft thread.

Country Status (2)

Country Link
BE (1) BE1012494A3 (en)
WO (1) WO2000052242A1 (en)

Families Citing this family (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE10244694B4 (en) * 2002-09-18 2005-01-20 Lindauer Dornier Gmbh Method for holding a weft thread in the region of a main nozzle of a jet loom and jet loom for carrying out the method
DE10253238A1 (en) * 2002-11-15 2004-06-09 Lindauer Dornier Gmbh Process for increasing the thread closure of a weft before its entry into a shed and jet loom for carrying out the process
CN104164735B (en) * 2014-08-08 2015-08-19 浙江理工大学 A kind of air inlet curl and the continuously adjustable main nozzle of jet loom of charge flow rate

Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE3138081A1 (en) * 1980-10-15 1982-05-13 Nissan Motor Weft insertion nozzle for a jet weaving machine
EP0069272A2 (en) * 1981-07-02 1983-01-12 Nissan Motor Co., Ltd. A weft inserting nozzle of an air-jet type weaving loom
BE904260A (en) * 1986-02-21 1986-08-21 Picanol Nv Apparatus for the insertion of weft threads in GAAP at airjet weaving machines and adjustable blowers.
WO1998054385A1 (en) * 1997-05-28 1998-12-03 Picanol N.V. Picking system for a loom

Patent Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE3138081A1 (en) * 1980-10-15 1982-05-13 Nissan Motor Weft insertion nozzle for a jet weaving machine
EP0069272A2 (en) * 1981-07-02 1983-01-12 Nissan Motor Co., Ltd. A weft inserting nozzle of an air-jet type weaving loom
BE904260A (en) * 1986-02-21 1986-08-21 Picanol Nv Apparatus for the insertion of weft threads in GAAP at airjet weaving machines and adjustable blowers.
WO1998054385A1 (en) * 1997-05-28 1998-12-03 Picanol N.V. Picking system for a loom

Also Published As

Publication number Publication date
WO2000052242A1 (en) 2000-09-08

Similar Documents

Publication Publication Date Title
BE1012494A3 (en) Device for the insertion of a weft thread.
DE1913830A1 (en) Device for storing the weft material in weaving machines
KR970001329B1 (en) Thick belt and apparatus for manufacturing the same
CN102016145A (en) Receiving gripper, feed gripper and device for a gripper weaving machine
US6889720B2 (en) Method and means for textile manufacture
JP5647980B2 (en) Weft containment element
EP0571975B1 (en) Texturing machine
US4256148A (en) Weaving apparatus and method
US6044870A (en) Weaving reed and gripper guide element for a loom
CN109983166A (en) Waste material end stretching device for loom
JPH05321071A (en) Spiral woven fabric and reed for producing the same
JPS6485349A (en) Weft accumulation apparatus for loom
US5082030A (en) Pneumatic threading-in tubes for repairing warp yarn breaks in a weaving machine
DE4118411C1 (en) Device for airjet loom which minimises pick waste - including yarn drawing device on auxiliary reed connected to profiled reed on yarn arrival side, etc.
JP2000064154A (en) Weft insertion device for serial shed type weaving machine
BE1008215A3 (en) Stretching device for impact wires on air looms.
JPS62184144A (en) Method and apparatus for inserting weft yarn in shuttle of loom
EP0812938A1 (en) Support for a thread clamp and feeding gripper for gripper loom with such support
CS249259B1 (en) Pick insertion device for jet loom
US6179011B1 (en) Apparatus for the insertion of weft threads for a series shed weaving machine and a series shed weaving machine with an apparatus
EP3048194A1 (en) Selvage holding apparatus for loom, loom, and method for manufacturing woven fabric
EP0011431A1 (en) A projectile for use in a loom
US330144A (en) Chaeles k newcomb
EP0707101A2 (en) Device for feeding weft threads into the shed in air looms
US2649865A (en) Pneumatic thread holder for weft replenishing looms

Legal Events

Date Code Title Description
RE Patent lapsed

Effective date: 20040331