<Desc/Clms Page number 1>
Inslagwachter voor de detektie van gebroken of te lange
EMI1.1
inslagdraden. inslagdraden.
Deze uitvinding heeft betrekking op een inslagwachter voor de detektie van gebroken of te lange inslagdraden, m. a. w. een inrichting die bedoeld is in geval van dergelijke fouten een stuursignaal af te leveren ten gevolge van hetwelk de weefmachine kan stilgelegd worden.
Het is bekend dat bij weefmachines aan het uiteinde van de gaap een inslagwachter wordt aangebracht teneinde te bepalen of een inslagdraad al dan niet aan het uiteinde van de gaap aankomt. Zulke klassieke inslagwachter vertoont evenwel het nadeel dat in het geval van een gebroken draad, het afgebroken draadgedeelte gedetekteerd wordt alsof dit een juist ingebrachte inslagdraad betreft.
Het Amerikaans oktrooi nr 4. 270. 579 geeft een oplossing voor voornoemd probleem door in een tweede detektie-inrichting te
<Desc/Clms Page number 2>
voorzien dewelke juist buiten het bereik van een korrekt ingebrachte inslagdraad wordt opgesteld. De waarneming van een draad d. m. v. deze tweede detektie-inrichting wijst dan op een afgebroken draadgedeelte dat uit de gaap wordt geblazen, ofwel op een te lange inslagdraad.
Daar dergelijke tweede inslagwachter in het verlengde van het insertiekanaal is opgesteld, vertoont deze echter het nadeel dat bij het weven met rekbare inslagdraden de tweede inslagwachter relatief ver van de eerste dient verwijderd te zijn. Zulke rekbare inslagdraden worden immers gedurende de insertie uitgerokken en slaan vervolgens terug. Het is duidelijk dat de tweede inslagwachter buiten het bereik van de top van de gerokken inslagdraden dient te staan.
Een ander nadeel bestaat erin dat de inslagwachter gevoelig is voor stofdeeltjes en pluisjes in het kanaal, wat valse signalen als gevolg kan hebben, een en ander zodanig dat goede draden fout geinterpreteerd kunnen worden.
Volgens het Amerikaans oktrooi nr 4. 465. 110 wordt eveneens met een tweede inslagwachter gewerkt. De hierbij voorgestelde inrichting vertoont evenwel het nadeel dat de tweede inslagwachter relatief ver van de eerste staat waardoor sommige gebroken draden niet worden gedetekteerd.
<Desc/Clms Page number 3>
De huidige uitvinding heeft dan ook tot doel in zulke tweede inslagwachter te voorzien, m. a. w. een inslagwachter voor de detektie van gebroken of te lange inslagdraden, dewelke de voornoemde nadelen niet vertoont.
Een ander doel van de uitvinding bestaat erin dat zulke tweede inslagwachter kan aangepast worden aan de breedte van het weefsel zonder dat hiertoe een afgesneden riet dient gebruikt te worden.
Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm zal de inslagwachter volgens de uitvinding bovendien het voordeel vertonen dat hij ongevoelig is voor puisjes en stofdeeltjes die gedurende de insertie van een inslagdraad tot buiten de gaap geblazen worden.
Hiertoe heeft de uitvinding dan ook als voorwerp een inslagwachter voor de detektie van gebroken of te lange inslagdraden die het kenmerk vertoont dat hij hoofdzakelijk bestaat uit, enerzijds, een voor het riet opgestelde detektie-inrichting die met het machineframe is verbonden en juist buiten het bereik van de korrekt ingebrachte inslagdraden is gesitueerd, en, anderzijds, een met de lade verbonden en achter het riet, tegenoverliggend aan de detektie-inrichting, opgestelde blaasinrichting die een tussen
<Desc/Clms Page number 4>
de detektie-inrichting en het riet passerend draadgedeelte tot in het detektiebereik van de detektie-inrichting kan blazen.
In de meest voorkeurdragende uitvoeringsvorm zijn bovendien stuurmiddelen voorzien die de voornoemde blaasinrichting telkens op het einde van een draadinsertie inschakelen en voor de aanvang van de volgende insertie terug uitschakelen.
Met het inzicht de kenmerken volgens de uitvinding beter aan te tonen, is hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, een voorkeurdragende uitvoeringsvorm beschreven, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin : figuur 1 in perspektief de inslagwachter volgens de uit- vinding weergeeft ; figuur 2 een doorsnede weergeeft volgens lijn 11-11 in figuur l.
In figuren 1 en 2 wordt de algemeen bekende opstelling van een riet 1, kettingdraden 2, een weefsel 3 en een klassieke inslagwachter 4 weergegeven. Met deze inslagwachter 4 wordt gekontroleerd of een ingebrachte inslagdraad 5 het einde van de gaap 6 heeft bereikt.
Volgens de huidige uitvinding is een tweede inslagwachter 7, meer speciaal een inslagwachter voor de detektie van gebroken
<Desc/Clms Page number 5>
of te lange inslagdraden, voorzien. Deze inslagwachter 7 bestaat hoofdzakelijk uit een voor het riet 1 opgestelde detektie-inrichting 8 en een achter het riet 1 - tegenoverliggend aan de detektie-inrichting 8 - opgestelde blaasinrichting 9.
De detektie-inrichting 8 bestaat hoofdzakelijk uit een lichaam
10 waarin een detektor, bij voorkeur een optisch oog. 11, is aangebracht. Het lichaam 10 is verbonden met het machineframe
12, bij voorkeur door middel van middelen 13 die een instelling van de detektie-inrichting 8 volgens de lengterichting van het riet 1 toelaten.
In het geval van een U-vormig riet 1, zoals weergegeven in de figuren, is de vorm en de plaatsing van de detektie-inrichting
8 zodanig uitgevoerd dat deze laatste hoofdzakelijk aansluit op het riet 1 in de aangeslagen toestand.
De vlakken 14 die zieh aan de zijde bevinden die naar het riet 1 is gericht, zijn bij voorkeur afgeschuind teneinde een betere luchtstroming te bekomen.
De blaasinrichting 9 bestaat hoofdzakelijk uit een volgens een horizontale richting afgeplat buisje 15 dat bij voorkeur loodrecht tegen de achterzijde van het riet 16 is geplaatst.
<Desc/Clms Page number 6>
De blaasinrichting 9 is d. m. v. bevestigingsmiddelen 17 op de onderste rietbalk 18 aangebracht. De bevestigingsmiddelen 17 zijn zodanig uitgevoerd dat zij een verschuiving van de blaasinrichting 9 volgens de lengterichting van het riet 1 toelaten.
De werking van de inslagwachter volgens de uitvinding is als volgt. Een normale inslagdraad 5 wordt uitsluitend aan de eerste inslagwachter 4 gedetekteerd. In geval van een te lange inslagdraad 5 of een gebroken inslagdraad zal respektievelijk het inslagdraaduiteinde of het afgebroken gedeelte 19 (figuur 1) tot aan de inslagwachter 7 reiken of er langs passeren. Het uiteinde of het draadgedeelte 19 wordt dan door de blaasinrichting 9 tot in het bereik van de detektor 11 geblazen. De hieropvolgende detektie heeft dan een machinestop tot gevolg.
In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm zullen nog stuurmiddelen 20 voorzien worden die de blaasinrichting 9 telkens op het einde van een draadinsertie inschakelen en voor de aanvang van de volgende insertie terug uitschakelen. Hierdoor zullen pluisje en dergelijke die de insertie van de inslagdraad voorafgaan in rechte lijn langs de detektie-inrichting 8 passeren en alsdusdanig niet gedetekteerd worden.
<Desc/Clms Page number 7>
Zoals schematisch is weergegeven in figuur 2 kan volgens een variante de detektie-inrichting 8 op één van de tempelsteunen 21 bevestigd worden.
De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de tekeningen weergegeven uitvoeringsvorm, doch kan in allerlei vormen en afmetingen worden verwezenlijkt.
<Desc / Clms Page number 1>
Weft guard for the detection of broken or too long
EMI1.1
weft threads. weft threads.
This invention relates to a weft guard for the detection of broken or too long weft threads, m. A. W. an apparatus intended to deliver a control signal in the event of such errors, as a result of which the weaving machine can be shut down.
It is known that in weaving machines a weft guard is provided at the end of the shed to determine whether or not a weft thread arrives at the end of the shed. However, such a classic weft guard has the disadvantage that in the case of a broken thread, the broken thread portion is detected as if it were a correctly inserted weft thread.
U.S. Patent No. 4,270,579 provides a solution to the aforementioned problem by operating in a second detection device.
<Desc / Clms Page number 2>
provided just outside the range of a correctly inserted weft thread. The sighting of a thread d. m. v. this second detection device then indicates a broken thread section blown out of the shed, or an excessively long weft thread.
However, since such a second weft keeper is arranged in line with the insertion channel, it has the disadvantage that when weaving with stretchy weft threads, the second weft keeper must be relatively far from the first. After all, such stretchy weft threads are stretched during insertion and then retract. Obviously, the second weft guard should be out of reach of the top of the skirted weft threads.
Another drawback is that the weft guard is sensitive to dust particles and fluff in the channel, which can lead to false signals, such that good threads can be misinterpreted.
According to U.S. Patent No. 4,465,110, a second stockkeeper is also employed. However, the device proposed here has the drawback that the second weft guard is relatively far from the first, as a result of which some broken threads are not detected.
<Desc / Clms Page number 3>
The aim of the present invention is therefore to provide such a second storage keeper, m. A. W. a weft guard for the detection of broken or too long weft threads, which does not have the aforementioned drawbacks.
Another object of the invention is that such a second weft guard can be adapted to the width of the fabric without the use of a cut reed.
According to a preferred embodiment, the weft guard according to the invention will also have the advantage of being insensitive to pustules and dust particles which are blown outside the shed during the insertion of a weft thread.
To this end, the invention therefore has as its object an impact guard for the detection of broken or too long weft threads, which is characterized in that it mainly consists of, on the one hand, a detection device arranged for the reed, which is connected to the machine frame and just outside the range of the correctly inserted weft threads, and, on the other hand, a blower connected to the drawer and disposed behind the reed, opposite the detection device, and which has an intermediate
<Desc / Clms Page number 4>
the detection device and the thread passing through the reed can blow into the detection range of the detection device.
In the most preferred embodiment, control means are additionally provided which switch on the aforementioned blower at the end of a wire insertion and switch it off again before the start of the next insertion.
With the insight to better demonstrate the features according to the invention, a preferred embodiment is described below, by way of example without any limitation, with reference to the accompanying drawings, in which: figure 1 shows in perspective the weft guard according to the invention; figure 2 represents a section according to line 11-11 in figure 1.
Figures 1 and 2 show the generally known arrangement of a reed 1, warp threads 2, a fabric 3 and a classic weft guard 4. With this weft guard 4 it is checked whether an inserted weft thread 5 has reached the end of shed 6.
According to the present invention, a second impact guard 7, more specifically an impact guard for the detection of broken
<Desc / Clms Page number 5>
or too long weft threads. This weft guard 7 mainly consists of a detection device 8 arranged in front of the reed 1 and a blowing device 9 arranged behind the reed 1 - opposite to the detection device 8.
The detection device 8 mainly consists of a body
10 in which a detector, preferably an optical eye. 11 is provided. The body 10 is connected to the machine frame
12, preferably by means of means 13 which allow adjustment of the detection device 8 according to the longitudinal direction of the reed 1.
In the case of a U-shaped reed 1, as shown in the figures, the shape and placement of the detection device
8 so that the latter mainly connects to the reed 1 in the excited state.
The surfaces 14 which are on the side facing the reed 1 are preferably chamfered in order to obtain a better air flow.
The blower 9 mainly consists of a tube 15 flattened in a horizontal direction, which is preferably placed perpendicular to the rear of the reed 16.
<Desc / Clms Page number 6>
The blower 9 is d. provided with fasteners 17 on the lower reed beam 18. The fastening means 17 are designed in such a way that they allow a displacement of the blowing device 9 along the longitudinal direction of the reed 1.
The impact guard according to the invention operates as follows. A normal weft thread 5 is detected only at the first weft guard 4. In the case of a weft thread 5 that is too long or a broken weft thread, the weft thread end or the broken off part 19 (figure 1), respectively, will reach or pass by the weft guard 7. The end or the wire portion 19 is then blown through the blowing device 9 into the region of the detector 11. The subsequent detection then results in a machine stop.
In a preferred embodiment, control means 20 will also be provided which switch on the blowing device 9 at the end of a wire insertion and switch it off again before the start of the next insertion. As a result, lint and the like that precedes the insertion of the weft thread will pass in a straight line along the detection device 8 and as such will not be detected.
<Desc / Clms Page number 7>
As schematically shown in figure 2, according to a variant, the detection device 8 can be mounted on one of the temple supports 21.
The present invention is by no means limited to the exemplary embodiment shown in the drawings, but may be practiced in various shapes and sizes.