NL9302187A - Ventilatie-inrichting. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Ventilatie-inrichting.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een ventilatie-inrichting omvattende een huis, dat een zich tussen de buitenzijde en de binnenzijde van het huis uitstrekkend luchtdoorlaatkanaal begrenst, een zwenkbare klep, die om een zich in hoofdzaak evenwijdig aan de bovenrand daarvan uitstrekkende zwenkas ten opzichte van het huis naar buiten kan zwenken voor het afsluiten of vrijgeven van een aan de buitenzijde van het huis gelegen opening van het luchtdoorlaatka-naal, en bedieningsmiddelen voor het zwenken van de klep.

Dergelijke ventilatie-inrichtingen zijn algemeen bekend. Bij de uit NL-A-8601705 bekende ventilatie-inrichting van deze soort is de klep een vlak plaatlichaam, dat aan de bovenrand zwenkbaar is verbonden met het huis. In de gesloten stand ligt de klep om de langwerpige opening van het luchtdoor laatkanaal tegen de buitenzijde van het huis. Voor het bedienen van de klep vanaf de binnenzijde van het huis is de bekende ventilatie-inrichting voorzien van een bedieningsmechanisme, dat een langs een cirkelbooggeleiding beweegbare bedieningsknop omvat. De bedieningsknop is gekoppeld met een kabel die aan het andere einde is verbonden met het onderste deel van de zwenkbare klep. Door het langs de cirkelbooggeleiding bewegen van de knop kan de klep worden bediend.

De bekende ventilatie-inrichting heeft het nadeel dat de bedieningsknop een cirkelboogbeweging uitvoerd. Hierdoor is het problematisch de bediening van de klep te koppelen met een eenvoudige, in een in hoofdzaak rechte lijn bewegende afstandbediening voor de ventilatie-inrichting, bijvoorbeeld met een trek/duwstangmechanisme. Een dergelijke afstandbediening wordt vooral toegepast bij een hoog in een gevel geplaatste ventilatie-inrichting. Een ander nadeel van de bekende inrichting is dat de maximaal geopende zwenkstand van de klep wordt bepaald door de afmetingen van de cirkelbooggeleiding, waardoor voor een grotere maximale opening een andere cirkelbooggeleiding noodzakelijk is. Verder ligt het verband tussen de beweging van de bedieningsknop en de resulterende openingsbeweging van de klep vast en kan dus niet worden aangepast.

De onderhavige uitvinding beoogt bovengenoemd problemen op te heffen en ventilatie-inrichting met verbeterde en eenvoudig uit te voeren bedieningsmiddelen te verschaffen, die het mogelijk maken de openingsbeweging van de klep in afhankelijkheid van de bedieningsbeweging naar wens te definiëren. De bedieningsmiddelen moeten eenvoudig kunnen worden gekoppeld met een afstandbediening voor de ventilatie-inrichting.

Dit oogmerk wordt bereikt door een ventilatie-inrichting van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen, die is gekenmerkt doordat de bedieningsmiddelen een zich tussen de klep en de binnenzijde van het huis uitstrekkend overbrengings-orgaan omvatten, waarbij het overbrengingsorgaan zwenkbaar is gekoppeld met een aan de binnenzijde van het huis gelegen schuiforgaan, en doordat het overbrengingsorgaan en het huis op een tussen de klep en de binnenzijde van het huis gelegen plaats zijn voorzien van samenwerkende geleidingsmiddelen voor het verschuifbaar en zwenkbaar geleiden van het overbrengingsorgaan ten opzichte van het huis. Het volgens de uitvinding verschafte als één onderdeel uit te voeren overbrengingsorgaan zet de beweging van het schuiforgaan om in de zwenkbeweging van de klep. De op een plaats van het huis tussen de klep en de binnenzijde van de ventilatie-inrichting voorziene schuifge-leiding van het overbrengingsorgaan dient voor het opvangen van de verandering van de afstand tussen het 'schuiforgaan en deze plaats van het huis tijdens het verschuiven van het schuiforgaan. Het schuiforgaan van de volgens deze maatregel verschafte bedieningsmiddelen kan eenvoudig worden gekoppeld met een afstandsbediening. Verder hebben de bedieningsmiddelen volgens de onderhavige uitvinding het voordeel dat zij het mogelijk maken de samenwerking van het overbrengingsorgaan en de klep op velerlei wijzen uit te voeren, zodat telkens de voor de betreffende ventilatie-inrichting gewenste openingsbeweging van de klep in afhankelijkheid van de schuif beweging van het schuiforgaan kan worden verkregen. Dit kan in principe geschieden zonder aanpassingen aan het huis of van het schuiforgaan en de plaatsing daarvan in het huis.

In een voorkeursuitvoeringsvorm is de klep voorzien van een geleidesleuf en is het overbrengingsorgaan voorzien van een met de geleidesleuf van de klep samenwerkende geleidenok. Het is voor de vakman nu eenvoudig een zodanige vorm van de geleidesleuf te bepalen dat de door hem gewenste openingsbeweging van de klep in afhankelijkheid van de stand van het schuiforgaan wordt verkregen. Met name kan de geleidesleuf een geschikte kromming vertonen. Uiteraard is het ook mogelijk het overbrengingsorgaan te voorzien van middelen die een geleidingsbaan vormen, waarlangs bij beweging van het schuiforgaan een of meer vaste punten van de klep schuiven, zodat de klep de gewenste openingsbeweging uitvoert.

In een volgende voorkeursuitvoeringsvorm is het overbrengingsorgaan voorzien van een geleidesleuf en is het huis voorzien van een met de geleidesleuf van het overbrengingsorgaan samenwerkende geleidenok voor het ten opzichte van het huis verschuifbaar en zwenkbaar geleiden van het overbrengingsorgaan.

In een voordelige uitvoeringsvorm is het overbrengingsorgaan een recht en langwerpig element.

In een volgende voordelige uitvoeringsvorm zijn het huis en het bedieningsorgaan voorzien van samenwerkende grendelmidde-len voor het vergrendelen van de stand van de klep in ten minste een tussen de volledig geopende en volledig gesloten stand van de klep.

In weer een andere voordelige uitvoeringsvorm zijn het huis en het schuiforgaan voorzien van samenwerkende grendelmidde-len voor het vergrendelen van de stand van de klep in ten minste een tussen de volledig geopende en volledig gesloten stand van de klep.

Bij voorkeur zijn de bedieningsmiddelen zodanig uitgevoerd dat in de middelste stand van het schuiforgaan de ventilatie-inrichting een luchtdoorlaatcapaciteit heeft die 20% bedraagt van de luchtdoorlaatcapaciteit bij de volledig geopende stand van het schuiforgaan.

De uitvinding zal hierna nader worden toegelicht aan de hand van een in de enkele figuur van de tekening weergegeven uitvoeringsvoorbeeld.

De in de tekening weergegeven ventilatie-inrichting heeft een huis 1 met een op zichzelf bekende opbouw. De bovenzijde van het huis 1 wordt gevormd door twee aluminium profielen 2, 3, die onderling zijn verbonden door een kunststof strip 4, die tevens de thermische isolatie waarborgt. De onderzijde van het huis 1 bestaat uit twee aluminium profielen 5, 6, die zijn verbonden door een strip 7. De profielen 5, 6 vormen een U-vormig kanaal 8 waarin de bovenrand van een isolatieglasruit kan worden opgenomen. De aldus gevormde bovenzijde en onderzijde van het huis 1 zijn aan beide kopse einden verbonden door kunststof eindelementen 10, waarvan er één zichtbaar is. De vier zijden van het huis 1 begrenzen een luchtdoorlaatkanaal 11, dat zich van de buitenzijde naar de binnenzijde van het huis 1 uitstrekt. Aan de buitenzijde is de ventilatie-inrichting voorzien van een zwenkbare klep 12, die in de tekening in zijn volledig geopende stand is weergegeven. De klep 12 is scharnierbaar opgenomen in het profiel 2 en kan naar buiten zwenken voor het vrijgeven of afsluiten van de aan de buitenzijde van het huis gelegen opening van het luchtdoorlaatkanaal 11. In de gesloten stand ligt de klep 12 tegen het huis 1, hetgeen is weergegeven met streeplijnen.

Voor het bewerkstelligen van de zwenkbeweging van de klep 12 is de ventilatie-inrichting voorzien van bedieningsmidde-len volgens de uitvinding. Deze omvatten in het getoonde uitvoeringsvoorbeeld een arm 13, die zich tussen de klep 12 en de binnenzijde van het huis 1 uitstrekt. De arm 13 is bij een scharnierpunt 14 scharnierbaar gekoppeld met een schuifknop 15. De schuifknop 15 is rechtlijnig verschuifbaar geleid door een in het bijbehorende eindelement 10 gevormde sleuf uitsparing 16. De arm 13 is voorzien van geleidesleuf 16 waar een aan het eindelement 10 gevormde geleidenok 17 doorheen steekt. De klep 12 nabij beide kopse einden voorzien van een kunststof plaat 18, waarvan er één zichtbaar is. De plaat 18 dient enerzijds voor het afschermen van de driehoekvormige opening tussen de klep 12 en het huis 1 in een geopende stand van de klep 12. Dit voorkomt het ongewenst binnendringen van neerslag in het luchtdoorlaatkanaal 11. Anderzijds vormt de getoonde plaat 18 een deel van de bedieningsmiddelen voor het zwenken van de klep 12. Daartoe is de plaat 18 voorzien van een door een opstaande rand gevormde geleidesleuf 19. In de geleidesleuf 19 steekt een aan de arm 13 gevormde geleidenok 20.

De ventilatie-inrichting volgens de uitvinding is verder voorzien van vergrendelingsmiddelen die het mogelijk maken de klep 12 in een aantal standen tussen de gesloten en de volledig geopende stand te vergrendelen. Deze bestaan in het getoonde voorbeeld uit grendelribben 21, die aan het eindelement 10 zijn gevormd. De arm 13 is in kunststof uitgevoerd en enigzins flexibel, zodat de arm 13 tussen twee grendelribben 21 kan klikken.

De bedieningsmiddelen hebben een zodanige geometrie dat in de middelste stand van de schuifknop 15 de ventilatie-inrichting een luchtdoorlaatcapaciteit heeft die 20% bedraagt van de luchtdoorlaatcapaciteit bij de volledig geopende stand van de schuifknop 15.

Bij het verschuiven van de schuifknop 15 naar de met streeplijnen aangeduide stand 15' voert de arm 13 ten opzichte van de geleidenok 17 van het eindelement 10 zowel een zwenkbeweging als een schuifbeweging uit. Tevens beweegt de geleidenok 20 van de arm 13 door de geleidesleuf 19 van de klep 12. Hierdoor wordt de klep 12 in de streeplijnen weergegeven gesloten stand gebracht.

De beweging in een rechte lijn van de schuifknop 15 maakt eenvoudig een koppeling met een afstandsbediening voor de klep mogelijk. Bekende afstandsbedieningen hebben de vorm van een vertikaal langs een kozijn of muur lopende stang of schroefspin-del en kunnen derhalve direct met de knop 15 worden gekoppeld. Verder hebben de bedieningsmiddelen volgens de uitvinding het voordeel dat door aanpassing van de afmetingen en de onderlinge ligging van de onderdelen door de vakman op eenvoudige wijze een door hem gewenst verband tussen de schuifbeweging van de schuifknop en de daaruit resulterende openingsbeweging van de klep kan worden verkregen. Dit is van voordeel omdat in de praktijk vele verschillende afmetingen van huizen van ventilatie- inrichting voorkomen. Indien bijvoorbeeld de afstand tussen de buitenzijde en de binnenzijde van het huis aanzienlijk groter is dan bij de in de tekening getoonde uitvoering kan door bovengenoemde aanpassing toch een in hoofdzaak identieke openingsbeweging worden verkregen.

De bedieningsmiddelen zijn beschermd tegen weersinvloeden en tegen overmatige vervuiling doordat de geleidesleuf 19 en de arm 13 aan de binnenzijde van de plaat 18 liggen. Dit waarborgt een betrouwbaar funktioneren van de bedieningsmiddelen.

Het is duidelijk dat de bedieningsmiddelen ook op ander wijze kunnen zijn uitgevoerd. Zo kan de werking van de geleidesleuf 16 en de geleidenok 17 ook worden gerealiseerd door een draaibaar aan het eindelement 10 aangebrachte nok waar de dan eventueel massief uitgevoerde arm 13 doorheen steekt. Ook zou het eindelement 10 op die plaats kunnen zijn voorzien van een geleidesleuf en de arm van een daarin stekende nok. Soortgelijke kinematische varianten zijn ook denkbaar voor de samenwerking van de klep en de arm.

Claims (7)

1. Ventilatie-inrichting omvattende een huis, dat een zich tussen de buitenzijde en de binnenzijde van het huis uitstrekkend luchtdoorlaatkanaal begrenst, een zwenkbare klep, die om een zich in hoofdzaak evenwijdig aan de bovenrand daarvan uitstrekkende zwenkas ten opzichte van het huis naar buiten kan zwenken voor het afsluiten of vrijgeven van een aan de buitenzijde van het huis gelegen opening van het luchtdoor laatkanaal, en bedieningsmiddelen voor het zwenken van de klep, met het kenmerk, dat de bedieningsmiddelen een zich tussen de klep (12) en de binnenzijde van het huis (1) uitstrekkend overbren-gingsorgaan (13) omvatten, waarbij het overbrengingsorgaan (13) zwenkbaar is gekoppeld met een aan de binnenzijde van het huis gelegen schuiforgaan (15), en dat het overbrengingsorgaan (13) en het huis (1) op een tussen de klep en de binnenzijde van het huis gelegen plaats zijn voorzien van samenwerkende geleidingsmiddelen (16,17) voor het verschuifbaar en zwenkbaar geleiden van het overbrengingsorgaan (13) ten opzichte van het huis (1).

2. Ventilatie-inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de klep (12) is voorzien van een geleidesleuf (19) en dat het overbrengingsorgaan (13) is voorzien van een met de geleidesleuf van de klep samenwerkende geleidenok (20).

3. Ventilatie-inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het overbrengingsorgaan (13) is voorzien van een geleidesleuf (16) en dat het huis (1) is voorzien van een met de geleidesleuf van het overbrengingsorgaan samenwerkende geleidenok (17) voor het ten opzichte van het huis verschuifbaar en zwenkbaar geleiden van het overbrengingsorgaan.

4. Ventilatie-inrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het overbrengingsorgaan (13) een recht en langwerpig element is.

5. Ventilatie-inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het huis (1) en het bedieningsorgaan (13) zijn voorzien van samenwerkende grendelmiddelen (21) voor het vergrendelen van de stand van de klep (12) in ten minste een tussen de volledig geopende en volledig gesloten stand van de klep.

6. Ventilatie-inrichting volgens conclusie 1-3, met het kenmerk, dat het huis en het schuiforgaan zijn voorzien van samenwerkende grendelmiddelen voor het vergrendelen van de stand van de klep in ten minste een tussen de volledig geopende en volledig gesloten stand van de klep.

7. Ventilatie-inrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de bedieningsmiddelen zodanig zijn uitgevoerd dat in de middelste stand van het schuiforgaan de ventilatie-inrichting een luchtdoorlaatcapaciteit heeft die 20% bedraagt van de luchtdoor laatcapaciteit bij de volledig geopende stand van het schuiforgaan.