NL9200257A - Ground-working machine - Google Patents

Ground-working machine Download PDF

Info

Publication number
NL9200257A
NL9200257A NL9200257A NL9200257A NL9200257A NL 9200257 A NL9200257 A NL 9200257A NL 9200257 A NL9200257 A NL 9200257A NL 9200257 A NL9200257 A NL 9200257A NL 9200257 A NL9200257 A NL 9200257A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
machine according
soil cultivation
cultivation machine
plow
soil
Prior art date
Application number
NL9200257A
Other languages
Dutch (nl)
Original Assignee
Lely Nv C Van Der
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Priority claimed from NL8402753A external-priority patent/NL190626C/en
Application filed by Lely Nv C Van Der filed Critical Lely Nv C Van Der
Priority to NL9200257A priority Critical patent/NL9200257A/en
Publication of NL9200257A publication Critical patent/NL9200257A/en

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01BSOIL WORKING IN AGRICULTURE OR FORESTRY; PARTS, DETAILS, OR ACCESSORIES OF AGRICULTURAL MACHINES OR IMPLEMENTS, IN GENERAL
    • A01B33/00Tilling implements with rotary driven tools, e.g. in combination with fertiliser distributors or seeders, with grubbing chains, with sloping axles, with driven discs
    • A01B33/06Tilling implements with rotary driven tools, e.g. in combination with fertiliser distributors or seeders, with grubbing chains, with sloping axles, with driven discs with tools on vertical or steeply-inclined shaft
    • A01B33/065Tilling implements with rotary driven tools, e.g. in combination with fertiliser distributors or seeders, with grubbing chains, with sloping axles, with driven discs with tools on vertical or steeply-inclined shaft comprising a plurality of rotors carried by an elongate, substantially closed transmission casing, transversely connectable to a tractor
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01BSOIL WORKING IN AGRICULTURE OR FORESTRY; PARTS, DETAILS, OR ACCESSORIES OF AGRICULTURAL MACHINES OR IMPLEMENTS, IN GENERAL
    • A01B17/00Ploughs with special additional arrangements, e.g. means for putting manure under the soil, clod-crushers ; Means for breaking the subsoil
    • A01B17/004Clod-crushers
    • A01B17/006Clod-crushers with driven tools
    • A01B17/008Clod-crushers with driven tools rotating about a vertical or steeply inclined axis
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01BSOIL WORKING IN AGRICULTURE OR FORESTRY; PARTS, DETAILS, OR ACCESSORIES OF AGRICULTURAL MACHINES OR IMPLEMENTS, IN GENERAL
    • A01B49/00Combined machines
    • A01B49/02Combined machines with two or more soil-working tools of different kind
    • A01B49/022Combined machines with two or more soil-working tools of different kind at least one tool being actively driven
    • A01B49/025Combined machines with two or more soil-working tools of different kind at least one tool being actively driven about a substantially vertical axis

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Soil Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Soil Working Implements (AREA)

Abstract

A ground-working machine is provided with a frame, a number of driven working elements and plough components which turn the ground and are arranged in front of the working components, as seen in the direction of forwards movement. The ground which is turned by the plough members may be placed onto an unworked strip, after which the working members ensure good mixing between soil and plant residues. <IMAGE>

Description

GRONDBEWE RKINGSMACHINETILLAGE PROCESSING MACHINE

De uitvinding heeft betrekking op een grond-bewerkingsmachine, voorzien van een gestel en ten minste twee ploeglichamen.The invention relates to a soil cultivating machine, provided with a frame and at least two plow bodies.

Bij dergelijke bekende grondbewerkingsmachines is het gebruikelijk dat de ploeglichamen de grond in een zelfde zijdelingse richting afvoeren. Hierbij wordt de grond lang niet altijd voldoende met gewasresten, zoals stro en stoppel, vermengd.In such known tillage machines it is usual for the plow bodies to discharge the soil in the same lateral direction. The soil is not always sufficiently mixed with crop residues, such as straw and stubble.

Met de constructie volgens de uitvinding kan dit nadeel nu worden opgeheven doordat de machine een aantal aangedreven bewerkingsorganen omvat en, in de voortbewe-gingsrichting gerekend, vóór de bewerkingsorganen een aantal de grond kerende ploeglichamen is aangebracht. Met behulp van deze machine, kan een grondbalk worden uitgesneden en op een onbewerkte naastgelegen strook worden gebracht. Hierbij wordt het zich aan de bovenzijde van een te keren grondbalk bevindende plantaardig materiaal gebracht op het plantaardig materiaal dat zich op de naastgelegen strook bevindt, een en ander zodanig dat het materiaal tussen twee lagen aarde terecht komt en het door middel van de roterende bewerkingsorganen intensief met de aarde kan worden vermengd, zodat een direct inzaaibaar zaaibed ontstaat.With the construction according to the invention, this drawback can now be overcome by the fact that the machine comprises a number of driven working members and, counting in the direction of travel, a number of plow bodies which are arranged in the ground are arranged in front of the working members. With the help of this machine, a ground beam can be cut and placed on a raw adjacent strip. Hereby the vegetable material located at the top of a ground beam to be turned is applied to the vegetable material which is located on the adjacent strip, all this in such a way that the material enters between two layers of earth and it is intensively treated by means of the rotating working members. can be mixed with the soil to create a direct sowable seedbed.

Aan de hand van enkele in de tekeningen weergegeven uitvoeringsvoorbeelden zal de uitvinding hieronder nader worden uiteengezet.The invention will be explained in more detail below with reference to some exemplary embodiments shown in the drawings.

Figuur 1 geeft in bovenaanzicht een grondbewer-kingsmachine volgens de uitvinding weer;Figure 1 is a top view of a soil tillage machine according to the invention;

Figuur 2 geeft een aanzicht weer volgens de lijn II- II in Figuur 1;Figure 2 shows a view along the line II-II in Figure 1;

Figuur 3 geeft een aanzicht weer volgens de lijn III- III in Figuur 2, terwijlFigure 3 shows a view along the line III-III in Figure 2, while

Figuur 4 schematisch aangeeft op welke wijze de ploeglichamen hun uitgesneden grondbalken op een tussen de ploeglichamen gelegen onbewerkte strook grond brengen, waarna het geheel door de roterende bewerkingsorganen kan worden verwerkt;Figure 4 schematically shows how the plow bodies apply their cut-out ground beams to a raw strip of soil located between the plow bodies, after which the whole can be processed by the rotary working members;

Figuur 5 geeft in bovenaanzicht een tweede uitvoe-ringsvoorbeeld weer van een grondbewerkingsmachine volgens de uitvinding;Figure 5 is a top plan view of a second exemplary embodiment of a soil cultivation machine according to the invention;

Figuur 6 geeft een zijaanzicht weer van de in Figuur 5 afgebeelde grondbewerkingsmachine;Figure 6 shows a side view of the tillage machine shown in Figure 5;

Figuur 7 geeft een aanzicht weer volgens de lijn VII- VII, waarbij schematisch is aangegeven op welke wijze door middel van de zijwaarts verplaatste grondbalken en onbewerkte stroken grond men een laag plantaardig materiaal tussen twee lagen aarde brengt;Figure 7 shows a view along the line VII-VII, schematically showing the manner in which a layer of plant material is placed between two layers of soil by means of the laterally displaced soil beams and raw strips of soil;

Figuur 8 geeft een aanzicht weer volgens de lijn VIII- VIII, waarbij schematisch het resultaat is weergegeven van de door de roterende bewerkingsorganen volgens Figuur 7 aangegrepen grond-gewasresten formatie.Figure 8 shows a view along line VIII-VIII, schematically showing the result of the soil-crop residue formation engaged by the rotary working members of Figure 7.

De in de Figuren weergegeven inrichting betreft een grondbewerkingsmachine.The device shown in the Figures concerns a soil cultivation machine.

De machine omvat aan de voorzijde een zich dwars op de voortbewegingsrichting A uitstrekkende gestelbalk 1 die althans nagenoeg horizontaal is gelegen (Figuur 2). De gestelbalk 1 heeft een uit plaat gevormd U-vormig deel 2, dat zodanig is opgesteld dat de benen van de U naar voren zijn gericht. De einden van de benen zijn haaks afgebogen en door middel van bouten 3 bevestigd aan een zich althans nagenoeg in verticale richting uitstrekkende plaat 4. Nabij de einden is de gestelbalk 1 aan de achterzijde voorzien van zich in de voortbewegingsrichting A van de ploeg uitstrekkende balken 5 die een lengte hebben welke praktisch overeenstemt met die van de gestelbalk 1.The machine comprises at the front a frame beam 1 extending transversely of the direction of travel A and which is at least substantially horizontal (Figure 2). The frame beam 1 has a plate-shaped U-shaped part 2, which is arranged such that the legs of the U are directed forward. The ends of the legs are bent at right angles and fastened by means of bolts 3 to a plate 4. extending at least substantially in vertical direction. Near the ends, the frame beam 1 is provided at the rear with beams 5 extending in the direction of travel A of the plow. which have a length practically corresponding to that of the frame beam 1.

De balken 5 strekken zich vanaf de gestelbalk 1 enigszins naar boven uit (Figuur 2) en zijn aan de achterzijde verbonden met een zich dwars op de voortbewegingsrichting A uitstrekkende horizontale gestelbalk 6 die kokervormig is. De gestelbalk 6 die een hoekige, bij voorkeur vierkante, dwarsdoorsnede heeft, is zodanig opgesteld dat de zijden van de vierhoek zich althans nagenoeg in verticale richting uitstrekken. Op enige afstand achter de gestelbalk 6 bevindt zich een tweede, identiek uitgevoerde gestelbalk 7 die zich evenwijdig aan de gestelbalk 6 uitstrekt. De gestel- balk 7 is met de balken 1, 5 en 6 verbonden door platen 8, die zich in opwaartse, bij voorkeur verticale richting en evenwijdig aan de voortbewegingsrichting A uitstrekken. De voorzijde van elk van de platen 8 is voorzien van een zich naar beneden uitstrekkend deel 9 dat aan de achterzijde een schuin naar voren en naar beneden recht verlopend gedeelte heeft dat overgaat in een zich althans nagenoeg in horizontale richting uitstrekkend kort gedeelte, hetwelk aan de voorzijde overgaat in een regelmatig naar achteren gekromd en naar boven verlopend gedeelte, dat nabij de onderzijde van de gestelbalk 1 praktisch verticaal is gericht en is voorzien van een snijrand (Figuur 2). Aan het deel 9 van elke plaat 8 is een ploegorgaan 10 aangebracht dat zich vanaf de plaat 8 uitstrekt in de richting van een symmetrievlak A-A dat door het midden van de gestelbalken 1, 6 en 7 en althans nagenoeg evenwijdig aan de voortbewegingsrichting A van de ploeg verloopt. Elk van de spiegelbeeldig ten opzichte van het symmetrievlak A-A opgestelde ploeglichamen 10 omvat een schaar 11 die zich vanaf de onderzijde van het deel 9 schuin in de richting van het symmetrievlak A-A uitstrekt, waarbij, in bovenaanzicht gezien, de voorzijde van de schaar een hoek van ± 30° insluit met de voortbewegingsrichting A van de ploeg. In zijaanzicht gezien, verloopt de schaar 11 vanaf zijn bevestiging schuin naar boven, waarbij een hoek met de horizontaal wordt ingesloten van ± 15°. De schaar 11 bevindt zich aan de onderzijde van een rister 12. Zoals uit Figuur 1 blijkt, zijn de beide ploeglichamen 10 op een afstand van elkaar gelegen die ongeveer tweemaal de werkbreedte van een ploeglichaam bedraagt. Het midden van de gestelbalk 1 is aan de achterzijde voorzien van stripvormige steunen 13 die zich schuin naar beneden en naar achteren uitstrekken. De steunen 13 zijn nabij de ondereinden voorzien van een as 14 die zich althans nagenoeg dwars op de voortbewegingsrichting A uitstrekt en althans nagenoeg horizontaal is gelegen. De as 14 draagt een steunwiel 15 dat in het midden is voorzien van een schijf 16. De schijf 16 bevindt zich ter hoogte van het symmetrievlak A-A.The beams 5 extend slightly upwards from the frame beam 1 (Figure 2) and are connected at the rear to a horizontal frame beam 6 extending transversely of the direction of travel A. The frame beam 6, which has an angular, preferably square, cross-section, is arranged such that the sides of the quadrilateral extend at least substantially in vertical direction. At some distance behind the frame beam 6 there is a second, identically designed frame beam 7 which extends parallel to the frame beam 6. The frame beam 7 is connected to the beams 1, 5 and 6 by plates 8, which extend in an upward, preferably vertical, direction and parallel to the direction of travel A. The front side of each of the plates 8 is provided with a downwardly extending part 9, which at the rear has an obliquely forward and downwardly extending part which merges into a short part extending at least substantially horizontally, which the front turns into a regularly curved backward and upwardly extending section, which is practically vertically oriented near the underside of the frame beam 1 and is provided with a cutting edge (Figure 2). A plow member 10 is provided on the part 9 of each plate 8, which extends from the plate 8 in the direction of a plane of symmetry AA passing through the center of the frame beams 1, 6 and 7 and at least substantially parallel to the direction of travel A of the plow expires. Each of the plow bodies 10 arranged in mirror image with respect to the plane of symmetry AA comprises a pair of scissors 11 which extends obliquely from the bottom of the part 9 in the direction of the plane of symmetry AA, wherein, viewed in top view, the front of the scissors is at an angle of ± 30 ° with the direction of movement A of the plow. Seen in side view, the scissors 11 run obliquely upwards from their attachment, enclosing an angle with the horizontal of ± 15 °. The scissors 11 are located on the underside of a body 12. As can be seen from Figure 1, the two plow bodies 10 are spaced apart which is approximately twice the working width of a plow body. The center of the frame beam 1 is provided at the rear with strip-shaped supports 13 which extend obliquely downwards and backwards. The supports 13 are provided near the lower ends with a shaft 14 which extends at least substantially transverse to the direction of travel A and is located at least substantially horizontally. The shaft 14 carries a support wheel 15 which is provided with a disc 16 in the middle. The disc 16 is located at the level of the symmetry plane A-A.

Nabij de einden is op de bovenzijde van de gestel- balk 1 een zich in opwaartse richting uitstrekkende steun 17 aangebracht, welke steunen aan de bovenzijde zijn verbonden door middel van een gestelbalk 18 die identiek is met de gestelbalk 1.Near the ends, an upwardly extending support 17 is arranged on the top of the frame beam 1, which supports are connected at the top by means of a frame beam 18 which is identical to the frame beam 1.

Aan de voorzijde is elk van de gestelbalken 1 en 18 voorzien van een dwarsbalk 19 respectievelijk 20. De dwarsbalk 19, respectievelijk 20 is op dezelfde wijze als de balken 1 en 18 uit plaat vervaardigd, echter zijn hierbij de dwarsbalken zodanig opgesteld dat de benen van de U zich naar achteren uitstrekken. De haaks omgezette einden van de benen van de U zijn tussen een geleiding 21 nabij de onder- en bovenzijde van de verticale plaat 4 aangebracht. De geleiding 21 is door middel van de bouten 3 vastgezet. De door middel van de geleiding 21 langs de platen 4 verplaatsbare dwarsbalken 19 en 20 zijn met elkaar verbonden door middel van opwaarts gerichte steunen 22 en maken deel uit van een bok 23, die is voorzien van een driepuntsbevestiging. Aan de, in de voortbewegingsrichting gezien, rechtse steun 22 is een door een langssleuf in de onderste plaat 4 gevormd oor 24 aangebracht (Figuur 1). Aan het oor 24 is scharnierend een einde aangebracht van een hydraulische verstelcilinder 25, die in de gestelbalk 1 is ondergebracht en met zijn andere einde is aangebracht aan een steun 17. Met behulp van de verstelcilinder 25 kan de bok 23 dwars op de voortbewe-gingsrichting worden verplaatst ter wijziging van de stand van de machine ten opzichte van een de machine voortbewegende trekker. Op gelijke afstand van het midden (symmetrievlak A-A) zijn tussen de gestelbalk 6 en de achterzijde van de gestelbalk 18 naar voren convergerende schoorbalken 26 aangebracht. Tussen de zich evenwijdig aan elkaar uitstrekkende gestelbalken 6 en 7 zijn op gelijke afstand van het symme-trievlak A-A zich in opwaartse, bij voorkeur enigszins naar voren hellende assen 27 aangebracht die in een tussen de gestelbalken gelegen kokervormig gesteldeel 28 zijn ondersteund. Elk van de assen 27 maakt deel uit van een roterend bewerkingsorgaan 29. Elk bewerkingsorgaan 29 is voorzien van een onder het gesteldeel 29 gelegen cilindervormig deel 30, waarop over omtrekshoeken van ± 90° zich in de langsrichting van de as van het cilindervormig deel uitstrekkende rijen radiaal verlopende tanden 31 zijn aangebracht. Hierbij zijn de tanden 31 van elkaar opvolgende rijen versprongen ten opzichte van elkaar opgesteld, een en ander zodanig dat in de ene rij vier tanden en in de andere rij drie tanden aanwezig zijn (Figuur 2). De tanden worden gevormd door U-profielen, waarvan de benen naar beneden zijn gericht en verlopen in de richting van het vrije einde taps. De onderzijde van het cilindervormig deel 30, welk deel bij voorkeur een diameter van ± 30 cm heeft, is voorzien van een schijf 32, waarvan de diameter nagenoeg gelijk is aan de diameter van de baan beschreven door de einden van de tanden 31 op het cilindervormig deel 30. Onder de schijf 32 zijn over omtrekshoeken van 90° van elkaar woelorganen 32A bevestigd. Elk van de woelorganen 32A is mesvormig en is voorzien van een zich althans nagenoeg loodrecht op de draaiingsas van een orgaan uitstrekkend gedeelte dat via een schuin naar boven en in de richting van de draaiingsas uitstrekkend gedeelte overgaat in een gedeelte dat aan de onderzijde van de schijf 32 is bevestigd. Zoals uit Figuur 1 blijkt, overlappen de banen van de woelorganen 32A elkaar. Elk van de assen 27 is binnen het kokervormig gesteldeel 28 voorzien van een tandwiel 33, welk tandwiel in aandrijvende verbinding staat met een identiek tandwiel 34 op een as 35 die zich evenwijdig aan de assen 27 uitstrekt. De tandwielen 34 staan met elkaar in aandrijvende verbinding. Een van de assen 35 staat binnen een tandwielkast 36 via een conische tandwieloverbrenging in aandrijvende verbinding met een zich in de voortbewegingsrichting A uitstrekkende as, die via een aan de achterzijde van de tandwielkast gelegen toerenvariator 37 in aandrijvende verbinding staat met een zich in de voortbewegingsrichting A uitstrekkende as 38, die aan de voorzijde buiten de tandwielkast uitsteekt en via een tussenas 39 met de aftakas van een de inrichting voortbewegende trekker verbindbaar is. Elk van de bewerkingsorganen 29 is aan de achterzijde omgeven door een afstrijkorgaan 40 dat wordt gevormd door een U-profiel, waarvan de benen naar het bewerkingsorgaan zijn toegekeerd (Figuur 2). Elk van de afstrijkorganen 40 verloopt vanaf een scharnierende bevestiging aan de onderzijde van een plaat 8, welke bevestiging zich vóór een bewerkingsorgaan 29 bevindt, aanvankelijk althans nagenoeg evenwijdig aan een plaat naar achteren om ter hoogte van de rotatieassen van de bewer-kingsorganen 29 over te gaan in een gedeelte dat concentrisch ten opzichte van de as 27 van een bewerkingsorgaan verloopt (Figuur 1). De concentrisch verlopende gedeelten van de respectieve afstrijkorganen 40 zijn ter hoogte van het symme-trievlak A-A met elkaar verbonden, waarbij een naar voren gerichte punt is gevormd (Figuur 1). De gevormde punt is voorzien van lippen 41, die zich naar boven en enigszins naar achteren uitstrekken. Tussen de lippen 41 is scharnierend een zich naar boven uitstrekkende arm 42 aangebracht, die scharnierend is bevestigd tussen schijven 43. De schijven 43 maken deel uit van het ondereinde van een zich naar boven uitstrekkende arm 44 die scharnierend is aangebracht tussen aan de achterzijde van de gestelbalk 7, nabij het midden aangebrachte lippen 45. De schijf 43 is voorzien van gaten 46, waardoor een pen 47 gestoken kan worden, die eveneens kan worden gestoken door een gat nabij de bovenzijde van de arm 42. Op deze wijze kan een hoogteverstelling van de beide afstrijkorganen 40 worden verkregen, waardoor de stand van deze afstrijkorganen aan de werkdiepte van de bewerkings-organen 29 kan worden aangepast (zie Figuur 2). Juist achter het midden van de rotatieassen 27 van de bewerkingsorganen 29 is scharnierend een zich naar achteren uitstrekkende arm 48 aan een plaat 8 aangebracht. Tussen de achtereinden van de armen 48 is vrij draaibaar een rol 49 aangebracht, die aan de omtrek is voorzien van zich in de langsrichting van de rota-tieas uitstrekkende staven 50. De armen 48 zijn elk ten opzichte van een plaat 8 in meerdere hoogtestanden brengbaar en vastzetbaar.At the front, each of the frame beams 1 and 18 is provided with a cross beam 19 and 20. The cross beam 19 and 20, respectively, are made of sheet metal in the same manner as the beams 1 and 18, but the cross beams are arranged in such a way that the legs of the U stretch backwards. The perpendicularly bent ends of the legs of the U are arranged between a guide 21 near the bottom and top of the vertical plate 4. The guide 21 is fixed by means of the bolts 3. The cross beams 19 and 20, which can be moved along the plates 4 by means of the guide 21, are connected to each other by means of upwardly directed supports 22 and form part of a trestle 23, which is provided with a three-point mounting. On the right-hand support 22, viewed in the direction of movement, an ear 24 is formed by a longitudinal slot in the lower plate 4 (Figure 1). Hinged at the ear 24 is an end of a hydraulic adjustment cylinder 25, which is accommodated in the frame beam 1 and which is mounted with its other end on a support 17. With the aid of the adjustment cylinder 25, the trestle 23 can move transversely of the direction of travel be moved to change the position of the machine relative to a tractor moving the machine. Equally spaced from the center (plane of symmetry A-A), forwardly converging strut beams 26 are arranged between the frame beam 6 and the rear of the frame beam 18. Between the frame beams 6 and 7 extending parallel to each other, there are equidistant from the symmetry plane A-A in upwardly, preferably slightly inclined shafts 27 supported in a tubular frame part 28 located between the frame beams. Each of the shafts 27 forms part of a rotating working member 29. Each working member 29 is provided with a cylindrical part 30 situated under the frame part 29, on which rows extending over circumferential angles of ± 90 ° in the longitudinal direction of the axis of the cylindrical part radially extending teeth 31 are provided. The teeth 31 of successive rows are arranged staggered with respect to each other, such that four teeth are present in one row and three teeth in the other row (Figure 2). The teeth are formed by U-profiles, the legs of which are directed downwards and tapering towards the free end. The underside of the cylindrical part 30, which part preferably has a diameter of ± 30 cm, is provided with a disc 32, the diameter of which is almost equal to the diameter of the track described by the ends of the teeth 31 on the cylindrical part 30. Under the disc 32, agitators 32A are mounted over circumferential angles of 90 ° from each other. Each of the agitating members 32A is knife-shaped and includes a portion extending substantially perpendicularly to the axis of rotation of an member which transitions through an oblique upwardly and in the direction of the axis of rotation into a portion extending at the bottom of the disc 32 has been confirmed. As shown in Figure 1, the webs of the agitators 32A overlap. Each of the shafts 27 within the tubular frame portion 28 is provided with a gear 33, which gear communicates with an identical gear 34 on a shaft 35 extending parallel to the shafts 27. The gear wheels 34 are in driving connection with each other. One of the shafts 35 within a gearbox 36 is in driving connection via a bevel gear transmission to a shaft extending in the direction of travel A, which is in drive connection via a speed variator 37 located at the rear of the gearbox with a direction of travel A extending shaft 38, which protrudes beyond the gearbox at the front and can be connected via an intermediate shaft 39 to the power take-off shaft of a tractor moving the device. Each of the working members 29 is surrounded at the rear by a scraper 40 formed by a U-profile, the legs of which face the working member (Figure 2). Each of the wipers 40 extends from a hinged mounting on the underside of a plate 8, which mounting is located in front of a working member 29, initially at least substantially parallel to a plate, in order to transfer at the rotation axes of the working members 29 go into a portion that is concentric to the axis 27 of a processing member (Figure 1). The concentrically extending portions of the respective scrapers 40 are bonded together at the symmetry plane A-A, forming a forwardly pointed tip (Figure 1). The shaped tip is provided with lips 41 which extend upwards and slightly backwards. Between the lips 41 is hingedly an upwardly extending arm 42, which is hingedly mounted between discs 43. The discs 43 are part of the lower end of an upwardly extending arm 44 which is hinged between the rear of the frame beam 7, lips 45 arranged near the center. The disc 43 is provided with holes 46, through which a pin 47 can be inserted, which can also be inserted through a hole near the top of the arm 42. In this way a height adjustment of the two scrapers 40 are obtained, so that the position of these scrapers can be adapted to the working depth of the working members 29 (see Figure 2). Just behind the center of the rotary axes 27 of the working members 29, a rearwardly extending arm 48 is hinged on a plate 8. Between the rear ends of the arms 48, a roller 49 is provided which is freely rotatable and which is provided on the periphery with bars 50 extending in the longitudinal direction of the axis of rotation. The arms 48 can each be brought into several height positions relative to a plate 8. and fixable.

De werking van de in het voorgaande beschreven machine is als volgt:The machine described above operates as follows:

Tijdens het bedrijf is de machine door middel van de driepuntsbevestiging van de bok 23 aan de driepuntshef-inrichting van een trekker aangebracht en wordt de ploeg voortbewogen in een richting volgens pijl A. Hierbij bewegen de ploeglichamen 10, die zoals vermeld ten opzichte van het symmetrievlak A-A spiegelbeeldig zijn opgesteld, op een bepaalde diepte (bij voorkeur 25 - 30 cm), die door middel van het loopwiel 15 is bepaald, door de grond. Door middel van de rol kan men de stand van het geheel meer of minder naar voren laten hellen. Ook kan het loopwiel 15 in hoogte-richting instelbaar zijn, zodat de werkdiepte eveneens kan worden gewijzigd. De inrichting volgens de uitvinding is bij voorkeur geschikt voor het bewerken van afgeoogste velden. Tijdens de voortbeweging worden door het van een volgens een vloeiende kromming verlopende snijrand voorziene deel 9 van de platen 8 en de schijf 16 van het loopwiel 15 twee naast elkaar gelegen grondstroken verticaal losgesneden. Elke strook heeft een breedte die ongeveer tweemaal de werkbreedte van een ploeglichaam 10 bedraagt. Door elk van de ploeglichamen 10 wordt de bovenste helft van een strook grond met behulp van de schaar 11 losgesneden. Hierbij heeft de grondbalk aan de ten opzichte van het symmetrievlak A-A buitenste zijde de grootste dikte die in de richting van de binnenzijde van de schaar tot enkele centimeters afneemt, daar de schaar, zoals reeds vermeld, vanaf zijn bevestiging aan de onderzijde schuin naar boven en naar binnen verloopt. De door de schaar 11 losgesneden grondbalk kan hierdoor door het rister 12 gemakkelijker worden gekeerd en naar binnen verplaatst, waarbij de grondbalk omgekeerd op de onbewerkte strook grond wordt gebracht (Figuur 4). Hierbij komen zich op het veld bevindende plantenresten, zoals stro en stoppels, als aangegeven tussen de gekeerde en niet gekeerde grond-balken. Het geheel komt hierna binnen het bereik van de in tegengestelde richting roterende bewerkingsorganen 29, waarbij met behulp van de tanden 31 de afgelegde grondbalken worden aangegrepen, terwijl met behulp van de schijf 32 de bovenste laag van de onbewerkte grondstrook wordt losgesneden en tegelijkertijd met behulp van de onder de schijf gelegen woelorganen een intensieve woeling wordt uitgevoerd, een en ander zodanig dat de aarde in een richting tegengesteld aan de verplaatsingsinrichting bij de voorgaande bewerking zijdelings wordt bewogen en na de passage van de bewerkingsorganen 29 een intensief bewerkte strook achterblijft, die met behulp van de rol 49 nog enigszins wordt verdicht, waarna men een strook direct kan inzaaien. Doordat de plantenresten tussen de grondbalken zijn gebracht, kan een intensieve vermenging van de aarde en het materiaal plaatsvinden. Met behulp van de in het voorgaande besproken, zich tijdens het bedrijf juist boven de grond bevindende, afstrijkers 40 kunnen verstoppingen worden voorkomen en kan de verdeling van los materiaal, zoals stro en stoppelresten, in de grond homogener en intensiever plaatsvinden. Hierbij werkt de naar voren hellende stand van het geheel bevorderend op de beoogde werking. Met behulp van de armen 42 en 44 kan de hoogte van de afstrijkers 40 worden ingesteld, een en ander zodanig dat hierdoor een aanpassing aan de ingestelde werkdiepte van ploeglichamen 10 en bewerkingsorganen 29 wordt verkregen.During operation, the machine is mounted on the three-point linkage of a tractor by means of the three-point mounting of the trestle 23 and the plow is moved in a direction according to arrow A. Here, the plow bodies 10 move, which, as stated, with respect to the plane of symmetry AA are arranged in mirror image, at a certain depth (preferably 25 - 30 cm), which is determined by means of the running wheel 15, through the ground. The position of the whole can be tilted more or less forward by means of the roller. The running wheel 15 can also be adjustable in height direction, so that the working depth can also be changed. The device according to the invention is preferably suitable for processing harvested fields. During advancement, two adjacent strips of ground are provided vertically by the part 9 of the plates 8 and the disc 16 of the impeller 15 provided with a cutting edge running in a smooth curvature. Each strip has a width approximately twice the working width of a plow body 10. The top half of a strip of soil is cut loose by each of the plow bodies 10 by means of the scissors 11. The ground beam has the greatest thickness on the outer side relative to the plane of symmetry AA, which decreases to a few centimeters in the direction of the inside of the scissors, since, as already mentioned, the scissors are inclined upwards from its mounting on the underside and goes inside. The ground beam cut loose by the scissors 11 can hereby be more easily turned and moved inwards by the body 12, the ground beam being placed upside down on the raw strip of ground (Figure 4). Plant residues, such as straw and stubble, which are located on the field, are shown between the turned and non-turned ground beams. The whole then comes within the range of the counter-rotating working members 29, with which the deposited ground beams are engaged with the teeth 31, while with the aid of the disc 32 the top layer of the raw ground strip is cut off and at the same time with the aid of the agitating elements located under the disc are subjected to intensive turbulence, such that the earth is moved sideways in a direction opposite to the displacement device in the previous operation and after the passage of the operating elements 29 an intensively worked strip remains, which is moved by means of of the roller 49 is still somewhat compacted, after which a strip can be sown directly. Because the plant remains have been placed between the ground beams, intensive mixing of the earth and the material can take place. With the aid of the scrapers 40 located just above the ground during operation, blockages can be prevented and the distribution of loose material, such as straw and stubble residues, can be made more homogeneous and intensive in the ground. The forwardly inclined position of the whole hereby promotes the intended effect. The height of the scrapers 40 can be adjusted with the aid of the arms 42 and 44, such that an adjustment to the set working depth of plow bodies 10 and working members 29 is obtained in this way.

Met behulp van de in het voorgaande beschreven machine kan men op effectieve wijze een vermenging van op het veld achtergebleven plantenresten, zoals stoppels en stro, met aarde verkrijgen, waarna men eventueel direct kan inzaaien. Met behulp van de verstelcilinder 25, die op niet nader weergegeven wijze met het hydraulisch circuit van de trekker is verbonden, kan de bok 23 met de eraan aangebrachte driepuntsbevestiging dwars op de voortbewegingsrichting A worden verplaatst, ten einde de machine met het oog op de uit te voeren werkzaamheden zo gunstig mogelijk achter de trekker te kunnen aanbrengen.Using the machine described above it is possible to effectively mix plant residues left on the field, such as stubble and straw, with soil, after which it is possible to sow directly. With the aid of the adjusting cylinder 25, which is connected to the hydraulic circuit of the tractor in a manner not shown, the trestle 23 with the attached three-point attachment can be moved transversely to the direction of travel A, in view of the machine to be able to carry out work to be carried out behind the tractor as favorably as possible.

In de Figuren 5 en 6 is een tweede uitvoerings-voorbeeld van een inrichting volgens de uitvinding weergegeven. Bij dit uitvoeringsvoorbeeld omvat de inrichting een horizontaal gelegen rechthoekig raam dat wordt gevormd door zich dwars op de voortbewegingsrichting A uitstrekkende gestelbalken 51, die aan de einden en het midden zijn verbonden door middel van zich in de voortbewegingsrichting A uitstrekkende verbindingsbalken 52. De achterste gestelbalk 51 is aan de einden, en op gelijke afstanden daartussen, voorzien van in totaal zeven zich schuin naar beneden en naar voren uitstrekkende steunen 53 die elk bestaan uit twee, een knik met elkaar insluitende, rechte gedeelten. Het onderste gedeelte van elke steun 53 heeft een bevestiging voor een ploeglichaam 54 dat een schaar 55 omvat, welke schaar zich vanaf de steun 53 op dezelfde wijze als bij het voorgaande uitvoeringsvoorbeeld schuin naar boven en naar achteren uitstrekt, een en ander zodanig dat de schaar nabij de steun de diepste werking heeft. Op de schaar 55 sluit een rister 56 aan. De ploeglichamen 54 zijn in groepen van drie aan weerszijden van een symmetrievlak A-A in de voortbewegings-richting A van de machine door het midden van de gestelbalken 51 spiegelbeeldig opgesteld (Figuur 6). Elk van de steunen 53, die zich tussen de einden van de achterste gestelbalk 51 bevinden, is aan de van de schaar 55 van de respectieve ploeglichamen 54 afgekeerde zijde voorzien van een schaar 57 die zich althans nagenoeg in horizontale richting en schuin naar achteren uitstrekt. De hoek die hierbij door de voorzijde van de enigszins oplopende schaar 57 wordt ingesloten, bedraagt ± 30° en komt overeen met de hoek die de voorzijde van de schaar 55 van de respectieve ploeglichamen 54 met de voortbewegingsrichting A insluit. De middelste balk 52 is voorzien van twee, door middel van een steun 53A aangebrachte spiegelbeeldig opgestelde scharen 57, een en ander zodanig dat de scharen 57 met de voorzijden op één lijn zijn gelegen met de voorzijde van de ploeglichamen 54 (Figuur 5). De voorste gestelbalk is ter hoogte van steunen 53 voorzien van zich schuin naar beneden en naar achteren uitstrekkende paren strippen 58, tussen de einden waarvan vrij draaibaar een schijfkouter 59 is aangebracht. De onderzijde van het schijfkouter 59 bevindt zich hierbij ter hoogte van de voorzijde van de schaar 55 van een ploeglichaam 54, respectievelijk een zich naar opzij uitstrekkende schaar 57 (Figuur 6). Nabij het midden is de voorste gestelbalk 51 voorzien van een bok 60. De bovenzijde van de bok 60 is door middel van naar achteren divergerende steunen 61 met de achterste gestelbalk 51 verbonden. De bok 60 is voorzien van een driepuntsbevesti-ging voor aankoppeling van de machine aan de driepuntshef-inrichting van een trekker. De achterzijde van de achterste gestelbalk 51 is ter hoogte van de onderste aankoppelpunten van de bok 60 voorzien van zich naar achteren uitstrekkende lippen 62, terwijl de achterzijde van de bok nabij de bovenzijde is voorzien van een paar zich naar achteren uitstrekkende lippen 63. De respectieve lippen 62 en 63 vormen de aankoppelingsmiddelen voor de bevestiging van een bok 64 voorzien van een driepuntsbevestiging welke deel uitmaakt van een roterende eg 65 die met de beschreven inrichting is gecombineerd. Hierbij zijn de onderste aankoppelpunten van de bok 64 scharnierend met de lippen 62, en is het bovenste aankoppelpunt door middel van een in lengte veranderbare koppelarm 66 met de achterzijde van de bok 60 verbonden. De roterende eg 65 omvat een zich dwars op de voortbewegings-richting A uitstrekkend kokervormig gesteldeel 67, waarin op onderling gelijke afstand van bij voorkeur 25 cm opwaartse, bij voorkeur verticale assen 69 zijn ondersteund. Elk van de rotors 69 omvat een onder het gesteldeel 67 op de as 68 aangebrachte drager 70 die, nabij de einden is voorzien van zich naar beneden uitstrekkende bewerkingselementen 71 in de vorm van tanden. De einden van het kokervormig gesteldeel 67 zijn voorzien van nabij de voorzijde aangebrachte zwenkbare armen 72, die nabij de achterzijde van het gesteldeel in meerdere standen brengbaar en vastzetbaar zijn. Tussen de achtereinden van de armen 72 is vrij draaibaar een rol 73 aangebracht, die zich over de gehele breedte van de machine uitstrekt en aan de omtrek is voorzien van zich in de langsrichting van de rol uitstrekkende staafvormige elementen 74. Binnen het kokervormig gesteldeel 67 is op elke as 68 een tandwiel 75 aangebracht, een en ander zodanig dat de tandwielen de assen van naast elkaar gelegen rotors met elkaar in aandrijvende verbinding zijn. Nabij het midden is de as 67 van een rotor 69 verlengd en reikt tot in een tandwielkast 76 die op de bovenzijde van het kokervormig gesteldeel 67 is aangebracht en waarbinnen de as via een aan de achterzijde van de tandwielkast aanwezige toerenvariator 77 in verbinding staat met een zich in de voortbewegingsrichting A uitstrekkende as 78 die aan de voorzijde buiten de tandwielkast uitsteekt. De as 78 kan door middel van een tussenas 79 met de aftakas van een trekker worden verbonden.Figures 5 and 6 show a second exemplary embodiment of a device according to the invention. In this exemplary embodiment, the device comprises a horizontally located rectangular window which is formed by frame beams 51 extending transversely to the direction of travel A, which are connected at the ends and the center by means of connecting beams 52 extending in the direction of travel A. The rear frame beam 51 is provided at the ends, and equidistant therebetween, with a total of seven obliquely downwardly and forwardly extending supports 53, each consisting of two kinked straight sections. The bottom part of each support 53 has an attachment for a plow body 54 comprising a scissors 55, which scissors extend obliquely upwards and backwards from the support 53 in the same manner as in the previous embodiment, such that the scissors has the deepest effect near the support. A body 56 connects to the scissors 55. The plow bodies 54 are arranged in mirror image in groups of three on either side of a plane of symmetry A-A in the direction of advancement A of the machine through the center of the frame beams 51 (Figure 6). Each of the supports 53 located between the ends of the rear frame beam 51 is provided on the side remote from the scissors 55 of the respective plow bodies 54 with scissors 57 extending at least substantially horizontally and obliquely to the rear. The angle enclosed herein by the front of the slightly ascending scissors 57 is ± 30 ° and corresponds to the angle which the front of the scissors 55 of the respective plow bodies 54 encloses with the direction of travel A. The middle beam 52 is provided with two mirror-mounted scissors 57 arranged by means of a support 53A, such that the scissors 57 are aligned with the front sides of the plow bodies 54 with the front sides (Figure 5). At the level of supports 53, the front frame beam is provided with pairs of strips 58 extending obliquely downwards and backwards, between the ends of which a disc coulter 59 is freely rotatable. The underside of the disc coulter 59 is located at the front of the scissors 55 of a plow body 54, respectively a scissors 57 extending to the side (Figure 6). Near the center, the front frame beam 51 is provided with a trestle 60. The top of the trestle 60 is connected to the rear frame beam 51 by means of diverging supports 61 to the rear. The trestle 60 is provided with a three-point attachment for coupling the machine to the three-point lifting device of a tractor. The rear of the rear frame beam 51 is provided with rearwardly extending lips 62 at the level of the lower coupling points of the trestle 60, while the rear of the trestle is provided near the top with a pair of rearwardly extending lips 63. The respective lips 62 and 63 form the coupling means for the attachment of a trestle 64 provided with a three-point attachment which forms part of a rotary harrow 65 which is combined with the described device. Here, the lower coupling points of the trestle 64 are hinged to the lips 62, and the upper coupling point is connected to the rear of the trestle 60 by means of a length-adjustable coupling arm 66. The rotary harrow 65 comprises a tubular frame part 67 extending transversely to the direction of travel A. In which mutually equidistant, preferably 25 cm upward, preferably vertical axes 69 are supported. Each of the rotors 69 includes a carrier 70 mounted under the frame portion 67 on the shaft 68 which is provided near the ends with downwardly extending machining elements 71 in the form of teeth. The ends of the tubular frame part 67 are provided with pivotable arms 72 arranged near the front, which can be brought into several positions and can be secured near the rear of the frame part. Between the rear ends of the arms 72, a roller 73 is freely rotatable, which extends over the entire width of the machine and is provided on the periphery with rod-shaped elements 74 extending in the longitudinal direction of the roller. Within the tubular frame part 67 a gearwheel 75 is arranged on each shaft 68, such that the gearwheels drive the shafts of adjacent rotors in mutual connection. Near the center, the shaft 67 of a rotor 69 is extended and extends into a gearbox 76 mounted on the top of the tubular frame part 67, within which the shaft communicates via a speed variator 77 located at the rear of the gearbox. shaft 78 extending in the direction of travel A which protrudes from the front outside the gearbox. The shaft 78 can be connected to the PTO shaft of a tractor by means of an intermediate shaft 79.

De werking van de laatstbeschreven inrichting komt in grote lijnen overeen met de werking van de in het voorgaande beschreven inrichting.The operation of the last-described device largely corresponds to the operation of the device described above.

Tijdens bedrijf is de inrichting door middel van de driepuntsbok 60 met de driepuntshefinrichting van de trekker verbonden en kan vanaf de aftakas via de tussenas 79 de roterende eg 65 worden aangedreven, waarbij de respectieve rotors 69 ten minste elkaar overlappende stroken grond bewerken.During operation, the device is connected by means of the three-point trestle 60 to the three-point lifting device of the tractor and the rotary harrow 65 can be driven from the PTO shaft via the intermediate shaft 79, the respective rotors 69 working at least overlapping strips of soil.

De werkdiepte van de inrichting kan met behulp van de driepuntshefinrichting van een trekker worden ingesteld, eventueel kunnen ook in hoogterichting verstelbare onder-steuningsorganen aanwezig zijn.The working depth of the device can be adjusted with the aid of the three-point lifting device of a tractor, possibly also height-adjustable support members.

De werkdiepte van de roterende eg 65 kan worden aangepast met behulp van de achter de rotors gelegen rol 73. Tijdens de voortbeweging van de ploeg in een richting volgens pijl A worden door de respectieve schijfkouters stroken grond met een bepaalde breedte door middel van verticale insnijdingen van elkaar gescheiden. Vervolgens worden deze stroken grond aan de onderzijde door midden van de scharen 55 van de ploegorganen 54 losgesneden, waarbij de tussen twee ploeg-lichamen gelegen scharen 57 de strook grond tussen twee ploeglichamen, die de werkbreedte van een ploeglichaam beslaat, praktisch lossnijden. De door de scharen 55 van de respectieve ploeglichamen 54 losgesneden grondbalken hebben door de specifieke opstelling van de schaar 55 aan de onderzijde het in de Figuur 7 weergegeven verloop. Hierdoor kunnen de risters 56 van de respectieve ploeglichamen 54 de grondbalk gemakkelijk op de tussen de respectieve ploeglichamen gelegen stroken grond brengen, welke stroken slechts door de scharen 57 aan de onderzijde zijn losgesneden. Het geheel wordt dan vanuit een situatie, als schematisch is weergegeven in Figuur 7, door de bewerkingselementen 71 van de respectieve rotors 69 aangegrepen, waarbij de aarde met het plantaardig materiaal (stoppels, stro), dat tussen de respectieve grondbalken is terecht gekomen, intensief wordt vermengd, waarna een onmiddellijk inzaaibaar bed wordt verkregen (Figuur 8).The working depth of the rotary harrow 65 can be adjusted using the roller 73 located behind the rotors. During the movement of the plow in a direction according to arrow A, the respective disc coulters produce strips of soil of a certain width by means of vertical cuts of separated. Subsequently, these strips of soil are cut loose at the bottom by means of the scissors 55 of the plow members 54, the scissors 57 located between two plow bodies, practically cutting loose the strip of soil between two plow bodies, which occupies the working width of a plow body. Due to the specific arrangement of the scissors 55 at the bottom, the ground beams cut loose by the scissors 55 from the respective plow bodies 54 have the course shown in Figure 7. This allows the rests 56 of the respective plow bodies 54 to easily bring the ground beam onto the strips of soil located between the respective plow bodies, which strips are cut loose only by the scissors 57 at the bottom. The whole is then engaged from the situation, as schematically shown in Figure 7, by the working elements 71 of the respective rotors 69, whereby the earth with the vegetable material (stubble, straw), which has entered between the respective ground beams, is intensively is mixed and an immediately sowable bed is obtained (Figure 8).

Evenals bij het voorgaande uitvoeringsvoorbeeld wordt ook bij dit uitvoeringsvoorbeeld een grondbalk met de zich aan de bovenzijde bevindende plantaardige resten zijwaarts verplaatst en omgekeerd gebracht op een naastgelegen strook grond, een en ander zodanig dat de plantaardige resten zich tussen de gekeerde grondbalk en de zich daaronder gelegen grondbalk bevinden. Hierna wordt de aarde door de aangedreven bewerkingsorganen 69 in een andere richting zijwaarts verplaatst.As in the previous embodiment, in this embodiment, too, a soil beam with the vegetable residues on the top is moved sideways and brought upside down on an adjacent strip of soil, such that the vegetable residues are located between the turned ground beam and the underlying one ground beam. After this, the driven working members 69 move the earth sideways in another direction.

Bij de inrichting volgens het eerste uitvoeringsvoorbeeld wordt de onderzijde van de onbewerkte strook grond door middel van de schijf 32 van de roterende bewerkingsorganen 29 losgesneden, terwijl dit bij de inrichting volgens het tweede uitvoeringsvoorbeeld tegelijkertijd met het lossnijden van de onderzijde van de zijwaarts te verplaatsen grondbalk geschiedt.In the device according to the first exemplary embodiment, the underside of the raw strip of soil is cut loose by means of the disc 32 of the rotary working members 29, while in the device according to the second exemplary embodiment, this is cut simultaneously with the underside of the ground beam to be moved sideways happens.

In de daarbij opgebouwde formatie, dat wil zeggen twee grondbalken met daartussen het plantaardig materiaal wordt, het geheel door de roterende bewerkingsorganen aangegrepen, waarbij de grond in een andere richting wordt verplaatst en een intensieve vermenging van het plantaardig materiaal en de aarde wordt verkregen, een en ander zodanig dat een direct inzaaibaar zaaibed ontstaat.In the formation built up thereby, i.e. two ground beams with the vegetable material between them, the whole is engaged by the rotary working members, whereby the soil is moved in a different direction and an intensive mixing of the vegetable material and the soil is obtained, a and other such that a direct sowable seedbed is created.

De uitvinding is niet beperkt tot het vorenstaande doch betreft tevens alle details van de Figuren al of niet beschreven.The invention is not limited to the above, but also concerns all details of the Figures, whether or not described.

Claims (24)

1. Grondbewerkingsmachine voorzien van een gestel en ten minste twee ploeglichamen, met het kenmerk, dat de machine een aantal aangedreven bewerkingsorganen omvat en, in de voortbewegingsrichting gerekend, vóór de bewerkingsorganen een aantal de grond kerende ploeglichamen is aangebracht.Soil cultivation machine provided with a frame and at least two plow bodies, characterized in that the machine comprises a number of driven cultivating members and, counting in the direction of travel, a number of plow-forming plow bodies are arranged in front of the cultivating members. 2. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat een ploegorgaan de grond gekeerd op een onbewerkte strook brengt.Soil cultivation machine according to claim 1, characterized in that a plowing member turns the soil facing a raw strip. 3. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de ploeglichamen naast elkaar zijn aangebracht, waarbij de afstand tussen twee naast elkaar gelegen ploeglichamen ten minste gelijk is aan de werkbreedte van een ploeglichaam.Soil cultivation machine according to claim 1 or 2, characterized in that the plow bodies are arranged next to each other, wherein the distance between two adjacent plow bodies is at least equal to the working width of a plow body. 4. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een ploeglichaam een rister en een schaar omvat en zodanig is uitgevoerd en opgesteld dat de onderzijde van de grondbalk aan één zijde dieper wordt uitgesneden dan aan de andere zijde.Soil cultivation machine according to one of the preceding claims, characterized in that a plow body comprises a body and scissors and is designed and arranged such that the underside of the ground beam is cut deeper on one side than on the other side. 5. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat meerdere aangedreven bewerkingsorganen om opwaartse assen draaibaar in een zich dwars op de voortbewegingsrichting van de machine uitstrekkende rij zijn aangebracht.Soil cultivation machine according to one of the preceding claims, characterized in that a plurality of driven cultivating members are arranged rotatably about upward axes in a row extending transversely to the direction of travel of the machine. 6. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de roterende bewerkingsorganen om een as, die enigszins naar voren helt, roteerbaar zijn en een van tanden voorzien cilindrisch deel omvatten.Soil cultivation machine according to any one of the preceding claims, characterized in that the rotary cultivating members are rotatable about an axis which slopes slightly forward and comprise a cylindrical part provided with teeth. 7. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de tanden zijn gevormd door prof ie 1de len die in de richting van het vrije einde taps verlopen.Soil cultivation machine according to claim 6, characterized in that the tines are formed by profile parts which tapers in the direction of the free end. 8. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 6 of 7, met het kenmerk, dat de tanden in rijen zijn aangebracht die over althans nagenoeg gelijke omtrekshoeken van elkaar zijn gelegen en zich in de langsrichting van het cilindrisch deel uitstrekken.Soil cultivation machine according to claim 6 or 7, characterized in that the tines are arranged in rows which lie at least approximately equal circumferential angles from each other and which extend in the longitudinal direction of the cylindrical part. 9. Grondbewerkingsmachine volgens een der conclusies 6-8, met het kenmerk, dat nabij de onderzijde van het cilindrisch deel een schijf is aangebracht.Soil cultivation machine according to any one of claims 6-8, characterized in that a disc is arranged near the underside of the cylindrical part. 10. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat zich onder de schijf woelorganen bevinden.Soil cultivation machine according to claim 9, characterized in that there are agitators under the disc. 11. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de woelorganen mesvormig zijn.Soil cultivation machine according to claim 10, characterized in that the agitating members are knife-shaped. 12. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat twee naast elkaar gelegen ploeglichamen spiegelbeeldig zijn opgesteld ten opzichte van een symmetrievlak dat zich in de voortbewegingsrichting tussen twee naast elkaar gelegen roterende bewerkingsorganen uitstrekt.Soil cultivation machine according to any one of the preceding claims, characterized in that two adjacent plow bodies are arranged in mirror image with respect to a plane of symmetry extending in the direction of movement between two adjacent rotary cultivating members. 13. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de afstand tussen twee naast elkaar gelegen ploeglichamen ongeveer tweemaal de werkbreedte van een ploeglichaam bedraagt.Soil cultivation machine according to claim 12, characterized in that the distance between two adjacent plow bodies is approximately twice the working width of a plow body. 14. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat groepen naast elkaar gelegen ploeglichamen spiegelbeeldig ten opzichte van een zich in de voortbe-wegingsrichting uitstrekkend symmetrievlak zijn aangebracht.Soil cultivation machine according to claim 12, characterized in that groups of adjacent plow bodies are arranged mirror-imagewise with respect to a plane of symmetry extending in the direction of travel. 15. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat een ploeglichaam aan de zijde van het naastgelegen ploeglichaam is voorzien van een zich althans nagenoeg in horizontale richting uitstrekkend schaarvormig orgaan.Soil cultivation machine according to claim 14, characterized in that a plow body is provided on the side of the adjacent plow body with a scissor-shaped member extending at least substantially in a horizontal direction. 16. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat vóór elk ploeglichaam een schijfvormig, om een althans nagenoeg horizontale dwarsas draaibaar orgaan is aangebracht.Soil cultivation machine according to any one of the preceding claims, characterized in that a disc-shaped member which is rotatable about an at least substantially horizontal transverse axis is arranged in front of each plow body. 17. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat achter de roterende bewerkingsorganen een zich over de gehele breedte van de ploeg uitstrekkende, in hoogterichting verstelbare rol aanwezig is.Soil cultivation machine according to any one of the preceding claims, characterized in that a height-adjustable roller extending over the entire width of the plow is present behind the rotating cultivating members. 18. Grondbewerkingsmachine volgens een der conclusies 1-12, met het kenmerk, dat nabij het midden tussen twee ploeglichamen een roterend steunorgaan is aangebracht dat een althans nagenoeg verticale schijf omvat.Soil cultivation machine according to any one of claims 1-12, characterized in that a rotating support member is provided near the center between two plow bodies and comprises an at least substantially vertical disc. 19. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat het steunorgaan wordt gevormd door een wiel dat zich tot aan beide zijden van de schijf uitstrekt.Soil cultivation machine according to claim 18, characterized in that the support member is formed by a wheel extending to both sides of the disc. 20. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat voor een roterend bewer-kingsorgaan een afstrijker aanwezig is, die het bewerkings-orgaan aan de achterzijde omgeeft.Soil cultivation machine according to any one of the preceding claims, characterized in that a scraper is provided for a rotary cultivating member, which surrounds the rear cultivating member. 21. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat de afstrijker althans voor een deel concentrisch ten opzichte van de draaiingsas van een bewerkings-orgaan verloopt.Soil cultivation machine according to claim 20, characterized in that the scraper runs at least partly concentrically with respect to the axis of rotation of a cultivating member. 22. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 21, met het kenmerk, dat een afstrijker wordt gevormd door een profiel.Soil cultivation machine according to claim 21, characterized in that a scraper is formed by a profile. 23. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de ploeglichamen zijn aangebracht in een gestel dat aan de achterzijde is voorzien van een driepuntsbevestiging voor aankoppeling van een met om opwaartse assen roterende bewerkingsorganen voorziene grondbewerkingsmachine.Soil cultivation machine according to any one of the preceding claims, characterized in that the plow bodies are arranged in a frame which is provided at the rear with a three-point attachment for coupling up a soil cultivation machine provided with upwardly rotating implements. 24. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een driepuntsbevestiging aanwezig is die ten opzichte van het gestel dwars op de voortbewegingsrichting van de machine verplaatsbaar is.Soil cultivation machine according to any one of the preceding claims, characterized in that a three-point attachment is provided which is displaceable relative to the frame transverse to the direction of travel of the machine.
NL9200257A 1984-09-10 1992-02-13 Ground-working machine NL9200257A (en)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL9200257A NL9200257A (en) 1984-09-10 1992-02-13 Ground-working machine

Applications Claiming Priority (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8402753A NL190626C (en) 1984-09-10 1984-09-10 Method for working a strip of soil and soil cultivation machine for carrying out this method.
NL8402753 1984-09-10
NL9200257 1992-02-13
NL9200257A NL9200257A (en) 1984-09-10 1992-02-13 Ground-working machine

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL9200257A true NL9200257A (en) 1992-06-01

Family

ID=26645975

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL9200257A NL9200257A (en) 1984-09-10 1992-02-13 Ground-working machine

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL9200257A (en)

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
RU2768978C1 (en) * 2021-07-19 2022-03-28 Федеральное государственное бюджетное образовательное учреждение высшего образования "Российский государственный аграрный университет - МСХА имени К.А. Тимирязева" (ФГБОУ ВО РГАУ-МСХА имени К.А. Тимирязева) Tillage unit for cultivation of melons and gourds under film

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
RU2768978C1 (en) * 2021-07-19 2022-03-28 Федеральное государственное бюджетное образовательное учреждение высшего образования "Российский государственный аграрный университет - МСХА имени К.А. Тимирязева" (ФГБОУ ВО РГАУ-МСХА имени К.А. Тимирязева) Tillage unit for cultivation of melons and gourds under film

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8004448A (en) Vertical axis rotary harrow - has side-by-side tine-bearing members with guards around shafts
US4071089A (en) Soil cultivating implements
DE3922565A1 (en) TILLAGE MACHINE FOR SERIES CULTURES
NL192071C (en) Soil cultivation machine.
NL8800800A (en) COMBINATION OF A TRACTOR WITH AT LEAST A TILLAGE SEED UNIT.
NL8402753A (en) SOIL TILLER.
NL9200257A (en) Ground-working machine
NL8601048A (en) SOIL TILLER.
NL8400269A (en) ROLL CONSTRUCTION FOR A TILLAGE MACHINE.
EP0305601B1 (en) A soil cultivating machine
US4042042A (en) Soil cultivating machines
EP0189957B1 (en) Soil cultivating machine
NL8402020A (en) SOIL TILLER, ESPECIALLY SUITABLE FOR THE PREPARATION OF A SEEDBED.
NL8801489A (en) SOIL TILLER.
NL8403369A (en) SOIL TILLER.
NL8101312A (en) SOIL TILLER.
NL8006776A (en) SOIL TILLER.
NL8701010A (en) SOIL TILLER.
NL8700952A (en) SOIL TILLER.
NL7806897A (en) ROWING GROOVE WITH RIDER.
NL8902832A (en) AGRICULTURAL MACHINE.
NL8602211A (en) Ground working implement - has series of pref. vertically mounted arms and frame support roller on pivotally sprung arm having rotatable toothed discs
RU2127965C1 (en) Soil tillage tool
NL9400568A (en) Ground-working machine
RU2053608C1 (en) Cultivator

Legal Events

Date Code Title Description
A1A A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
BV The patent application has lapsed