NL9101083A - Houder voor het opbergen van een contactlens. - Google Patents

Description

Houder voor het opbercren van een contactlens.

De uitvinding heeft betrekking op een houder voor het opbergen van tenminste één contactlens, omvattende tenminste één aan een zijde een opening vertonend opneemorgaan, welke opening toegang verschaft tot een opneemruimte binnen het opneemorgaan, voor het hierin opnemen van de contactlens, een afsluitorgaan voor het afsluiten van de opening en een aan het afsluitorgaan gevormd steunorgaan voor het ondersteunen van de contactlens.

Bij een bekende houder voor het opbergen van een contactlens bestaat het opneemorgaan uit een aan een einde afgesloten cilindervormig lichaam waarvan het andere einde open is en aldaar aan de buitenomtrek van de cilindermantel is voorzien van schroefdraad voor een samenwerking met inwendig schroefdraad dat is aangebracht in een schroefdop voor het afsluiten van het cilindervormige opneemorgaan. Vanaf de dop steekt een steunorgaan in de opneemruimte voor het ondersteunen van de contactlens. Het opneemorgaan kan transparant zijn uitgevoerd en is geschikt om te worden gevuld met een bewaarvloeistof.

Deze bekende inrichting vertoont een aantal bezwaren. Door de door de afmetingen van de contactlens en het bijbehorende steunorgaan bepaalde diameter van het cilindervormige opneemorgaan en de bijpassende schroefdop is de inrichting betrekkelijk omvangrijk, hetgeen in het bijzonder nadelig is bij bijvoorbeeld het verzenden van een groot aantal van deze houders, bijvoorbeeld vanaf de plaats van vervaardigen naar afnemers, zoals optiekbedrijven, opleidingsinstituten, ziekenhuizen, enzovoort, bij het opslaan van grotere aantallen van deze houders of bij het meevoeren van de houders door bijvoorbeeld de gebruiker of een contactlensspecialist.

Een andere bekende houder voor het opbergen van een contactlens bestaat eveneens uit een cilindervormig opneemorgaan waarbij echter de dop met een kliksluiting over het cilindervormige opneemorgaan heengrijpt teneinde dit af te sluiten. De lens wordt daarbij niet ondersteund door een steunorgaan maar is ondergedompeld of zweeft in de bewaarvloeistof. Een bezwaar hierbij is dat bij het uit de houder nemen van de lens telkens een vingertop met de bewaarvloeistof in aanraking komt, waardoor de opneemruimte van de houder gemakkelijk verontreinigd raakt.

Bij beide bekende typen houders dient de opneemruimte, die een bewaarvloeistof kan bevatten, te worden afgesloten aan een om-treksrand door de over het opneemorgaan grijpende dop. Gebleken is dat wanneer de lens voor langere duur in de met de bewaarvloeistof gevulde houder verblijft, de vloeistof uit de opneemruimte verdampt waardoor de achtergebleven vloeistof indikt. De bekende houders zijn daardoor niet geschikt voor het opslaan vam de lens bijvoorbeeld met een opslagduur van enkele dagen, weken of maanden. Bovendien blijken na veelvuldig gebruik lekkages te kunnen optreden, zoals bijvoorbeeld kunnen ontstaan wanneer de houder wordt vervoerd op een wijze waarbij de vloeistof zich nabij de opening van de opneemruimte bevindt. Verder is door lichtbreking aan het cilindervormige oppervlak van de houder de lens moeilijk zichtbaar, of indien zichtbaar vertekend, waarbij de zichtbaarheid verder wordt bemoeilijkt indien de houder is voorzien van een etiket met gegevens.

Doel van de onderhavige uitvinding is de bovenstaande bezwaren op te heffen en hiertoe wordt overeenkomstig de uitvinding een houder van de in de aanhef genoemde soort verschaft, met het kenmerk, dat het opneemorgaan wordt gevormd door twee althans in hoofdzaak vlakke wanddelen en wandverbindingsdelen die de wanddelen met elkaar verbinden, waarbij een door de genoemde wanddelen en de wandverbindingsdelen bepaalde ruimte de opneemruimte vormt.

Een op dergelijke wijze gevormde houder maakt het mogelijk deze buitengewoon compact uit te voeren, waarbij de geometrie zodanig is dat bovendien een verzending of een opslag van een groot aantal van dergelijke houders op doelmatige wijze kan geschieden.

Bij voorkeur zijn de wanddelen onderling in hoofdzaak evenwijdig, waarbij de afstand tussen de twee wanddelen aanzienlijk kleiner is dan een gemiddelde lengte waarover elk van de wanddelen zich uitstrekt. Enerzijds wordt hierdoor een opneemruimte bepaald die is afgestemd op en nauw aansluit bij de afmetingen van een contactlens, waardoor met een geringere hoeveelheid vloeistof kan worden volstaan, terwijl anderzijds de aldus bepaalde uitwendige vorm van de houder het opslaan, verzenden of vervoeren verder optimaliseert, in het bijzonder in het geval van een groot aantal houders.

Het afsluitorgaan kan een binnengedeelte omvatten dat is ingericht om in de opening te worden gebracht en een buitengedeelte dat is verbonden met het binnengedeelte en dat, in de afsluittoestand, zich buiten de opneemruimte bevindt. Doordat aldus een gedeelte van het afsluitorgaan binnenin de opening wordt gebracht kan een goede afsluiting van de opneemruimte van de houder worden verkregen, terwijl het buitengedeelte het gemakkelijk verwijderen van het afsluitorgaan toestaat.

Het afsluitorgaan is bij voorkeur van een veerkrachtig materiaal, bij voorkeur kraton, waarbij langs de omtrek van het binnengedeelte van het afsluitorgaan is voorzien in tenminste twee afdichtranden. De tweede afdichtrand vormt aldus een extra afdichting voor het opneemorgaan.

Bij voorkeur heeft het buitengedeelte van het afsluitorgaan in een richting althans in hoofdzaak loodrecht op de wanddelen een afmeting die althans nagenoeg gelijk is aan de afstand tussen van elkaar afgekeerde zijden van de wanddelen nabij het buitengedeelte van het afsluitorgaan. Aldus sluit het afsluitorgaan met zijn buitengedeelte vloeiend aan bij het opneemorgaan, waardoor een onopzettelijk losraken van het afsluitorgaan van het opneemorgaan wordt voorkomen. Hieraan kan verder worden bijgedragen wanneer aan het opneemorgaan nabij het buitengedeelte van het afsluitorgaan randgedeelten zijn gevormd die het buitengedeelte van het afsluitorgaan althans gedeeltelijk omgeven. Deze randgedeelten kunnen elk een eindvlak vertonen dat, in de af sluittoestand, in één vlak ligt met de van de opneemruimte afgekeerde zijde van het buitengedeelte van het afsluitorgaan voor het verkrijgen van een vloeiende aansluiting hiermee.

Volgens een nadere uitwerking van de uitvinding is in een borgorgaan voorzien dat bevestigingsmiddelen omvat voor samenwerking met aan elk van de eindvlakken van de randgedeelten gevormde bijbehorende bevestigingsmiddelen voor het borgen van het afsluitorgaan in de afsluittoestand. Hierbij kan aan de van de opneemruimte afgekeerde zijde van het buitengedeelte van het afsluitorgaan een verdieping zijn aangebracht voor het hierin althans voor een deel opnemen van het borgorgaan.

In een voorkeursuitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding strekt één van de wanddelen zich uit over een aanzienlijk groter oppervlak dan het andere wanddeel, waarbij de wandverbin-dingsdelen zich in hoofdzaak loodrecht op de wanddelen uitstrekken. Hierdoor kan door het ene wanddeel een uitstekend gedeelte worden bepaald dat zich uitstrekt tenminste vanaf het tegenover het afsluit-orgaan gelegen wandverbindingsdeel, waarbij dit uitstekende gedeelte is voorzien van een gegevensdrager. Aldus kan de houder voor het opbergen van een contactlens worden voorzien van gegevens, bijvoorbeeld betreffende de contactlens, zonder dat in het geval van een transparante uitvoering van de houder, de dankzij de vlakke wanddelen verkregen goede zichtbaarheid van de lens daardoor afneemt.

Voor het verzegelen van de houder kan een verzegelingsor-gaan zijn aangebracht dat zich tenminste uitstrekt over het afsluitor- ' gaan en tenminste één van de wanddelen. Doordat de wanddelen in hoofdzaak vlak zijn, wordt een goed hechtoppervlak voor het verzege-lingsorgaan verschaft.

Overeenkomstig de uitvinding wordt voorts een inrichting voor het opbergen van contactlenzen verschaft die een draagorgaan omvat met tenminste twee tegenover elkaar gelegen opstaande wanden en wandverbindingsorganen die de wanden met elkaar verbinden, waarbij aan naar elkaar toegekeerde zijden van de wanden in uitsparingen is voorzien, waarbij telkens een paar uitsparingen geschikt is voor het opnemen van een aantal houders volgens de uitvinding.

Het draagorgaan kan, in het bijzonder indien bestemd voor het voor langere duur opslaan van de contactlenzen, rechthoekig zijn gevormd, waarbij aan de omtrek van het draagorgaan in koppelorganen is voorzien voor een koppeling aan een soortgelijk draagorgaan. In deze uitvoering kunnen op zeer efficiënte en overzichtelijke wijze vele houders worden ondergebracht in bijvoorbeeld een ladenkast.

Indien in gebruik als aanpasset is het draagorgaan bij voorkeur torusvormig, waarbij in een kap is voorzien die losneembaar over het draagorgaan kan worden aangebracht. De torusvorm staat enerzijds een compact opbergen van een groot aantal van de houders volgens de uitvinding toe, terwijl anderzijds de vlakke wanddelen van elke houder goed zichtbaar blijven, hetgeen met name van belang is indien een uitstekend gedeelte hiervan is voorzien van een gegevensdrager .

Verdere kenmerken en voordelen van de houder volgens de onderhavige uitvinding zullen duidelijk worden na lezing van de hierna volgende beschrijving onder verwijzing naar de tekening, waarin: figuur 1 een vooraanzicht is van een voorkeursuitvoeringsvorm van de houder voor het opbergen van een contactlens volgens de uitvinding; figuur 2 een zij-aanzicht is van de houder volgens figuur 1; figuur 3 een voor- en zij-aanzicht is van het afsluitor-gaan volgens figuur 1; figuur 4 een langsdoorsnede-aanzicht van een gewijzigde uitvoeringsvorm van de houder volgens figuur 1; figuur 5 een zij-aanzicht is van de houder volgens figuur 4; figuur 6 een gegevensdrager illustreert die geschikt is om te worden toegepast bij de houder volgens figuur 1 of 4; figuur 7 een verzegelingsorgaan illustreert dat geschikt is om te worden toegepast bij de houder volgens figuur 1 of 4; figuur 8 een bovenaanzicht is van een eerste uitvoeringsvorm van de inrichting voor het opbergen van contactlenzen volgens de uitvinding; figuur 9 een doorsnede-aanzicht is van de inrichting volgens figuur 8 langs de lijn IX-IX; figuur 10 een gedeeltelijk opengewerkt bovenaanzicht is van een tweede uitvoeringsvorm van de inrichting voor het opbergen van contactlenzen volgens de uitvinding; en figuur 11 een schematisch zij-aanzicht met gedeeltelijke doorsnede is van de inrichting volgens figuur 10.

In de figuren zijn overeenkomstige delen telkens met dezelfde verwijzingscijfers aangegeven.

Figuur 1 toont een voorkeursuitvoeringsvorm van een houder volgens de uitvinding, die in het bijzonder geschikt is voor het opbergen van een harde, zuurstofdoorlatende contactlens. De houder omvat een opneemorgaan 1 en een afsluitorgaan in de vorm van een dop 2. Het opneemorgaan 1 heeft twee evenwijdige, vlakke wanddelen 3 en 4, zie ook figuur 2, en wandverbindingsdelen 5, 6 en 7 die de wanddelen 3 en 4 met elkaar verbinden, waarbij de wandverbindingsdelen zich loodrecht uitstrekken op de wanddelen 3 en 4. Het opneemorgaan kan geheel van een transparante kunststof zijn vervaardigd, zoals polycar-bonaat. Het wanddeel 4 strekt zich over een aanzienlijk groter oppervlak uit dan het wanddeel 3, door de uitstekende gedeelten 8, 9 en 10, die zich uitstrekken vanaf de respectieve wandverbindingsdelen 5, 6 en 7. Tezamen met de wandverbindingsdelen bepalen de wanddelen 3 en 4 een ruimte 11 die een opneemruimte voor een contactlens 12 vormt. De ruimte 11 is bovendien geschikt om te worden gevuld met een vloeistof, bijvoorbeeld een bewaarvloeistof. De contactlens 12 wordt in de opneemruimte ondersteund door een steunorgaan 13 dat is gevormd aan de dop 2 die de opneemruimte 11 afsluit. De dop 2 is in figuur 3 afzonderlijk weergegeven.

Zoals de figuren 1 en 2 laten zien, is de afstand a tussen de binnenzijden van de wanddelen 3 en 4 aanzienlijk kleiner dan de kortste lengte of breedte van elk van de wanddelen 3 en 4, in dit geval een factor vier.

De dop 2 heeft een binnengedeelte 14 dat is ingericht om via de opening naar binnen de opneemruimte 11 te worden gebracht en een buitengedeelte 15 dat zich buiten de opneemruimte 11 bevindt. De dop is van een veerkrachtig materiaal vervaardigd, bijvoorbeeld kraton. De afmeting b van het buitengedeelte van de dop, dat wil zeggen de dikte hiervan gemeten in de richting loodrecht op de wanddelen 3 en 4, zie figuur 5, is gelijk aan de afstand tussen de buitenzijden van de wanddelen 3 en 4. Het buitengedeelte 15 van de dop 2 wordt aan de zijvlakken 16 en 17 omgeven door randgedeelten 18 en 19 van het opneemorgaan 1. De randgedeelten 18 en 19 hebben eindvlakken 20 en 21 die in één vlak liggen met de buitenzijde 22 van de dop 2, waardoor de dop 2 verzonken ligt in het opneemorgaan 1.

Het steunorgaan 13 omvat twee benen 24 en 25 die zijn voorzien van taps toe gevormde uitsparingen 22. Het steunorgaan 13 vormt één geheel met het afsluitorgaan 2 en is aldus van hetzelfde veerkrachtige materiaal vervaardigd. De lens 12 kan in het steunorgaan 13 worden gebracht door de benen 24 en 25 een weinig van elkaar af te bewegen. Op overeenkomstige wijze kan de lens uit het steunorgaan worden genomen.

Een betrouwbare afdichting van de opneemruimte wordt verkregen door de dop 2 die is voorzien van twee afdichtranden 26 en 27 aan de omtrek van het binnengedeelte 14.

Figuur 4 illustreert een langsdoorsnede-aanzicht van een gewijzigde uitvoeringsvorm van de inrichting volgens figuur 1, waarbij in een borgorgaan is voorzien dat bestaat uit een strook 28 die is voorzien van bevestigingsmiddelen in de vorm van pennen 29 die met een kliksluiting samenwerken met in de eindvlakken 20 en 21 aangebrachte openingen 30. Aldus kan de dop 2 worden geborgd door de strook 28. Figuur 5 laat zien dat de buitenzijde 22 van de dop een verdieping 31 heeft voor het hierin opnemen van de strook 28.

Figuur 6 toont een voorbeeld van een gegevensdrager 32 die aan de achterzijde is voorzien van een zelfklevend materiaal en die afmetingen heeft die aansluiten bij die van de uitstekende gedeelten 8, 9 en 10 van het wanddeel 4, zie ook figuur 4. De gegevensdrager 32 kan zijn bedrukt met gegevens die kenmerkend zijn voor de op te bergen contactlens 12 en in een herkenbare kleur zijn uitgevoerd.

Figuur 7 toont een verzegelingsorgaan 33 dat, net als de gegevensdrager 32, aan de achterzijde van een zelfklevend materiaal is voorzien en dat zodanige afmetingen heeft dat het over de dop 2 en de beide wanddelen 3 en 4 kan worden aangebracht, zoals is geïllustreerd in figuur 5 met onderbroken lijnen. Het verzegelingsorgaan 33 kan zijn bedrukt met gegevens betreffende de lens, zoals diameter, dioptrie, asfericiteit, excentriciteit, prisma, en zijn voorzien van een streep-code 34 voor identificatiedoeleinden. Teneinde op gemakkelijke, duidelijk zichtbare en onherstelbare wijze de verzegeling te verbreken is het verzegelingsorgaan 33 althans bij een met de plaats van de dop 3 corresponderend, door een kaderlijn 35 aangeduid gedeelte voorzien van microperforaties.

Voor het opbergen van een groot aantal van de houders volgens de uitvinding, wordt overeenkomstig de uitvinding voorts in een inrichting voorzien voor het opbergen van contactlenzen, waarvan twee voorkeursuitvoeringsvormen zijn weergegeven in de figuren 8 en 9, respectievelijk 10 en 11.

Figuur 8 toont een langwerpig draagorgaan 40 dat bestaat uit twee tegenover elkaar geplaatste opstaande wanden 42 en 43 en wandverbindingsorgaan 44. Aan de naar elkaar toegekeerde zijden 45 en 46 van de wanden 42 en 43 is in sleuven 47 voorzien, zodanig dat een paar tegenover elkaar gelegen sleuven geschikt is voor het opnemen van een houder volgens de uitvinding aan de uitstekende gedeelten 8, 9 en 10 hiervan, zoals met streep-stippellijnen nader is geïllustreerd in de figuren 8 en 9.

Aan de omtrek is het draagorgaan 40 van koppelingsorgaan 48, 49 voorzien voor het aan elkaar koppelen van soortgelijke draag-organen.

De buitenafmetingen van het draagorgaan 40 zijn bij voorkeur aangepast aan de DIN-afmetingen van bureauladen, waardoor het draagorgaan 40 bijzonder geschikt is voor het permanent opbergen van contactlenzen.

Figuur 10 toont een tweede uitvoeringsvorm van de inrichting voor het opbergen van contactlenzen, welke een draagorgaan 50 omvat dat torusvormig is en dat kan worden afgedekt door een bijpassende losneembare kap 51. In het middengedeelte is in een plaatvormig deel 52 voorzien voor het hierin tijdelijk kunnen plaatsen van een aantal doppen 2 tijdens bijvoorbeeld het aanpassen van een contactlens .

Het zal hen die terzake kundig zijn duidelijk zijn vele wijzigingen in de hierboven beschreven uitvoeringsvormen kunnen worden aangebracht zonder echter buiten het kader van de uitvinding te treden. Zo kan de houder zijn voorzien van twee opneemorganen voor het opbergen van een paar contactlenzen.

Claims (19)

1. Houder voor het opbergen van tenminste één contactlens, omvattende tenminste één aan een zijde een opening vertonend opneemor-gaan, welke opening toegang verschaft tot een opneemruimte binnen het opneemorgaan, voor het hierin opnemen van de contactlens, een afsluit-orgaan voor het afsluiten van de opening en een aan het afsluitorgaan gevormd steunorgaan voor het ondersteunen van de contactlens, met het kenmerk, dat het opneemorgaan wordt gevormd door twee althans in hoofdzaak vlakke wanddelen en wandverbindingsdelen die de wanddelen met elkaar verbinden, waarbij een door de genoemde wanddelen en de wandverbindingsdelen bepaalde ruimte de opneemruimte vormt.

2. Houder volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de wanddelen onderling in hoofdzaak evenwijdig zijn.

3. Houder volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de afstand tussen de twee wanddelen aanzienlijk kleiner is dan een gemiddelde lengte waarover elk van de wanddelen zich uitstrekt.

4. Houder volgens één der conclusies 1 tot en met 3, met het kenmerk, dat het afsluitorgaan een binnengedeelte omvat dat is ingericht om in de opening te worden gebracht en een buitengedeelte dat is verbonden met het binnengedeelte en dat, in de afsluittoestand, zich buiten de opneemruimte bevindt.

5. Houder volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het buitengedeelte van het afsluitorgaan in een richting althans in hoofdzaak loodrecht op de wanddelen een afmeting heeft die althans nagenoeg gelijk is aan de afstand tussen van elkaar afgekeerde zijden van de wanddelen nabij het buitengedeelte van het afsluitorgaan.

6. Houder volgens één der conclusies 4 of 5, met het kenmerk, dat aan het opneemorgaan tenminste nabij het buitengedeelte van het afsluitorgaan randgedeelten zijn gevormd die het buitengedeelte van het afsluitorgaan althans gedeeltelijk omgeven.

7. Houder volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de randgedeelten elk een eindvlak vertonen, welke eindvlakken, in de afsluittoestand, in één vlak liggen met de van de opneemruimte afgekeerde zijde van het buitengedeelte van het afsluitorgaan.

8. Houder volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat in een borgorgaan is voorzien dat bevestigingsmiddelen omvat voor samenwerking met aan elk van de eindvlakken van de randgedeelten gevormde bijbehorende bevestigingsmiddelen voor het borgen van het afsluitor-gaan in de afsluittoestand.

9. Houder volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat aan de van de opneemruimte afgekeerde zijde van het buitengedeelte van het afsluitorgaan een verdieping is aangebracht voor het hierin althans voor een deel opnemen van het borgorgaan.

10. Houder volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat één van de wanddelen zich uitstrekt over een aanzienlijk groter oppervlak dan het andere wanddeel, waarbij de wandverbindings-delen zich in hoofdzaak loodrecht op de wanddelen uitstrekken.

11. Houder volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat het ene wanddeel een uitstekend gedeelte heeft dat zich uitstrekt tenminste vanaf het tegenover het afsluitorgaan gelegen wandverbindingsdeel.

12. Houder volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat het uitstekende gedeelte is voorzien van een gegevensdrager.

13. Houder volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een verzegelingsorgaan is aangebracht dat zich tenminste uitstrekt over het afsluitorgaan en tenminste één van de twee wanddelen.

14. Houder volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het afsluitorgaan van een veerkrachtig materiaal is, bij voorkeur kraton.

15. Houder volgens één der conclusies 4 tot en met 14, met het kenmerk, dat langs de omtrek van het binnengedeelte van het afsluitorgaan is voorzien in tenminste twee afdichtranden.

16. Inrichting voor het opbergen van contactlenzen, met het kenmerk, dat zij een draagorgaan omvat met twee tegenover elkaar gelegen opstaande wanden en wandverbindingsorganen die de wanden met elkaar verbinden, waarbij aan naar elkaar toegekeerde zijden van de wanden in uitsparingen is voorzien, waarbij telkens een paar uitsparingen geschikt is voor het opnemen van een aantal houders volgens één der conclusies 1 tot en met 15.

17. Inrichting volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat het draagorgaan rechthoekig is gevormd, waarbij aan de omtrek van het draagorgaan in koppelorganen is voorzien voor een koppeling aan een soortgelijk draagorgaan.

18. Inrichting volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat het draagorgaan in hoofdzaak torusvormig is.

19. Inrichting volgens conclusie 16 of 18, met het kenmerk, dat zij een kap omvat die losneembaar over het draagorgaan is aangebracht.