NL9002471A - Inrichting en werkwijze voor het verwijderen van abdominaal vet uit een geslachte vogel. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Inrichting en werkwijze voor het verwijderen van abdominaal vet uit een geslachte vogel.

De uitvinding betreft een inrichting voor het verwijderen van abdominaal vet uit een geslachte vogel, omvattende een naar en via een abdominale opening tussen de poten gedeeltelijk in de vogel beweegbaar schraaporgaan met een langs het vet aan de binnenzijde van de huid rond de abdominale opening beweegbare schraaprand en een afvoerinrichting voor het afvoeren van door het schraaporgaan afgeschraapt vet. Tevens heeft de uitvinding betrekking op een installatie die een aantal dergelijke inrichtingen omvat, en op een werkwijze voor het bedrijven van de inrichting.

Een inrichting als boven beschreven is bekend uit de Europese octrooiaanvrage nr. 0 258 499. Hierin wordt het schraaporgaan gevormd door een langwerpige schroefrol welke rond de langsas daarvan roteerbaar is en met een radiale speling is aangebracht in een cylindrische bus en gedeeltelijk daaruit steekt. Voor het verwijderen van het abdominale vet uit een geslachte vogel wordt het uit de bus stekende gedeelte van de schroefrol via een opening tussen de poten van de vogel in de buikholte van de vogel gebracht. De schroefrol wordt daarbij zodanig geroteerd, dat de ribbe van de schroefrol zich in axiale richting gezien naar en in de bus verplaatst. De rond de opening aanwezige huid, aan de binnenzijde waarvan het te winnen vet zich bevindt, wordt door de schroefrolribbe meegevoerd naar en in de bus, waarbij de huid tegen de binnenwand van de bus komt te liggen, hetgeen mogelijk is dankzij de speling ter breedte van de huiddikte tussen de omtrek van de schroefrolribbe en de binnenwand van de bus. Door de radiale en axiale verplaatsing van de ribbe van de roterende schroefrol wordt het vet van de binnenzijde van de huid geschraapt. Aan het van de vogel afgekeerde einde van de bus en de schroefrol wordt het afgeschraapte en in de groeven van de schroefrol verzamelde vet via een op onderdruk gebrachte leiding afgezogen.

Een nadeel van deze bekende inrichting is gelegen in het feit, dat de schroefrol aan het begin van de vetverwijde-ringsbewerking in het algemeen weinig aangrijpingsplaatsen op de huid rond de opening tussen de poten van de vogel vindt. Deze opening heeft een willekeurige contour en een eerste aangrijpingsplaats op de huid zal dan ook veelal langs slechts een deel van deze contour gevonden worden, waarna het overige gedeelte van de huid langzamerhand door de roterende schroefrol naar en in de bus wordt gevoerd. Het risico is hierbij niet denkbeeldig dat geen enkele aangrijpingsplaats gevonden wordt en de vetverwijdering faalt, of dat de huid geplooid terechtkomt tussen de schroefrol en de bus, waardoor stukken huid kunnen afscheuren en in het gewonnen vet achterblijven en daaruit verwijderd moeten worden, of dat slechts een gedeelte van het winbare vet van de huid wordt afgeschraapt, waardoor de inrichting onvoldoende rendeert.

Een ander nadeel is gelegen in de roterende beweging die de schroefrol uitvoert. De wrijvingskrachten die optreden tussen de huid en de schroefrol, i.c. de buitenomtrek van de schroefrolribbe, kunnen tot gevolg hebben dat de huid in tangentiële richting door de schroefrol wordt meegevoerd en rond de opening in de vogel afscheurt. Een dergelijk af gescheurd stuk huid zal niet meer in axiale richting in de bus verplaatst kunnen worden en maakt de inrichting voor verdere vetverwijdering ongeschikt. Deze storing zal in een automatische machine die de vetverwijderingsinrichting omvat gewoonlijk niet direkt onderkend worden, wat tot gevolg heeft dat een aanzienlijk aantal vogels onbewerkt blijft en de hoeveelheid gewonnen vet ver achterblijft bij de verwachtingen. Verder zal het veelal door de verdere geautomatiseerde verwerking van de vogel, bijvoorbeeld tot vogeldelen, niet meer mogelijk zijn de vogels waarbij de vetverwijdering niet heeft plaatsgevonden alsnog met de vetverwijderingsinrichting te bewerken.

De uitvinding beoogt de genoemde bezwaren weg te nemen en een inrichting te verschaffen die met grote zekerheid het abdominale vet van een geslachte vogel verwijdert zonder dat hierbij de huid waaronder dit vet zich bevindt, beschadigd of afgescheurd wordt.

De uitvinding verschaft hiertoe een inrichting welke wordt gekenmerkt door een langwerpige holle doorn waarvan tenminste een deel van de inwendige ruimte aangesloten kan worden op een onderdrukbron, welke doorn aan het naar de vogel gerichte uiteinde is voorzien van een zuigopening voor het in de doorn zuigen van de huid met het aanhangende abdominale vet, op afstand waarvan een schraaporgaan is aangebracht dat langs de radiale omtrek is voorzien van een schraaprand ter samenwerking met de complementair gevormde rand van een steunorgaan voor het bij een van de vogel afgekeerde beweging van het schraaporgaan in samenwerking met het steunorgaan langs de schraaprand van het schraaporgaan afchrapen van het abdominale vet.

Voorts verschaft de uitvinding een installatie die een aantal dergelijke inrichtingen omvat, en een werkwijze voor het bedrijven van de inrichting met twee voorkeursuitvoeringen.

In de inrichting volgens de uitvinding kan met behulp van de onderdrukbron de huid met het abdominale vet in de zuigopening tussen het open uiteinde van de doorn en het schraaporgaan in de holle doorn gezogen worden. Door een geschikte keuze van de zuigkracht is het mogelijk de huid met het abdominale vet voorbij de schraaprand van het schraaporgaan in de holle doorn te zuigen. Vervolgens kan het steunorgaan, en met name de rand daarvan, naar de schraaprand bewogen worden, waarbij een nauwe spleet tussen de beide randen blijft bestaan. Deze spleet, die ter breedte van de dikte van de huid van de vogel is, wordt in stand gehouden tijdens een van de vogel afgekeerde beweging van het schraaporgaan in samenwerking met het steunorgaan. Hierbij wordt de in de doorn gezogen huid door de spleet teruggetrokken, en de schraaprand van het schraaporgaan schraapt het abdominale vet van de binnenzijde van de huid.

Het is voordelig, de schraaprand van het schraaporgaan een ovale vorm te geven, aangezien deze vorm het beste aansluit bij de contour van de opening tussen de poten van de vogel waardoor de huid met het abdominale vet zich zo goed mogelijk kan verdelen rond de schraaprand en de schraapwer king zo effektief mogelijk is. Tevens kan met de ovale vorm de vorm van de dwarsdoorsnede van de buikholte goed benaderd worden.

Bij voorkeur maakt de schraaprand deel uit van een in hoofdzaak kegelvormige richtkop, waarbij de punt van de richtkop van de doorn afgericht is. Door deze vormgeving wordt het inbrengen van het schraaporgaan in de vogel vergemakkelijkt, terwijl de rand van de basis van de kegel fungeert als schraaprand.

In een voorkeursuitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding is het schraaporgaan met behulp van tenminste één strip aan de doorn bevestigd. Deze strip kan zich bijvoorbeeld bevinden aan het omtreksdeel van de schraaprand dat in de buikholte van de vogel langs de nieren of andere ingewanden beweegt. De strip verschaft dan een eenvoudige en doelmatige beveiliging tegen het ongewenst door de doorn opzuigen van de nieren of andere ingewanden uit de buikholte van de vogel. Indien dit laatste daarentegen juist gewenst is, dient de strip of een ander bevestigingsmiddel uiteraard bij voorkeur niet in het gebied van de nieren of andere ingewanden aangebracht te worden.

Bij voorkeur is de doorn voorzien van één of meer kanalen waarvan een uiteinde open is en uitmondt bij de zuigopening van de doorn en het andere uiteinde eveneens open is en in verbinding staat met de omgeving. De kanalen houden ook bij een afgesloten zuigopening van de doorn een luchtstroom in de doorn instand, waardoor de huid met het abdominale vet voorafgaand aan het afschrapen in de gewenste positie in de doorn wordt gezogen.

Het is voordelig als het steunorgaan bij het afschrapen van het abdominale vet de zuigopening van de doorn althans gedeeltelijk afsluit. Dit leidt tot een vergroting van de zuigkracht van de inrichting bij het afvoeren van het afge schraapte vet indien dit met behulp van onderdruk wordt verkregen.

Een gunstige uitvoeringsvorm wordt verkregen indien het steunorgaan met behulp van veermiddelen in de richting van de schraaprand gedrukt kan worden. Met behulp van de veermiddelen kan men de tijdens het af schrapen van het vet optredende kracht die door de schraaprand op de binnenzijde van de huid wordt uitgeoefend instellen, waardoor een nauwkeurig vooraf te bepalen schraapwerking wordt verkregen.

Het is voordelig, een aantal inrichtingen volgens de uitvinding te combineren in een installatie die is opgesteld langs een transportbaan waarin vogels aan de poten aan haken hangend worden voortbewogen, welke installatie een vast opgestelde, in hoofdzaak cylindervormige trommel omvat, in het oppervlak waarvan curvebanen zijn aangebracht voor het door middel van in de curvebanen geleide volgwielen besturen van de beweging van de doorn met het schraaporgaan en het steunorgaan van de rond de trommel te roteren inrichtingen, waarbij de omtrekssnelheid van de inrichtingen gelijk is aan de transportsnelheid van de transportbaan. Een dergelijke installatie kan eenvoudig in een gemechaniseerde slachtlijn opgenomen worden.

Bij de reeds hiervoor aangegeven werkwijze voor het bedrijven van de inrichting kan op een voordelige wijze het gewonnen vet tijdens en na het af schrapen met behulp van onderdruk afgezogen worden. Bij een andere voorkeursuitvoering van de werkwijze verwijdert men het tijdens het afschrapen langs de schraaprand verzamelde vet na het afschrapen met behulp van mechanische middelen, bijvoorbeeld door het schraaporgaan aan te stoten of in trilling te brengen, zodat het vet eraf valt.

De uitvinding wordt toegelicht aan de hand van de tekening, waarin:

Fig. la een gedeeltelijke dwarsdoorsnede van een zijdë van een schematisch weergegeven gedeelte van een voorkeursuitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding toont;

Fig. 1b een onderaanzicht van de inrichting volgens fig. la toont;

Fig. lc een gedeeltelijke dwarsdoorsnede van een andere zijde van de in fig. la getoonde uitvoeringsvorm toont;

Fig. 2a-2f verschillende achtereenvolgende bewerkingsstadia illustreren van het met behulp van de inrichting volgens fig. lc winnen van abdominaal vet uit een vogel; en

Fig. 3 een gedeeltelijke dwarsdoorsnede van een gedeelte van de installatie volgens de uitvinding toont.

Fig. la-lc tonen een holle doorn 2 met een ovale doorsnede, waaraan door middel van twee strippen 4 een ovaal kegelvormige richtkop 6, welke een schraaporgaan vormt, is bevestigd. De richtkop 6 bezit een ovale schraaprand 8, welke afgerond is. In de doorn 2 zijn twee tegenover elkaar liggende kanalen 10 gevormd door het aanbrengen van strippen 12 tegen de binnenwand van de doorn 2. Tussen de doorn 2 en de richtkop 6 bevindt zich een spleet, waardoorheen lucht naar een ruimte 14 die wordt begrensd door de wanden van de doorn 2 en de strippen 12, gezogen kan worden, door deze ruimte 14 te verbinden met een onderdrukbron. Aan de buitenzijde van de doorn 2 kan in axiale richting een steunorgaan 16 bewogen worden van een in fig. la en 1c weergegeven ruststand naar een in deze figuren met streeplijnen aangeduide schraapstand. De schraapstand van het steunorgaan 16 is zodanig, dat tussen de onderrand van het steunorgaan 16 en de schraaprand 8 van de richtkop 6 een spleet met een breedte ter dikte van de huid van de te bewerken vogel overblijft. Zowel de doorn 2 met de daarmee verbonden richtkop 6 als het steunorgaan 16 kunnen onafhankelijk van elkaar in axiale richting bewogen worden met behulp van aan de hand van fig. 3 nog nader te beschrijven aandrijfmiddelen.

De werking van de inrichting volgens de uitvinding voor het verwijderen van abdominaal vet uit een geslachte vogel zal aan de hand van fig. 2a-2f nader verklaard worden. In fig. 2a wordt de rugzijde van een in haken 20 aan de tarsaalgewrichten van de poten opgehangen vogel 22 getoond. Tussen de beide poten van de vogel 22 bevindt zich een abdominale opening 24, die is ontstaan bij het uithalen van de ingewanden uit de buikholte van de vogel. Rond deze opening 24 bevindt zich, gedeeltelijk in de buikholte hangend, de huid, aan de binnenzijde waarvan zich het te winnen abdominale vet bevindt. Boven de opening 24 is de reeds aan de hand van fig. lc beschreven inrichting gepositioneerd.

Het eerste stadium van de bewerking, dat wordt geïllustreerd aan de hand van fig. 2b, omvat het in de buikholte van de vogel 22 brengen van de richtkop 6 en een gedeelte van de doorn 2, gesymboliseerd door de pijl 25. Vervolgens wordt met behulp van een onderdrukbron, b.v. een pomp, de lucht uit de ruimte 14 van de doorn 2 gezogen, hetgeen gesymboliseerd wordt door de pijl 26 in fig. 2c.

Tevens is in deze figuur te zien, dat de doorn ten opzichte van de in fig. 2b getoonde positie zo ver wordt teruggetrokken (gesymboliseerd door de pijl 27) uit de vogel 22, dat de schraaprand 8 van de richtkop 6 ongeveer op de hoogte ligt van de rand van de opening 24. Door de onderdruk in de ruimte 14 van de doorn 2 wordt de huid 28 met het abdominale vet 30 in de doorn 2 gezogen. Hierbij is ervoor gezorgd, dat de door middel van de strips 12 gevormde kanalen aan weerszijden van de ruimte 14 in de doorn 2 aan de van de richtkop 6 afgekeerde zijde in verbinding met de omgeving staan, zodat de in de richting van de pijl 26 afgezogen lucht niet alleen afkomstig is van de spleet tussen het doorneinde en de richtkop 6, maar tevens uit de voornoemde kanalen.

Vervolgens brengt men, zoals in fig. 2d wordt geïllustreerd, het langs de buitenzijde van de doorn 2 schuifbare steunorgaan 16 naar beneden door een ring 17 in de richting van de richtkop 6 langs de doorn 2 te verplaatsen. De ring 17 is door middel van schematisch aangegeven veermiddelen 19 gekoppeld met het steunorgaan 16, waardoor de onderrand van het steunorgaan 16 de huid van de vogel 22 tegen de schraaprand 8 van de richtkop 6 drukt.

De veermiddelen 19 kunnen zodanig uitgevoerd worden, dat de door de onderrand van het steunorgaan 16 op de huid en de schraaprand 8 uitgeoefende druk nauwkeurig bekend is.

Fig. 2e toont een volgend stadium van de vet-verwijderingsbewerking, waarin de richtkop 6 van de vogel 22 afbewogen wordt, terwijl het steunorgaan 16 druk blijft uitoefenen op de schraaprand 8 van de richtkop 6.

Hierdoor schraapt de schraaprand 8 het abdominale vet 30 van de binnenzijde van de huid 28. Het vet 30 verzamelt zich hierbij op de bovenzijde van de richtkop 6. Alhoewel de zuigopening van de doorn 2 in dit stadium van de bewerking afgesloten is door het steunorgaan 16 en de huid 28, is nog steeds een luchtstroming aanwezig in de ruimte 14 van de doorn 2 in de richting van de pijl 26, dankzij de met de omgeving in verbinding staande kanalen 10 binnen de doorn.

Het gewonnen vet 30 wordt in de luchtstroom meegevoerd en kan op een geschikte plaats verzameld en verder verwerkt worden.

Op een vooraf bepaalde afstand vanaf de opening 24 in de vogel 22 gekomen, wordt het steunorgaan 16 terugbewogen naar de ruststand daarvan. De genoemde afstand wordt zodanig gekozen, dat het vet 30 in deze positie geheel van de huid 28 geschraapt is. De van vet ontdane huid valt terug rondom de opening 24 van de vogel 22 hetgeen wordt weergegeven in fig. 2f. De vogel kan nu afgevoerd worden voor eventuele verdere bewerkingen en de inrichting is gereed voor volgend gebruik.

Voor de vakman zal duidelijk zijn, dat het mogelijk is een aantal van de getoonde vetverwijderingsinrichtingen in een carrouselopstelling langs een transportbaan in een slachtlijn voor vogels op te stellen, waarbij de doorn en het steunorgaan van de vetverwijderingsinrichtingen bijvoorbeeld bewogen kunnen worden met behulp van kurvebaan-besturingen.

Een dergelijke installatie wordt beschreven aan de hand van fig. 3, waarin overeenkomstige onderdelen zijn voorzien van een gelijk verwijzingscijfer.

Er is slechts één vetverwijderingsinrichting weergegeven van een groter aantal dat de installatie kan omvatten.

Fig. 3 toont een met de strippen 12 en de doorn 2 verbonden bus 34 die is bevestigd in een in de axiale richting van de doorn 2 langs niet nader getoonde geleidingen beweegbaar volgelement 36. Het volgelement 36 is via een legerbus 38 verschuifbaar op een diep in de doorn 2 uitstekende coaxiale buis 40 gelegerd die aan het in de doorn uitstekende uiteinde daarvan open is. Het andere uiteinde van de buis 40 is eveneens open en bevestigd in een vatting 42 waarin een kanaal 44 is aangebracht dat aansluit op de inwendige ruimte van de buis 40.

Zowel het volgelement 36 als de ring 17 dragen volgwielen 46 resp. 48 welke kunnen bewegen in aan de buitenomtrek van een stationair opgestelde, taps toelopende trommel 50 aangebrachte curvebanen 52 resp. 54. Daartoe kunnen de vatting 42, het volgelement 36, de ring 17 en de daarmee verbonden elementen langs het buitenoppervlak van de trommel 50 rond een verticale as 56 zodanig bewogen worden, dat zij synchroon bewegen met een in een transportbaan 58 en rond de as 56 voortbewogen aan haken 20 hangende vogel 22. De curvebanen 52 en 54 hebben een zodanig verloop, dat de doorn 2 en de ring 17 ten opzichte van de vogel 22 de in fig. 2a-2f aangeduide bewegingen uitvoeren. De daarbij gewenste onderdruk in de doorn 2 tijdens bepaalde stadia van de vetverwijderingsbewerking kan tot stand gebracht worden door de radiaal naar de as 56 gerichte opening van vatting 42 in aansluiting te brengen met een radiaal van de as 56 afgekeerde zuigopening van een kanaal 62 in een stationair opgesteld zuigdeel 60, welke opening zich in tangentiële richting uitstrekt over een gedeelte van de baan van de vatting 42 rond de as 56, uit welk kanaal 62 de lucht in de richting van pijl 64 door middel van een onderdrukbron, bijvoorbeeld een pomp, kan worden afgezogen.

Tijdens het afschrapen van het vel worden in hoofdzaak omhoog gerichte krachten op de huid rond de opening 24 van de vogel 22 uitgeoefend. Teneinde te voorkomen, dat deze krachten de vogel 22 opheffen en de ophanging in de haak 20 verloren gaat, is boven de plaats van de opening 24 van de vogel 22 een met de vetverwijderingsinrichting aan een ring 68 in hoofdzaak U-vormige meebewegende beugel 66 aangebracht die zich van de bovenzijde gezien rondom de begrenzingen van de opening 24 tussen de poten uitstrekt en de vogel 22 bij het afschrapen van het vet in opwaartse richting tegenhoudt.

De afstand in radiale richting tussen de haak 20 en de doorn 2 wordt ingesteld door middel van een concentrisch met de as 56 aangebrachte afstandsring 70.

Claims (11)

1. Inrichting voor het verwijderen van abdominaal vet uit een geslachte vogel, omvattende een naar en via een abdominale opening tussen de poten gedeeltelijk in de vogel beweegbaar schraaporgaan met een langs het vet aan de binnenzijde van de huid rond de abdominale opening beweegbare schraaprand en een afvoerinrichting voor het afvoeren van door het schraaporgaan afgeschraapt vet, gekenmerkt door een langwerpige holle doorn (2) waarvan tenminste een deel (14) van de inwendige ruimte aangesloten kan worden op een onderdrukbron, welke doorn (2) aan het naar de vogel (22) gerichte uiteinde is voorzien van een zuigopening voor het in de doorn zuigen van de huid (28) met het aanhangende abdominale vet (30), op afstand waarvan een schraaporgaan is aangebracht dat langs de radiale omtrek is voorzien van een schraaprand (8) ter samenwerking met de complementair gevormde rand van een steunorgaan voor het bij een van de vogel (22) af gekeerde beweging van het schraaporgaan in samenwerking met het steunorgaan langs de schraaprand (8) van het schraaporgaan afschrapen van het abdominale vet (30).

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de schraaprand (8) van het schraaporgaan een ovale vorm heeft.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de schraaprand (8) deel uitmaakt van een in hoofdzaak kegelvormige richtkop (6), waarbij de punt van de richtkop (6) van de doorn (2) afgericht is.

4. Inrichting volgens conclusies 1-3, met het kenmerk, dat het schraaporgaan met behulp van tenminste één strip (4) aan de doorn (2) bevestigd is.

5. Inrichting volgens conclusies 1-4, met het kenmerk, dat de doorn (2) is voorzien van één of meer kanalen (10) waarvan een uiteinde open is en uitmondt bij de zuigopening van de doorn (2) en het andere uiteinde eveneens open is en in verbinding staat met de omgeving.

6. Inrichting volgens conclusies 1-5, met het kenmerk, dat het steunorgaan (16) bij het af schrapen van het abdominale vet de zuigopening van de doorn (2) althans gedeeltelijk afsluit.

7. Inrichting volgens conclusies 1-6, met het kenmerk, dat het steunorgaan (16) met behulp van veermiddelen (19) in de richting van de schraaprand (8) gedrukt kan worden.

8 Installatie voor het verwijderen van abdominaal vet uit geslachte vogels, omvattende een aantal inrichtingen volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de installatie is opgesteld langs een transportbaan (58) waarin vogels (22) aan de poten aan haken hangend worden voortbewogen, welke installatie een vast opgestelde, in hoofdzaak cylindervormige trommel (50) omvat, in het oppervlak waarvan curvebanen (52, 54) zijn aangebracht voor het door middel van in de curvebanen geleide volgwielen (46, 48) besturen van de beweging van de doorn (2) met het schraaporgaan en het steunorgaan (16) van de rond de trommel (50) te roteren inrichtingen, waarbij de omtrekssnelheid van de inrichtingen gelijk is aan de transportsnelheid van de transportbaan.

9. Werkwijze voor het bedrijven van de inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, gekenmerkt door de stappen van: het via een abdominale opening tussen de poten van de vogel in de buikholte van de vogel brengen van het schraaporgaan. ; het door de zuigopening van de doorn in de doorn zuigen van de huid (28), aan de binnenzijde waarvan zich het abdominale vet (30) bevindt, het naar de schraaprand (8) brengen van het steunorgaan (16) , onder vrijlating van een nauwe spleet tussen de rand van het steunorgaan (16) en de schraaprand (8); het van de vogel (22) afbewegen van het schraaporgaan en het daarmee samenwerkende steunorgaan (16) voor het afschrapen van het abdominale vet (30) van de huid (28).

10. Werkwijze volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat men het vet tijdens en na het af schrapen met behulp van onderdruk afzuigt.

11. Werkwijze volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat men het tijdens het afschrapen langs de schraaprand (8) verzamelde vet na het afschrapen met behulp van mechanische middelen verwijdert.