NL9000777A - Inrichting voor het bewerken van plaatvormige organen. - Google Patents

Description

Korte aanduiding : Inrichting voor het bewerken van plaatvormige organen.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het bewerken van plaatvormige organen, voorzien van een gestel met middelen voor het ondersteunen van de plaatvormige organen en van door het gestel ondersteunde gereedschaphouders, welke in een tweetal dwars op elkaar staande richtingen ten opzichte van een door het gestel ondersteund plaatvormig orgaan verstelbaar zijn.

Er zijn van dergelijke inrichtingen, bijvoorbeeld in de vorm van boormachines bekend voor het boren van plaatvormige organen, meer in het bijzonder van zogenaamde printplaten, waarbij alle gereedschaphouders, meer in het bijzonder de spindels van de boormachine ten opzichte van het werkstuk gelijktijdig in een richting of in een loodrecht daarop staande richting kunnen bewegen. Daarbij bevindt zich onder elke boorspindel een printplaat, zodat er evenveel werkstukken moeten worden opgespannen als er spindels zijn. Daar er in de praktijk beperkingen zijn aan de grootte van de machine kan ook het aantal in de machine op te nemen spindels slechts beperkt zijn.

Met de uitvinding wordt beoogd een inrichting van bovengenoemde soort te verkrijgen, waarbij de mogelijkheden voor het bewerken van plaatvormige organen, in het bijzonder printplaten worden vergroot.

Volgens de uitvinding kan dit worden bereikt- doordat de gereedschaphouders tijdens bedrijf onafhankelijk van elkaar in beide richtingen verstelbaar zijn, terwijl middelen zijn aangebracht met behulp waarvan de plaatvormige organen in ten minste een van deze richtingen stapsgewijs ten opzichte van de gereedschapshouders verplaatsbaar zijn.

Voor toepassing van de construktie volgens de uitvinding kunnen meerdere gereedschaphouders zoals boorspillen boven een en dezelfde printplaat onafhankelijk van elkaar in gewenste standen worden gebracht, waardoor de toepassingsmogelijkheden van de inrichting aanzienlijk worden vergroot.

Ofschoon hier steeds over plaatvormig orgaan of printplaat wordt gesproken, moet worden begrepen, dat eventueel ook meerdere plaatvormige organen of printplaten op elkaar gestapeld gelijktijdig kunnen worden bewerkt.

De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de hand van een in bijgaande figuren schematisch weergegeven uitvoeringsvoorbeeld van een inrichting volgens de uitvinding.

Figuur 1 toont schematisch een zijaanzicht op een inrichting volgens de uitvinding, waarbij slechts een een gereed- schapshouder ondersteunende gereedschapdrager schematisch is aangeduid.

Figuur 2 toont een bovenaanzicht op figuur 1, waarbij de de geleidingsbalken vormende bruggen voor de gereedschapdragers slechts met stippellijnen zijn aangeduid om daaronder liggende onderdelen duidelijker te kunnen weergeven.

Figuur 3 toont op grotere schaal een bovenaanzicht op een door een tweetal geleidingsbalken gevormde brug met enige door deze brug ondersteunde gereedschaphouders en -dragers.

Figuur 4 toont een dwarsdoorsnede over figuur 3, gezien volgens de lijn IV-IV in figuur 3.

Figuur 5 toont een dwarsdoorsnede over figuur 3, gezien volgens de lijn V-V in figuur 3.

Figuur 6 toont op grotere schaal een doorsnede over figuur 5, gezien volgens de lijn VI-VI in figuur 5.

Figuur 7 toont een doorsnede over figuur 5, gezien volgens de lijn VII-VII.

Figuur 8 toont schematische een deel van het transportmechanisme van de in de figuren 1 en 2 weergegeven inrichting.

Figuur 9 toont een doorsnede over figuur 8.

De in de figuren 1 en 2 weergegeven inrichting omvat een bewerkingstafel 1. Gezien in figuur 1 staat links van de bewerkingstafel 1 een magazijninrichting 2, welke is voorzien van een heftafel 3 waarop een stapel te bewerken plaatvormige organen 4, zoals bijvoorbeeld printplaten zijn opgestapeld. Met behulp van een aandrijforgaan 5 kan de heftafel 3 stapsgewijs omhoog worden bewogen op op zichzelf bekende wijze.Daar de uitvoering van een dergelijk hefmechanisme geen onderdeel vormt van de uitvinding wordt gemeend, dat hierop niet nader behoeft te worden ingegaan.

Aan de van de bewerkingstafel 1 af gekeerde zijde van de magazijninrichting 2 is een slechts schematisch aangeduid duworgaan 6 opgesteld met behulp waarvan de bovenste plaat 4 van de stapel op een gewenst tijdstip in de richting volgens pijl A naar de bewerkingstafel toe kan worden geschoven.

Voor het verplaatsen van de platen 4 in de richting volgens pijl A door de inrichting is een transportmechanisme 7 aangebracht, dat is voorzien van een tweetal zich evenwijdig aan de verplaatsingsrichting volgens pijl A uitstrekkende balken 8 en 9. Deze balken 8 en 9 liggen op een hoger niveau dan het bovenvlak van de bewerkingstafel 1, zoals blijkt uit figuur 1. Aan ieder van de balken 8 en 9 zijn in een viertal op afstand van elkaar gelegen punten zich naar beneden toe uitstrekkende armen 10 resp. 11 bevestigd (figuur 8). De ondereinden van ieder paar armen 10 en 11 zijn onderling verbonden door een horizontaal en zich loodrecht op de lengterichting van de balken 8 en 9 uitstrekkend verbindingsorgaan 12, dat, zoals schematisch in figuur 8 is afgebeeld, kan worden gevormd door een schroefspindel met behulp waarvan de balk 9 in de richting volgens de dubbele pijl B naar de balk 8 toe of van de balk 8 af kan worden bewogen ter aanpassing van de afstand tussen de balken 8 en 9 aan de breedte van de te bewerken plaatvormige organen 4.

Aan de ondereinden van de armen 10 en 11 zijn aan de naar elkaar toegekeerde zijden van deze armen 10 en 11 zich evenwijdig aan de armen 10 en 11 uitstrekkende verstel cylinders 13 aangebracht, die zijn voorzien van in vertikale richting verstelbare plunjers 14. De boveneinden van deze plunjers 14 werken samen met aan de balken 8 en 9 bevestigde aanslagen 15 voor het tussen deze aanslagen vastklemmen van met het transportmechanisme 7 te verplaatsen platen 4.

Het transportmechanisme 7 kan met behulp van een in figuur 2 schematisch weergegeven aandrijforgaan 16 evenwijdig aan de beoogde verplaatsingsrichting van de platen 4 in de richting volgens pijl A heen en weer worden bewogen.

Om deze heen en weer beweging van het transportmechanisme 7 mogelijk te maken zijn althans enige van de dwarsverbindingen 12 opgenomen in in de tafel 1 aangebrachte uitsparingen 17.

Aan de van het magazijn 2 afgekeerde zijde van de tafel 1 is een magazijn 18 opgesteld voor het opnemen van bewerkte platen 4. Dit magazijn 18 is weer met een met behulp van een aandri jforgaan 19 in hoogterichting verstelbare tafel 20 uitgerust, welke bij het toevoeren van de platen 4 stapsgewijs naar beneden wordt bewogen, zodat opvolgende platen steeds zonder storing op de reeds op de tafel 20 liggende stapel kunnen worden geschoven.

Boven de tafel 1 zijn een aantal bruggen, in het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld een vijftal bruggen 21-25 voor het ondersteunen van bewerkingsorganen opgesteld. In figuur 2 zijn de buitenste contouren van deze bruggen slechts met stippellijnen aangeduid voor het weergeven van daaronder opgestelde onderdelen.

Zoals nader in de figuren 3-7 is weergegeven omvat iedere brug een tweetal op afstand van elkaar gelegen geleidingsbalken 26 en 27, welke geleidingsbalken zich loodrecht op de beoogde verplaatsingsrichting van de platen volgens pijl A uitstrekken. De bij een brug behorende geleidingsbalken 26 en 27 ondersteunen een aantal gereedschapdragers 28. Iedere gereedschapdrager omvat een vertikale staande plaatvormige drager 29. Nabij de bovenzijde en de onderzijde van een zijkant van de plaatvormige drager zijn bussen 30 bevestigd, waarvan de horizontaal verlopende hartlijnen zich loodrecht op de plaatvormige drager 29 uitstrekken (figuur 6). In ieder van deze bussen 30 is een moervormig orgaan 31 opgenomen, dat is verbonden met een wormwiel 32. De combinatie van moer 31 en wormwiel 32 ligt opgesloten tussen een tweetal druklegers 33. Het geheel wordt tegen axiale verschuiving in de lengterichting van de hartlijn van de bus 30 geborgd door aan van elkaar afgekeerde zijden van de druklegers 33 gelegen en met de steun 29 verbonden opsluitplaten 34.

De moervormige organen 31 werken samen met door deze moervormige organen gevoerde, zich evenwijdig aan de geleidingsbalken 26 en 27 uitstrekkende schroefspindels 35, die boven resp. onder de geleidingsbalk 26 van de desbetreffende brug zijn opgesteld. Daarbij worden de schroefspindels 35 op niet nader weergegeven wijze zodanig door het gestel van de inrichting ondersteund, dat zij niet om hun hartlijn verdraaibaar en ook niet in axiale richting verplaatsbaar zijn.

Zoals verder in figuur 4 is weergegeven zijn de beide wormwielen 32 in ingrijping met op een vertikaal staande as 36 bevestigde wormen 37. Ter wille van de duidelijkheid zijn de rondsels 33 en wormen 37 in de figuren met vrij grove schroefdraad weergegeven, maar in het algemeen zal juist zeer fijne schroefdraad worden toegepast om een nauwkeurige verdraaiing van de wormwielen en de daaraan bevestigde moeren 31 met kleine stappen te kunnen bewerkstelligen.

Het boveneinde van de vertikaal staande en de de schroefspindels 35 loodrecht kruisende as 36 is via een tandwieloverbrenging 38 verbonden met de uitgaande as van een aandrijf motor, bij Voorkeur een elektromotor 39, die is bevestigd aan een met de steunplaat 29 verbonden steunplaat 40.

Het zal duidelijk zijn, dat indien de omkeerbare motor 39 in werking wordt gesteld de as 36 in draaiing zal worden gebracht en daarmede ook de wormwielen 32 en de daaraan bevestigde moervormige organen 31 in draaiing zullen worden gebracht. Bij het draaien van de moervormige organen 31 om de stilstaande schroefspindels 35 zal de desbetreffende gereedschapsdrager 28 dan in de ene of de andere richting langs de geleidingsbalken 26 en 27 worden verplaatst, zoals aangeduid met behulp van de dubbele pijl C (figuren 3,6).

Daarbij zijn voor het ondersteunen van de gereedschapsdrager 28 op de balk 26 zich evenwijdig aan de balk 26 uitstrekkende steunblokken 41 aan de plaatvormige steun 29 bevestigd. De steunblokken 41 zijn aan hun naar elkaar toegekeerde zijden voorzien van in doorsnede driehoekvormige inkepingen, waarin 'overeenkomstig gevormde neuzen 42 van de balk 26 ingrijpen. Verder zijn aan de plaatvormige steun 29 een tweetal zich althans in hoofdzaak evenwijdig . aan deze plaatvormige steun uitstrekkende armen.43 bevestigd, waarvan de vrije uiteinden samenwerken met een onderste resp. bovenste begrenzingszijde van de balk 27 (figuur 5).

Daarbij wordt opgemerkt, dat zoals uit figuur 3 blijkt, de opeenvolgende door de geleidingsbalken 26 en 27 van een brug ondersteunde gereedschapdragers 28 om en om 180° ten opzichte van elkaar zijn opgesteld, zoals blijkt uit figuur 3, zodat voor de ene gereedschapdrager de steunblokken 41 samenwerken met een geleidingsbalk 26 en voor de andere gereedschapdrager met een geleidingsbalk 27. Dit zelfde geldt voor de armen 43. Verder zijn boven en onder de balk 27 schroefspindels 35' aangebracht voor de verplaatsing van desbetreffende gereedschapdragers 28.

Zoals in het bijzonder uit figuur 7 blijkt is aan de plaat 40 nog een tweede motor, bij voorkeur elektromotor 44 bevestigd. Deze elektromotor 44 is via een tandwieloverbrenging 45 weer in verbinding met een zich evenwijdig aan de as 36 uitstrekkende as 46. Aan de as 46 zijn in onder en boven de steunplaat 29 gelegen punten wormen 47 bevestigd. Deze wormen zijn in ingrijping met wormwielen 48, die zijn bevestigd aan horizontaal verlopende schroefspindels 49, die de vertikaal staande assen 36 en 46 loodrecht kruisen. Daarbij worden deze schroefspindels vrij draaibaar ondersteund in met de steunplaat 29 verbonden bussen 50, terwijl de spindels 49 tegen axiale verschuiving zijn geborgd. Ook hier zijn de wormen 47 en wormwielen weer voorzien van fijne vertanding.

Zoals in figuur 3 is weergegeven zijn de spindels 49 geschroefd in aan een schematisch weergegeven gereedschaphouder 51 bevestigde moervormige organen 52. Door de omkeerbare motor 44 van een bewerkingsorgaan 28 in werking te stellen kan de gereedschaphouder 51 worden heen en weer bewogen zoals aangeduid met behulp van de dubbele pijl D.

De schematisch weergegeven gereedschaphouder 51 kan bijvoorbeeld “worden gevormd door een boorspindel met daarbij behorend aandrijforgaan, zodat de inrichting geschikt is voor het boren van gaten in de plaatvormige organen. Uiteraard zal het echter mogelijk zijn om ook andere gereedschappen bij de inrichting volgens de uitvinding toe te passen.

Zoals verder schematisch in figuur 7 is aangeduid kan voor het geleiden van de gereedschaphouder 51 bij de verplaatsing in de richting volgens pijl D de plaatvormige steun 29 zijn voorzien van geprofileerde geleidingsribben 52, die samenwerken met overeenkomstige aan de gereedschaphouder bevestigde geleidingsorganen 53.

Zoals verder nog in figuur 1 is weergegeven zijn in, gezien in de beoogde verplaatsingsrichting van de platen 4 achter elkaar gelegen punten aan de bruggen met de verstelcylinders 13 overeenkomende verstelcylinders 54 bevestigd, welke ten opzichte van de stand van de verstelcylinders 13 een over 180° verdraaide stand innemen.

Verder blijkt uit figuur 2, dat de bruggen 21-25 zich uitstrekken tot over een naast de tafel 1 opgestelde tafel 56, welke kan worden benut voor het opstellen van uitwisselbare met de gereedschap-houders 28 te verbinden gereedschappen, zoals bijvoorbeeld boren.

De werking van de inrichting is als volgt.

Een te bewerken plaat 4 kan met behulp van het duworgaan 6 in de richting volgens pijl A worden geschoven tot een stand, waarin het vooreinde van het duworgaan is gelegen tussen de gezien in figuur 1 meest linkse verstel cylinders 13 en de daarboven opgestelde aanslagen 15. Vervolgens kan de voorrand van de desbetreffende plaat worden vastgeklemd tussen de plunjers 14 van de verstel cylinders 13 en de daarboven gelegen aanslagen 15. Daarop kan de plaat 4 verder naar rechts worden verplaatst met behulp van het transportmechanisme 7. Bij het einde van de slag van het transportmechanisme kan de desbetreffende plaat met behulp van de plunjers 55 van de verstelcylinders 54 op de tafel 1 worden vastgeklemd. Daarna kunnen de plunjers 14 van de verstelcylinders 13 worden teruggetrokken en het verstelmechanisme 7 worden terugbewogen naar zijn aanvangsstand. In deze aanvangsstand kan de plaat 4 weer worden vastgeklemd aan het transportmechanisme 7 en kan de plaat weer over een verdere stap worden verplaatst met behulp van het verstelmechanisme 7, nadat de plunjers 55 van de verstelcylinders 54 zijn teruggetrokken.

Het zal duidelijk zijn, dat zo de plaatvormige organen 4 stapsgewijs over de tafel 1 in de richting volgens pijl A kunnen worden verplaatst. Indien daarbij een plaat 4 een voor het uitvoeren van een bewerking geschikte stand op de tafel 1 heeft ingenomen kan de desbetreffende bewerking met behulp van de gewenste door de gereedschap-houders 51 gedragen gereedschappen plaatsvinden nadat de plaat op het bovenvlak van de tafel 1 is vastgeklemd met behulp van de verstelcylinders 54.

Verder zal het uit bovenstaande duidelijk zijn, dat iedere gereedschaphouder 51 door het naar keuze in werking stellen van de bij de desbetreffende gereedschaphouder behorende motoren 39 en 44 in de richting volgens pijl C en/of pijl D, onafhankelijk van de andere gereedschap-houders 51 kan worden verplaatst om de desbetreffende gereedschaphouder in een beoogde stand boven het plaatvormige orgaan 4 te brengen. Daarbij kan een plaatvormig orgaan gelijktijdig met behulp van meerdere door de gereedschaphouders 51 gedragen gereedschappen worden bewerkt.

De afmetingen van de bruggen 21-25 in het bijzonder de breedte van de bruggen kan aangepast worden aan de grootte van de gereedschaphouders 51, die afhankelijk van de te ondersteunen gereedschappen van elkaar afwijkende afmetingen kunnen hebben.

Om de gereedschaphouders 51 snel naar de gewenste instel standen te kunnen bewegen onder het zo goed mogelijk voorkomen van het optreden van trillingen kan men de besturing van de gereedschaphouders zodanig regelen, dat verschillende in langsrichting en/of dwarsrichting ten opzichte van de tafel 1 te verplaatsen gereedschaphouders in de desbetreffende richting tegengesteld aan elkaar worden verplaatst.

Claims (12)

1. Een inrichting voor het bewerken van plaatvormige organen, voorzien van een gestel met middelen voor het ondersteunen van de plaatvormige organen en van door het gestel ondersteunde gereedschap-houders, welke in een tweetal dwars op elkaar staande richtingen ten opzichte van een door het gestel ondersteund plaatvormig orgaan verstelbaar zijn, met het kenmerk, dat de gereedschaphouders tijdens bedrijf onafhankelijk van elkaar in beide richtingen verstelbaar zijn terwijl middelen zijn aangebracht met behulp waarvan de plaatvormige organen in ten minste een van deze richtingen stapsgewijs ten opzichte van de gereedschaphouders verplaatsbaar zijn.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat meerdere gereedschaphouders in een rij zijn opgesteld en de in een rij opgestelde gereedschaphouders onafhankelijk van elkaar in de lengterichting van de rij, alsmede dwars op de lengterichting van de rij verstelbaar zijn.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van meerdere naast elkaar gelegen rijen van gereedschaphouders.

4. Inrichting volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat de plaatvormige organen in een richting dwars op de lengterichting van een rij verplaatsbaar zijn.

5. Inrichting volgens een der conclusies 1-4, met het kenmerk, dat een gereedschaphouder zodanig is aangebracht, dat de gehele breedte van een plaatvormig orgaan dwars op zijn verplaatsingsrichting door de gereedschaphouder kan worden bestreken.

6. Inrichting volgens een der conclusies 2-5, met het kenmerk, dat de in een rij opgestelde gereedschaphouders ieder worden ondersteund door een drager, welke wordt ondersteund door ten minste een zich in de lengterichting van de rij uitstrekkende geleidingsbalk waarlangs de drager verplaatsbaar is.

7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de drager is voorzien van geleidingen waarlangs de gereedschaphouder dwars op de lengterichting van de geleidingsbalk verplaatsbaar is.

8. Inrichting volgens conclusie 6 of 7, met het kenmerk, dat voor de verplaatsing van een drager langs de geleidingsbalk onder en boven de geleidingsbalk een zich in de lengterichting van de geleidingsbalk uitstrekkende schroefdraadstang is opgesteld en iedere drager is voorzien van een tweetal met de schroefdraadstangen samenwerkende moervormige organen, die in draaiing te brengen zijn met behulp van een op de drager aangebrachte motor.

9. Inrichting volgens een der conclusies 6-8, met het kenmerk, dat met de gereedschapdrager een tweetal moervormige organen zijn verbonden, waarin zich loodrecht op de lengterichting van de geleidingsbalken uitstrekkende, draaibaar door de drager ondersteunde schroefspindels zijn geschroefd, terwijl op de drager een motor is aangebracht met behulp waarvan de schroefspindels in draaiing te brengen zijn.

10. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat voor het stapsgewijs verplaatsen van de plaatvormige organen door de inrichting een in de beoogde verplaatsingsrichting van de plaatvormige organen heen en weer beweegbaar gesteldeel is aangebracht voorzien van in de beoogde verplaatsingsrichting op afstand van elkaar gelegen klemorganen met behulp waarvan plaatvormige organen aan het heen en weer beweegbare gesteldeel kunnen worden vastgeklemd.

11. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van klemmiddelen, met behulp waarvan een plaatvormig orgaan in een voor het bewerken van het' plaatvormige orgaan beoogde stand in het gestel kan worden vastgeklemd.

12. Inrichting volgens conclusie 10 of 11, met het kenmerk, dat de klemorganen van de verplaatsingsinrichting ten opzichte van elkaar instelbaar zijn ter aanpassing van de stand van de klemorganen aan de afmetingen van de plaatvormige organen.