NL8903016A - Werkwijze en inrichting voor het een voor een behandelen van voorwerpen die in bulk worden aangevoerd. - Google Patents

Description

Titel: Werkwijze en inrichting voor het één voor één behande len van voorwerpen die in bulk worden aangevoerd.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het een voor een behandelen van voorwerpen die in bulk worden aangevoerd.

Probleem bij dergelijke in bulk aangevoerde voorwerpen is veelal om ze een voor een aan een volgend bewerkingsstation toe te voeren; een van de redenen hiervan is bijvoorbeeld het aan elkaar blijven kleven van de voorwerpen. Als voorwerp kan bijvoorbeeld gedacht worden aan vis, bakkerijprodukten e.d.

Om deze nadelen te kunnen ondervangen vertoont de werkwijze volgens de uitvinding het kenmerk, dat de voorwerpen ongeveer in het midden van een roterende schijf daarop worden aangevoerd, boven welke schijf een in de bewegingsrichting daarvan naar de omtrek zich uitstrekkende, vaststaande geleiding is aangebracht. Omdat de omtrekssnelheid van de tafel vanaf het midden naar de omtrek toe van nul tot een maximum snelheid toeneemt, neemt ook de snelheid van de voorwerpen bij het buitenwaarts bewegen op dezelfde wijze toe, met als gevolg dat zij als het ware "uit elkaar worden getrokken", en vervolgens gemakkelijk een voor een aan een bewerkingsstation, zoals een telinrichting, een ordeningsinrichting, een richtinrich-ting, een verpakkingsinrichting o.d. kunnen worden toegevoerd.

De uitvinding heeft eveneens betrekking op een inrichting voor het uitvoeren van de beschreven werkwijze. De inrichting wordt gekenmerkt door een roterende schijf, centraal waarboven een produkttoevoerbaan is opgesteld en boven welke schijf vast een naar de omtrek reikende geleiding is aangebracht.

De geleiding kan daarbij bestaan uit tenminste een spiraalvormig opgestelde band, profiel, draad of dergelijke, waardoor de hiervoor genoemde snelheidstoename wordt gewaarborgd.

Een andere maatregel ter verbetering van het "uit elkaar trekken" bestaat uit de toepassing van een gebogen verlopend s chi j fbovenvlak.

Verder kan het schijfoppervlak met betrekking tot de oppervlaktegesteldheid zijn aangepast aan het daarmee te verwerken produkt, zodat bijvoorbeeld een gemakkelijker glijden van het produkt over het schijfbovenoppervlak tot stand wordt gebracht, dan wel een minder gemakkelijk glijden over het schijfbovenoppervlak wordt bereikt. Zo kan men zich bijvoorbeeld voorstellen, dat bij het verwerken van vis, welke aan de buitenzijde een slijmerige laag heeft, het gewenst is om een betere grip van het schijfbovenoppervlak op de vis te waarborgen, waardoor gedeeltelijk op elkaar blijvende vissen duidelijk van elkaar worden getrokken.

In verdere uitwerking van de uitvinding kan de geleiding bestaan uit een of meer, boven elkaar opgstelde, meelopende snaren, banden of dergelijke.

Een variant hierop bestaat daaruit dat de geleiding bestaat uit meerdere in de afvoerrichting achter elkaar opgestelde snaren of banden. Door de opvolgende banden met verschillende snelheden aan te drijven wordt de slip beperkt.

In verdere uitwerking van de uitvinding kan de tafel onder invloed staan van een trilinrichting, waardoor een betere verschuiving mogelijk is.

Ook is het mogelijk om de geleiding onder invloed van een trilinrichting op te stellen, waardoor deze vrijblijft van stick-slippende voorwerpen.

Ter verduidelijking van de uitvinding zullen thans enkele uitvoeringsvoorbeelden van een inrichting voor het een voor een behandelen van voorwerpen, die in bulk worden aangevoerd, worden beschreven. In de tekening toont:

Fig. 1 een schematisch bovenaanzicht van een eerste uit-voeringsvoorbeeld;

Fig. 2 een overeenkomstig aanzicht van een tweede uit-voeringsvoorbeeld;

Fig. 3 een aanzicht overeenkomstig de lijn III-III in Fig. 2; en

Fig. 4 een aanzicht overeenkomstig Fig. 1 en 2 van een derde uitvoeringsvoorbeeld.

Volgens fig. 1 is een inrichting voor het een voor een behandelen van voorwerpen, die in bulk worden aangevoerd, voorzien van een in de met een pijl P weergegeven richting roterende draaitafel 1, waarboven een transportband of schud-goot 2 ongeveer centraal uitmondt. Via de schudgoot 2 worden met 3 aangegeven voorwerpen aangevoerd. Boven de draaitafel 1 is een zich vanaf het midden naar de omtrek toe uitstrekkende, spiraalvormig gebogen geleiding 4 vast opgesteld.

Op de draaitafel sluit aan de omtrek daarvan een afvoer-transportbaan 5 aan, waarboven ook het einde van de spiraalvormige geleiding 4 eindigt. Zoals uit de tekening verder blijkt is de draaitafel 1 en de afvoerbaan 5 omsloten door een opstaande wand 6, die waarborgt dat de produkten op de transportbaan blijven.

Na hét vorenstaande zal de werking van de inrichting volgens de uitvinding duidelijk zijn. De via de transportband of schudgoot 2 aangevoerde voorwerpen 3 zullen op ongeveer het midden van de draaitafel 1 terechtkomen en als gevolg van rotatie van de draaitafel en mede onder invloed van de spiraalvormige geleiding buitenwaarts worden bewogen. Door de toenemende snelheid zal de onderlinge afstand van de broodjes steeds groter worden. Dit is ook duidelijk weergegeven. Op de afvoerbaan 5 bevinden de broodjes zich op korte afstand van elkaar in de gewenste positie.

Dat binnen het raam van de uitvindingsgedachte wijzigingen mogelijk zijn, moge blijken uit de in de figuren 2 en 3 alsmede fig. 4 weergegeven varianten. Daarbij kan ten aanzien van fig. 2 en 3 worden opgemerkt, dat hierbij gebruik wordt gemaakt van een geleiding 7 bestaande uit één enkele draad of band die zich uitstrekt langs een aantal rollen 8, en welke draad of band 7 zich vanaf het midden via genoemde rollen 8 naar een ter plaatse van de omtrek opgestelde snaarschijf 10 uitstrekt, van daaruit naar een daarboven opgestelde snaarschijf 11, van daaruit op afstand boven de draaitafel 1 naar een boven de genoemde snaarschijf 9 opgestelde snaarschijf 12 en zo weer naar de schijf 9. Het zal duidelijk zijn, dat de snaarschijf 9 zowel stilstaand, vrij roteerbaar of aangedreven kan zijn uitgevoerd. In deze laatste gevallen wordt ergens in de baan een aandrijfmechanisme aangebracht. Zo zou bijvoorbeeld de as van een der schijven 9 t/m 12 kunnen zijn gekoppeld met een aandrijfmotor.

Ter afscherming en bevestiging van de snaarschijven 10, 11 respectievelijk 9, 12 zijn daaromheen platen 13 respectievelijk 14 aangebracht, die zijn verbonden met het niet weergegeven frame, waaraan ook de rollen 8 zijn bevestigd.

De inrichting volgens fig. 4 toont grote overeenkomsten met de inrichting volgens fig. 2, 3. Het principiële verschil bestaat daaruit dat in plaats van een enkele.band 7 gebruik wordt gemaakt van een groot aantal banden 15-19, die in de telkens met een pijl weergegeven richting met verschillende snelheden kunnen worden aangedreven door niet weergegeven middelen, doch die gelijk kunnen zijn aan die welke beschreven zijn aan de hand van de figuren 2 en 3. De banden lopen telkens over rollen 8 die op dezelfde wijze als weergegeven bij fig. 2, 3 kunnen zijn uitgevoerd.

Een verder klein verschil bestaat nog hieruit dat ter plaatse van het bovenoppervlak van de transportband 2 twee kleinere richtplaten 20 zijn aangebracht, die waarborgen dat de toegevoerde produkten inderdaad zo dicht mogelijk ter plaatse van het midden van de schijf 1 daarop worden afgeleverd.

Uiteraard zijn verdere varianten mogelijk, zonder buiten het bestek van de aanvrage te komen.

Claims (10)

1. Werkwijze voor het een voor een behandelen van voorwerpen die in bulk worden aangevoerd, met het kenmerk, dat de voorwerpen ongeveer in het midden van een roterende schijf daarop worden aangevoerd, boven welke schijf een in de bewegingsrichting daarvan een naar de omtrek zich uitstrekkende, vaststaande geleiding is aangebracht.

2. Inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze volgens conclusie 1, gekenmerkt door een roterende schijf, centraal waarboven een produkttoevoerbaan is opgesteld en boven welke schijf vast een naar de omtrek reikende geleiding is aangebracht .

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de geleiding bestaat uit tenminste een spiraalvormig opgestelde band, profiel, draad of dergelijke.

4. Inrichting volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat het schijfbovenvlak gebogen verloopt.

5. Inrichting volgens conclusie 2, 3 of 4, met het kenmerk, dat het schijfoppervlak met betrekking tot de oppervlakte-gesteldheid is aangepast aan het daarmee te verwerken produkt.

6. Inrichting volgens een of meer van de conclusies 2-4, met het kenmerk, dat de geleiding bestaat uit een of meer boven elkaar opgestelde meelopende snaren, banden of dergelijke.

7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de geleiding bestaat uit meerdere in de afvoerrichting achter elkaar opgestelde snaren of banden.

8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat opvolgende banden met verschillende snelheden kunnen worden aangedreven.

9. Inrichting volgens een of meer van de conclusies 2-8, met het kenmerk, dat de tafel onder invloed staat van een tril-inrichting.

10. Inrichting volgens conclusie 2-8, met het kenmerk, dat de geleiding onder invloed van een trilinrichting staat.