NL8802775A

NL8802775A - Star deksel voor een autoschuif- of schuifhefdak.

Info

Publication number: NL8802775A
Application number: NL8802775A
Authority: NL
Original assignee: Rockwell Golde Gmbh
Priority date: 1987-11-18
Filing date: 1988-11-11
Publication date: 1989-06-16
Also published as: GB2212454A; NL192438B; JPH0694257B2; NL192438C; SE8803921L; CA1311781C; AU2563488A; DE3739082C1; ES2013811A6; BR8806024A; SE467656B; GB2212454B; JPH01160727A; GB8825911D0; IT1224931B; FR2623143B1; SE8803921D0; IT8804856A0; US5028089A; FR2623143A1

Description

l f to V.0. 1305

Titel: Star deksel voor een autoschuif- of schuifhefdak.

De uitvinding betreft een star deksel voor een autoschuif- of schuifhefdak volgens de aanhef van de nevengeschikte conclusies 1 en 2.

Bij een bekend star schuifdeksel(Duits octrooischrift 5 1 555 555) bestaat het versterkingsraam uit een viertal af zonderlijke delen, namelijk een voorste en een achterste versterkingsprofiel alsmede twee opzij aangebrachte legerplaten voor de aansluiting van het schuifdeksel op de delen van de schuifdakconstructie welke voor het functioneren er-10 van bestemd zijn. De vier delen zijn met hun omlaag gerichte flenzen rechstreeks aan de omgezette randen van de deksel-schaal vastgelast en het randspleetafdichtprofiel is van onderen met klemwerking opgestoken op de, uit de omgezette randen van de dekselschaal en de flenzen van de vier delen 15 van het versterkingsraam gevormde dekselrand.

Bij een verdere, bekende schuifdakconstructie (Duits octrooischrift 3 535 126) is het versterkingsraam, in overeenstemming met de aanhef van conclusie 1 en de aanhef van conclusie 5, eendelig uitgevoerd en met zijn omlaaggerichte 20 flenzen ook weer bevestigd aan de rondgaande omgezette rand van de dekselschaal. Bij deze bekende schuifdekconstructie wordt het van onderen uit op de dekselrand opgestoken randspleetafdichtprofiel door een van onderen aan het versterkingsraam aangeschroefd vasthoudraam in zijn stand geborgd, welk raam 25 voor dit doel met een rondgaande horizontale rand grijpt in een extra groef van het randspleetafdichtprofiel.

De in het voorgaande genoemde, bekende starre schuifdeksels hebben in hun telkens betrokken toepassingsgebieden goed voldaan, doch zijn wat betreft de montage van de daar-30 mee uitgeruste schuifdaken of schuifhefdaken, in het bijzonder aan de lopende band in de automobielfabrieken, nog voor verbetering vatbaar. Bij beide bekende dekseluitvoeringen vormt het deksel een deel van een, voor het inbouwen gerede, vooraf gemonteerde schuifdak- of schuifhefdakeenheid, be-35 staande uit het onder de dakopening aan te brengen dakraam * *8802775

V

’«V

-2- met alle daaraan aangebrachte voor het verrichten van de nodige functies bestemde delen en met het gelakte en van het randspleetafdichtprofiel voorziene, starre deksel. Bij de dakmontage wordt het dakraam ingebracht in de autocarosserie 5 en aan het dakdeel daarvan bevestigd. In aansluiting hierop moet het starre deksel van bovenaf in de dakopening worden ingelegd en daarop aansluitend aan de zich aan het dakraam bevindende voor de functie van het deksel vereiste delen van de dakconstructie worden vastgeschroefd. Deze verbinding 10 van het starre deksel met de overige delen van de dakconstructie vergt een met de hand uit te voeren werkgang, aangezien de bevestigingsdelen niet in het toegangsbereik van een moderne montageautomaat zijn aangebracht. Bij een overigens volledig automatisch verlopende vervaardiding aan de lopende 15 band is deze met de hand uit te voeren montagewerkgang storend en tijdrovend.

Aan de onderhavige uitvinding ligt derhalve het probleem ten grondslag, een star deksel van de in de aanhef van de conclusies 1 en 5 genoemde soort zodanig uit te voe-20 ren, dat bij de dakmontage het aanbrengen van dat deksel niet meer met de hand behoeft te worden uitgevoerd doch kan worden overgelaten aan montageautomaten.

Het aan de orde gestelde probleem wordt opgelost met twee nevengeschikte uitvoeringsvormen door de onderscheidende 25 kenmerkende maatregelen van de conclusies 1 en 5. Volgens de basisgedachte van de onderhavige uitvinding is de deksel-schaal een van de overige delen van de dakconstructie gescheiden, apart deel, waarop evenals op de carosserie de gewenste kleur is aangebracht en dat eerst na de montage van 30 alle andere delen van de dakconstructie tot een montageëen-heid en bevestiging van die montageëenheid in de carosserie door het inleggen van bovenaf en het eenvoudigweg doen innemen van een ligplaatsvergrendelen met de vergrendelele-menten van het versterkingsraam (conclusie 1), respectieve-35 lijk vergrendelelementen van het vasthoudraam (conclusie 5) *8802775 * ψ < -3- wordt gemonteerd. Hierbij worden de eveneens van vergrendelend werkzame ligplaatselementen voorziene, omgezette randen van het dekselschaal in een naar boven toe open groef van het, reeds aan het versterkingsraam, respectievelijk aan het 5 versterkingsraam en aan het vasthoudraam bevestigde, rand-spleetafdichtingprofiel ingedrukt. Na de montage, welke on-bezwaarlijk door montageautomaten kan worden uitgevoerd en generlei verdere, van de inwendige ruimte van de carosserie uit uit te voeren bevestigingsmaatregelen behoeft, is de 10 dekselschaal onlosmakelijk verbonden met het versterkingsraam, respectievelijk met het versterkingsraam/vasthoud-raamstelsel.

Volgens de uitvinding wordt een volledige vóórmontage van de dakconstructie zonder dekselschaal tot een montage-15 inhoud mogelijk gemaakt, waartoe ook reeds het versterkingsraam met randspleetafdichtprofiel, respectievelijk het versterkingsraam/vasthoudraamstelsel met randafdichtprofiel behoren, waardoor het richten van het dakraam, dat een bestanddeel vormt van de montageëenheid, ten opzichte van de 20 dakopening wordt vergemakkelijkt.

Verdere voordelige, nadere uitwerkingen van de eerste uitvoeringsvorm van de uitvinding staan vermeld in de volg-conclusies 2 tot 4, terwijl voordelige, nadere uitwerkingen van de tweede uitvoeringsvorm worden vermeld in de conclusies 25 6 tot 10.

Thans zullen diverse uitvoeringsvoorbeelden volgens de uitvinding aan de hand van de tekening nog nader worden toegelicht.

Fig. 1 is een afgebroken perspectivisch aanzicht van 30 het dak van een personenauto met ingebouwd schuif- of schuifhefdak bij gesloten star deksel; fig. 2 is een afgebroken doorsnede van een eerste uitvoeringsvorm volgens de lijn II-II in fig. 1 doch zonder dekselschaal; 35 fig. 3 is een overeenkomstige, afgebroken doorsnede van de bijbehorende dekselschaal; .8802775 -4- -*» fig. 4 is een met fig. 2 corresponderende doorsnede doch met ingezette dekselschaal; fig. 5 is een afgebroken doorsnede van een eerste uit-vö'eringsvoorbeeld van de tweede uitvoeringsvorm volgens de 5 lijn II-II in fig. 1, doch zonder dekselschaal? fig. 6 is een overeenkomstig afgebroken doorsnede van de bijbehorende dekselschaal; fig. 7 is een met fig. 5 corresponderende doorsnede doch bij ingezette dekselschaal; 10 fig. 8 is een afgebroken bovenaanzicht van het uit- voeringsvoorbeeld volgens de figuren 5 tot 7? fig. 9 is een doorsnede volgens de lijn IX-IX in fig. 8 met rechtstreeks v66r het inzetten weergegeven dekselschaal; 15 fig. 10 is een afgebroken doorsnede van een tweede uit- voeringsvoorbeeld van de tweede uitvoeringsvorm volgens de lijn II-II in fig. 1, doch zonder dekselschaal? fig. 11 is een corresponderende, afgebroken doorsnede van de bijbehorende dekselschaal; en 20 fig. 12 is een met fig. 10 corresponderende doorsnede doch met ingezette dekselschaal.

In de tekening zijn de uitvoeringsvormen en uitvoe-ringsvoorbeelden van het starre deksel in hoofdzaak schematisch afgebeeld, waarbij de doorsnedefiguren 2 tot 7 en 10 25 tot 12 ten opzichte van de feitelijke afmetingen vergroot zijn weergegeven, terwijl alle andere figuren verkleiningen zijn. In de doorsnedefiguren 2, 4, 5, 7, 9, 10 en 12 zijn de delen van het autodak en een holle-kamergedeelte van het randspleetafdichtprofiel schematisch met getrokken lijnen 30 weergegeven en ondanks het feit dat het hierbij doorsneden betreft bevatten deze figuren geen arcering. Daarbij is het holle-kamergedeelte zonder vervorming afgebeeld welke dat gedeelte bij het komen aan te liggen tegen de omgezette rand van het autodak echter in werkelijkheid ondergaat.

35 Het in fig. 1 weergegeven autodak behoort tot een per sonenautomobiel, waarvan de voorwaartse rijrichting is aange- .8802775 £ 9, -5- geven met de pijl 1. In het ten opzichte van die rijrichting voorste bereik van het vaste dakvlak 2 van het autodak bevindt zich een dakopening 3, waar zich het in alle figuren in de sluitstand afgeheelde en algemeen met het verwijzings-5 cijfer 4 aangeduide starre deksel bevindt. Het deksel 4 is ten opzichte van de loodrechte omgezette rand 5 (zie bijvoorbeeld fig. 2) van het vaste dakvlak 2 door het, algemeen met het verwijzingscijfer 6 aangeduide randspleetafdichtprofiel afgedicht. Overigens zijn in de hieronder volgende beschrij-10 ving van de uitvoeringsvormen en -voorbeelden met elkaar corresponderende delen telkens aangeduid met dezelfde verwij-zingscijfers.

Ter toelichting van de eerste uitvoeringsvorm zal thans allereerst worden verwezen naar de figuren 2 tot 4.

15 Uit de figuren 3 en 4 blijkt een dekselschaal 7, welke aan alle vier zijden is voorzien van een onder een hoek van 90° omgezette rand 8. Die omgezette rand 8 regelt over de omtrek van de dekselschaal 7 doorgaand een constante hoogte. In de omgezette rand 8 bevinden zich, verdeeld over de omtrek in 20 een reeks een aantal een grendelligplaats vormende, vensterachtige uitsparingen 7 op welker functie hieronder nog nader wordt ingegaan.

Uit fig. 2 blijkt een eendelig versterkingsraam 10, dat over zijn omtrek rondgaand is voorzien van omlaag ge-25 richte en evenwijdig aan de omgezette rand 8 van het deksel 4 verlopende flenzen 11. Die flenzen 11 bevatten aan hun onderrand grendelelementen in de vorm van ervan binnen naar buiten uitreikende en omlaag gerichte, verende, voor het grendelend innemen van een ligplaats bestemde tongen 12. Die 30 grendeltongen 12 bevinden zich op de plaatsen van de uitsparingen 9 in de omgezette rand 8, dat wil zeggen dat deze bij ingezette dekselschaal 7 daartegenover liggen, zodat zij bij ingezette dekselschaal in de uitsparingen 9 vergrendeld een ligplaats innemen en een onlosmakelijke verbinding tus-35 sen de dekselschaal 7 en het versterkingsraam 10 tot stand brengen.

.8802775 i

V

-6-

Het randspleetafdichtprofiel 6 heeft in het bevesti-gingsdeel dat met een kruisarcering is aangegeven een in hoófdzaak U-vormig dwarsprofiel met een naar boven toe open groef 13, en bestaat op de gebruikelijke wijze uit elastisch 5 materiaal met een, de dwarsprofiel vormend verstijvingsin-legsel 14 uit plaatmetaal. Het randspleetafdichtprofiel 6 is ten opzichte van het versterkingsraam 10 zodanig bemeten dat zijn binnenste profielbeen 15 na het opsteken van onderen aan ligt tegen de flenzen 11. Op de aanraakvlakken tus-10 sen de flenzen 11 en het binnenste profielbeen 15 kan zijn voorzien in een kleefverbinding.

Het buitenste profielbeen 16 van het randspleetafdichtprofiel 6 is langer, dan het binnenste profielbeen 15 en is aan zijn buitenzijde verbonden met het elastisch ver-15 vormbare holle-kamergedeelte 17. Het holle-kamergedeelte 17 is. over het grootste deel van zijn buitenomtrek voorzien van een borstelachtige bevlokkingslaag 18, zoals aangegeven in de figuren 2 en 4.

Het versterkingsraam 10 tezamen met het daaraan aange-20 brachte randspleetafdichtprofiel 6 vormt een bestanddeel van een montageëenheid, waartoe ook het (niet weergegeven) dakraam en de voor het verrichten van de functie van het dak bestemde (eveneens niet weergegeven)dëlèn van dedakconstructie behoren. Wanneer deze montageëenheid onder het vaste dakvlak 25 2 van de autocarosserie is bevestigd, bevinden zich het versterkingsraam 10 met het daaraan aangebrachte randspleetafdichtprofiel 6 in de in fig. 2 weergegeven stand. De laatste montagestap voor het starre deksel 4 bestaat nu hierin, dat de dekselschaal 7 met zijn omgezette rand 8 wordt ingebracht 30 in de groef 13 van het randspleetafdichtprofiel 6, totdat de binnenrand 19 van het onderste vlak 20 van de omgezette rand 8 de omlaag hellende, schuine vlakken 21 van de grendeltongen 12 treft. Wanneer nu op de dekselschaal 7 van bovenaf een geschikte kracht wordt uitgeoefend, glijdt de binnenrand 19 35 over de schuine vlakken 21, waardoor de grendeltongen 12 verend binnenwaarts uitwijken, alvorens zij met hun onderein- .8802775 *6 * -7- den grendelend een ligplaats innemen in de uitsparingen 9 van de omgezette rand 8. Na het volledig innemen van de ligplaatsen (fig. 4) liggen de schuine vlakken 21 van de gren-deltongen 12 aan tegen de bovenste binnenranden van de uit-5 sparingen 9, waarbij tegelijkertijd de naar elkaar toe gekeerde horizontale vlakken van het versterkingsraam 10 en van de dekselschaal 7 tegen elkaar aanligt. Op deze wijze wordt de dekselschaal 7 star en zonder speling gefixeerd aan het versterkingsraam 10. Deze bevestigingssituatie wordt nog 10 verbeterd, doordat zich in het randgebied tussen het ondervlak van de dekselschaal 7 en het bovenste vlak van het versterkingsraam 10 een tussenlaag 22 bevindt, welke op doelmatige wijze als aan ten minste een zijde klevende kunststof-foelie is uitgevoerd. Voor het aanbrengen van de dekselschaal 15 7 kan de tussenlaag 22 op het bovenvlak van het versterkingsraam 10 opgeplakt worden zoals in figuur 2 is aangegeven.

De tussenlaag 22 zorgt er nu voor, dat de dekselschaal 7 en het versterkingsraam 10 rammelvrij tegen elkaar aan liggen.

Wanneer het materiaal van de tussenlaag 22 zodanig is gekozen, 20 dat die tussenlaag 22 bij het grendelend innemen van de ligplaats door de grendeltongen 12 in de uitsparingen 9 althans ten dele elastisch wordt vervormd, zorgt die tussenlaag aanvullend om de beschreven ineengrijping tussen de grendeltongen 12 en de uitsparingen 9 voor een elastische v66rspanning 25 tussen de vast met elkaar verbonden delen, dat wil zeggen tussen de dekselschaal 7 en het versterkingsraam 10. Het binnendringen van water in de groef 13 na het aanbrengen van de dekselschaal wordt verhinderd door een zich aan het buitenste profielbeen 16 bevindende, naar binnen gerichte lip 23, welke 30 bij het indrukken van de dekselschaal 7 elastisch daartegen aan komt te liggen.

Bij de in de figuren 7 tot 12 met twee verschillende uitvoeringsvoorbeelden weergegeven, tweede uitvoeringsvorm bevindt zich tussen de dekselschaal 7, respectievelijk 7' en 35 het versterkingsraam 10' een vasthoudraam 24, respectievelijk 24', dat, op nog nader te beschrijven wijze, vast met het ver- .8802775 -8- sterkingsraam 10, 10' is verbonden. Vooropgesteld dat het starre deksel 4 volgens de tweede uitvoeringsvorm dezelfde buitenafmetingen heeft als van de eerste uitvoeringsvorm, heeft het versterkingsraam 10' wegens het aangebracht zijn 5 van het vasthoudraam 24, 24' ten opzichte van de eerste uitvoeringsvorm geringere buitenafmetingen. Verder bevinden zich in de flenzen 11' van het versterkingsraam 10' geen grendelend werkzame elementen in de vorm van grendeltongen of uitsparingen.

10 Ter toelichting van het eerste uitvoeringsvoorbeeld van de tweede uitvoeringsvorm wordt thans in de eerste plaats verwezen naar de figuren 5 tot 9. Het hieruit blijkende vast-houdraan 24 is eveneens voorzien van omlaag gerichte en evenwijdig aan de omgezette randen 8 van de dekselschaal 7 en de 15 flenzen 11' van het versterkingsraam 10' verlopende flenzen 25. Die flenzen 25 hebben over de omtrek van het vasthoudraam 25 rondgaand dezelfde hoogte. Aan de flenzen 25 bevinden zich grendelend werkzame elementen in de vorm van naar buiten uitgezette, door het innemen van een ligplaats grendelende 20 tóngen26, welke qua vorm en functie overeenkomen met de onder verwijzing naar de in de eerste uitvoeringsvorm beschreven grendeltongen 12. Zij werken met de uitsparingen 9 in de omgezette rand 8 van de dekselschaal 7 op dezelfde wijze samen, als beschreven in verband met de eerste uitvoeringsvorm.

25 De flenzen 25 van het vasthoudraam 24 zijn over de omtrek van het vasthoudraam op regelmatige afstanden onderbroken door uitgesneden gedeelten 27 (fig. 8) ook aan de hoeken, waaruit bevestigingstongen 28 onder een rechte hoek omlaag uitgezet en bij het verwijzingscijfer 29 op de wijze 30 van een haak schuin naar boven zijn omgebogen, zoals blijkt uit de figuren 5, 7 en 9. De haakachtige ombuigingen van de bevestigingstongen 28 zijn om de onderranden van de flenzen 11' van het versterkingsraam heen gebogen, waardoor het versterkingsraam 10 met het vasthoudraam 24 vrij van speling vast 35 is verbonden. Daarbij steken de schuin omhooggerichte, omgebogen einden van de bevestigingstongen 28 binnenwaarts zodanig .8802775 -9- » van de flenzen 11' uit, dat naar boven gerichte grendel-lig-plaatsuitsteeksels 30 worden gevormd, welke met daaraan toegevoegde bijbehorende uitsteeksels 31 van het bijbehorende randspleetafdichtprofiel 6* grendelend kunnen samenwerken.

5 Het bevestigingsdeel van het randspleetafdichtprofiel 6' heeft een ongeveer W-vormig dwarsprofiel met drie ongeveer evenwijdige benen, waarvan het buitenste been 16' tegen de omgezette rand 8 van de dekselschaal 7 met zijn lip 23 van de buitenzijde uit aan ligt, het middelste been 32 10 tussen de flenzen 25 van het vasthoudraam 24 en de flenzen 11* van het versterkingsraam is ingeschoven, en het binnenste been 15* met zijn uitsteeksel 31 van buiten tegen de flens 11' van het versterkingsraam 10' aan ligt. Hierbij is dienovereenkomstig het randspleetafdichtprofiel 6' voorzien 15 van een tweetal naar boven toe open groeven 13' en 33. In de groef 13' grijpende flenzen 25 van het vasthoudraam 24 en, na voltooide montage (fig. 7) de omgezette rand van de dekselschaal 7. In de groef 33 grijpen zowel de bevestigingstongen 28 van het vasthoudraam 24 als de flenzen 11* van het ver-20 sterkingsraam 10'.

Op soortgelijke wijze, als reeds in verband met de eerste uitvoeringsvorm van de figuren 2 en 4 is beschreven, bevinden zich, na het aanbrengen van de montageëenheid van de dakconstructie in de carosserie van de auto het verster-25 kingsraam 10' en het daarmee via de bevestigingstongen 28 vastverbonden vasthoudraam 24 in de in fig. 5 weergegeven stand ten opzichte van het vaste dakvlak 2 en de loodrechte, omgezette rand 5 daarvan. Voorts is het randspleetafdichtprofiel 6' zoals is beschreven, op de, uit versterkingsraam 10' 30 en vasthoudraam 24 bestaande raameenheid van onderen uit opgeschoven, waarbij het lijstvormige rondgaande uitsteeksel 31 van het randspleetafdichtprofiel 6* door middel van de gren-deluitsteeksels 30 van de bevestigingstongen 28 is vergrendeld. Op deze wijze wordt het randspleetafdichtprofiel 6' 35 reeds vöör het aanbrengen van de dekselschaal 7 vast met de raameenheid 10', 24 verbonden. Het aanbrengen van de deksel- .8802775 •f -10- schaal 7 geschiedt op analoge wijze als met betrekking tot de eerste uitvoeringsvorm volgens de figuren 2 tot 4 gegeven beschrijving. Hierbij wordt de omgezette rand 8 van de dekschaal 7 ingeschoven respectievelijk ingedrukt in de groef 5 13' totdat de grendeltongen 26 onlosmakelijk ingrijpen in de uitsparingen 9 van de omgezette rand van de dekselschaal 7.

De zachte tussenlaag 22, welke eventueel als aan ten minste één zijde klevende kunststoffoelie en ook elastisch kan zijn uitgevoerd, bevindt zich hierbij tussen het ondervlak van de 10 dekselschaal 7 en het bovenvlak van het vasthoudraam 24.

Aanvullend op de beschreven bevestiging van het vasthoudraam 24 aan het versterkingsraam 10', kunnen de beide ramen aan hun op elkaar gelegen, bovenste vlakken met elkaar worden verbonden, bijvoorbeeld door aaneenlassen. Dit geldt 15 ook voor het hieronder nog nader toegelichte, tweede uitvoer ingsvoorbeeld van de tweede uitvoeringsvorm. Hiertoe wordt naar de figuren 10 tot 12 verwezen.

Bij dit uitvoeringsvoorbeeld is de omgezette rand 8' van de dekselschaal 7' van onderen uit op gelijkmatige af-20 standen door sleuven 34 in lippen 35 en 36 onderverdeeld, waarvan de lippen 36 ter vorming van grendelend werkzame ligplaatselementen binnenwaarts omgebogen zijn, terwijl de ten opzichte daarvan kortere lippen 35 het ondereinde vormen van de, van de dekselschaal 7 uitgaande loodrechte, omgezet-25 te rand 8'. De aan de omgebogen lippen 36 toegevoegde, bijbehorende ligplaatselementen van het vasthoudraam 24' worden gevormd door verende tongen 37, welke in plaats van flenzen 25 en de daarbij behorende grendeltongen 26 van het onder verwijzing naar de figuren 5 tot 9 beschreven, eerste uit-30 voeringsvoorbeeld van de tweede uitvoeringsvorm aan het vasthoudraam 24' door ombuigën in een schuin omlaag gerichte richting zijn aangebracht. De verende tongen 37 behoeven niet de tussen naburige uitsnijdingen 27' (fig. 8) aanwezige breedte te hebben. Hetzelfde geldt uiteraard ook voor de 35 grendeltongen 26 van het eerste uitvoeringsvoorbeeld. Wanneer de dekselschaal 7' van bovenaf in de groef 13" van het & 88 0 27 75 3 -11- randspleetafdichtprofiel 6" wordt ingebracht, glijden de omgebogen lippen 36 over de buitenste, schuine vlakken van de verende tongen 37, waarbij deze verend binnenwaarts uitwij-' ken. De verende tongen springen weer naar voren zodra de om-5 gebogen lippen 36 onder de onderrand van de verende tongen 37 terechtkomen. Dit geschiedt, wanneer de dekselschaal 7’ met zijn binnenvlak komt aan te liggen tegen het bovenste vlak van het vasthoudraam 241, eventueel tegen de ingelegde tussenlaag 22. De teruggeveerde, verende tongen 37 nemen 10 steun op de omgebogen lippen 36 en verbinden daardoor de dekselschaal 7' stevig met het vasthoudraam 24 en daardoor uiteraard tevens met het versterkingsraam 10'. Zoals ook reeds bij de tot dusverre beschreven grendelend werkzame ligplaatselementen is ook deze vergrendeling onlosmakelijk.

15 Ook bij dit tweede uitvoeringsvoorbeeld van de tweede uitvoeringsvorm is het randspleetafdichtprofiel 6” door een, aan het binnenste profielbeen 15' rondgaand aangebracht uitsteeksel vergrendeld op grendeluitsteeksels 30, welke zijn aangebracht aan haakachtig uit het vasthoudraam 24* uitgezette 20 bevestigingstongen 28.

Uit de figuren 8 en 9 blijkt bij wijze van voorbeeld de wijze van aanbrengen van verbindingselementen 38 aan het versterkingsraam 10', welke moeten dienen voor de montage van het versterkingsraam aan de (niet-weergegeven), voor het 25 functioneren van de schuifdak- of schuifhefdakconstructie bestemde delen.

. 8802775

Claims

1. Star deksel voor een schuifdak of schuifhefdak van een auto, welk deksel in zijn sluitstand een dakopening door middel van een, over alle vier zijden doorgaand rand-spleetafdichtprofiel afdichtend afsluit, en welk deksel be- 5 staat uit een dekselschaal, welke aan alle vier zijden van over 90° omgezette randen van gelijke hoogte is voorzien, en uit een van onderen in die dekselschaal ingezet en daaraan bevestigd versterkingsraam, waarbij dat versterkingsraam aan alle vier zijden is voorzien van omlaaggerichte en even-10 wijdig aan de omgezette randen verlopende flenzen, en waarbij het randspleetafdichtprofiel om die omgezette randen en flenzen grijpen daarop met klemwerking is opgestoken, met het kenmerk, dat aan de omgezette randen (8) van de dekselschaal (7) enerzijds en aan de flenzen (11) van het verster-15 kingsraam (10) anderzijds grendelend werkzame ligplaatselementen (uitsparingen 9, grendeltongen 12) zijn aangebracht, welke door het opsteken van de dekselschaal op het versterkingsraam met elkaar kunnen worden vergrendeld.

2. Deksel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat 20 de grendelend werkzame elementen aan de omgezette randen (8) van de dekselschaal (7) als uitsparingen (9) en de grendelend werkzame elementen aan de flenzen (11) van het versterkingsraam (10) als, uit die flenzen uitgezette, omlaag gerichte, verende grendeltongen (12) zijn uitgevoerd, welke 25 grendelend een ligplaats kunnen innemen in de uitsparingen.

3. Deksel volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat in het randbereik tussen het oppervlak van de dekselschaal (7) en het bovenvlak van het versterkingsraam (10) een zachte tussenlaag (22) is ingelegd.

4. Deksel volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de zachte tussenlaag (22) een aan ten minste één zijde klevende kunststoffoelie is. .8802775 -13- *

5. Star deksel voor een schuifdak of schuifhefdak van een auto, welk deksel in zijn sluitstand een dakopening door middel van een, over alle vier zijden doorgaand rand-spleetafdichtprofiel afdichtend afsluit, en welk deksel be-5 staat uit een dekselschaal, welke aan alle vier zijden van over 90° omgezette randen van gelijke hoogte is voorzien, en uit een van onderen in die dekselschaal ingezet en daaraan bevestigd versterkingsraam, waarbij het versterkingsraam aan alle vier zijden van omlaag gerichte en evenwijdig aan 10 de omgezette randen verlopende flenzen is voorzien, en waarbij het randspleetafdichtprofiel om de omgezette randen en flenzen grijpen daarop met klemwerking is opgestoken, met het kenmerk, dat tussen de dekselschaal (7, respectievelijk 7’) en het versterkingsraam (10') een, aan het versterkings-. 15 raam bevestigd vasthoudraam (24, respectievelijk 24') is aangebracht, dat eveneens van omlaaggerichte en evenwijdig aan de omgezette randen (8, respectievelijk 8') van de dekselschaal en de flenzen (11') van het versterkingsraam (10') verlopende flenzen (25, respectievelijk verende tongen 37) 20 is voorzien, en dat aan de omgezette randen (8, respectievelijk 8*) van de dekselschaal (7, respectievelijk 7') enerzijds en aan de flenzen van het vasthoudraam (24, respectievelijk 24') anderzijds grendelend werkzame elementen (uitsparingen 9, respectievelijk lippen 36, grendeltongen 26 25 respectievelijk verende tongen 37) zijn aangebracht, welke door het opsteken van de dekselschaal op het met het versterkingsraam verbonden vasthoudraam met elkaar kunnen worden vergrendeld.

6. Deksel volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat 30 de grendelend werkzame elementen aan de omgezette randen (8) van de dekselschaal (7) als uitsparingen (9) en de grendelend werkzame elementen aan de flenzen (25) van het vasthoudraam (24) als, uit de flenzen uitgezette en omlaaggerichte verende grendeltongen (26) zijn uitgevoerd, welke in de 35 uitsparingen (9) vergrendelend een ligplaats kunnen innemen. ;8802775 c -14- ’ll

7. Deksel volgens conclusie 5 of 6, met het kenmerk dat uit het vasthoudraam (24, respectievelijk 24') bevestigings-tongen (28) naar omlaag zijn uitgezet, welke haakachtig om de onderranden van de flenzen (11’) van het versterkingsraam 5 (10') heen zijn gebogen en welke met hun vrije einden van de flenzen van het versterkingsraam, voor het vormen van naar boven gerichte grendelend werkzame uitsteeksels (30) uitsteken, welke met daaraan toegevoegde bijbehorende uitsteeksel (31) van het randspleetafdichtprofiel (6', respec- 10 tievelijk 6") vergrendelbaar zijn.

8. Deksel volgens één der conclusies 5 tot 7, met het kenmerk, dat het bevestigingsdeel van het randspleetafdichtprofiel (6', respectievelijk 6") een ongeveer W-vormig dwarsprofiel heeft met drie ongeveer evenwijdige benen (16', 15 32 en 15')·, waarvan het buitenste been (16') aan de buiten zijde tegen de omgezette rand (8, respectievelijk 8') van de dekselschaal (7, respectievelijk 7') aan ligt, het middelste been (32) tussen de flens (25, respectievelijk verende tong 37) van het vasthoudraam (24, respectievelijk 24') en de 20 flens (11') van het versterkingsraam (10') is ingeschoven, en het binnenste been (15*) van de buitenzijde tegen de flens (11') van het versterkingsraam (10') aan ligt.

9. Deksel volgens één der conclusies 5 tot 7, met het kenmerk, dat in het randbereik tussen het ondervlak van de 25 dekselschaal (7, respectievelijk 7') en het bovenste vlak van het vasthoudraam (24, respectievelijk 24') een zachte tussenlaag (22) is ingelegd.

10. Deksel volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de zachte tussenlaag (22) een aan ten minste één zijde klevende 30 kunststoffoelie is. .8802775