NL8800363A - Inlijn-inrichting voor aanbrenging tussen een toevoertransporteur en een afvoertransporteur. - Google Patents

Description

ί - 1 - 1

Inlijn-inrichting voor aanbrenging tussen een toevoer-transporteur en een afvoertransporteur.

De uitvinding heeft betrekking op een inlijn-inrichting voor het ontvormen van door middel van een toevoer-transporteur aangevoerde, naast en achter elkaar rechtop staande houders, zoals flessen, blikken, bussen en derge-5 lijke, tot een smallere en in het bijzonder enkelvoudige rij voor afvoer door middel van een afvoertransporteur die met grotere snelheid beweegt dan de toevoerttansporteur en wel zodanig dat de snelheden van de banen van de toe- en afvoertransporteur nagenoeg omgekeerd evenredig zijn met 10 de breedte van de betreffende transporteurs, waarbij de toevoertransporteur en de afvoertransporteur zich bevinden ter weerszijden van een overgangstransporteur bestaande uit een aantal overgangsbanen die met verschillende snelheden worden aangedreven zodanig dat een stapsgewijze over-15 gang aanwezig is tussen de snelheden van de toevoertranspor-teur en de afvoertransporteur, waarbij zijdelings van de op elkaar volgende transporteurs leistangen aanwezig zijn voor het geleiden van de houders vanaf de toevoertransporteur naar de afvoertransporteur toe en het bovenvlak van de 20 transporteurs, gezien dwars op de bewegingsrichting van de transporteurs, een hoek kan maken met het horizontale vlak.

Dergelijke inrichtingen zijn bijvoorbeeld beschreven in de Europese octrooiaanvrage 0 033 773 en in 25 het Franse octrooischrift 2.533.200.

In de genoemde Europese octrooiaanvrage wordt gesteld, dat het bovenvlak van de transporteurs een zodanige hoek maakt met het horizontale vlak, dat door de toevoertransporteur aangevoerde houders de neiging zullen hebben 30 naar de overgangstransporteur toe te schuiven waardoor, in het bijzonder bij het transport van flessen, het veroorzaakte lawaai zal worden verminderd terwijl liggende flessen onder de leistang door weg kunnen rollen.

Daarentegen wordt bij het Franse octrooischrift 35 het bovenvlak van de transporteurs juist in de andere stand ten opzichte van het horizontale vlak gebracht en wel eveneens met de bedoeling het bij het in bedrijf zijn .6800363 - 2 - \ van de inrichting veroorzaakte lawaai te verminderen. Over de afvoer van omgevallen houders wordt in dit octrooischrift niet gesproken.

Bij de steeds toenemende transportsnelheden van 5 dergelijke inrichtingen wordt het gevaar dat houders, in het bijzonder flessen, omvallen groter. In liggende toestand nemen dergelijke houders meer ruimte in op de transporteurs zodat de beschikbare ruimte voor rechtop staande houders kleiner wordt en deze relatief meer tegen elkaar aan zullen 10 stuiten.

Hoewel omgevallen houders bij de inrichting volgens de bovengenoemde Europese octrooiaanvrage weg zullen kunnen rollen ten gevolge van de helling waaronder de transporteurs zijn aangebracht, zal dit slechts het geval 15 kunnen zijn voor houders die vrij van andere houders komen te liggen.

De uitvinding beoogt nu een inrichting van het bovenbeschreven type zodanig uit te voeren, dat eventueel omgevallen houders zich gemakkelijker van de transporteurs 20 zullen kunnen verwijderen.

Volgens de uitvinding wordt dit nu bereikt, doordat wanneer de toevoertransporteur een positieve hoek maakt met het horizontale vlak deze hoek, in de richting naar de afvoertransporteur toe kleiner wordt en overgaat in een 25 negatieve hoek in de nabijheid van de afvoertransporteur.

Op deze wijze wordt bereikt, dat omgevallen houders, die niet gemakkelijk weg kunnen rollen doordat zij worden opgesloten door staande houders, naderhand wel weg kunnen rollen en wel naar de andere zijde toe dan de 30 eerste houders.

In de praktijk is gebleken, dat de hoek die het bovenvlak van de transporteurs met het horizontale vlak maakt in het bijzonder kan liggen tussen -5° en +5°.

In vele gevallen zal de hoek ook nog kleiner kunnen zijn, 35 maar dit is afhankelijk van het type houders, van het materiaal waaruit de houders bestaat enz.

Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding zal er in worden voorzien, dat de hoek die het bovenvlak van de transporteurs maakt met het horizontale 40 vlak nabij de toevoertransporteur zodanig is gericht dat .8800363 -3-- ï * bij het brengen van de houders op de overgangstransporteur de houders naar boven toe moeten worden gedrukt.

In dit geval zullen eventueel omgevallen houders slechts van de toevoertransporteur af kunnen rollen en 5 niet over de banen van de overgangstransporteur heen rollen.

De zich dichter bij de overgangstransporteur bevindende omgevallen houders zullen naderhand weg kunnen rollen, aan de zijde van de afvoertransporteur en zullen ook dan geen lange weg af hoeven te leggen over de transporteurs 10 heen. Ook hierdoor zal het veroorzaakte geluid binnen zekere grenzen worden gehouden.

De uitvinding wordt nu nader toegelicht aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld, weergegeven in de tekening, waarin: 15 fig. 1 een bovenaanzicht toont van een inrichting volgens de onderhavige uitvinding? en fig. 2, 3 en 4 doorsneden tonen volgens respectievelijk de lijnen II-II? III-III en IV-IV in fig. 1.

De in de tekening weergegeven inrichting omvat 20 de toevoertransporteur 1, de overgangstransporteur 2 en de afvoertransporteur 3.

De toevoertransporteur 1 en de overgangstransporteur 2 bestaan elk uit een aantal transportbanen respectievelijk 4 en 5, die elk een breedte bezitten nagenoeg 25 overeenkomend met de breedte van de te transporteren houders, zoals de flessen 6. De afvoertransporteur 3 omvat slechts ëën transportbaan.

Voor het geleiden van de flessen 6 dienen leistangen 7 en 8, die zich ter weerszijden van de op de 30 transporteurs staande flessen 6 uitstrekken om de flessen op de juiste wijze te geleiden vanaf de toevoertransporteur 1 naar de afvoertransporteur 3, zodat zij de inrichting verlaten in de richting van de pijl P in fig. 1.

Zoals blijkt uit fig. 2 maakt het bovenvlak 35 van de toevoertransporteur 1 en van de overgangstransporteur 2 een hoek van +a met het horizontale vlak, zodanig dat bij het begin van de overgangstransporteur 2 de flessen 6 door de leistang 7 iets naar boven toe moeten worden gedrukt. Een omgevallen fles 6', zie fig. 1, die zich 40 dicht bij de leistang 7 bevindt, zal gemakkelijk de toevoer- . »800363 τ - 4 - τί ' transporteur 1 kunnen verlaten in de richting van de pijl R.

Bij het verder bewegen van de flessen komen deze terecht op het nagenoeg horizontaal lopende bovenvlak van 5 de overgangstransporteur 2, zoals dit is weergegeven in fig. 3. Bij het nog verder bewegen van de flessen komen zij terecht boven een deel van de overgangstransporteur en de afvoertransporteur 3, dat in de andere richting helt als aangegeven in fig. 2. In fig. 4 is dit aangeduid met de hoek 10 -a.

Over het gebied van de transporteurs liggend tussen de doorsneden weergegeven in de fig. 3 en 4 zullen omgevallen flessen 6" gemakkelijk van de transporteurs af kunnen rollen.

15 Op bekende wijze zullen de snelheden van de opeenvolgende transportbanen 5 van de overgangstransporteur 2 trapsgewijs toenemen vanaf de snelheid van de toevoer-transporteur 1 tot aan de snelheid van de afvoertransporteur 3. Deze snelheden kunnen instelbaar zijn, ter aanpassing 20 op de op een bepaald moment gewenste capaciteit van de inrichting.

De inrichting kan Verder zodanig zijn uitgevoerd, dat de hoeken +a en -a instelbaar zijn, waarbij de waarde α in de beide gevallen niet aan elkaar gelijk behoeft te 25 zijn. De waarde +a kan bijvoorbeeld groter zijn dan de waarde -a, daar in het eerste geval omgevallen flessen 6' meer opgesloten kunnen zijn tussen staande flessen en dus minder gemakkelijk van de transporteurs af zullen rollen.

30 Uiteraard bestaat ook de mogelijkheid de hoeken waaronder de transporteurs in de fig. 2 en 4 zijn weergegeven juist om te keren, waarbij uiteraard de flessen 6 de toevoertransporteur 1 sneller zullen verlaten en meer de leistang 8 zullen volgen.

35 Al deze mogelijkheden zullen echter voor de deskundige duidelijk zijn en behoeven geen nadere toelichting.

.8800363

Claims (2)

1. 2. Inrichting volgens conclusie 1, met het 30 kenmerk, dat de hoek (a) die het bovenvlak van de transporteurs (1,2,3) met het horizontale vlak maakt ligt tussen -5° en +5°,
2. 3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de hoek (+a) die het bovenvlak 35 van de transporteurs (1,2,3) maakt met het horizontale .8800363 f - 6 - vlak nabij de toevoertransporteur (1) zodanig is gericht dat bij het brengen van de houders (6) op de overgangs-transporteur (2) de houders (6) naar boven toe moeten worden gedrukt. .8800363