NL8800111A - Inklapbaar transporthefwagen. - Google Patents

Description

9 -Ι Α

Inklapbaar transp or thefwagen.

De uitvinding betreft een transportwagen die is voorzien van een herinrichting, waarmee in kleine ruimtes voorwerpen omhoog gehaald kunnen worden en tot zo groot mogelijke hoogtes kan komen en meegenomen kan worden in een auto en tevens als transportmiddel gebruikt kan worden.

5 Er zijn hefwagens te koop welke meestal bedoeld zijn voor palletverwoer en in ingeschoven toestand te hoog en te breed, niet inklapbaar en niet als transportwagen te gebruiken zijn.

De nadelen van deze hefwagens is het niet mee kunnen nemen in een auto of bijvoorbeeld niet door de deur van een woning vanwege de hoogte en de breedte. Aan 10 die hefïnrichting zit een platform (of vorken) welke laag is geplaatst waardoor in maximale uitgeschoven toestand boven het platform een gedeelte van de arm uitsteekt zodat bijvoorbeeld de arm tegen het plafond zit en daardoor het platform niet hoog genoeg kan komen, tevens zijn de hefïnrichtingen voorzien van een rollensysteem waardoor de hef-inrichtingsdelen langs elkaar gaan, daardoor is het niet mogelijk om meedere delen naast 15 elkaar te plaatsen of de hefwagens worden breder omdat anders de draagarmen te dicht bij elkaar zouden zitten zodat het gevaar bestaat dat het platform kan gaan kantelen.

Het doel van de uitvinding is een hefwagen te verschaffen die niet die nadelen heeft en daardoor voor meerdere zaken inzetbaar is. Dit doel wordt bereikt doordat de hefwagen volgens de uitvinding een scharnierconstructie heeft welke het mogelijk maakt 20 om de hefïnrichting in de auto op te bergen of overeind te zetten en door middel van een duw-trekstang vast te zetten met een grendel. De achterzijde van de herinrichting is dicht gemaakt om als Iaadvlak van de transportwagen dienst te doen. Doordat de herinrichting uit verschillende profielen is gevormd; met aan de onderzijde slede’s met rollen en aan de bovenzijde glijblokken, is het mogelijk om de delen in elkaar te schuiven waardoor op 25 breedte maximaal wordt bespaard.

Het draagplatform is aan de bovenzijde van de draagplaat geplaatst waardoor in maximale uitgeschoven toestand het platform gelijk is met de arm van de herinrichting en in de laagste stand niet tot aan de grond kan komen, dit is weliswaar een nadeel maar het voordeel is dat het platform dicht bij bijvoorbeeld een plafond kan komen. Dit is 3Q mogelijk door een speciale scharnierconstructie met draagarmen waaraan het platform is bevestigd aan de draagplaat.

.8800111 -2 η

De uitvinding zal aan de hand van de tekeningen, waarin een uitvoerings-voorbeeld is voorgesteld, nader worden toegelicht.

Fig. 1 toont de transporthefwagen van de zijkant in ingeklapte vorm.

Fig. 2 toont het zijaanzicht in uitgeschoven toestand waarin het platform 5 in de hoogste stand te zien is.

Fig. 3 toont het vooraanzicht waarvan een klein gedeelte is uitgeschoven door middel van een oliecilinder.

Fig. 4 toont de hefinrichtingsarmenvan debovenzijde gezien met daarin de beugels waar de glijblokken aanzitten.

10 Fig. 5 toont de scharnierarmen van het platvorm met de plaat waaraan deze scharnieren.

Fig. 6 toont de rollen die aan de slede’s zitten en de afstandsnokken met de geleidingswielen.

Fig. 7.toont de geleidingsblokken.

15 Fig. 8 toont de beugel met geleidingsblokken.

Fig. 9 toont de vergrendeling van de duw-trekarm.

De uitvinding bestaat uit vijf delen 1, 2,3,4 en 5 die uit metalen profielen zijn gevormd. De mastdelen 3 en 4 zijn in deze toestand in het mastdeel 2 20 geschoven die zich tussen de zijkanten 6 en de kopkanten 7 en 8 bevinden waarvan deel 5 aan de onderzijde zichtbaar is. Deel 2 is aan de achterzijde dichtgemaakt met plaat 9 welke dienst doet als laadvlak en als versteviging. Deel 2 is met kar 1 aan de bovenzijde met de zijkanten 6 gelijk, zodat de bovenzijde van de kanten 6 ook bij het laadvlak wordt betrokken en zo de oppervlakte vergroot wordt.

25 Aan de voorzijde 8 is een opening aanwezig om het handvat 10 te kunnen pakken en daarmee deel 2 omhoog te kunnen zetten aan de verhoging van kopkant 8 is een buisprofiel 11 op zijn kant geplaatst die als geleiding dienst doet wanneer deel 2 in kar 1 wordt opgeborgen. Aan kar 1 is een scharnier 12 waaruit de bout gehaald kan worden waardoor de duw-trekstang 13 los komt en dan zal scharnieren op punt 14 30 die dan vervolgens plat gelegd kan worden en die vast blijft zitten aan arm 15 die weer vast zit aan deel 2. Aan de onderzijde van deel 2 is draagwiel 16 geplaatst waar de gehele hefrichting op steunt. Dit draagwiel 16 welke in het profiel 6 van kar 1 zal rollen tijdens het opzetten of neerleggen van de herinrichting. Onder de zijkanten 6 van kar 1 is een verstevigingskoker 17 aangebracht waaraan de schetsplaten 18 met 35 wielen 19 geplaatst zijn.

.8800111 -3- Μ

Fig. 2 toont de delen 3 en 4 die uit deel 2 zijn geschoven waarvan deel 5 in het deel 4 met kettingen omhoog is getrokken. Als deel 2 uit liggende toestand met het handvat 10 omhoog wordt gebracht, zal de duw-trekstang 13 scharnieren op punt 12. De afstandhouder 15 scharniert op punt 14 van de trekstang 13 en op punt 20 5 van deel 2 waardoor de afstandhouder 15 het draagwiel 16 met de onderzijde van deel 2 bij de kopkant 7 van de kar 1 naar binnen zal brengen waardoor een goede gewichtsverdeling op de kar zal ontstaan. Nadat de duw-trekstang 13 naar deel 2 is toegehaald, kan haak 20 die op punt 21 scharniert, in de vergrendeling 23 die aan duw-trekstang 13 vastzit, gehaakt worden waarna het oog 24 naarbinnen wordt ge-10 drukt en zo de vergrendeling tot stand brengt en in een lijn met de duw-trekstang 13 zal zijn. Door nu met de oliepomp de delen 3 en 4 omhoog te pompen zullen de wielen 25 tegen de delen 3 en 4 aan de binnenzijde aanlopen van deel 2 en 3. Aan de zijkanten van delen 3 en 4 zijn geleidingswielen 26 geplaatst die er voor zorgen dat de delen 3 en 4 in het midden van de profielen blijven waardoor er een goede gelei-15 ding naar boven en beneden gehandhaaft blijft. Boven de wielen 26 is een nok 27 geplaatst die onder druk van dc cilinder tegen de nok 28 aan zal komen, waardoor verder uitschuiven en zijdelings bewegen niet meer mogelijk zal zijn. In de bovenzijde van delen 2 en 3 zijn beugels 29 geplaatst die deel 3 aan het andere deel 3 verbindt.

Dit geldt ook voor de delen 2. Aan deze beugel 29 zit de nok 28 vast, waarop de 20 glijblokken 30 in de beugel 29 zijn geplaatst. De glijblokkken kunnen uit vele soor-. ten materiaal bestaan, bijvoorbeeld Teflon. Langs deze glijblokken 30 schuiven de delen 3 en 4 omhoog of omlaag, zodat deze glijblokken de druk aan de bovenzijde van de delen 2 en 3 opvangen. Deel 5 is in de uiterste stand te zien waar op het platform 5 op een arm-scharniereonstructie is geschroefd. De bovenste arm 31 die uit 25 een U-profiel bestaat, en daaraan de onderste arm 32, die uit een buisprofiel bestaat welke scharniert op punt 33 die de armen bij elkaar houdt en de punten 34 en 35 aan de plaat 36. De arm 31 is aan de bovenzijde van de plaat 36 aan het oor 34 gehangen, waardoor bij maximale hoogte het platform 5 gelijk is met deel 4. De plaat 36 is voorzien van wielen 37 die in deel 4 op en neer bewegen. In de plaat 36 zitten 30 tapgaten, waar een bout 38 met kogel doorheen gaat die tegen deel 4 aanloopt en er voor zorgt dat het platform 5 in het midden blijft tijdens het op en neer gaan.

Aan de plaat 36 is in liggende houding een schetsplaat 39 gemaakt waaraan de ketting met een stelhout 40 is vastgemaakt om dan vervolgens de ketting over het tandwiel 41 aan de nok 42 op de' schetsplaat 43 te worden vastgemaakt. Deze schetsplaat 35 43 zit vast aan deel 3.

.8800111 * -4-

Fig. 3 toont het vooraanzicht dat een stukje omhoog is getekend met in het midden oliecilinder 44 waarvan het onderste gedeelte is gemaakt uit vierkante buis die als oliereservoir dienst doet. Door deze vierkante buis wordt een kleinere diameter bereikt, vervolgens zijn de cilindergedeelte’s 45 en 46 omhoog geperst door middel van een voet/ 5 handpomp 47. Door het loshalen van de bouten kan de pomp 47 worden weggehaald, waarna hier een motoroliepomp op aangesloten kan worden. In beugel 29 zitten in het midden gaten waar de oliecilinderbeugel 48 aan vastgezet wordt. Dit moet de pijl- en hoogstand van de cilinder tegen gaan.

Fig. 4 toont de delen 2, 3 en 4 van boven af gezien. De beugel 29 met de 10 glijblokken 30 laat hier zien hoe deze tussen de delen is geplaatst. De hoek aan de blok ken dienen er voor om de zijdelingse beweging van de delen 3 en 4 op te vangen. De bout met kogel 38 laat zien waar hij tegen deel 4 aanloopt. Tussen de platen 36 is een afstand-nouder 49 aaangebracht om te voorkomen dat de platen 36 ongelijk van elkaar gaan bewegen. Omdat er een trekkracht aanwezig is, zullen de platen 36 zich naar buiten wil-15 len drukken. Dit komt omdat de wielen 37 uit het midden staan, daartoe is een trekstang in het oor 34 geplaatst. Met de stelmoeren 50 zijn de platen op die manier nastelbaar.

Fig. 5 toont de armen 31 en 31 van het platform 5 met aan het uiteinde een bus 51, waarin hulpmiddelen geplaatst kunnen worden. Bij het omhoogzetten van het platform 5 zullen de armen scharnieren op de punten 33, 34 en 35 waarbij de arm 31, die 20 een U-vorm heeft omhoog zal draaien en daarmee de kokerarm 32 met zich mee zal nemen waardoor een draadstang 52 er voor zal zorgen dat de kokerarm 32 half in de U-arm 31 komt te liggen waardoor een minimale hoogte ontstaat, die nodig is omdat deel 5 anders te ver onder kar 1 zal uitsteken. Tijdens het omhoogzetten verandert het oor 53 van positie en komt achter nok 54 te zitten die weer aan deel 2 vastzit. Deze 25 voorkomt dat het platform zich niet zal kunnen verplaatsen wanneer alle delen in de kar zijn opgeborgen. Wanneer het platform in de stand staat zoals getekend, kan met de moeren 55 het platform in hoogte worden nagesteld.

Fig. 6 toont de delen 2, 3 en 4 in ingeschoven toestand waarin de rollen met slede’s 25 met wiel 37 van deel 5 in elkaar passen, tevens is de draagas 56 waar het wiel 16 30 aan zit te zien. Aan de binnen zijde is een platte kant aan deze as gemaakt om de rollen met slede’s 25 zo veel mogelijk te kunnen laten zakken. De draagas 56 zit aan deel 2 vast.

Fig. 7 toont de zijrollen 26, de rolslede 25 en de nokken 27 en 28 die verder uitschuiven onmogelijk maakt.

_____Λ .8800111 -5-

Fig. 8 toont de beugel 29 met de glijblokken die opgesloten zitten tussen nok 28 aan de onderzijde en aan de bovenzijde aan de opgebrachte lip 57 en aan de achterzijde met lip 58.

Fig 9 toont de haak 20 en de grendel 23. Haak 20 heeft aan een zijde een sleuf 59 waar een keep is uitgehaald en is voorzien van gat 60. Het geheel draait op punt 22 terwijl het grendelhuis 23 aan beide zijden voorzien is van twee gaten waardoor de grendel pen 24 is gedaan. Deze heeft een U-vorm waarvan de ene poot langer is als de ander. Als deze is teruggeduwd komt er bij gat 61 een opening, waarna haak 20 aan de grendelpen 62 gehaakt wordt waarna grendel 24 teruggeduwd wordt die dan door het gat 60 zal gaan doordat de haakpunt onder pen 62 zit. De haak zal dan niet meer kunnen knikken waardoor dubbelslaan uitgesloten wordt. Het grendelhuis is voorzien van een draadstang 63 met moer 64 die in een draadbus 65 van de trekstang 13 is gedraaid, waardoor het mogelijk wordt om de trekstang 13 langer of korter te maken waarmee de delen 2, 3en 4 enige graden uit het midden te verplaatsen. Dit is alleen mogelijk als haak 20 is losgenomen.

.8800111

Claims (5)

1. Transportwagen voorzien van een inklapbare hefinrichting met het kenmerk dat het hefplatform middels een telescoopgeleiding omhoog gebracht wordt tot een niveau dat overeenkomt met het hoogste eind van de telescoopgeleiding.

2. Transportwagen volgens deel 1 met het kenmerk dat de telescoopge leiding scharnierend verbonden is met stang 15 aan trekstang 13 en ondersteund wordt met rol 16, waarbij trekstang 13 losneembaar verbonden is met telescoop deel 2.

3. Transportwagen volgens deel 1 en deel 2 met het kenmerk dat de telescoopgeleiding eenheden bevat bestaande uit rollen 25, gecombineerd met glijblok- 10 ken 30 en wielen 26.

4. Transportwagen volgens deel 1, 2 en 3 met het kenmerk dat de plat-formgeleiding zich geheel onder het platformniveau bevindt en middels stang 32 horizontaal gesteld kan worden.

5. Transportwagen volgens deel 1, 2, 3 en 4 met het kenmerk dat de 15 telescoopdelen in hoofdzaak U-vormig van doorsnede zijn en dat de uitschuivende delen zich binnen het in hoofdzaak U-vormige profiel bevindt. .8860111