NL8701605A - Grondbewerkingsmachine. - Google Patents

Grondbewerkingsmachine. Download PDF

Info

Publication number
NL8701605A
NL8701605A NL8701605A NL8701605A NL8701605A NL 8701605 A NL8701605 A NL 8701605A NL 8701605 A NL8701605 A NL 8701605A NL 8701605 A NL8701605 A NL 8701605A NL 8701605 A NL8701605 A NL 8701605A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
roller
soil cultivation
machine according
cultivation machine
axis
Prior art date
Application number
NL8701605A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Lely Nv C Van Der
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Lely Nv C Van Der filed Critical Lely Nv C Van Der
Priority to NL8701605A priority Critical patent/NL8701605A/nl
Priority to DE19883884075 priority patent/DE3884075T2/de
Priority to EP19880201410 priority patent/EP0298565B1/en
Publication of NL8701605A publication Critical patent/NL8701605A/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01BSOIL WORKING IN AGRICULTURE OR FORESTRY; PARTS, DETAILS, OR ACCESSORIES OF AGRICULTURAL MACHINES OR IMPLEMENTS, IN GENERAL
    • A01B29/00Rollers
    • A01B29/06Rollers with special additional arrangements
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01BSOIL WORKING IN AGRICULTURE OR FORESTRY; PARTS, DETAILS, OR ACCESSORIES OF AGRICULTURAL MACHINES OR IMPLEMENTS, IN GENERAL
    • A01B29/00Rollers
    • A01B29/04Rollers with non-smooth surface formed of rotatably-mounted rings or discs or with projections or ribs on the roller body; Land packers
    • A01B29/045Rollers with non-smooth surface formed of rotatably-mounted rings or discs or with projections or ribs on the roller body; Land packers the soil-pressing body being a drum

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Soil Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Soil Working Implements (AREA)

Description

4 l
C. van der Lely N.V., Maasland GRONDBEWERKINGSMACHINE
De uitvinding heeft betrekking op een grondbewer-kingsmachine voorzien van een gestel en ten minste één rol, welke rol ten minste één afschraapelement omvat.
Bij machines van deze soort beoogt men door 5 middel van een afschraape lemen t, een cilindrisch deel van de rol tijdens het bedrijf vrij van aarde en ander aanhangend materiaal te houden. Voor een effectieve afschrapende werking moet hierbij de afschrapende zijde van het afschraapelement met het cilindrisch deel van de rol in aanraking zijn. Daar 10 echter het verloop van het cilindrisch deel van de rol dikwijls onregelmatigheden vertoont, kan dit tot een excessieve slijtage van de afschraapelementen en het betreffende deel leiden, hetgeen vanzelfsprekend ongewenst is. Verder kan hierdoor een intermitterend afremmen van de rol ontstaan.
15 De uitvinding verschaft nu een machine van boven genoemde soort, waarbij de bovengenoemde nadelen kunnen worden voorkomen zonder dat daardoor de afschrapende werking ongunstig wordt beïnvloed. Volgens de uitvinding wordt dit bereikt doordat het afschraapelement onder druk tegen een 20 cilindrisch deel van de rol rust, en middelen aanwezig zijn met behulp waarvan een drukvermindering wordt verkregen. Door toepassing van deze maatregelen kan men de druk waarmee het afschr'aapelement tegen het cilindrisch deel van de rol rust, verminderen terwijl desondanks de afschrapende zijde van het 25 afschraapelement met de buitenzijde van het cilindrisch deel in aanraking blijft zonder dat hierbij zodanige wrijvings-krachten ontstaan dat een meer dan normale slijtage gaat optreden.
Een volgend facet van de uitvinding betreft een 30 grondbewerkingsmachine van bovengenoemde soort, waarbij een afschraapelement vrij draaibaar is aangebracht. Hierbij kan men de draaiingsas van het afschraapelement een hoek laten insluiten met de draaiingsas van de rol, waardoor dit afschraapelement tijdens het bedrijf een eigen beweging ten 8701606 * 2 ί» opzichte van het cilindrisch deel van de rol gaat uitvoeren, waar en eveneens onder handhaving van een effectieve afschrapende werking een meer dan normale slijtage kan worden voorkomen.
5 Een volgend facet van de uitvinding betreft een grondbewerkingsmachine van bovengenoemde soort, waarbij een afschraapelement in één of meer geleidingen verschuifbaar in een houder is aangebracht. Met behulp van deze voorziening kan men op eenvoudige wijze een afschraapelement verwisselen, 10 terwijl men bovendien, indien noodzakelijk, de positie van het afschraapelement kan nastellen om steeds een optimale af-schraapwerking te verkrijgen.
Een verder facet van de uitvinding betreft een grondbewerkingsmachine van bovengenoemde soort, waarbij de 15 rol een aantal vrij draaibare ringen heeft, die om een denkbeeldige as draaibaar zijn en tussen de ringen één of meer om een andere as draaibare afschraapelementen zijn aangebracht. Met behulp van deze constructie kan men een rol verkrijgen waarbij tijdens het bedrijf een intensieve lossing van even-20 tueel aanhangende aarde kan worden verkregen.
Een laatste facet van de uitvinding betreft een grondbewerkingsmachine van bovengenoemde soort, waarbij de omtrek van het cilindrisch deel van de rol is voorzien van een slijtvaste laag, zoals bijvoorbeeld chroom of een slijt-25 vaste kunststof. Met behulp van deze voorziening creëert men een buitengewoon glad oppervlak van het cilindrisch deel, waardoor bij toepassing van afschraapelementen een samenwerking kan plaatsvinden zonder dat door meer dan normale slijtage de levensduur van de rol wordt verkort.
30 Aan de hand van enkele in de tekening weergegeven uitvoeringsvoorbeelden zal de uitvinding hieronder nader uiteen worden gezet.
Fig. 1 geeft in bovenaanzicht een grondbewerkingsmachine weer voorzien van een rol volgens de uitvinding.
35 Fig. 2 geeft op grotere schaal een aanzicht weer volgens de lijn II - II in fig. 1.
Fig. 3 geeft een aanzicht weer volgens de pijl 3 in fig. 2 terwijl 8701605 > 3 4
Fig. 4 een aanzicht weergeeft volgens de lijn IV - IV in fig. 2.
Fig. 5 geeft een aanzicht weer volgens fig. 2 van een tweede uitvoeringsvoorbeeld van een rol volgens de 5 uitvinding.
Fig. 6 geeft een aanzicht weer volgens de pij 1 VI
in fig. 5.
Fig. 7 geeft een aanzicht weer volgens fig. 2 van een derde uitvoeringsvoorbeeld van een rol volgens de uitvin-10 ding terwij1
Fig. 8 een aanzicht weergeeft volgens de pijl VIII
in fig. 7.
In de figuren is een grondbewerkingsmachine weergegeven, in het bijzonder een machine voor de bereiding van 15 een zaaibed.
De machine omvat een gesteIdee1 1, dat zich dwars op de voortbewegingsrichting A uitstrekt en kokervormig is uitgevoerd. Het gesteldeel 1 ondersteunt een aantal bewerkingsorganen 2, die in een zich dwars op de voortbewe-20 gingsrichting A uitstrekkende rij zijn aangebracht en elk om een opwaarts gerichte, bij voorkeur verticale, as 3 verdraaibaar zijn, waarbij de langshartlijnen van de assen op een onderlinge afstand van bij voorkeur 25 cm van elkaar zijn gelegen. De bewerkingsorganen 2 zijn elk voorzien van een 25 althans nagenoeg horizontale drager 4, die op de as 3 onder het gesteldeel 1 is aangebracht en aan de einden is voorzien van zich naar beneden uitstrekkende bewegingselementen 5. De einden van het gesteldeel 1 zijn afgesloten door middel van platen 6, die zich in opwaartse richting uitstrekken en 30 althans nagenoeg evenwijdig aan de voortbewegingsrichting A zijn gelegen. De voorzijde van elk van de platen 6 is voorzien van een zich dwars op de voortbewegingsrichting A uitstrekkende as 7, een en ander zodanig, dat de langshartlijnen van de assen 7 in eikaars verlengde zijn gelegen. Om de 35 respectieve assen 7 is een zich langs een plaat 6 naar achteren uitstrekkende arm 8 verzwenkbaar. De armen 8 kunnen door middel van een nabij de achterzijde van de platen aangebrachte verstelinrichting 9, die bij voorkeur een schroef- 8701 605 * 4 spindel omvat, in hoogterichting worden versteld. Tussen de einden van de armen 8 is vrij draaibaar een rol 10 aangebracht. De rol 10 omvat een cilindrische drager 11, die op bekende wijze nabij de einden en daartussen is voorzien van 5 in kransen aangebrachte tanden 12. Elk van de armen 8 strekt zich over een deel 13 uit tot voorbij een schuin naar beneden en naar achteren verlopende steun 14, waarin de einden van de cilindrische drager 11 door middel van een as 11A vrij draaibaar zijn gelegerd. Elk van de delen 13 is aan zijn einde 10 voorzien van een plaatvormige steun 15, die zich althans nagenoeg evenwijdig uitstrekt aan de steun 14 (fig. 2). Tussen de steunen 15 is een zich dwars op de voortbewegingsrichting A uitstrekkende, althans nagenoeg evenwijdig aan de draaiingsas a van de rol 10 gelegen draagbalk 16 15 aangebracht. De draagbalk 16 bestaat uit twee uit plaat gevormde hoekdelen 17, waarvan één been telkens haaks is omgebogen. Het haaks omgebogen deel van het ene hoekdeel 17 is door middel van bouten 18 tegen het rechte been van het andere hoekdeel geklemd, zodat een kokerbalk wordt gevormd 20 met een vierkante dwarsdoorsnede (fig. 2). Zoals uit figuur 3 blijkt, zijn telkens twee paren van op afstand van elkaar gelegen bouten 18, in de voortbewegingsrichting A gezien, boven elkaar tussen twee kransen tanden 12 gelegen. Met behulp van de onderste paren bouten 18 is een beugelvormige 25 steun 19 aan de draagbalk 16 aangebracht. Tussen de benen van de beugelvormige steun 19 is door middel van een as 20, die zich dwars op de voortbewegingsrichting A uitstrekt en althans nagenoeg evenwijdig aan de draaiingsas a van de rol 11 is gelegen, een schuin naar beneden en naar voren gerichte 30 rechte drager 21 verzwenkbaar aangebracht. De as 20 bevindt zich althans nagenoeg onder het midden van de balk 16 en op een hoogte boven de onderzijde van de cilindrische drager 11 die ± 2/3 van de diameter van de cilindrische drager 11 bedraagt, welke diameter bij voorkeur ongeveer 30 cm is. In 35 bovenaanzicht, bevindt de as 20 zich juist achter de baan beschreven door de einden van de tanden 12, zodat een compacte opstelling is verkregen. Het tussen de benen gelegen gedeelte van de steun 19,dat zich aan de achterzijde bevindt, 8701605 -¾ 5 doet dienst als aanslag voor de drager 21 (fig. 2), zodat een verzwenking naar achteren wordt voorkomen. De drager 21 verloopt in zijaanzicht naar beneden taps en is zodanig opgesteld, dat de langshartlijn zich althans nagenoeg in tangen-5 tiale richting ten opzichte van de mantel van de cilindervormige drager 11 uitstrekt. Aan de voorzijde is de drager 21 voorzien van twee op afstand van elkaar gelegen steundelen 22, waarvan de breedte naar beneden toeneemt (fig. 2) en die zich vanaf het midden tot het ondereinde van de drager 21 10 uitstrekken. De onderzijde van de drager 21 is verder voor zien van een houder 23, die in dwarsdoorsnede aan de bovenzijde hol is (fig. 3) en zich praktisch over de gehele breedte van de onderzijde van de steundelen 22 uitstrekt. De holle dwarsdoorsnede van de houder 23 verloopt volgens een krom-15 ming, die een deel vormt van een cirkel waarvan de middellijn althans nagenoeg overeenkomt met de afstand tussen twee naast elkaar gelegen kransen tanden 12 (fig. 3), welke afstand bij voorkeur 8 - 10 cm bedraagt. Tussen het midden van de steundelen 22 en de zich in de voortbewegingsrichting A uitstrek-20 kende langszijden van de houder 23 zijn verstevigingsribben 24 aangebracht. Elke houder 23 is aan de zich in de voortbewegingsrichting A uitstrekkende langszijden voorzien van een naar onderen omgezette rand (fig. 3), een en ander zodanig dat hierdoor een geleiding wordt gevormd voor het opnemen van 25 de zich in de voortbewegingsrichting A uitstrekkende zijden van een afschraapelement 25, dat eenzelfde kromming heeft als de kromming van de houder 23 en tegen de onderzijde op een als aanslag dienst doende achterzijde van de houder rust (fig. 2 en 3). De voorzijde van het bij voorkeur + 2 mm dikke 30 afschraapelement 25 is puntvormig, waarbij de van de punt naar de langszijden verlopende gelijke afschuiningen volgens de kromming van de mantel van de cilindervormige drager 11 verlopen en hiertegen rusten. De breedte van het afschraap-element 25 is praktisch gelijk aan de afstand tussen naast 35 elkaar gelegen kransen tanden 12, welke afstand, zoals vermeld, bij voorkeur 8-10 cm bedraagt (fig. 3). Nabij de bovenzijde is tussen de steundelen 22, door middel van een zich dwars op de voortbewegingsrichting uitstrekkende, althans 8701 605 6 nagenoeg horizontaal gelegen, pen 26 één einde van een trekveer 27 aangebracht. Het andere einde van de trekveer 27 is door middel van een pen 26 aangebracht tussen op afstand van elkaar gelegen lippen van een steun 28, die is vastgezet 5 door middel van een bovenste paar bouten 18 voor de bevestiging van de hoekdelen 17 van de draagbalk 16. Op enige afstand recht boven de verstevigingsribben 24 is tussen de steundelen 22 een zich dwars op de voortbewegingsrichting A uitstrekkende, althans nagenoeg evenwijdig aan de draaiingsas 10 a van de rol 10 verlopende as 29 aangebracht. Om de as 29 is vrij draaibaar een afstandhouder 30 aangebracht, welke wordt gevormd door een rol met een breedte van bij voorkeur 2 mm. De af standhouder 30 rust te zamen met de voorzijde van het afschraapelement 25 onder invloed van de trekveer 27 tegen de 15 mantel van de cilindrische drager 11, een en ander zodanig dat de afschrapende zijde van het af schraapelement 25 een optimale stand kan innemen zonder dat dit element onder een zodanige druk tegen de cilindermantel rust, dat excessieve slijtage gaat optreden. De af standhouder 30 vormt een middel 20 om een drukvermindering voor het afschraapelement te verkrijgen. Zoals uit fig. 1 blijkt, reikt de rol die de afstand-houder 30 vormt met de onderzijde praktisch tot het midden van de holle bovenzijde van de houder 23. De diameter van de rol 30, die ook enigszins elastisch kan zijn uitgevoerd, is 25 ongeveer gelijk aan de kromtestraal van het holle profiel van de houder (fig. 3) en bedraagt bij voorkeur ± 10 cm. Het af-schraapelement 25 kan door het uit, resp. in de door de omgebogen randen gevormde geleidingen van de houder 23 schuiven gemakkelijk worden vervangen. Eventueel kan een nastel-.30 mogelijkheid voor het afschraapelement 25 aanwezig zijn teneinde slijtage op te vangen. Bij het in de figuren 5 en 6 weergegeven uitvoeringsvoorbeeld omvat een tussen de steunen 15 aangebrachte draagbalk 16A twee hoekdelen 17A en 17B, waarvan het deel 17A haaks omgezette einden heeft, die door 35 middel van de bouten 18 tegen de benen van het bovenliggende hoekdeel 17B zijn geklemd (fig. 5). Door middel van het onderste paar bouten 18 is, in de voortbewegingsrichting A van de machine gezien, tussen naast elkaar gelegen kransen 8701605 > 7 tanden 12 een beugelvormige steun 31 aangebracht. Tussen de benen van de beugelvormige steun 31 is door middel van een zich althans nagenoeg in horizontale richting uitstrekkende as 32 die althans nagenoeg evenwijdig aan de draaiingsas a 5 van de rol verloopt, een zich schuin naar beneden en naar onderen uitstrekkende rechte drager 33 aangebracht. De as 32 bevindt zich op dezelfde plaats als de as 20 bij het voorgenoemde uitvoeringsvoorbeeld. De drager 33 kan aan de achterzijde met het tussen de benen van de beugelvormige steun 31 10 gelegen deel samenwerken, waardoor de drager niet naar achteren kan verzwenken (fig. 5). Zoals uit figuur 5 verder blijkt, verloopt de drager 33 in zijaanzicht naar zijn ondereinde taps en is aan dit ondereinde voorzien van een houder 34 De houder 34 is aan de omtrek cirkelvormig en is 15 aan de onderzijde in het midden voorzien van een tap 35, waarvan de langshartlijn b een hoek insluit met een vlak door de langshartlijn van de drager 33 loodrecht op de draaiingsas a van de rol 10. De betreffende hoek bedraagt bij voorkeur 3 a 5°. Om de tap 35 zijn boven elkaar twee kogellegers 36 20 aangebracht, die zijn ondergebracht in een huis 37. Het huis 37 is aan de onderzijde voorzien van een versmald gedeelte waarop door middel van een opsluitkap 39 een schijfvormig, aan de omtrek cirkel vormig verlopend afschraapelement 38 met een dikte van bij voorkeur 2 mm is aangebracht. De diameter 25 van het afschraapelement 38 komt praktisch met de afstand tussen twee kransen tanden overeen (fig, 6). De opsluitkap 39 kan met schroefdraad op het ondereinde van het huis 37 samenwerken. De omtrek van het afschraapelement 38 rust onder invloed van de trekveer 27 tegen de mantel van de cilinder-30 vormige drager 1. De trekveer 27 is aan de onderzijde door middel van een pen 26 tussen aan de voorzijde van de drager 34 aanwezige steunen 40 aangebracht. Aan de bovenzijde is de trekveer 27 aangebracht door middel van een steun 41, een pen 26 en de bovenste bouten 18 voor de bevestiging van de hoek-35 delen 17A en 17B van de balk 16A (fig. 5). Bij de beschreven uitvoeringsvoorbeelden kan het afschraapelement 25, resp. 38 uit verend materiaal zijn vervaardigd. Beide afschraapelemen-ten zijn in zijaanzicht (fig. 2 resp. fig. 5) praktisch 8701605 8 horizontaal gelegen, waarbij zij in een punt tegen de mantel van de cilindrische drager 11 rusten dat op een omtrekshoek van + 60° onder het horizontale vlak door de draaiingsas a is gelegen.
5 Bij het in de figuren 7 en 8 weergegeven uit- voeringsvoorbeeld van een rol 42 volgens de uitvinding, zijn aan de naar elkaar toe gekeerde zijden van schuin naar beneden en naar achteren gerichte einddelen van armen 43 steun-platen 44 aangebracht. Tussen de steunplaten 44 zijn vrij 10 draaibaar steunen 45 en 46 aangebracht. De onderste steun 46 wordt gevormd door een massief uitgevoerde as, terwijl de bovenste steunen 45 buisvormig zijn met een ronde dwarsdoorsnede en een diameter die groter is dan de diameter van de onderste steun. Zoals uit figuur 7 blijkt, bevindt de onder-15 ste steun 46 zich op een zodanige plaats dat een lijn door het middelpunt N van de omschreven cirkel van de veelhoekige steunplaten 44 en de langshartlijn van de steun een hoek van 10 a 15° insluit met een verticaal vlak door de lijn die de middelpunten N verbindt. De draaiingsas van de achterste 20 buisvormige steun 45 bevindt zich ter hoogte van een horizontaal vlak door een lijn, die de middelpunten N verbindt. De draaiingsas voor de voorste steun 45 bevindt zich in een punt waar een lijn door deze draaiingsas en het middelpunt N een hoek van ± 45° insluit met het verticale vlak door een lijn 25 die de middelpunten N verbindt (fig. 7). Tussen de steunplaten 44 zijn om de respectieve draaibare steunen 45 en 46 uit plaat gevormde ringen 47 aangebracht. De ringen 47 rusten met hun binnenzijde tegen de respectieve steunen 45 en 46 en zijn vrij beweegbaar om een denkbeeldige as gevormd door de 30 lijn, die de middelpunten N verbindt. Aan de buitenzijde zijn de ringen 47 voorzien van tanden 47A. Tussen de ringen 47 is om elk van de buisvormige steunen 45 een bus 48, resp. 49 aangebracht. Hierbij zijn de bussen 48 op de achterste steun 45 breder dan de bussen 49 op de voorste buisvormige steun 35 45. De breedte van een bus 49 bedraagt althans nagenoeg de helft van de breedte van een bus 48 (fig. 8). Elk van de bussen 48 en 49 is aan de einden voorzien van een flens 50 met een diameter, die zodanig is dat de omtrek van de flens 870 1 605 » 9 reikt tot de baan beschreven door de einden van de tanden 47A van de respectieve ringen 47, terwijl, zoals in figuur 7 is weergegeven, de flenzen 50 van tussen dezelfde ringen gelegen bussen 48 en 49 elkaar overlappen. De bussen 48 en 49 met de 5 eraan aangebrachte flenzen 50 kunnen vrij draaibaar om de respectieve vrij draaibare buisvormige steunen 45 en 46 zijn aangebracht of ten opzichte van de beide steunen, of één van de steunen zijn vastgezet, zoals voor de bussen 48 in fig. 8 is aangegeven. De flenzen 50 vormen afschraapelementen, die 10 om een andere as draaibaar zijn dan de ringen 47.
Binnen het kokervormig ges te Idee 1 1 is op elke as 3 van een bewerkingsorgaan 2 een tandwiel 51 aangebracht met rechte vertanding, een en ander zodanig, dat de tandwielen op de assen van naast elkaar gelegen bewerkingsorganen 15 met elkaar in aandrijvende verbinding staan. Nabij het midden van het gesteldeel 1 is de as 3 van een bewerkingsorgaan 2 verlengd, waarbij de verlenging reikt tot in een tandwielkast 52, die op de bovenzijde van het kokervormig gesteldeel 1 is aangebracht. Binnen de tandwielkast 52 staat de verlenging 20 via een conische tandwieloverbrenging en een aan de achterzijde van de tandwielkast gelegen toerenvariator 53 in verbinding met een zich in de voortbewegingsrichting A uitstrekkende as 54, die aan de voorzijde buiten de tandwielkast uitsteekt. Het uit de tandwielkast 52 stekende einde van de 25 as 54 kan door middel van een tussenas 55 met de aftakas van een trekker worden verbonden. Nabij het midden is het gesteldeel 1 aan de voorzijde voorzien van een bok 56 die een driepuntsbevestiging heeft voor aankoppeli’ng aan de drie-puntshefinrichting van een trekker.
30 De werking van de in het voorgaande beschreven machine is als volgt.
Tijdens het bedrijf is de machine door middel van de bok 56 met de driepuntshefinrichting van de trekker verbonden en kan tijdens de voortbeweging in een richting vol-35 gens pijl A, via de tussenas 55 en de in het voorgaande beschreven overbrenging, vanaf de aftakas van de trekker een aandrijving van de bewerkingsorganen 2 worden verkregen, waarbij zij in tegengestelde richting draaiend (fig. 1) ten 8701605 4 10 minste aan elkaar grenzende stroken grond bewerken. Met behulp van de rol 10, resp. 42 kan men door verstelling van de armen 8, resp. 43 met behulp van de verstelinrichting 9 de werkdiepte van de bewerkingsorganen 2 instellen. Tijdens het 5 bedrijf rust de machine door middel van de rol 10, resp. 42 op de grond, waarbij de tanden 12, resp. 47A in de grond dringen en de rol resp. de ringen 47 in draaiing brengen (fig. 2, 5 en 7). Teneinde te voorkomen dat zich hierbij aarde tussen de kransen tanden 12, resp. de ringen 47 10 vastzet, zijn de in het voorgaande beschreven, speciaal uitgevoerde en aangebrachte schraape lemen ten 25, 38 en 50 aan wezig. Bij het eerste uitvoeringsvoorbeeld rust elk van de afschraapelementen 25 met zijn vanaf de punt volgens de kromming van de mantel van de cilindrische drager 11 ver-15 lopende voorzijde onder invloed van de vóór de drager 21 gelegen trekveer 27 tegen de mantel, waarbij de direct erboven gelegen, door een rol gevormde af standhouder 30 er-• voor zorgt, dat de stand van het afschraapelement, ondanks eventuele afwijkingen in het cilindrisch verloop van de man-20 tel van de drager 11, exact wordt gehandhaafd en aldus excessieve slijtage wordt voorkomen. Door de holle uitvoering van het afschraapelement, waarbij de onderzijde bol verloopt, wordt een effectieve afschrapende werking verkregen, terwijl de weerstand tegen vervormen sterk is vergroot door de gelei-25 dingen in de houder 23.
Bij het tweede uitvoeringsvoorbeeld rust tijdens het bedrijf het vrij draaibare, door een schijf gevormde afschraapelement 38 onder invloed van de trekveer 27 tegen de mantel van de cilindrische drager 11, waarbij de draaiingsas 30 b, in zijaanzicht gezien (fig. 2), althans nagenoeg evenwijdig verloopt aan een verticaal vlak en een hoek van ± 5° insluit met een vlak door de langshartlijn van de drager 33 en loodrecht op de draaiingsas a van de rol 10. Een en ander heeft tot gevolg dat het afschraapelement 38 in een roterende 35 beweging geraakt zodat, ondanks het feit dat het element onder veerwerking tegen de mantel van de cilindervormige drager 11 rust, geen excessieve platselijke slijtage kan optreden. Indien men de mantel van de cilindervormige drager 870 1 605 11
S
11 voorziet van een slijtvaste, gladde laag, bijvoorbeeld chroom of kunststof, kan men eveneens effectief excessieve slijtage voorkomen. De ondersteuning voor de dragers van de afschraapelementen 25 en 38 door middel van de uit twee 5 plaatvormige hoekdelen gevormde draagbalk 16, resp. 16A kan goedkoop en licht zijn, terwijl gemakkelijk een vervanging van de respectieve dragers voor de af schraapelementen kan worden uitgevoerd. Bij het uitvoeringsvoorbeeld volgens de figuren 7 en 8 zijn de respectieve ringen 47, die tijdens het 10 bedrijf met hun tanden 47A in de grond worden gedrukt, om de vrij draaibare steunen 45 en 46 om een denkbeeldige as door de middelpunten N vrij verdraaibaar, waarbij zij, in verband met de steeds wisselende weerstand die de tanden in de grond ondervinden, een verschillende draaisnelheid hebben, zodat 15 zich moeilijk aarde tussen de ringen kan vastzetten. Mocht dit toch het geval zijn, dan wordt deze aarde verwijderd met behulp van de aan de bussen 48 en 49 tussen de ringen aanwezige, als afschraapelement dienst doende flenzen 50, waarvan de omtrek tot de baan, beschreven door de einden van de 20 tanden 47A van de ringen 47 reikt en die bovendien tussen elkaar bewegen, zodat een intensieve aarde verwijderende werking kan worden verkregen. Doordat de bussen 48 op de achterste steun 45 de grootste breedte hebben, kan eventueel afgeschraapte aarde gemakkelijk worden gelost. De flenzen 50 25 op de bussen 48 dienen tevens als afstandhouders en geleidingen voor de ringen 47. Bij het uitvoeringsvoorbeeld volgens de figuren 7 en 8 kan de rol 42 licht worden uitgevoerd, terwijl bovendien een simpele opbouw kan worden verkregen. De massief uitgevoerde steun 46, welke zich grotendeels vóór het 30 verticale vlak door de denkbeeldige draaiingsas voor de plaatvormige ringen 47 bevindt, zorgt tijdens het bedrijf voor een goede ondersteuning en een verdichting van de bewerkte aarde.
De uitvinding is niet beperkt tot het vorenstaande 35 doch betreft tevens alle details van de figuren al of niet beschreven.
8701 605

Claims (33)

1. Grondbewerkingsmachine voorzien van een gestel en ten minste é.én rol, welke rol ten minste één afschraap-element omvat, met het kenmerk, dat het afschraapelement onder druk tegen een cilindrisch deel van de rol rust en 5 middelen aanwezig zijn met behulp waarvan een drukverminde-ring wordt verkregen.
2. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het afschraapelement vrij draaibaar is aangebracht.
3. Grondbewerkingsmachine voorzien van een gestel en ten minste één rol, welke rol ten minste één af schraape lement omvat, met het kenmerk, dat het afschraapelement vrij draaibaar is aangebracht.
4. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 2 of 3, 15 met het kenmerk, dat de draaiingsas van de rol een hoek insluit met de draaiingsas van het afschraapelement.
5. Grondbewerkingsmachine voorzien van een gestel en ten minste één rol, welke rol ten minste één afschraapelement omvat, met het kenmerk, dat de draaiingsas van de rol een 20 hoek insluit met de draaiingsas van het afschraapelement.
6. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het af schraape lement door middel van één of meer geleidingen verschuifbaar in een houder is aangebracht.
7. Grondbewerkingsmachine voorzien van een gestel en ten minste één rol, welke rol ten minste één afschraapelement omvat, met het kenmerk, dat het af schraapelement in één of meer geleidingen verschuifbaar in een houder is aangebracht.
8. Grondbewerkingsmachine volgens een der conclusies 30 1-7, met het kenmerk, dat een drager aan zijn ondereinde is voorzien van een houder voor het afschraapelement, welke houder aan de bovenzijde een hol verloop heeft en zich in de voortbewegingsrichting uitstrekkende langszijden, die een geleiding omvatten voor het eveneens aan de bovenzijde hol 35 verlopende afschraapelement.
9. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande 8701 60 5 5 conclusies, met het kenmerk, dat de middelen voor drukvermin-dering een afstandhouder omvatten, die nabij het afschraap-element is aangebracht.
10. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 9, met 5 het kenmerk, dat de als rol uitgevoerde afstandhouder draaibaar is om een as, die zich althans nagenoeg evenwijdig uitstrekt aan de draaiingsas van de rol.
11. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 9 of 10, met het kenmerk, dat de onderzijde van de als rol uitgevoerde 10 afstandhouder tot de holle bovenzijde van de houder reikt en de rol een diameter heeft, die althans nagenoeg gelijk is aan de radiaal van de cirkel volgens welke de kromming van de holle bovenzijde van de houder verloopt.
12. Grondbewerkingsmachine volgens een der conclusies 15 9 - 11, met het kenmerk, dat de als rol uitgevoerde afstandhouder een breedte heeft van ± 2 mm.
13. Grondbewerkingsmachine volgens een der conclusies 2-5, met het kenmerk, dat het vrij draaibare afschraap-element met behulp van een tap is aangebracht aan de onder- 20 zijde van een drager, waarvan de langshartlijn, die een draaiingsas voor het afschraapelement vormt, een hoek insluit met een lood vlak op de draaiingsas van de rol.
14. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de draaiingsas voor het afschraapelement, in 25 zijaanzicht gezien, zich althans nagenoeg in verticale richting uitstrekt.
15. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 13 of 14, met het kenmerk, dat het vrij draaibare afschraapelement aan de omtrek cirkelvormig is.
16. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een drager voor het afschraapelement om een as verzwenkbaar is, welke as zich althans nagenoeg evenwijdig uitstrekt aan de draaiingsas van de rol en een aanslag aanwezig is, die een verzwenken van de 35 drager voor het afschraapelement naar achteren tegengaat.
17. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat tussen de voorzijde van de drager en een daarboven gelegen punt een trekveer is aangebracht. 8701 605 /
18. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de afschraapelementen zich althans nagenoeg in horizontale richting uitstrekken.
19. Grondbewerkingsmachine volgens.een der voorgaande 5 conclusies, met het kenmerk, dat een afschraapelement tegen de mantel van een cilindrische drager rust in een punt, dat zich op een omtrekshoek van ten minste 60° bevindt onder een horizontaal vlak door de draaiingsas van de rol.
20. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande 10 conclusies, met het kenmerk, dat de dragers voor de afschraapelementen zijn aangebracht aan een draagbalk, welke draagbalk bestaat uit twee uit plaat gevormde hoekdelen, die door middel van bouten aan elkaar zijn geklemd.
21. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 11 en een 15 der conclusies 17 - 19, met het kenmerk, dat de bouten voor het klemmen van de hoekdelen tegen elkaar tevens dienst doen voor het aanbrengen van een steun voor de drager, respectievelijk voor een aan de drager aangebrachte veer.
22. Grondbewerkingsmachine voorzien van een gestel en 20 ten minste één rol, welke rol ten minste één afschraap- element omvat, met het kenmerk, dat de rol een aantal vrij draaibare ringen heeft die om een denkbeeldige as draaibaar zijn en tussen de ringen één of meer om een andere as draaibare afschraapelementen zijn aangebracht.
23. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 22, met het kenmerk, dat de ringen vrij draaibaar zijn om tussen de einden van de rol gelegen vrij draaibare steunen.
24. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 22 of 23, met het kenmerk, dat drie steunen aanwezig zijn, waarvan er 30 een massief is uitgevoerd en de beide andere buisvormig zijn, waarbij de massieve steun zich aan de onderzijde bevindt en de buisvormige steunen daarboven zijn gelegen.
25. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies 22 - 24, met het kenmerk, dat de massieve steun 35 zich ten opzichte van de voortbewegingsrichting bevindt achter een verticaal vlak door de denkbeeldige draaiingsas voor de ringen en de voorste buisvormige steun zich bevindt op een omtrekshoek van ±45° boven een horizontaal vlak door 8701605 deze denkbeeldige draaiingsas voor de ringen en een achterste buisvormige steun zich bevindt ter hoogte van een horizontaal vlak door de denkbeeldige draaiingsas.
26. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 24 of 25, 5 met het kenmerk, dat de afschraapelementen worden gevormd door flenzen, die zich bevinden aan de einden van bussen, die zich om de steunen tussen de respectieve ringen bevinden.
27. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 26, met het kenmerk, dat de flenzen een diameter hebben, die zodanig 10 is, dat de omtrek van de flenzen reikt tot de baan beschreven door de einden van tanden van de vrij draaibare ringen en de flenzen op de respectieve steunen tijdens het bedrijf tussen elkaar bewegen.
28. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 26 of 27, 15 met het kenmerk, dat een bus op de achterste buisvormige steun een breedte heeft die ± de helft groter is dan de breedte van een bus op de voorste buisvormige steun.
29. Grondbewerkingsmachine volgens een der conclusies 26 - 28, met het kenmerk, dat de bussen vrij draaibaar ten 20 opzichte van de draaibare steunen zijn aangebracht.
30. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het cilindrisch deel van de rol waarmee het afschraapelement samenwerkt is voorzien van een slijtvaste gladde laag.
31. Grondbewerkingsmachine voorzien van een gestel en ten minste één rol, welke rol ten minste één afschraapelement omvat, met het kenmerk, dat een cilindrisch deel van de rol is voorzien van een slijtvaste gladde laag.
32. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande 30 conclusies, met het kenmerk, dat de rol in hoogterichting verstelbaar is aangebracht aan een gestel waarin een aantal bewerkingsorganen zijn aangebracht en met behulp van de rol de werkdiepte van de bewerkingsorganen instelbaar is.
33. Grondbewerkingsmachine zoals beschreven in het 35 voorgaande en weergegeven in de figuren. 870 1 605
NL8701605A 1987-07-08 1987-07-08 Grondbewerkingsmachine. NL8701605A (nl)

Priority Applications (3)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8701605A NL8701605A (nl) 1987-07-08 1987-07-08 Grondbewerkingsmachine.
DE19883884075 DE3884075T2 (de) 1987-07-08 1988-07-06 Bodenbearbeitungsmaschine.
EP19880201410 EP0298565B1 (en) 1987-07-08 1988-07-06 A soil cultivating machine

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8701605A NL8701605A (nl) 1987-07-08 1987-07-08 Grondbewerkingsmachine.
NL8701605 1987-07-08

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8701605A true NL8701605A (nl) 1989-02-01

Family

ID=19850276

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8701605A NL8701605A (nl) 1987-07-08 1987-07-08 Grondbewerkingsmachine.

Country Status (3)

Country Link
EP (1) EP0298565B1 (nl)
DE (1) DE3884075T2 (nl)
NL (1) NL8701605A (nl)

Families Citing this family (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL9002514A (nl) * 1990-11-19 1992-06-16 Lely Nv C Van Der Grondbewerkingsmachine.
SE0401121L (sv) * 2004-04-28 2005-03-22 Vaederstad Verken Ab Avskrapare för jordbruksredskap

Family Cites Families (8)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US1727198A (en) * 1925-12-09 1929-09-03 Claude O Harmon Sharpening attachment for disk harrows
US1982157A (en) * 1933-09-30 1934-11-27 Gandrup Vernon Agricultural implement
US2353790A (en) * 1942-04-24 1944-07-18 Minneapolis Moline Power Co Scraper mechanism
NL181703B (nl) * 1976-12-03 1987-05-18 Lely Nv C Van Der Grondbewerkingsmachine.
DE3340686C1 (de) * 1983-11-10 1985-01-24 Amazonen-Werke H. Dreyer Gmbh & Co Kg, 4507 Hasbergen Bodenwalze
NL8400171A (nl) * 1984-01-19 1985-08-16 Lely Nv C Van Der Grondbewerkingsmachine.
DE3444970A1 (de) * 1984-11-10 1986-05-22 Amazonen-Werke H. Dreyer Gmbh & Co Kg, 4507 Hasbergen Bodenwalze
DE8519861U1 (de) * 1985-07-10 1985-09-05 Rabewerk Heinrich Clausing, 4515 Bad Essen Bodenwalze für die Bodenbearbeitung in der Landwirtschaft

Also Published As

Publication number Publication date
EP0298565A2 (en) 1989-01-11
EP0298565B1 (en) 1993-09-15
DE3884075D1 (de) 1993-10-21
DE3884075T2 (de) 1994-04-21
EP0298565A3 (en) 1989-04-05

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8100519A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8203046A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL192558C (nl) Grondbewerkingsmachine.
PL112653B1 (en) Soil cultivator
NL8701605A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL7903571A (nl) Rol voor het aandrukken van aarde.
NL8301254A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8601048A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8001383A (nl) Meervoudige machine met vertikale assen voor het bewerken van landbouwgrond met rijen planten.
NL8400171A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL192287C (nl) Rotorkopeg.
NL8400269A (nl) Rolconstructie voor een grondbewerkingsmachine.
NL8300154A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8203047A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8903162A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8300709A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL193433C (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8701344A (nl) Grondbewerkingsinrichting voorzien van een rol.
NL192557C (nl) Grondbewerkingsmachine, in het bijzonder voor de bereiding van een zaaibed.
NL8801489A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8602430A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8203045A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8204088A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8300913A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8303089A (nl) Rol, in het bijzonder een pakkerrol, die in het bijzonder bestemd is om te worden gebruikt bij een grondbewerkingsmachine voorzien van aangedreven bewerkingsorganen.

Legal Events

Date Code Title Description
A1B A search report has been drawn up
BT A document has been added to the application laid open to public inspection
BV The patent application has lapsed