NL8700573A - Werkwijze voor het verbeteren van een uit vuilnis vervaardigd vezelmateriaal en inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze. - Google Patents

Description

t t *;5i

Werkwijze voor het verbeteren van een uit vuilnis vervaardigd vezelmateriaal en inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het verbeteren van een uit vuilnis vervaardigd vezelmateriaal, waarbij het vuilnis verkleind en gedroogd wordt, waarbij voor of tijdens het drogen de van het verkleinde 5 vuilnis afkomstige, biologisch gemakkelijk afbreekbare stoffen, zoals eiwitten, suiker, vet en zetmeel worden verwijderd of in een biologisch moeilijk afbreekbare vorm worden gebracht, en tevens op een inrichting voor het uitvoeren van deze werkwijze.

10 Het is bekend uit huishoudvuilnis een houtachtig vezelmateriaal, bijvoorbeeld een vézelgranulaat te vervaardigen, dat geschikt is om met geschikte bindmiddelen tot platen te worden geperst. Het vuilnis wordt daarbij aan een aerobe afbreekproces onderworpen, waarbij de biologisch gemakkelijk 15 afbreekbare stoffen, zoals suiker, eiwit, vet en zetmeel biologisch worden afgebroken. Het vezelige eindprodukt is een vezel, die tegen een verdere biologische afbraak een zelfde weerstand bezit als hout.

Het is verder bekend uit vuilnis van de genoemde 20 soort een op hout gelijkend vezelmateriaal te vervaardigen, waarbij de biologisch gemakkelijk afbreekbare stoffen, zoals zetmeel, eiwit, vet, en dergelijke uit het vuilnis worden gewassen, respectievelijk worden opgelost. Het is tevens bekend een vezelmateriaal te vervaardigen zonder chemische of biolo-25 gische afbraak, waarbij de biologisch gemakkelijk afbreekbare stoffen, zoals zetmeel, eiwit, vet en dergelijke uit het vuilnis door sterilisatie tijdens het drogen in stoffen worden omgezet met een klein molecuulgewicht.

De uitvinding heeft het doel een ander proces te 30 verschaffen, waarmee het mogelijk is uit vuilnis een vezelmateriaal te vervaardigen, die een grote weerstand heeft tegen een biologische afbraak, en waarbij tevens organische vetten en zuren met een groot molecuulgewicht worden afgebroken of geheel worden geëlimineerd. Om dit doel te bereiken 8700573 Λ *ϊ - 2 - wordt een werkwijze voorgesteld volgens waarbij het materiaal na het drogen met ozon-gas wordt doordrongen.

Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding wordt na de ozon-behandeling van het 5 materiaal het overtollige ozon-gas weggezogen en wordt dit toegevoerd aan de van het drogen afkomstige hete afvoergas-sen.

De werkwijze volgens de onderhavige uitvinding wordt bij voorkeur uitgevoerd met een inrichting, waarbij een 10 ozon-vezelmenger en een ozonisator, van waaruit özon-gas continu toevoerbaar is aan de ozon-vezelmenger.

Aan de hand van de bijgevoegde schematische tekening wordt de uitvinding verklaard. Bij dit voorbeeld wordt het vuilnis tot vezelmateriaal verwerkt, dat er aan het einde 15 χη drie fracties aanwezig is. De fracties zijn: - Grove fractie Zeefmaas- 2 tot 8 mm (bunker 26) afmeting - Middenfractie Zeefmaas- ca. 0,1-2 mm (bunker afmeting 25) 20 - stoffractie (bunker 27)

Het in nederzettingsgebieden beschikbaar komende vuilnis wordt in de regel in kunststofzakken, dozen of in andere verpakkingen of ook los- aangeleverd. Het omvat gemiddeld de volgende samenstelling: 25 ca. 10 - 15% glas, zand en stenen ca. 3 -5% ijzer, ca. 0,5% ' non-ferro metalen, ca. 2 - 3% stofresten en ander textiel, kunststoffen, leer en hout 30 ca. 20% keukenafval algemeen ca. 15% tuinafval, land- en bosbouwafval, ca. 40% papier- en verpakkingsmaterialen

De het vuilnis verzamelende vuilnisvoertuigen kiepen dit bij de ontlaadplaats 1 direct in een ruw-vuilnis-35 bunker 2. Het in de ruw-vuilnisbunker liggende vuilnis wordt wordt door middel van een bunkertransportband 3 in een verdieping geschoven. Uit de verdieping wordt het vuilnis door middel van een grijperkrans 4 in een voorverkleiningsaggre- 8750573 -3- r' - gaat gebracht dat uit een molen 5, een trillingsgoot 6, een tweede molen 8 en een tweede trillingsgoot 9 bestaat. De molens 5 en 8 zijn bijvoorkeur in de handel verkrijgbare inrichtingen/ waarbij het vuilnis tussen twee messenassen stuk-5 gedrukt of gebroken wordt. Deze worden bijvoorbeeld op de markt aangeboden onder de naam "Messerscheibenzerkleinerer" (messenschijfverkleiner). In plaats daarvan kunnen ook in de handel verkrijgbare slag- of hamermolens worden gebruikt, wanneer men een gering aandeel wollig of viltig uitziende 10 deeltjes in het vezelmateriaal op de koop toeneemt.

Evenzo is het mogelijk in plaats van twee molens 5 en 8 er slechts een te gebruiken. In de molens 5 en 8 wordt het vuilnis voorverkleind tot een maximum deeltjesgrootte, overeenkomend met een zeefmaasafmeting van 80 mm.

15 Het is niet aanbevelenswaardig een zeefmaasafmeting van meer dan 100 mm te kiezen. Het in de molen 5 verkleinde vuilnis valt op de trillingsgoot 6 die het vuilnis naar de tweede molen 8 transporteert. Boven de trillingsgoot 6 is een magneetafscheider 7 aangebracht, welke de magnetische meta-20 len delen op een mechanische transportinstallatie brengt, en deze naar een pakketpersinrichting 11 voert voor het vormen van pakketten 12 daarvan. Het in de molen 8 voorverklein-de vuilnis wordt door middel van de trillingsgoot 9 toegevoerd naar een tweede magneetafscheider 10, voorbij een af-25 scheider 13 voor zware delen. De door de magneetafscheider 10 uitgescheiden magnetische metalen delen worden eveneens toegevoerd naar de pakketpersinrichting 11.

Het voorverkleinde vuilnis komt van de trillingsgoot 9 in de afscheider 13 voor zware delen, welke al deze 30 zware delen met een diameter van meer dan 1,5 mm verwijdert.

De afscheider 13 is een op zich bekende, in de handel verkrijgbare inrichting en wordt op de markt aangeboden onder de benaming "Rotationswindsichter" (rotatiewindzifter).

De in de afscheider 13 uitgescheiden zware delen 35 vallen in een transportgoot 14. Het de zware delen afscheider 13 verlatende vuilnis is in verregaande mate bevrijd van zware delen. De korrelgrootte van de daarin nog aanwezige zware delen komt ten hoogste overeen met een zeefmaas- 8700573 - 4 - afmeting van 1,5 mm. Het vuilnis wordt dan op een trillings-zeef 15 gebracht met een maasafmeting van 6 mm; de maasaf-meting van de trillingszeef 15 is dus groter dan de nog in het vuilnis aanwezige zware delen, zodat deze tesamen met 5 de kleinere vuilnisdeeltjes door de zeef 15 heenvallen. Verder is de maasafmeting van de trillingszeef 15 gelijk aan of kleiner dan de aan het einde van de werkwijze gewenste grootste fractie van het vezelmateriaal. De door de trillingszeef 15 heenvallende vuilnisfractie wordt toegevoerd naar 10 een tussenbunker 17 en de niet door de trillingszeef 15 heenvallende vuilnisfractie wordt toegevoerd aan een messenmolen 16. In de messenmolen 16 wordt het vuilnis door snijden verkleind. De messen van de molen 16 zij.n slechts aan een geringe slijtage onderhevig, daar het vuilnis geen zware 15 delen meer bevat. De molen 16 is een in de handel verkrijgbare inrichting en bestaat uit een stalen buis, een messenrotor, ingebouwde statormessen en een zeef met vierkante gaten met een maasafmeting van 8x8 mm. De grootte van de zeefmaas-afmeting bij de zeef met vierkante gaten bepaalt de grootte van 20 de grootste fractie vezelmateriaal. Het vuilnis valt direct op de messenrotor, welke het materiaal grijpt en naar de messenstator toeslingert. Het materiaal komt op de staande messen te liggen en wordt door de rotormessen, die snijdend langs de statormessen roteren in kleine, van zuivere snijkanten 25 voorziene plaatjes gesneden. De gesneden delen vallen daarna in de zeefruimte. De niet door de zeef heenvallende deeltjes worden nogmaals door de rotormessen in de toevoerruim-te geslingerd en aan een tweede verkleining onderworpen.

Het de molen 16 verlatende materiaal heeft de vorm van vlak-30 ke spanen met zuiver gesneden kanten en wordt naar de tussenbunker 17 gevoerd. Uit de tussenbunker 17 komt het vuilnis in een droogtrommel 18. De in de handel verkrijgbare droogtrommel 18 bestaat uit een roterende cilinder, waarin van een zijde af axiaal de verbrandingsgassen van een oliebrander wor-35 den geblazen en aan de daar tegenover liggende zijde axiaal worden afgezogen. In de droogtrommel 18 wordt een temperatuur gekozen, welke boven 100°C maar onder het vlampunt van het vuilnis ligt.

8700573 ir *=ar - 5 -

Het binnentredende vuilnis wordt daarom omgeven door een stoomkussen en in een verblijftijd van ongeveer 2 minuten gedroogd tot een eindwatergehalte van minder dan 5%. De in de droogtrommel gekozen temperaturen bewerkstelligen gelijk-5 tijdig met het drogen een sterilizatie van het vuilnis. In de droogtrommel 18 wordt het vuilnis omgezet in een steriel vezelmateriaal dat geen biologisch gemakkelijk afbreekbare stoffen, zoals eiwit, zetmeel, suiker en dergelijke bevat, daar deze door de hitte in een lage moleculaire vorm worden 10 omgezet. De afzonderlijke deeltjes behouden daarbij hun op een vlakke spaan lijkend voorkomen met de scherp gesneden randen. Daarna komt het vezelmateriaal met de afvalgassen in een afscheidercycloon. De afvalgassen worden door middel van een drukventilator gedeeltelijk weer in de verbrandings-15 kamer teruggevoerd voor recirculatie. Het resterende deel komt in een afvalgasreiningingsinrichting 21.

Van de afscheidercycloon komt het vezelmateriaal in een ozon-vezelmenger 20. Daarin wordt het vezelmateriaal doordrongen met ozongas. Alle eventueel nog aanwezige boter-20 en vetzuren, of de restanten daarvan, welke aan het vezelmateriaal een eigenaardige, maar onschadelijke geur geven, worden geheel geëlimineerd of afgebroken. Bij het afvoeren van het met ozon behandelde vezelmateriaal wordt de overtollige ozon afgezogen en aan de hete afvalgassen toegevoerd.

25 De ozonvervaardiging geschiedt continu in de ozonisator 19.

Het de ozon-vezelmenger 20 verlatende vezelmateriaal wordt op een zeefinrichting 22 gebracht. De zeefinrichting 22 heeft een bovenste zeef met een maasafmeting van 2 mm en een onderste zeef met een maasafmeting van 1x1 mm. Het 30 niet door de bovenste zeef heengaande vezelmateriaal wordt via èen cycloon in een silo 26 getransporteerd. De door de bovenste zeef heenvallende vezelmateriaalfracties vallen op de onderste zeef met de zeefmaasafmeting van 1 mm. De vezelmateriaalfractie met een zeefmaasafmeting van 1 tot 35 2 mm blijft op de onderste zeef liggen en wordt vandaar naar een fijnzifter 24 gevoerd. De door de onderste zeef heenvallende vezelmateriaalfractie met een grootte van 0 tot 1 mm wordt naar een fijnzifter 23 toegevoerd. In dé beide 8700573 - 6 - '•r ^ » fijnzifters 23 en 24 worden de nog in het vezelmateriaal aanwezige zware delen afgescheiden. De afscheiding van de zware delen geschiedt in de fijnzifters 23 en 24, daar deze overeenkomen met een zeefmaasafmeting van ten hoogste 1,5 mm 5 en dus in deze beide vezelmateriaalfracties aanwezig moeten zijn. De afgescheiden zware delen worden naar de trog 14 toegevoerd. Het uit de fijnzifters 23 en 24 komende vezelmateriaal wordt via een cycloon naar een bunker 25 getransporteerd. Het in de voor de bunkers 25 en 26 aangebrachte 10 cyclonen afgescheiden stof wordt naar een bunker 27 toegevoerd. Uit de bunker 27 wordt de stoflucht via een stoffilter 28 afgezogen. De drie in de bunkers 25, 26 en 27 gescheiden opgeslagen fracties van het vezelmateriaal kunnen afzonderlijk of in een bepaalde menging naar een volgende verwerking 15 worden toegevoerd.

In het toegevoerde vuilnis kan de waterverdeling verschillend zijn, wanneer bijvoorbeeld rotte vruchten naast droog krantenpapier liggen. Dit kan tot gevolg hebben, dat in de afscheider 13 voor zware delen sterk natte vuilnis-20 bestanddelen met de zware delen worden uitgescheiden; daardoor zou de hoeveelheid van het aan het einde van de werkwijze ter beschikking komende vezelmateriaal worden verkleind, hetgeen ongewenst is. Gebleken is dat het doelmatig is voordat het vuilnis naar de afscheider 13 voor zware delen wordt 25 gevoerd daarin een vochtverdeling aan te brengen hetgeen, zoals met streepstippellijnen is aangegeven, door een tussen-opslag van het vuilnis in een bunker SI of S2 gedurende vier tot vierentwintig uur kan geschieden. De bunkers SI en S2 worden na de vulling met vuilnis bijvoorkeur gesloten.

30 om een continubedrijf te waarborgen, moeten tenminste twee bunkers worden gebruikt. Wanneer er twee bunkers aanwezig zijn kan telkens uit een het vuilnis voor de verdere verwerking worden genomen, terwijl de andere bunker wordt gevuld. Het doelmatigst geschiedt de tussenopslag na het voor-35 verkleiningsaggregaat 5, 6, 8, 9, daar in het verkleinde vuilnis het snelst een vochtverdeling optreedt.

8700573

Claims (3)

1. Werkwi jze ter verbetering van een van vuilnis vervaardigd vezelmateriaai, waarbij het vuilnis verkleind en gedroogd wordt, waarbij voor of tijdens het drogen de van het verkleinde vuilnis afkomstige biologisch gemakkelijk af- 5 breekbare stoffen, zoals eiwitten, suiker, vet en zetmeel worden verwijderd of in een biologisch moeilijk afbreekbare vorm worden gebracht, met het kenmerk, dat het materiaal na het drogen met ozongas wordt doordrongen.

2. Werkwijze volgens conclusie 1 , met het 10 kenmerk, dat na de ozonbehandeling van het materiaal het overtollige ozongas wordt weggezogen en wordt toegevoerd aan de van het drogen afkomstige hete afvoergassen.

3. Inrichting voor het uitvoeren van een werkwijze volgens één van de conclusies 1 of 2, gekenmerkt 15 door, een ozon-vezelmenger (20) en een ozonisator (19) , van waaruit ozongas continue toevoerbaar is aan de ozon-vezelmenger. §700573