NL8602911A - Inrichting voor het inschrijven en/of uitlezen van informatie in respektievelijk uit een schijfvormige registratiedrager. - Google Patents

Inrichting voor het inschrijven en/of uitlezen van informatie in respektievelijk uit een schijfvormige registratiedrager. Download PDF

Info

Publication number
NL8602911A
NL8602911A NL8602911A NL8602911A NL8602911A NL 8602911 A NL8602911 A NL 8602911A NL 8602911 A NL8602911 A NL 8602911A NL 8602911 A NL8602911 A NL 8602911A NL 8602911 A NL8602911 A NL 8602911A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
signal
track
light spot
input
radial
Prior art date
Application number
NL8602911A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Philips Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Philips Nv filed Critical Philips Nv
Priority to NL8602911A priority Critical patent/NL8602911A/nl
Priority to US07/034,968 priority patent/US4843602A/en
Priority to DE8787202140T priority patent/DE3777542D1/de
Priority to EP87202140A priority patent/EP0268321B1/en
Priority to AT87202140T priority patent/ATE73950T1/de
Priority to JP62284093A priority patent/JPS63148434A/ja
Priority to MX9232A priority patent/MX160215A/es
Priority to CA000551700A priority patent/CA1308192C/en
Priority to DK596387A priority patent/DK596387A/da
Priority to CN87107886A priority patent/CN1009775B/zh
Priority to BR8706154A priority patent/BR8706154A/pt
Priority to AU81234/87A priority patent/AU611611B2/en
Priority to KR870012864A priority patent/KR880006665A/ko
Priority to CS878252A priority patent/CZ825287A3/cs
Publication of NL8602911A publication Critical patent/NL8602911A/nl

Links

Classifications

    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B7/00Recording or reproducing by optical means, e.g. recording using a thermal beam of optical radiation by modifying optical properties or the physical structure, reproducing using an optical beam at lower power by sensing optical properties; Record carriers therefor
    • G11B7/08Disposition or mounting of heads or light sources relatively to record carriers
    • G11B7/09Disposition or mounting of heads or light sources relatively to record carriers with provision for moving the light beam or focus plane for the purpose of maintaining alignment of the light beam relative to the record carrier during transducing operation, e.g. to compensate for surface irregularities of the latter or for track following
    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B7/00Recording or reproducing by optical means, e.g. recording using a thermal beam of optical radiation by modifying optical properties or the physical structure, reproducing using an optical beam at lower power by sensing optical properties; Record carriers therefor
    • G11B7/08Disposition or mounting of heads or light sources relatively to record carriers
    • G11B7/09Disposition or mounting of heads or light sources relatively to record carriers with provision for moving the light beam or focus plane for the purpose of maintaining alignment of the light beam relative to the record carrier during transducing operation, e.g. to compensate for surface irregularities of the latter or for track following
    • G11B7/0946Disposition or mounting of heads or light sources relatively to record carriers with provision for moving the light beam or focus plane for the purpose of maintaining alignment of the light beam relative to the record carrier during transducing operation, e.g. to compensate for surface irregularities of the latter or for track following specially adapted for operation during external perturbations not related to the carrier or servo beam, e.g. vibration
    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B7/00Recording or reproducing by optical means, e.g. recording using a thermal beam of optical radiation by modifying optical properties or the physical structure, reproducing using an optical beam at lower power by sensing optical properties; Record carriers therefor
    • G11B7/08Disposition or mounting of heads or light sources relatively to record carriers
    • G11B7/085Disposition or mounting of heads or light sources relatively to record carriers with provision for moving the light beam into, or out of, its operative position or across tracks, otherwise than during the transducing operation, e.g. for adjustment or preliminary positioning or track change or selection
    • G11B7/08505Methods for track change, selection or preliminary positioning by moving the head
    • G11B7/08517Methods for track change, selection or preliminary positioning by moving the head with tracking pull-in only
    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B7/00Recording or reproducing by optical means, e.g. recording using a thermal beam of optical radiation by modifying optical properties or the physical structure, reproducing using an optical beam at lower power by sensing optical properties; Record carriers therefor
    • G11B7/08Disposition or mounting of heads or light sources relatively to record carriers
    • G11B7/09Disposition or mounting of heads or light sources relatively to record carriers with provision for moving the light beam or focus plane for the purpose of maintaining alignment of the light beam relative to the record carrier during transducing operation, e.g. to compensate for surface irregularities of the latter or for track following
    • G11B7/0901Disposition or mounting of heads or light sources relatively to record carriers with provision for moving the light beam or focus plane for the purpose of maintaining alignment of the light beam relative to the record carrier during transducing operation, e.g. to compensate for surface irregularities of the latter or for track following for track following only

Landscapes

  • Optical Recording Or Reproduction (AREA)
  • Signal Processing For Digital Recording And Reproducing (AREA)
  • Automatic Disk Changers (AREA)
  • Optical Record Carriers And Manufacture Thereof (AREA)

Description

* ΡΗΝ 11.943 1 N.V. Philips' Gloeilampenfabrieken te Eindhoven.
Inrichting voor het inschrijven en/of uitlezen van informatie in respektievelijk uit een schijfvormige registratiedrager.
De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het inschrijven en/of uitlezen van informatie in respektievelijk uit in hoofdzaak tangentiaal verlopende sporen van een schijfvormige registratiedrager, welke inrichting is voorzien van: 5 - een lichtbron voor het leveren van een lichtbundel, - een objektiefstelsel voor het fokusseren van de lichtbundel tot een lichtvlek op de registratiedrager, - eerste, op de struktuur van de sporen aansprekende, detektiemiddelen voor het genereren van een eerste stuursignaal dat over een regelbereik 10 van p/4, met p de spoorsteek, ter weerszijden van een spoor een met de radiale afstand van de lichtvlek tot dit spoor in hoofdzaak proportioneel verlopende waarde bezit, en - radiale positioneringsmiddelen voor het regelen van de radiale positie van de lichtvlek op een spoor onder invloed van dit eerste stuursignaal.
15 Een dergelijke inrichting is bekend uit de gepubliceerde
Britse oktrooiaanvrage nr.2.073.452 (PHN 9724).
Het zij hier vermeld dat de inrichting in verschillende toepassingen bruikbaar is. De meest bekende toepassingen zijn die waarbij schijfvormige registratiedragers, waarin onuitwisbaar een 20 programma is opgetekend, met behulp van een optische uitleeseenheid kunnen worden uitgelezen. Verwezen wordt hierbij naar het Compact Disc Digital Audio System (CD-audio) en afgeleide systemen zoals CD-ROM (voor data-opslag) en CD-I (voor interaktieve doeleinden).
De uitvinding is echter evenzeer toepasbaar bij systemen 25 waarbij informatie zowel kan worden ingeschreven in als uitgelezen uit een schijfvormige registratiedrager. Als voorbeelden van dergelijke systemen kunnen genoemd worden systemen waarbij informatie kan worden ingeschreven in een metaallaag door met behulp van een lichtbundel deze metaallaag plaatselijk te verdampen, systemen waarbij met behulp van een 30 lichtbundel in een materiaal een omzetting van kristallijn naar amorf of omgekeerd wordt bewerkstelligd en magneto-optische systemen.
Essentieel bij de systemen met inschrijfmogelijkheid is 8602911 PHN 11.943 2 dat de nog lege registratiedrager reeds is voorzien van een geleidingsspoor, bij voorbeeld in de vorm van een echte of imaginaire sporenstruktuur. Men denke daarbij bij voorbeeld aan een voorgestruktureerd spoor in de vorm van een pregroove. En bij een 5 imaginaire sporenstruktuur denke men bij voorbeeld aan een spoor dat is vastgelegd door op vaste afstanden in de lengterichting van het spoor gezien en in radiale richting ten opzichte van dit spoor iets verschoven aangebrachte putten (servobytes). De radiale positioneringsregeling maakt tijdens het inschrijven dan gebruik van dit geleidingsspoor om een 10 juiste radiale regeling te realiseren.
Tijdens het uitlezen van informatie kan de radiale regeling gerealiseerd worden gebruik makend van de, de informatie bevattende, sporen.
De uit de Britse oktrooiaanvrage bekende inrichting 15 blijkt gevoelig te zijn voor mechanische schokken waardoor soms spoorverlies optreedt. Dat wil zeggen dat tijdens het inschrijven of tijdens het uitlezen de lichtvlek zo ver van het spoor afschiet dat een korrekte inschrijving respektievelijk uitlezing van de informatie niet meer mogelijk is.
20 De uitvinding beoogt nu een inrichting te verschaffen die minder gevoelig is voor mechanische schokken. De inrichting is daartoe gekenmerkt, doordat de eerste detektiemiddelen zijn voorzien van korrektiemiddelen voor het uitbreiden van het in hoofdzaak proportionele regelbereik tot een waarde groter dan p/4.
25 De uitvinding is gebaseerd op het volgende inzicht. De inde, uit de bovengenoemde Britse oktrooiaanvrage bekende inrichting aanwezige eerste detektiemiddelen leiden een eerste stuursignaal in de vorm van een radiaal foutsignaal af. Dit radiale foutsignaal heeft als funktie van de afwijking in radiale richting ten opzichte van het spoor 30 een sinusvormig verloop, waarbij de periode van het sinusvormige radiale foutsignaal gelijk is aan de spoorsteek (zijnde gelijk aan het verloop in radiale richting gezien van het spoor over één omwenteling van de registratiedrager). De nuldoorgangen van het radiale foutsignaal liggen ter plaatse van het spoor en op een halve spoorsteek afstand (in radiale 35 richting gezien) van het spoor. Dit betekent dat, alleen voor afwijkingen van de lichtvlek ten opzichte van het spoor die kleiner zijn dan een kwart van de spoorsteek, het radiale foutsignaal gebruikt kan 8602911 * i PHN 11.943 3 worden als een proportioneel regelsignaal voor de radiale positioneringsmiddelen. Het gebied van afwijkingen van de lichtvlek liggend tussen een kwart en drie kwart van de spoorsteek van het spoor komt overeen *et het instabiele werkgebied van de regeling, wat ertoe 5 leidt dat de radiale positioneringsmiddelen de lichtvlek mogelijk op een naburig spoor zullen positioneren, hetgeen natuurlijk ongewenst is. Toch moet ook voor afwijkingen van de lichtvlek die liggen tussen een kwart en drie kwart van de spoorsteek een korrekt werkende regeling naar een spoor toe aanwezig zijn. Dit wordt in de bekende inrichting op de 10 volgende wijze bereikt.
Beweegt de lichtvlek, bij voorbeeld ten gevolge van schokken, van een spoor af, zodat de lichtvlek een afwijking liggend tussen een kwart en drie kwart spoorsteek van het spoor heeft, dan wordt een tweede stuursignaal (dat bekend staat als 'trackloss' signaal) 15 gegenereerd dat de normale radiale volging afschakelt waarna de radiale positioneringsmiddelen een impulsachtige bekrachtiging krijgen toegevoerd waardoor de lichtvlek terugbeweegt in de richting van het spoor. Komt de lichtvlek op een positie die op een afstand kleiner dan een kwart van de spoorsteek van het spoor ligt, dan wordt de normale 20 (proportionele) regeling weer ingeschakeld en regelen de radiale positioneringsmiddelen de lichtvlek weer op het spoor. Het kan echter voorkomen dat ten gevolge van de impulsachtige bekrachtiging de lichtvlek over het spoor heen schiet en opnieuw in een gebied terecht komt van afwijkingen liggend tussen een kwart en drie kwart van de 25 spoorsteek, doch nu aan de andere zijde van het spoor. Opnieuw wordt het tweede stuursignaal ('trackloss' signaal) gegenereerd, waarna het opnieuw niet zeker is dat de lichtvlek ten gevolge van de impulsachtige bekrachtiging naar een positie wordt bewogen die ligt binnen het regelbereik van de normale (proportionele) regeling voor de radiale 30 positioneringsmiddelen. Door nu, volgens de uitvinding, het proportionele regelbereik van de radiale positioneringsmiddelen uit te breiden zodat ook voor grotere afwijkingen dan een kwart van de spoorsteek de radiale positioneringsmiddelen een terugregeling van de lichtvlek tot op het spoor kunnen realiseren, wordt een regeling 35 verkregen die minder gevoelig is voor mechanische schokken. Bovendien heeft men een positioneringsregeling verkregen met een vergroot invangbereik voor 'track search'. 'Track search' doet zich bij voorbeeld 8602911 > PHN 11.943 4 voor indien een mechanische schok zo groot is dat de lichtvlek over een aantal sporen verspringt, de inrichting in staat is dit aantal sporen te tellen en de radiale regeling in staat is de lichtvlek over dit aantal sporen weer terug te bewegen en de lichtvlek op het oorspronkelijke 5 spoor te positioneren.
Bovendien wordt in de radiale positioneringsmiddelen van de bekende inrichting het eerste stuursignaal nog gedifferentieeerd voor het versterken van de regeling. In feite vindt er dan een terugkoppeling van de snelheidsinformatie (van de beweging van de lichtvlek) plaats die 10 veel effektiever is dan een terugkoppeling van de positie- informatie. Door de maatregel volgens de uitvinding wordt nu in het gebied van uitwijkingen groter dan p/4 ook een juiste terugkoppeling (bedoeld wordt: met het juiste teken) van de snelheidsinformatie gerealiseerd, hetgeen leidt tot een extra demping van de beweging van de 15 lichtvlek in dit gebied.
Men zou een uitbreiding van de proportionele regeling kunnen realiseren zodanig dat afwijkingen van een halve spoorsteek nog teruggeregeld kunnen worden. Het voordeel hiervan is dat, mocht de lichtvlek een grotere afwijking dan een kwart spoorsteek van het spoor 20 hebben, dat de radiale positioneringsmiddelen de lichtvlek naar het zelfde spoor zullen regelen door middel van de proportionele regeling. Zou de lichtvlek een grotere uitwijking hebben dan de halve spoorsteek van het spoor, dan zal de proportionele regeling de lichtvlek naar het naburige spoor regelen. Doch ook uitbreidingen van de proportionele 25 regeling naar grotere afwijkingen dan de halve spoorsteek zijn mogelijk. Men zou kunnen denken aan eerste detektiemiddelen die een proportioneel eerste stuursignaal afleiden voor afwijkingen ten opzichte van het spoor van maximaal 3/4 maal de spoorsteek, hetgeen een nog betere regeling oplevert die nog ongevoeliger is voor mechanische 30 schokken.
De inrichting volgens de uitvinding, waarbij de eerste detektiemiddelen zijn ingericht voor het afleiden van het radiale foutsignaal, als funktie van de afwijking van de lichtvlek in radiale richting gezien ten opzichte van het spoor, welk radiaalfoutsignaal bij 35 het over meer sporen in radiale richting verplaatsen van de lichtvlek een door de sporenstruktuur bepaald periodiek verloop bezit, kan verder zijn gekenmerkt doordat de korrektiemiddelen zijn ingericht voor het 8652911 t PHN 11.943 5 afleiden van het eerste stuursignaal uit het radiale foutsignaal, waarbij voor uitwijkingen van de lichtvlek kleiner dan of gelijk aan p/4, het eerste stuursignaal S1 voldoet aan de vergelijking
S.j = c.RE
5 en voor uitwijkingen van de lichtvlek groter dan p/4 aan de vergelijking S1 = a>REmax “ b-RE
waarbij RE de waarde van het radiale foutsignaal is voor een uitwijking r in een zekere richting van het spoor, 10 RE*ax de waarde> inklusief het teken, van het radiale foutsignaal is voor een uitwijking p/4 in dezelfde richting, en waarbij a, b en c konstanten zijn waarvoor geldt a-b>c. Hiermee wordt bereikt dat zowel voor afwijkingen van de lichtvlek in de ene radiale richting, dat wil zeggen naar het midden van de registratiedrager toe, 15 als voor afwijkingen in de daaraan tegengestelde richting, dat wil zeggen naar de omtrek van de registratiedrager toe, een goede radiale volging over een groot bereik, indien gewenst tot afwijkingen van maximaal 3/4 van de spoorsteek, gerealiseerd kan worden.
Bij voorkeur neemt men a.>2 en b=a-c. Men verkrijgt dan 20 een eerste stuursignaal dat als funktie van de afwijking een kontinue kurve vertoont, zonder sprong ter plaatse van p/4. De waarde b bepaalt in feite de helling van de kurve in het gebied tussen p/4 en (bij voorkeur) 3p/4. Hoe groter (a en) b, des te steiler is de kurve, en des te beter regelen de radiale positioneringsmiddelen de lichtvlek terug 25 naar het spoor.
Neemt men a=2 en b=1 dan kunnen de korrektiemiddelen op eenvoudige wijze worden gerealiseerd. De korrektiemiddelen spiegelen het radiale foutsignaal, voor afwijkingen groter dan p/4 in een zekere richting ten opzichte van het spoor, rond de waarde die het radiale 30 foutsignaal heeft bij een uitwijking van de lichtvlek van p/4 in dezelfde richting.
De inrichting die bovendien is voorzien van tweede detektiemiddelen voor het afleiden van het tweede stuursignaal (het 'trackloss' signaal) dat aangeeft of de lichtvlek min of meer op een 35 spoor is gepositioneerd of niet, kan verder zijn gekenmerkt doordat de korrektiemiddelen een signaalkombineereenheid en een sample-and-hold schakeling bevatten, dat de ingang van de korrektiemiddelen enerzijds is 8602911 * PHN 11.943 6 gekoppeld met een eerste ingang van de signaalkombineereenheid, anderzijds via de sample-and-hold schakeling is gekoppeld met een tweede ingang van de signaalkombineereenheid, waarvan een uitgang is gekoppeld met een uitgang van de korrektiemiddelen, dat een uitgang van de tweede 5 detektiemiddelen is gekoppeld met een stuursignaalingang van de sample-and-hold schakeling, welke sample-and-hold schakeling is ingericht voor het al dan niet vasthouden van het signaal aangeboden aan een ingang onder invloed van het tweede stuursignaal. De signaalkombineereenheid kan daarbij zijn ingericht voor het met een versterkingsfaktor a 10 versterken van het signaal toegevoerd aan zijn tweede ingang en voor het met een versterkingsfaktor b versterken van het signaal toegevoerd aan zijn eerste ingang, en kan zijn ingericht voor het van het met de versterkingsfaktor a versterkte signaal aftrekken van het met de versterkingsfaktor b versterkte signaal, en dat de sample-and-hold 15 schakeling is ingericht voor het vasthouden van het signaal toegevoerd aan zijn ingang indien de tweede detektiemidelen een zodanig tweede stuursignaal afgeven, dat het aangeeft dat de lichtvlek niet op een spoor is gepositioneerd.
De signaalkombineereenheid kan op verschillende manieren 20 worden gerealiseerd. Een eerste mogelijkheid is dat de signaalkombineereenheid een versterkertrap en een aftrekschakeling bevat, dat de eerste ingang van de signaalkombineereenheid is gekoppeld met een eerste ingang van de aftrekschakeling, dat de tweede ingang van de signaalkombineereenheid via de versterkertrap is gekoppeld met een 25 tweede ingang van de aftrekschakeling, waarvan een uitgang is gekoppeld met de uitgang van de signaalkombineereenheid. Een andere mogelijkheid is dat de signaalkombineereenheid een verschilversterker bevat, dat de eerste ingang van de signaalkombineereenheid via een eerste impedantie is gekoppeld met een inverterende ingang van de verschilversterker, de 30 tweede ingang van de signaalkombineereenheid is gekoppeld met de niet-inverterende ingang van de verschilversterker, waarvan een uitgang enerzijds is gekoppeld met de uitgang van de signaalkombineereenheid, en anderzijds via een tweede impedantie is gekoppeld met de inverterende ingang van de verschilversterker. Hiermee zijn twee mogelijkheden 35 aangegeven waarmee een radiale volging kan worden gerealiseerd met een proportionele regeling voor afwijkingen tot maximaal 3/4 van de spoorsteek. Bovendien levert de laatstgenoemde mogelijkheid, in het 8602911 PHN 11.943 7 geval de iwpedantiewaardes van de twee impedanties aan elkaar gelijk zijn, een inrichting waarbij voor de versterkingsfaktoren a en b geldt dat zij gelijk zijn aan 2 respektievelijk 1.
In het voorgaande is steeds gesproken over "sporen op de 5 registratiedrager". Er zij hier verweid dat, in het geval de registratiedragers zoals de conpact-disc platen en de platen voor een Laser-vision speler, deze registratiedragers slechts één spoor bevatten dat spiraalvoreig over de registratiedrager verloopt. Met "een spoor" wordt dan ook in feite bedoeld, dat gedeelte van het 10 spiraalvoriig over de registratiedrager verlopende spoor dat gedurende één oewenteling van de registratiedrager wordt afgetast.
De uitvinding zal hierna aan de hand van een aantal uitvoeringsvoorbeelden in de figuurbeschrijving nader worden uiteengezet. Elementen in de verschillende figuren die dezelfde 15 referentieniuraers hebben zijn hetzelfde. In de figuurbeschrijving toont figuur 1 een gedeelte van de inrichting volgens de uitvinding, figuur 2 in figuur 2a drie naast elkaar liggende sporen, in figuur 2b tot en wet figuur 2d het gedrag van enkele signalen als 20 funktie van de positie van de lichtvlek ten opzichte van de sporen, figuur 3 in figuur 3a twee naast elkaar liggende sporen, in figuur 3b en 3c het tweede respektievelijk het eerste stuursignaal als funktie van de positie van de lichtvlek ten opzichte van de sporen, figuur 4 het resterende gedeelte van een eerste 25 uitvoeringsvoorbeeld, figuur 5 het resterende gedeelte van een tweede uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting volgens de uitvinding, figuur 6 in figuur 6a twee naast elkaar liggende sporen, figuur 6b het tweede stuursignaal en figuur 6c een ander eerste 30 stuursignaal, figuur 7 in figuur 7a twee naast elkaar liggende sporen, figuur 7b het tweede stuursignaal, figuur 7c het radiale foutsignaal, figuur 7d een derde stuursignaal, figuur 7e weer een ander eerste stuursignaal en de figuren 7f en 7g een vierde stuursignaal, 35 figuur 8 een uitvoeringsvoorbeeld van de eerste korrektiewiddelen voor het afleiden van het stuursignaal van figuur 7e, en 8602911 PHN 11.943 8 figuur 9 een uitvoeringsvoorbeeld van de poorteenheid in de korrektiemiddelen van figuur 8.
Figuur 1 toont een gedeelte van een inrichting volgens de uitvinding. Het betreft hier een inrichting voor het uitlezen van 5 informatie uit de registratiedrager 1. Figuur 1 toont schematisch een doorsnede van een schijfvormige registratiedrager 1. Deze omvat een substraat 2 met een spoor in een struktuur omvattende putten en spiegels (niet getoond). De doorsnede is precies ter plaatse van en in de lengterichting van een spoor genomen. De reliëfvormige sporenstruktuur 10 is bedekt met een reflekterende laag 5 en een doorzichtige beschermlaag 6. De in de reliëfvormige sporenstruktuur vervatte informatie wordt uitgelezen doordat een door een laser 7 gegenereerde laserbundel via een objektiefstelsel 8 tot een uitleeslichtvlek P op het spoor wordt geprojekteerd en gefokusseerd, waarbij de gereflekteerde bundel via een 15 halfdoorlatende spiegel 9 en een bundelsplitser 10 wordt geprojekteerd op vier in rij gelegen optische detektoren 11a, 11b, 11c en 11d. De door die fotodetektoren geleverde stromen worden met behulp van een stroom-spanningsomzetter 12 in de signaalspanningen V^, V2, V3 en omgezet.
20 Ten behoeve van een goede uitlezing vindt de fokussering van het objektiefstelsel 8 plaats door de beweging van de lens L1 van het objektiefstelsel 8 in opwaartse en neerwaartse richting zoals aangegeven door de pijl. De sturing daarvoor vindt plaats door een fokusregelsignaal FE. In de uit de eerder genoemde Britse 25 oktrooiaanvrage nr.2.073.452 bekende inrichting wordt ten behoeve van de radiale volging de trefplaats van de laserbundel in radiale richting bestuurd op kommando van een radiaal regelsignaal ofwel radiaal foutsignaal RE. Deze regeling wordt verkregen door (op niet nader getoonde wijze) het hele optische stelsel 7, 8, 9, 10, 11 in radiale 30 richting te verplaatsen op kommando van het regelsignaal RE. Aan de hand van de later te bespreken figuren 4, 5 en 8 zal blijken dat in de inrichting volgens de uitvinding uit het radiale foutsignaal het eerste stuursignaal wordt afgeleid door middel van de korrektiemiddelen 48, 48' respektievelijk 48", welk eerste stuursignaal de radiale 35 positioneringsmiddelen 47 zal besturen.
De regelsignalen RE en FE worden gewonnen uit de signaalspanningen V^, V2, V3 en V^. Hiervoor zijn nodig, behalve 8602911 PHN 11.943 9 de som V1 + v2 + V3 + V4 ten behoeve van de winning van het hoogfrekwente datasignaal HF, het signaal (V^ + V4) - (V2 + V3) voor het signaal FE en het signaal (V1 + v2) - (V3 + V4) voor het signaal RE. Het afleiden van deze signalen vindt plaats in het blok 5 dat met het referentienununer 13 is aangegeven.
De beschrijving tot dusver is terug te vinden in Philips" Technical Review Vol. 40, 1982, no. 6, p.153-154. Het resterende gedeelte van een drietal uitvoeringsvoorbeeldén van de inrichting volgens de uitvinding zal later, aan de hand van de figuren 4, 5 en 8, 10 worden besproken.
Figuur 2 toont het gedrag van het hoogfrekwente datasignaal HF en van het radiale foutsignaal RE als funktie van de radiale verplaatsing van het objektiefstelsel en dus van de lichtvlek over het spoor. Figuur 2 toont in figuur 2a drie naast elkaar liggende 15 sporen die tesamen het spoor vormen dat spiraalvormig over de registratiedrager verloopt. Figuur 2b toont het hoogfrekwente datasignaal HF 20, waarvan de omhullende met 21 is aangeduid. Tussen de sporen is de hoeveelheid gereilekteerde licht het grootst. De omhullende is daar het hoogst. De modulatiediepte is daar juist het kleinst.
20 Precies op de sporen is de hoeveelheid gereflekteerde licht het kleinst. De omhullende is hier dus het laagst. De modulatiediepte is hier juist het grootst. Door vergelijking van het omhullende signaal 21met een (meelopende) drempel D kan een tweede stuursignaal S2 afgeleid worden, zie figuur 2c, dat hoog is indien de omhullende 21 25 kleiner is dan de drempel D en laag is indien de omhullende 21 groter is dan de drempel D. Door vergelijking van figuur 2a met figuur 2c wordt duidelijk dat het signaal S2 aangeeft of de lichtvlek min of meer op het spoor zit of niet. Figuur 2d geeft het radiale foutsignaal RE aan. Dit signaal wordt positief indien de lichtvlek naar links van een spoor 30 af beweegt en wordt negatief indien de lichtvlek naar rechts van een spoor af beweegt. Als de lichtvlek naar links of rechts van een spoor af beweegt zullen de radiale positioneringsmiddelen in de bekende inrichting het objektiefstelsel naar rechts respektievelijk naar links bewegen onder invloed van het signaal RE, zodat de lichtvlek weer op het 35 spoor gebracht wordt. Bovendien wordt uit de figuur 2d duidelijk dat voor uitwijkingen van de lichtvlek ten opzichte van het spoor van maximaal een kwart van de spoorsteek p de radiale volging een met de 86029 1 1 PHN 11.943 10 radiale afstand van de lichtvlek tot het spoor proportioneel verlopende regeling is, die de lichtvlek weer naar het spoor terugregelt. Voor uitwijkingen die groter zijn dan een kwart van de spoorsteek en kleiner zijn dan driekwart van de spoorsteek is er geen sprake meer van een 5 proportionele regeling. Komt de lichtvlek in dit gebied terecht, bij voorbeeld ten gevolge van mechanische schokken, dan kan dit tot gevolg hebben dat de regeling de lichtvlek naar het naburige spoor toe regelt. Om dit te voorkomen, wordt, bijvoorbeeld door gebruik making van het tweede stuursignaal, de radiale volging uitgeschakeld in het gebied 10 r0+p/4<r<r0+3p/4 en in het gebied ro-3p/4<r<r0-p/4. Vervolgens wordt door middel van de reeds besproken impulsachtige bekrachtiging geprobeerd de lichtvlek weer in het gebied rQ-p/4<r<r0+p/4 te krijgen, zodat de (proportionele) radiale positioneringsregeling weer kan worden ingeschakeld.
15 Volgens de uitvinding dient het proportionele regelbereik van de radiale volging te worden uitgebreid, zodanig dat ook voor uitwijkingen van de lichtvlek die groter zijn dan p/4 de radiale volging in staat is de lichtvlek naar het spoor terug te regelen. Men zou kunnen denken aan een uitbreiding van het regelbereik tot aan het midden tussen 20 de sporen. Figuur 3 toont een radiale positioneringsregeling met een regelbereik tot 3p/4 naar beide zijden van een spoor.
Figuur 3 toont in figuur 3a twee naast elkaar liggende sporen, figuur 3b toont weer het tweede stuursignaal S2 en figuur 3c toont het eerste stuursignaal S1. Het eerste stuursignaal S1 wordt 25 toegevoerd aan de radiale positioneringsmiddelen (47, zie figuren 4 en 5) en realiseren een radiale volging over een regelbereik tot maximaal 3p/4 naar beide zijden van het spoor. Het eerste stuursignaal S1 wordt afgeleid uit het radiale foutsignaal RE van figuur 2d, waarbij bij de afleiding van het eerste stuursignaal S1 gebruik wordt gemaakt van het 30 tweede stuursignaal S2 (het 'trackloss' signaal). Voor de regeling van de radiale positie van de lichtvlek ten opzichte van het spoor 30 in figuur 3a is het bijbehorende eerste stuursignaal met de kurve 32 aangegeven, zie figuur 3c. Voor de regeling van de radiale positie van de lichtvlek ten opzichte van het spoor 31 is het bijbehorende eerste 35 stuursignaal met de kurve 33 aangegeven, zie eveneens figuur 3c. Voor uitwijkingen van de lichtvlek ten opzichte van het spoor 30 die kleiner zijn dan of gelijk zijn aan p/4, komt de kurve 32 overeen met het 8602911 k « PHN 11.943 11 radiale foutsignaal RE. Voor uitwijkingen groter dan p/4 en kleiner dan (of gelijk aan) 3p/4 wordt het eerste stuursignaal S1 verkregen door spiegeling van het radiale foutsignaal RE rond de waarde die het radiale foutsignaal had bij de uitwijking p/4. Dit betekent voor een uitwijking 5 van de lichtvlek naar links ten opzichte van het spoor 30 een spiegeling rond de waarde van het radiale foutsignaal die behoort bij r=rQ-p/4.
Dat betekent een spiegeling rond de waarde REj,ax· Voor een afwijking naar rechts betekent dat een spiegeling rond de waarde van het radiale foutsignaal die behoort bij r=r0+p/4. Dat betekent een spiegeling rond 10 de waarde “RE,^. Met de onderbroken lijn in figuur 3c is het normale verloop van het radiale foutsignaal RE geschetst. Op dezelfde wijze is de kurve 33 voor de radiale volging rond het spoor 31 verkregen. Dat betekent dat voor uitwijkingen van de lichtvlek ten opzichte van het spoor 31 die kleiner zijn dan of gelijk zijn aan p/4 de kurve 33 15 overeenkomt met het radiale foutsignaal RE. Voor uitwijkingen groter dan p/4 en kleiner dan (of gelijk aan) 3p/4 wordt het eerste stuursignaal verkregen door spiegeling rond de waarde REmax (indien het een uitwijking naar links van het spoor 31 betreft) of rond de waarde -RE»ax (indien het een uitwijking naar rechts van het spoor 31 20 betreft). Uit figuur 3c is duidelijk dat over een regelbereik tot 3p/4 naast een spoor, het eerste stuursignaal S| een met de radiale afstand van de lichtvlek tot het betreffende spoor in hoofdzaak proportioneel verlopende waarde bezit. De werking van de radiale volging is nu als volgt.
25 Stel dat de lichtvlek zich op het spoor 30 bevindt. Ten gevolge van mechanische schokken beweegt de lichtvlek zich nu naar links of naar rechts van het spoor 30 af. De uitwijking van de lichtvlek blijkt groter te zijn dan p/4 en kleiner dan 3p/4. Dit betekent dat op een gegeven moment tijdens de beweging van het spoor 30 af de positie 30 r=r0-p/4 respektievelijk rQ+p/4 wordt gepasseerd. Op dit moment wordt de waarde RE,,^ of ~-REB,aY (voor een beweging naar links respektievelijk naar rechts van het spoor) opgeslagen zodat voor uitwijkingen groter dan p/4 het radiale foutsignaal RE uit figuur 2d kan worden gespiegeld. De lichtvlek wordt dus weer teruggeregeld naar het 35 spoor 30 onder invloed van het eerste stuursignaal S|, in de vorm van de kurve 32, welk eerste stuursignaal daarvoor aan de radiale positioneringsmiddelen 47 (zie figuren 4, 5 en 8) wordt toegevoerd.
8602911 PHN 11.943 12
Stel nu dat de mechanische schokken zo groot waren dat de lichtvlek een uitwijking naar rechts ten opzichte van het spoor 30 heeft die ligt tussen rQ+3p/4 en rQ+p. In dit geval zal de radiale regeling volgens de kurve 33 de lichtvlek naar het spoor 31 toe regelen.
5 Bevond de lichtvlek zich reeds op het spoor 31 dan zal de radiale regeling, op de wijze zoals hiervoor beschreven, de lichtvlek bij uitwijkingen tot maximaal 3p/4 naar links of rechts van het spoor 31,naar het spoor 31 terugregelen onder invloed van het eerste regelsignaal volgens de kurve 33. Krijgt de lichtvlek een uitwijking 10 naar links van het spoor 31 waarvan de grootte ligt tussen 3p/4 en p dan zal de lichtvlek naar het spoor 30 worden geregeld volgens de kurve 32.
Figuur 4 geeft schematisch het resterende deel van een eerste uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting volgens de uitvinding weer. Uitgaande van de signalen V1 tot en met V4, zie ook figuur 1, 15 wordt na optelling in de signaalkombineereenheid 40 en verder verwerking in 41, waarin onder andere een egalisatie plaats vindt, het hoogfrekwente datasignaal HF verkregen dat wordt toegevoerd aan de omhullende bepaler en drempelinrichting 42. Dit element bepaalt de omhullende 21 van het hoogfrekwente datasignaal HF en vergelijkt de 20 omhullende met de drempel D, zie figuur 2b. Het element 42 levert daarna als uitgangssignaal het tweede stuursignaal S2» zijnde het 'trackloss' signaal. Bovendien wordt, uitgaande van de signalen tot en met V^, na optelling in de signaalkombineereenheden 43 en 44 en aftrekking in de signaalkombineereenheid 45 en verdere verwerking in 46, 25 waarin een laagdoorlaatfiltering plaats vindt, het radiale foutsignaal RE afgeleid. De elementen 43 tot en met 46 vormen een deel van de eerste detektiemiddelen. Uit het radiale foutsignaal wordt nu het eerste stuursignaal S1 afgeleid, dat wordt toegevoerd aan de radiale positioneringsmiddelen 47. De radiale positioneringsmiddelen 47 bevatten 30 een (niet nader getoonde) besturingsinrichting, bij voorbeeld in de vorm van een aktuator, voor de positionering van het optische stelsel 7,8,9,10,11, zie figuur 1. De afleiding van het eerste stuursignaal S1 uit het radiale foutsignaal RE wordt gerealiseerd door middel van tot de eerste detektiemiddelen behorende korrektiemiddelen 48. Een ingang 49 35 van de korrektiemiddelen 48 ontvangt daartoe het radiale foutsignaal RE. Bovendien is een stuursignaalingang 50 van de middelen 48 gekoppeld met een uitgang van het element 42, voor het ontvangen van het 8602911 PHN 11.943 13 stuursignaal S2· De elementen 40,41 en 42 vormen de tweede detektiemiddelen voor het afleiden van het tweede stuursignaal S2.
De korrektiemiddelen 48 bevatten een sample-and-hold schakeling 51 en een signaalkombineereenheid 52. De ingang 49 is 5 enerzijds gekoppeld net een eerste ingang 53 van de kombineereenheid 52, en anderzijds via de sample-and-hold schakeling 51 gekoppeld met een tweede ingang 54 van de konbineereenheid 52. De kombineereenheid 52 is ingericht voor het net een faktor 2 vermenigvuldigen van het signaal toegevoerd aan zijn tweede ingang 54 en voor het daarvan aftrekken van 10 het signaal toegevoerd aan zijn eerste ingang 53. De kombineereenheid 52 bevat daartoe een versterkertrap 55 en een aftrekschakeling 56. De ingang 53 van de konbineereenheid 52 is gekoppeld met een eerste ingang 57 van de aftrekschakeling 56. De ingang 54 is via de versterkertrap 55, die een versterkingsfaktor van 2 bezit, gekoppeld met een tweede ingang 15 58 van de aftrekschakeling 56. De uitgang 59 van de aftrekschakeling 56 is gekoppeld met de uitgang van de kombineereenheid 52, die bovendien de uitgang 60 van de korrektiemiddelen 48 vormt. Verder is de stuursignaalingang 50 gekoppeld met de stuursignaalingang 61 van de sample-and-hold schakeling 51. De schakelaar 62 in deze schakeling 51 is 20 gesloten indien het stuursignaal S2 hoog is, zie figuur 3b. Dat betekent dus dat de schakelaar 62 gesloten is voor uitwijkingen van de lichtvlek van het spoor die kleiner dan of gelijk zijn aan p/4. Aan de uitgang 60 van de middelen 48 verschijnt dan een stuursignaal S1 dat gelijk is aan het radiale foutsignaal RE. Op het moment dat de lichtvlek 25 de positie r=rQ-p/4 (r0+p/4) passeert wordt het signaal S2 laag, zodat de schakelaar 62 geopend wordt. De tot de schakeling 51 behorende kondensator 63 houdt nu het signaal REJBax (of -RE^^) vast. Was de uitwijking van de lichtvlek naar links gericht dan wordt, voor uitwijkingen liggend tussen p/4 en 3p/4, het signaal S| aan de uitgang 30 60 gelijk aan 2.REBax - RE. Was de uitwijking van de lichtvlek naar rechts gericht dan wordt, voor uitwijkingen liggend tussen p/4 en 3p/4, het signaal aan de uitgang 60 gelijk aan ~2.REfflax - RE. Daarmee is de volledige kurve 32 van figuur 3c gerealiseerd. Op dezelfde wijze wordt natuurlijk de kurve 33 verkregen.
35 Zou de lichtvlek een nog grotere uitwijking naar links of naar rechts van het spoor af maken, dan wordt op het moment dat de positie r=rQ+3p/4 wordt bereikt de schakelaar 62 weer gesloten. Voor 8602911 * PHN 11.943 14 uitwijkingen liggend tussen 3p/4 en p wordt het signaal S1 aan de uitgang 60 dus weer gelijk aan RE. Dit betekent dus dat voor uitwijkingen ten opzichte van het spoor 30 in figuur 3a van maximaal 3p/4 de lichtvlek weer naar het spoor 30 wordt teruggeregeld. Wordt de 5 uitwijking (naar rechts) groter dan 3p/4, dan wordt de lichtvlek naar het spoor 31 geregeld.
Een andere uitwerking van de korrektiemiddelen is in figuur 5 beschreven. De signaalkombineereenheid 52' is hier in de vorm van een verschilversterker 65. De eerste ingang 53 van de 10 kombineereenheid 52' is via een eerste impedantie 66, in de vorm van een weerstand met weerstandswaarde R-j, gekoppeld met de inverterende ingang (-) van de verschilversterker 65. De tweede ingang 54 is gekoppeld met de niet-inverterende ingang (+) van de versterker 65. De uitgang van de versterker 65 vormt de uitgang 60 van de 15 korrektiemiddelen 48', en is bovendien via een tweede impedantie 67, in de vorm van een weerstand met weerstandswaarde R2, gekoppeld met de inverterende ingang van de versterker 65. De werking van de middelen 48' van figuur 5 is gelijk aan die van de middelen 48 van figuur 4 indien R^ gelijk is aan R2.
20 Meer algemeen gesteld kunnen de eerste korrektiemiddelen het eerste stuursignaal op de volgende wijze uit het radiale foutsignaal afleiden. Binnen het regelbereik voor uitwijkingen van de lichtvlek kleiner dan of gelijk aan p/4 geldt dan
S.j = c.RE
25 en in het regelbereik voor uitwijkingen liggend tussen p/4 en 3p/4 geldt dan
S1 = a'REmax - b*RE
waarbij REmax de waarde (inklusief het teken) van het radiale foutsignaal is voor een uitwijking p/4 in dezelfde richting als de 30 werkelijke uitwijking van de lichtvlek, en waarbij a, b en c konstanten zijn waarvoor geldt: a-blc.
Figuur 6 toont in figuur 6a en 6b weer de twee sporen 30 en 31 respektievelijk het tweede stuursignaal S2. Figuur 6c toont het eerste stuursignaal S^, voor het geval dat c=1 en a-b>c. Voor 35 afwijkingen vanaf het spoor 30 geldt het stuursignaal in de vorm van de kurve 70. Voor afwijkingen vanaf het spoor 31 geldt het stuursignaal in de vorm van de kurve 71.
8602911 PHN 11.943 15
Er zijn diskontinuiteiten aanwezig in de kurves 70 en 71. Voor de kurve 70 liggen die bij de posities r=rQ-p/4 en r=rQ+p/4. Ook is duidelijk dat over het gehele regelbereik van uitwijkingen tot maximaal 3p/4 van een spoor de kurve 70 (en 71) een eet 5 de radiale afstand van de lichtvlek tot dit spoor proportioneel verlopende waarde bezit.
Figuur 7 toont in figuur 7e een eerste stuursignaal dat in een bereik van maximaal p/2 rond een spoor een met de radiale afstand van de lichtvlek tot dit spoor in hoofdzaak proportioneel verlopende 10 waarde bezit. In het gebied binnen p/4 rond een spoor komt het eerste stuursignaal weer overeen met het radiale foutsignaal RE. In het gebied van uitwijkingen liggend tussen p/4 en p/2 vanaf een spoor wordt het eerste stuursignaal verkregen door spiegeling van het radiale foutsignaal rond de waarde die het radiale foutsignaal had voor r=p/4 in 15 de zelfde richting als de uitwijking van de lichtvlek. Men verkrijgt dan de kurves 73 en 74 in figuur 7e. Deze kurves komen binnen het bereik van p/2 overeen met de kurves 32 en 33 van figuur 3c.
Figuur 8 toont eerste korrektiemiddelen 48" waarmee het stuursignaal Sj van figuur 7e kan worden gerealiseerd. De 20 korrektiemiddelen 48" van figuur 8 tonen veel overeenkomst met de korrektiemiddelen 48 van figuur 4. De korrektiemiddelen 48" bevatten verder nog een eenheid 79 die uitgaande van het signaal RE het signaal S3, zie figuur 7d, afleidt. Het signaal S3 wordt hoog indien RE positief is en laag indien RE negatief is, zie ook figuur 7c. Het 25 signaal S3 en het signaal S2 worden toegevoerd aan een poorteenheid 80 die uit de beide signalen een stuursignaal S4 afleidt voor het besturen van de stand van een schakelaar 81. Verder is de uitgang van de sample-and-hold schakeling 51 nog via een inverterende versterker 82 gekoppeld met de ene klem 83 van de schakelaar 81. De uitgang van de 30 sample-and-hold schakeling is bovendien rechtstreeks gekoppeld met een tweede klem 84 van de schakelaar 81, waarvan de vaste klem 85 is gekoppeld met de ingang van de versterkertrap 55. Is het signaal S4 laag, dan staat de schakelaar 81 in de bovenste stand. Is het signaal S4 hoog, dan staat de schakelaar 81 in de onderste stand.
35 Figuur 7f geeft het gedrag van het signaal S4 aan bij een beweging van de lichtvlek van het spoor 30 af en figuur 7g geeft het gedrag van het stuursignaal S4 aan bij een beweging van de lichtvlek 8602911 PHN 11.943 16 van het spoor 31 af. Een mogelijk uitvoeringsvoorbeeld van de poortschakeling 80 is in figuur 9 weergegeven. Het signaal S2 wordt toegevoerd aan een inverter 87 en aan een resetingang r van een flipflop 93. De uitgang van de inverter 87 is gekoppeld met een ingang van een EN 5 poort 92. Het signaal S3 wordt rechtstreeks en via een inverter 88 toegevoerd aan een monostabiele multivibrator 89 respektievelijk 90. De uitgangen van deze multivibratoren 89 en 90 zijn via een OF poort 91 gekoppeld met een tweede ingang van de EN poort 92, waarvan de uitgang is gekoppeld met de klokingang cl van de flipflop 93. De uitgang Q 10 van de flipflop 93 levert het signaal S4. De werking is als volgt.
Bevindt de lichtvlek zich hoofdzakelijk op een spoor, dat wil zeggen S2 is hoog, dan is de uitgang van de inverter 87 laag en blokkeert de EN poort 92. De Q uitgang van de flipflop 93 is dan laag, zie figuur 7b, 7f en 7g. Bevond de lichtvlek zich op het spoor 30 15 en loopt de lichtvlek naar rechts van het spoor, dan zal op het moment r=r()+p/4 het signaal S2 laag worden. Dat betekent dat schakelaar 62 geopend wordt. De EN poort 92 is niet meer geblokkeerd. Daar de flipflop 93 alleen wordt teruggezet na een opgaande flank aan de resteingang r, gebeurt er dus niets met het signaal s4. Het blijft laag. Zou de 20 lichtvlek, vóór dat het punt r=rQ+p/2 bereikt wordt, weer terugkeren naar het spoor 30, dan zal het signaal S4 laag blijven. De resetpuls op het moment dat het punt r=rQ+p/4 wordt gepasseerd heeft geen effekt aangezien de Q uitgang van de flipflop 93 al hoog was. Wel sluit de schakelaar 62 zich.
25 Loopt de lichtvlek echter verder naar rechts en wordt het punt r=rQ+p/2 gepasseerd, dan wordt via de monostabiele multivibrator 89 (aangenomen wordt dat de multivibratoren 89 en 90 op een opgaande flank aan hun ingang een impuls afgeven), de OF poort 91 en de EN poort 92 een impuls toegevoerd aan de klokingang cl van de flipflop 93. Het 30 signaal aanwezig aan de D ingang wordt doorgeschoven naar de uitgang Q.
Het gevolg is dat S4 hoog wordt. Dit betekent dat de schakelaar 81 in figuur 8 in de onderste stand komt te staan. Dit betekent dat is overgeschakeld naar de kurve 74, zie figuur 7e en 7f. De lichtvlek wordt nu naar het spoor 31 geregeld. Passeert de lichtvlek het punt 35 r=rQ+3p/4 dan zorgt de opgaande flank in het signaal S2 ervoor dat de flipflop 93 gereset wordt. Het signaal S4 wordt daardoor weer laag. De schakelaar 81 staat weer in de bovenste stand. Bovendien wordt 8602911 4 PHN 11.943 17 op dit moment de schakelaar 62 weer gesloten, zodat de regeling naar het spoor 31 nog altijd volgens de kurve 74, zie figuur 7e, plaats vindt.
Bevond de lichtvlek zich op het spoor 31, dan zal bij een beweging naar links, op het moment dat de positie r=rQ+3p/4 wordt 5 gepasseerd alleen de schakelaar 62 openen, zie figuur 7g. Op het moment dat de positie r=rQ+p/2 wordt gepasseerd zal, ten gevolge van de neergaande flank in het signaal S3, via de inverter 88, de multivibrator 90, de OF poort 91 en de EN poort 92 een impuls worden toegevoerd aan de klokingang cl van de flipflop 93 waardoor hoog 10 wordt. De schakelaar 81 komt in de onderste stand. Passeert de lichtvlek vervolgens de positie r=rQ+p/4 dan wordt ten gevolge van het signaal S2 de flipflop gereset. Het signaal wordt weer laag, zie figuur 7g.
Vergelijken wij de kurves van figuur 7e met die van 15 figuur 3c, dan is duidelijk dat in beide gevallen de proportionele regeling is uitgebreid tot uitwijkingen groter dan p/4 ten opzichte van het spoor. Met de kurves volgens figuur 3c wordt bovendien een veel sterkere terugregeling naar e|n spoor toe gerealiseerd dan met de kurves van figuur 7e. Dit enerzijds omdat de regeling van figuur 3c over een 20 veel groter bereik plaatsvindt, namelijk tot uitwijkingen van 3p/4 ten opzichte van een spoor, anderzijds omdat, bij overeenkomstige versterkingsfaktoren, het regelsignaal van figuur 3c een veel grotere waarde bereikt. De regeling van figuur 3c is dus veel minder gevoelig voor mechanische schokken en zal de lichtvlek dan ook in meer gevallen 25 naar hetzelfde spoor terugregelen. Het zij vermeld dat de uitvinding niet enkel van toepassing is op de getoonde uitvoeringsvoorbeelden. De uitvinding is eveneens van toepassing op die uitvoeringsvoorbeelden die op niet op de uitvinding betrekking hebbende punten van de getoonde uitvoeringsvoorbeelden verschillen. Zo toonden de 30 uitvoeringsvoorbeelden enkel inrichtingen voor het uitlezen van informatie uit een spoor. De uitvinding is echter ook van toepassing op inrichtingen voor het schrijven van informatie in een spoor. In dat geval dient, zoals reeds gezegd, een geleidingsspoor aanwezig te zijn die door de inrichting wordt uitgelezen en waaruit de inrichting dan de 35 noodzakelijke stuursignalen, zoals het radiale foutsignaal en het eerste en het tweede stuursignaal afleidt. Ook kunnen de optische detektiemiddelen meer dan één lichtvlek genereren die dan gebruikt 8602911 PHN 11.943 18 kunnen worden voor het bepalen van de radiale positie van de schrijf- of leeslichtvlek.
8 60 2 9 1 1

Claims (11)

1. Inrichting voor het inschrijven en/of uitlezen van informatie in of uit in hoofdzaak tangentiaal verlopende sporen van een schijfvoraige registratiedrager,welke inrichting is voorzien van: - een lichtbron voor het leveren van een lichtbundel, 5. een objektiefstelsel voor het fokusseren van de lichtbundel tot een lichtvlek op de registratiedrager, - eerste, op de struktuur van de sporen aansprekende, detektiemiddelen voor het genereren van een eerste stuursignaal dat over een regelbereik van p/4, aet p de spoorsteek, ter weerszijden van een spoor een aet de 10 radiale afstand van de lichtvlek tot dit spoor in hoofdzaak proportioneel verlopende waarde bezit, en - radiale positioneringsmiddelen voor het regelen van de radiale positie van de lichtvlek op een spoor onder invloed van dit eerste stuursignaal, et het kenmerk, dat de eerste detektiemiddelen zijn voorzien van 15 korrekti emiddelen voor het uitbreiden van het in hoofdzaak proportionele regelbereik tot een waarde groter dan p/4.
2. Inrichting volgens konklusie 1, aet het kenmerk, dat de korrektiemiddelen zijn ingericht voor het uitbreiden van het in hoofdzaak proportionele regelbereik tot een waarde van p/2.
3. Inrichting volgens konklusie 1, met het kenmerk, dat de korrektiemiddelen zijn ingericht voor het uitbreiden van het in hoofdzaak proportionele regelbereik tot een waarde van 3p/4.
4. Inrichting volgens één der voorgaande konklusies, waarbij de eerste detektiemiddelen zijn ingericht voor het afleiden van 25 een radiaal foutsignaal als funktie van de afwijking van de lichtvlek in radiale richting gezien ten opzichte van een spoor, welk radiaal foutsignaal bij het over meer sporen in radiale richting verplaatsen van de lichtvlek een door de sporenstruktuur bepaald periodiek verloop bezit, met het kenmerk, dat de korrektiemiddelen zijn ingericht voor het 30 afleiden van het eerste stuursignaal uit het radiale foutsignaal, waarbij voor uitwijkingen van de lichtvlek kleiner dan of gelijk aan p/4, het eerste stuursignaal voldoet aan de vergelijking S.j = c.RE en voor uitwijkingen van de lichtvlek groter dan p/4 aan de vergelijking 35 S1 = a.RE^ “ b.RE waarbij RE de waarde van het radiale foutsignaal is voor een uitwijking 86029 1 1 PHN 11.943 20 r in een zekere richting van het spoor, REmax de waarde (inklusief het teken) van het radiale foutsignaal is voor een uitwijking p/4 in dezelfde richting en waarbij a, b en c konstanten zijn waarvoor geldt a-b2c.
5. Inrichting volgens konklusie 4, met het kenmerk, dat a_>2 en dat b=a-c.
6. Inrichting volgens konklusie 5, met het kenmerk, dat a=2 en b=1.
7. Inrichting volgens één der konklusies 4 tot en met 6, 10 voor zover afhankelijk van konklusie 2 of 3, voorzien van tweede detektiemiddelen voor het afleiden van een tweede stuursignaal dat aangeeft of de lichtvlek min of meer op een spoor is gepositioneerd of niet, met het kenmerk, dat de korrektiemiddelen een signaalkombineer-eenheid en een sample-and-hold schakeling bevatten, dat de ingang van de 15 korrektiemiddelen enerzijds is gekoppeld met een eerste ingang van de signaalkombineereenheid, anderzijds via de sample-and-hold schakeling is gekoppeld met een tweede ingang van de signaalkombineereenheid, waarvan een uitgang is gekoppeld met een uitgang van de korrektiemiddelen, dat een uitgang van de tweede detektiemiddelen is gekoppeld met een 20 stuursignaalingang van de sample-and-hold schakeling, welke sample-and-hold schakeling is ingericht voor het al dan niet vasthouden van het signaal aangeboden aan een ingang onder invloed van het tweede stuursignaal.
8. Inrichting volgens konklusie 7, met het kenmerk, datde 25 signaalkombineereenheid is ingericht voor het met een versterkingsfaktor a versterken van het signaal toegevoerd aan zijn tweede ingang en voor het met een versterkingsfaktor b versterken van het signaal toegevoerd aan zijn eerste ingang, en is ingericht voor het van het met de versterkingsfaktor a versterkte signaal aftrekken van het met de 30 versterkingsfaktor b versterkte signaal, en dat de sample-and-hold schakeling is ingericht voor het vasthouden van het signaal toegevoerd aan zijn ingang indien de tweede detektiemiddelen een zodanig tweede stuursignaal afgeven, dat het aangeeft dat de lichtvlek niet op het spoor is gepositioneerd.
9. Inrichting volgens konklusie 8, met het kenmerk, dat designaalkombineereenheid een versterkertrap en een aftrekschakeling bevat, dat de eerste ingang van de signaalkombineereenheid is gekoppeld 8602911 PHN 11.943 21 Het een eerste ingang van de aftrekschakeling, dat de tweede ingang van de signaalkoMbineereenheid via de versterkertrap is gekoppeld met een tweede ingang van de aftrekschakeling, waarvan een uitgang is gekoppeld met de uitgang van de signaalkombineereenheid.
10. Inrichting volgens konklusie 8, met het kenmerk, dat de signaalkombineereenheid een verschilversterker bevat, dat de eerste ingang van de signaalkombineereenheid via een eerste impedantie is gekoppeld met een inverterende ingang van de verschilversterker, de tweede ingang van de signaalkombineereenheid is gekoppeld met de niet-10 inverterende ingang van de verschilversterker, waarvan een uitgang enerzijds is gekoppeld met de uitgang van de signaalkombineereenheid, en anderzijds via een tweede impedantie is gekoppeld met de inverterende ingang van de verschilversterker.
11. Inrichting volgens konklusie 10, voor zover afhankelijk 15 van konklusie 6, met het kenmerk, dat de impedantiewaardes van de twee impedanties aan elkaar gelijk zijn. 8602911
NL8602911A 1986-11-17 1986-11-17 Inrichting voor het inschrijven en/of uitlezen van informatie in respektievelijk uit een schijfvormige registratiedrager. NL8602911A (nl)

Priority Applications (14)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8602911A NL8602911A (nl) 1986-11-17 1986-11-17 Inrichting voor het inschrijven en/of uitlezen van informatie in respektievelijk uit een schijfvormige registratiedrager.
US07/034,968 US4843602A (en) 1986-11-17 1987-04-06 Apparatus providing extended range of proportional control of the radial excursion of a write/read light spot on the tracks of a disc-shaped record carrier
DE8787202140T DE3777542D1 (de) 1986-11-17 1987-11-05 Geraet zum aufzeichnen und/oder wiedergeben von informationen auf einen/von einem plattenfoermigen aufzeichnungstraeger.
EP87202140A EP0268321B1 (en) 1986-11-17 1987-11-05 Apparatus for writing and/or reading information in/from a disc shaped record carrier
AT87202140T ATE73950T1 (de) 1986-11-17 1987-11-05 Geraet zum aufzeichnen und/oder wiedergeben von informationen auf einen/von einem plattenfoermigen aufzeichnungstraeger.
JP62284093A JPS63148434A (ja) 1986-11-17 1987-11-10 ディスク状記録担体を用いた情報装置
MX9232A MX160215A (es) 1986-11-17 1987-11-11 Mejoras en aparato para escribir y/o leer la informacion en/desde una portadora de registro en forma de disco
CA000551700A CA1308192C (en) 1986-11-17 1987-11-12 Apparatus for writing and/or reading information in/from a disc shaped record carrier
DK596387A DK596387A (da) 1986-11-17 1987-11-13 Apparat til indlaesning i og/eller aflaesning fra en skiveformet registreringsbaerer
CN87107886A CN1009775B (zh) 1986-11-17 1987-11-14 从盘形记录媒体读取信息和/或将信息写入该媒体的设备
BR8706154A BR8706154A (pt) 1986-11-17 1987-11-16 Aparelho para gravacao e/ou leitura de informacoes em/de trilhas substancialmente tangenciais sobre um suporte de registro em forma de disco
AU81234/87A AU611611B2 (en) 1986-11-17 1987-11-16 Apparatus providing extended range of proportional control of the radial excursion of a write/read light spot on the tracks of a disc-shaped record carrier
KR870012864A KR880006665A (ko) 1986-11-17 1987-11-16 정보기록 및 판독장치
CS878252A CZ825287A3 (en) 1986-11-17 1987-11-17 Apparatus for recording on and/or reproducing from tangential tracks

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8602911 1986-11-17
NL8602911A NL8602911A (nl) 1986-11-17 1986-11-17 Inrichting voor het inschrijven en/of uitlezen van informatie in respektievelijk uit een schijfvormige registratiedrager.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8602911A true NL8602911A (nl) 1988-06-16

Family

ID=19848845

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8602911A NL8602911A (nl) 1986-11-17 1986-11-17 Inrichting voor het inschrijven en/of uitlezen van informatie in respektievelijk uit een schijfvormige registratiedrager.

Country Status (14)

Country Link
US (1) US4843602A (nl)
EP (1) EP0268321B1 (nl)
JP (1) JPS63148434A (nl)
KR (1) KR880006665A (nl)
CN (1) CN1009775B (nl)
AT (1) ATE73950T1 (nl)
AU (1) AU611611B2 (nl)
BR (1) BR8706154A (nl)
CA (1) CA1308192C (nl)
CZ (1) CZ825287A3 (nl)
DE (1) DE3777542D1 (nl)
DK (1) DK596387A (nl)
MX (1) MX160215A (nl)
NL (1) NL8602911A (nl)

Families Citing this family (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL8802435A (nl) * 1988-10-05 1990-05-01 Philips Nv Inrichting voor het aftasten van een registratiedrager, alsmede een regelschakeling voor toepassing in een dergelijke inrichting.
JPH0354737A (ja) * 1989-07-24 1991-03-08 Sony Corp 光学記録および/または再生装置
US5644560A (en) * 1991-12-26 1997-07-01 Sony Corporation Three-beam detecting system phase difference detector which eliminates phase difference error
CN1383549A (zh) * 2000-06-23 2002-12-04 皇家菲利浦电子有限公司 记录和/或再现光记录载体的设备
AU2003255961A1 (en) * 2002-08-28 2004-03-19 Koninklijke Philips Electronics N.V. Track jump unit.
WO2005081235A1 (en) * 2004-01-26 2005-09-01 Koninklijke Philips Electronics N.V. Anti-shock optical recording and reproducing device
JP4972602B2 (ja) 2008-04-10 2012-07-11 株式会社日立製作所 光信号検出回路及びそれを用いた情報再生装置

Family Cites Families (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4037252A (en) * 1973-11-10 1977-07-19 U.S. Philips Corporation Apparatus for reading a disc-shaped record carrier with plural scanning spots for stable radial tracking
JPS5371808A (en) * 1976-12-08 1978-06-26 Toshiba Corp Optical information reader
NL8001974A (nl) * 1980-04-03 1981-11-02 Philips Nv Spoorvolginrichting.
NL8200208A (nl) * 1982-01-21 1983-08-16 Philips Nv Inrichting voor het uitlezen van een schijfvormige registratiedrager.
US4530079A (en) * 1983-03-23 1985-07-16 Xerox Corporation Track following system for optical disc drive
JPS6074129A (ja) * 1983-09-30 1985-04-26 Sony Corp 光学式デイスクのトラツキングサ−ボ回路
JPS60119641A (ja) * 1983-12-01 1985-06-27 Pioneer Electronic Corp トラッキングエラ−信号発生装置

Also Published As

Publication number Publication date
MX160215A (es) 1990-01-04
AU611611B2 (en) 1991-06-13
EP0268321A1 (en) 1988-05-25
DK596387A (da) 1988-05-18
US4843602A (en) 1989-06-27
CZ825287A3 (en) 1993-03-17
CA1308192C (en) 1992-09-29
CN87107886A (zh) 1988-06-01
AU8123487A (en) 1988-05-19
EP0268321B1 (en) 1992-03-18
BR8706154A (pt) 1988-06-21
JPS63148434A (ja) 1988-06-21
KR880006665A (ko) 1988-07-23
DE3777542D1 (de) 1992-04-23
DK596387D0 (da) 1987-11-13
ATE73950T1 (de) 1992-04-15
CN1009775B (zh) 1990-09-26

Similar Documents

Publication Publication Date Title
EP0457567B1 (en) Tracking error signal generator
US4740679A (en) Disc focus servo-circuit with ordered reference level setting means
NL8802435A (nl) Inrichting voor het aftasten van een registratiedrager, alsmede een regelschakeling voor toepassing in een dergelijke inrichting.
JPH02101637A (ja) 光学的情報記録再生装置
NL194970C (nl) Inrichting voor het verschaffen van een nauwkeurig foutsignaal in een optische registratieaandrijfinrichting.
US4661942A (en) Control apparatus for information storage and retrieval system
NL8602911A (nl) Inrichting voor het inschrijven en/of uitlezen van informatie in respektievelijk uit een schijfvormige registratiedrager.
EP0317224B1 (en) Focus detection system for an optical disk drive using photo sensor elements in the far field of information pits
US5341353A (en) Actuator position detector, actuator position controller and track search controller
US5642341A (en) CD ROM apparatus for improved tracking and signal sensing
US5235584A (en) Apparatus for detecting a position of a light spot on an optical disc
JPH0368456B2 (nl)
EP0497549B1 (en) Light spot position detector
EP0661697B1 (en) Servo control technique for an optical recording and reproducing system
US6091679A (en) Tracking error signal generating method and apparatus
JPH0264932A (ja) 情報記録媒体、それを用いた情報記録装置、及び情報記録方法
JP2883538B2 (ja) 光学的情報再生装置
Suhara et al. Theoretical analysis of super-resolution readout of disc data by semiconfocal pickup heads
US5812515A (en) Apparatus and method for playing back optical recording having high linear density
KR100312324B1 (ko) 제로크로싱레벨정합장치및그방법
JPH0721588A (ja) 光記録媒体及び光記録媒体の再生装置
KR0127226B1 (ko) 디스크 기록/재생장치의 포커싱 서보회로
JPH0758551B2 (ja) 光学的情報再生装置
JP3011491B2 (ja) トラッキングエラー検出装置
JPH08329479A (ja) 位置検出器及び位置制御装置

Legal Events

Date Code Title Description
A1B A search report has been drawn up
BV The patent application has lapsed