NL8600267A

NL8600267A - Elektrodynamische omzetter.

Info

Publication number: NL8600267A
Application number: NL8600267A
Authority: NL
Original assignee: Philips Nv
Priority date: 1986-02-04
Filing date: 1986-02-04
Publication date: 1987-09-01
Also published as: EP0235838B1; DE3774901D1; US4829582A; JP2608554B2; ATE70152T1; JPS62185500A; DK50087D0; EP0235838A1; DK50087A

Description

#-.--/¾ PHN 11.641 1 N.V. Philips' Gloeilampenfabrieken te Eindhoven.

Elektrodynamische omzetter.

De uitvinding heeft betrekking op een elektrodynamische omzetter, voorzien van een magneetsysteem, een membraan en een spreekspoelinrichting gekoppeld met het membraan, waarbij ten minste een gedeelte van de spreekspoel van de spreekspoelinrichting zich in een 5 luchtspleet van het magneetsysteem bevindt, en het magneetsysteem is gekoppeld met een frame, welk frame is voorzien van een aansluiteenheid met ten minste twee elektrische koppelmiddelen, elk elektrisch koppelmiddel bevattende een elektrisch met elkaar gekoppeld eerste en een tweede aansluitpunt, waarbij de eerste aansluitpunten van beide 10 elektrische koppelmiddelen zijn bedoeld voor het ontvangen van een elektrisch signaal, en de tweede aansluitpunten van beide elektrische koppelmiddelen elk via een bijbehorende verbindingsdraad elektrisch zijn gekoppeld met de beide elektrische aansluitingen van de spreekspoel. De uitvinding heeft eveneens betrekking op een werkwijze voor het 15 elektrisch koppelen van de beide elektrische aansluitingen van de spreekspoel met de twee tweede aansluitpunten van de aansluiteenheid bij een dergelijke omzetter.

Een omzetter van de in de aanhef genoemde soort is bekend uit Funkschau 1983, deel 7, het artikel "Der Lautsprecher im Detail", 20 zie pag. 99-103, in het bijzonder figuur 1 op pagina 99.

Het produktieproces van de bekende omzetter is hier en daar nogal omslachtig, zodat de produktietijd relatief lang is en de produktiekosten relatief hoog zijn. Bovendien blijkt de bekende omzetter soms een relatief hoge vervorming in zijn uitgangssignaal te bezitten.

25 De uitvinding beoogt nu een aantal maatregelen te verschaffen voor het verlagen van de produktietijd en daarmee de produktiekosten van de omzetter en die, in kombinatie, een omzetter met een lagere vervorming in het uitgangssignaal opleveren. De omzetter volgens de uitvinding heeft daartoe het kenmerk, dat de verbindingsdraden zijn voorzien van, 30 een mechanische koppeling tussen de verbindingsdraden vormende, afstandsmiddelen, welke afstandsmiddelen van een elektrisch niet geleidend materiaal zijn vervaardigd en zijn bedoeld voor het op een .7 £ :· · ¢. 7 « ^ - ί PHN 11.641 2 zodanige afstand van de verbindingsdraden ten opzichte van elkaar houden dat, tijdens het elektrisch koppelen van deze verbindingsdraden met de twee tweede aansluitpunten, de afstand van de verbindingsdraden ter plekke waar zij met de tweede aansluitpunten elektrisch gekoppeld zullen 5 worden, tenminste ongeveer overeenkomt met de afstand tussen de twee tweede aansluitpunten van de aansluiteenheid.

De uitvinding is onder andere gebaseerd op het inzicht dat er een versnelling van het produktieproces te realiseren is in de fase waarbij de beide elektrische aansluitingen van de spreekspoel met 10 de twee tweede aansluitpunten van de aansluiteenheid gerealiseerd worden.

Dit elektrisch koppelen van de elektrische aansluitingen van de spreekspoel met de twee tweede aansluitpunten van de aansluiteenheid gebeurt bij de bekende omzetter op de volgende manier: 15 - elk van de aansluitingen van de spreekspoel wordt elektrisch gekoppeld met één uiteinde van een bijbehorende verbindingsdraad, - in de buurt van het andere uiteinde van de beide verbindingsdraden worden afstandsmiddelen in de vorm van een spiraalvormig veertje op de verbindingsdraden geschoven. Het veertje, dat in het algemeen van een 20 metaal is, blijft zitten ten gevolge van de klemkracht die de twee spiraalwindingen waartussen een verbindingsdraad is aangebracht, op deze verbindingsdraad uitoefent. De afstand die het veertje tussen de beide verbindingsdraden vastlegt is zodanig dat, ter plaatse waar de verbindingsdraden met de twee tweede aansluitpunten elektrisch gekoppeld 25 moeten worden, deze afstand ten minste ongeveer overeenkomt met de afstand tussen de twee tweede aansluitpunten van de aansluiteenheid, - vervolgens wordt de spreekspoelinrichting (dat is de spreekspoel met de verbindingsdraden en het veertje, en in het algemeen ook een spider) geplaatst in het frame van de omzetter waarin het magneetsysteem reeds 30 is opgenomen. Dit betekent dat de spreekspoel in de luchtspleet van het magneetsysteem wordt gepositioneerd, - vervolgens worden de verbindingsdraden over de aansluiteenheid heen gelegd, zodat de elektrische koppeling tussen de twee verbindingsdraden met de twee tweede aansluitpunten kan worden gerealiseerd, door middel 35 van solderen.

- Daarna wordt het veertje verwijderd. Dit veertje kan later bij het koppelen van de verbindingsdraden met de tweede aansluitpunten van een A V /¾ 7 vy J -V _ ·—»

f — V

PHN 11.641 3 volgende omzetter worden gebruikt. Door nu, volgens de uitvinding, afstandsmiddelen te gebruiken die van een elektrisch niet geleidend materiaal te maken, en deze mechanisch met de verbindingsdraden te koppelen, heeft men de mogelijkheid, na het elektrisch koppelen van de 5 verbindingsdraden met de twee tweede aansluitpunten deze afstandsmiddelen te laten zitten. Er is dus geen processtap meer nodig waarin de afstandsmiddelen verwijderd moeten worden. Bovendien kunnen de afstandsmiddelen goedkoper worden vervaardigd. Zo kunnen de afstandsmiddelen zijn in de vorm van een draad van kunststof. Daarbij 10 kan gedacht worden aan bij voorbeeld nylon.

De mechanische koppeling tussen de draad van kunststof en de verbindingsdraden kan bij voorbeeld worden gerealiseerd door bij verhoogde temperatuur, waarbij de kunststof enigszins week wordt, de verbindingsdraden in te drukken in de draad van kunststof, zodat deze 15 verbindingsdraden vervolgens ten minste gedeeltelijk in de draad van kunststof ingesmolten worden.

Indien bovendien de aansluiteenheid verder is voorzien van mechanische koppelmiddelen die samenwerken met de afstandsmiddelen voor het, vóór het elektrisch koppelen van de twee verbindingsdraden 20 met de twee tweede aansluitpunten, verkrijgen van een mechanische koppeling tussen de verbindingsdraden en de aansluiteenheid kan een verlaging in de vervorming van de omzetter gerealiseerd worden. Deze maatregel is gebaseerd op het volgende inzicht.

Tijdens het produktieproces van de bekende omzetter 25 wordt, vóórdat de elektrische koppeling tussen de verbindingsdraden en de tweede aansluitpunten wordt gerealiseerd, het gedeelte van de verbindingsdraden tussen de twee tweede aansluitpunten en de spreekspoel iets omhoog gebogen, zodat er een overlengte ontstaat. Deze overlengte is noodzakelijk om de beweging van de spreekspoel, indien in bedrijf, 30 niet te hinderen.

Ten gevolge van het gebruik van het veertje ontstaan er toleranties in de lengte van de verbindingsdraden tussen spreekspoel en tweede aansluitpunten. Deze lengte kan dan soms te kort zijn, zodat de spreekspoel dan toch in zijn beweging wordt gehinderd (een minder grote 35 maximale - en onvervormde - uitwijking kan bereiken).

Door nu de verbindingsdraden te voorzien van afstandsmiddelen die mechanisch met de verbindingsdraden zijn gekoppeld j» * ' , f. ^ PHN 11.641 4 en die bovendien mechanisch samenwerken met de mechanische koppelmiddelen van de aansluiteenheid kan, vóórdat de elektrische verbinding tussen de verbindingsdraden en de tweede aansluitpunten gerealiseerd wordt, eerste de mechanische verbinding tussen de 5 afstandsmiddelen en de mechanische koppelmiddelen van de aansluiteenheid gelegd worden. Daar de lengte van de verbindingsdraden tussen de mechanische aansluiting met de spreekspoelinrichting enerzijds en de afstandsmiddelen anderzijds goed gedefinieerd is, en zo gekozen is dat rekening gehouden is met de benodigde overlengte van de 10 verbindingsdraden tussen de aansluiting met de spreekspoel enerzijds en de twee aansluitpunten anderzijds, kan een korrekte elektrische verbinding tussen spreekspoel en elektrische koppelmiddelen gelegd worden, die van voldoende lengte is om de spreekspoel, tijdens gebruik, niet in zijn beweging te hinderen.

15 Dit resulteert in een elektrodynamische omzetter met een lagere vervorming.

De mechanische koppeling tussen de mechanische koppelmiddelen van de aansluiteenheid en de afstandsmiddelen kan door middel van klemming gerealiseerd worden. Hierdoor wordt een simpele 20 · mechanische koppeling verkregen. De mechanische koppelmiddelen bevatten daartoe een ruimte voor het erin positioneren van de afstandsmiddelen, en bevatten eventueel ook ruimten voor het erin positioneren van een gedeelte van de lengte van de twee verbindingsdraden.

De werkwijze voor het elektrisch koppelen van de 25 elektrische aansluitingen van de spreekspoel met de twee tweede aansluitpunten van de aansluiteenheid kan zijn gekenmerkt, doordat (a) aan elk der elektrische aansluitingen van de spreekspoel een uiteinde van een bijbehorende verbindingsdraad wordt bevestigd, (b) de afstandsmiddelen mechanisch met de twee verbindingsdraden worden 30 gekoppeld, (c) de spreekspoel wordt gepositioneerd in de luchtspleet van het magneetsysteem dat is opgenoraen in een frame, (d) de mechanische koppeling tussen de afstandsmiddelen en de mechanische koppelmiddelen van de aansluiteenheid gerealiseerd wordt, en 35 vervolgens (e) de elektrische koppeling tussen de twee verbindingsdraden en de twee tweede aansluitpunten gerealiseerd wordt.

•, u 2 o / PHN 11.641 5

De omzetter kan verder zijn gekenmerkt, doordat de eerste aansluitpunten zijn ingericht voor het kunnen realiseren van een stekerverbinding met, van een bijbehorende met de eerste aansluitpunten samenwerkende plug voorziene, elektrische signaaltoevoerdraden.

5 Omzetters, die zijn voorzien van eerste aansluitpunten die zodanig zijn uitgevoerd dat de koppeling met de het elektrische signaal voerende toevoerdraden door middel van een stekerverbinding wordt gerealiseerd zijn niet bekend. Door middel van een dergelijke stekerverbinding kan zowel bij omzetters in het algemeen, als bij omzetters volgens de 10 uitvinding een simpele elektrische koppeling met de elektrische toevoerdraden gerealiseerd worden.

De uitvinding zal, aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld, in de hiernavolgende figuurbeschrijving, waarin elementen in de verschillende figuren met dezelfde referentiecijfers, 15 hetzelfde voorstellen, nader worden uiteengezet. Hierin toont figuur 1 de elektrodynamische omzetter volgens de uitvinding, figuur 2 in figuur 2a en 2c aanzichten van de spreekspoelinrichting van de omzetter van figuur 1, en in figuur 2b een 20 bovenaanzicht van een doorsnede van de spreekspoelinrichting juist boven de verbindingsdraden, figuur 3 in figuur 3a, 3b en 3c een drietal aanzichten van de aansluiteenheid, en figuur 4 dezelfde drie aanzichten van de aansluiteenheid, 25 waarbij de mechanische koppelmiddelen samenwerken met de afstandsmiddelen.

Figuur 1 toont een doorsnede van een elektrodynamische omzetter in de vorm van een luidspreker. De omzetter bevat een op zich bekend magneetsysteem 1. Daar het magneetsysteem konventioneel van 30 uitvoering is, is het niet anders dan slechts schematisch aangegeven, waarbij een nadere bespreking van het magneetsysteem niet noodzakelijk is. Het magneetsysteem vormt een luchtspleet 2 waarin zich een spreekspoel 3 bevindt, die is aangebracht op een spreekspoelkoker 4. De spreekspoelkoker 4 is aan een uiteinde bevestigd aan een membraan 5, in 35 de vorm van een konus. De spreekspoelkoker 4 is aan dat uiteinde afgesloten met een stofkap 5'. De spreekspoelkoker 4 zit bovendien door middel van een centrerend element, of spider, 6, via het magneetsysteem * ' ,7 W imm ** * ' A· ^ PHN 11.641 6 1 gekoppeld met een chassis 7. Het magneetsysteem 1 is in het chassis 7 opgenomen, door middel van de bevestiging bij 8. De buitenomtrek van het membraan 5 is via een soepele rand 9 aan het chassis 7 bevestigd. Aan het chassis 7 zit een aansluiteenheid 10 die voorzien is van twee 5 elektrische koppelmiddelen. Een ervan is zichtbaar in figuur 1 en aangeduid met 11. Het koppelmiddel 11 bevat een eerste en een tweede aansluitpunt 15 respektievelijk 16 die elektrisch zijn doorverbonden.

Het koppelmiddel 11 is L-vormig zoals uit figuur 3c blijkt. Het L-vormige tweede koppelmiddel is in figuur 3, die een aantal zijaanzichten 10 van het aansluitblok 10 toont, aangegeven met 14 en bevat eveneens een eerste en een tweede aansluitpunt 15 respektievelijk 16 die elektrisch zijn doorverbonden. Aan de eerste aansluitpunten 12 en 15 kan een elektrisch signaal worden toegevoerd. De tweede aansluitklemmen 13 en 16 zijn via bijgehorende verbindingsdraden 18 respektievelijk 19 elektrisch 15 gekoppeld met elektrische aansluitingen 20 respektievelijk 21 van de spreekspoel 3. In figuur 1 is alleen de verbindingsdraad 18 zichtbaar. Figuur 2 toont de spreekspoelinrichting met de beide verbindingsdraden 18 en 19.

De eerste aansluitpunten 12, 15 vertonen een oog, zie 20 figuur 3b, zodat aan te sluiten elektrische signaaltoevoerdraden (niet getoond) door middel van solderen elektrisch met de aansluitpunten 12, 15 gekoppeld kunnen worden. Het is ook mogelijk de eerste aansluitpunten 12, 15 anders uit te voeren, bij voorbeeld zodanig dat een stekerverbinding gerealiseerd kan worden tussen de aansluitpunten 12, 15 25 en de van een bijbehorende plug voorziene signaaltoevoerdraden.

De spreekspoelinrichting is voorzien van afstandsmiddelen 22 die mechanisch zijn gekoppeld met de verbindingsdraden 18 en 19. De afstandsmiddelen 22 zijn in de vorm van een draad van kunststof, bij voorbeeld nylon. De mechanische koppeling tussen de draad van kunststof 30 22 kan men realiseren door het bij verhoogde temperatuur, waardoor de draad van de kunststof week wordt, indrukken van de verbindingsdraden 18 en 19 in de draad van kunststof 22. Na afkoeling is een gedeelte van de verbindingsdraden 18 en 19 in de draad van kunststof 22 ingesmolten zoals figuur 2c duidelijk laat zien.

35 De afstandsmiddelen 22 zijn bedoeld voor het vastleggen van de afstand tussen de verbindingsdraden 18 en 19, ter plaatse waar deze draden aan de tweede aansluitpunten 13 respektievelijk 16 ' n V -Λ 7 =¾.

PHN 11.641 7 elektrisch gekoppeld worden (door middel van soldeerverbindingen 25 respektievelijk 26).

De afstandsmiddelen 22 werken verder samen met mechanische koppelmiddelen 26 en 27 van de aansluiteenheid 10, zie 5 figuur 3.

Figuur 3 toont in figuur 3a een bovenaanzicht, en figuur 3b en figuur 3c twee zijaanzichten van de aansluiteenheid 10, en figuur 4 toont dezelfde aanzichten van de aansluiteenheid 10, waarbij de afstandsmiddelen 22 mechanisch gekoppeld zijn met de mechanische 10 koppelmiddelen 26 en 27.

De koppelmiddelen 26 zijn opgebouwd uit vier verhogingen 26.1 tot en met 26.4. De vier verhogingen liggen in dit geval (min of meer symmetrisch) ten opzichte van elkaar, elk in een kwadrant van een fiktief assenstelsel met assen die samenvallen met de lengterichtingen 15 van de afstandsmiddelen 22 en de verbindingsdraad 18 en met een nulpunt liggend op de positie waar de afstandsmiddelen 22 en de verbindigsdraad 18 met elkaar gekoppeld zijn. De lengterichtingen lopen op die positie loodrecht op elkaar zoals uit figuur 4a blijkt. De afstand tussen de naar elkaar toe gerichte zijden van de verhogingen 26.1 en 26.2, en 20 evenzo van de verhogingen 26.3 en 26.4, wordt naar beneden toe kleiner.

De afstandsmiddelen kunnen nu in de ruimte gevormd door de verhogingen 26.1 en 26.2, en evenzo de ruimte gevormd door de verhogingen 26.3 en 26.4, gedrukt worden totdat zij klemmend vastzitten tussen de verhogingen.

25 De verhogingen 26.1 en 26.4, en evenzo de verhogingen 26.2 en 26.3 vormen een ruimte die groot (breed) genoeg is om een gedeelte van de lengte van de verbindingsdraad 18 in onder te brengen.

Een zelfde beschrijving geldt voor de verhogingen 27.1 tot en met 27.4 waaruit de mechanische koppelmiddelen 27 zijn opgebouwd.

30 De mechanische koppelmiddelen 26 en 27 kunnen ook op een andere wijze gerealiseerd worden. Zo is het mogelijk de verhogingen 26.4 en 27.1, en evenzo de verhogingen 26.3 en 27.2 door te verbinden. Het is dan zelfs mogelijk de verhogingen 26.1, 26.2, 27.3 en 27.4 weg te laten. De breedte van de doorverbonden verhogingen 26.4, 27.1 en 26.3, 35 27.2 zou bovendien niet gelijk aan de afstand tussen de verbindingsdraden 18 en 19 behoeven te zijn indien op andere wijze de positionering van de uiteinden van de verbindingsdraden 18 en 19 op de * ν'- ^ ΡΗΝ 11.641 8 tweede aansluitpunten 13 respektievelijk 16 gerealiseerd kan worden.

De werkwijze voor het elektrische koppelen van de beide elektrische aansluitingen 20 en 21 met de twee aansluitpunten 13 respektievelijk 16 van de aansluiteenheid wordt hierna uiteengezet.

5 (a) de spreekspoel 3 wordt gewikkeld op de spreekspoelkoker 4 en daarna worden eerste uiteinden van een tweetal verbindingsdraden 18 en 19 door middel van soldeer elektrisch gekoppeld met de aansluiting 20 respektievelijk 21.

(b) daarna worden de afstandsmiddelen 22 mechanisch gekoppeld met de 10 twee verbindingsdraden 18 en 19. Men verkrijgt dan de konstruktie zoals in figuur 2a getoond. De afstandsmiddelen 22 worden daarbij op een zodanige positie met de twee verbindingsdraden 18 en 19 gekoppeld dat de afstand 1, zijnde de lengte van de verbindingsdraden 18 en 19 tussen de mechanische aansluitingen 29 respektievelijk 30 met de spreekspoelkoker 15 enerzijds en de afstandsmiddelen 22 anderzijds, een zekere overlengte bezit zodat de beweging van de spreekspoelinrichting, indien de omzetter in gebruik is, niet wordt gehinderd.

(c) vervolgens wordt de spreekspoelinrichting, zijnde de konstruktie van figuur 2a, waarbij vóór de stap (b) nog een spider 6 met de 20 spreekspoelkoker 4 is gekoppeld, geplaatst in de luchtspleet 2 van het magneetsysteem. Dit magneetsysteem is dan meestal reeds opgenomen in het frame 7. De centrering van de spreekspoel 3 in de luchtspleet 2 wordt gerealiseerd door de spider 6, die daartoe aan het magneetsysteem 1 wordt bevestigd.

25 (d) daarna wordt de mechanische koppeling tussen de afstandsmiddelen 22 en de mechanische koppelmiddelen 26, 27 gerealiseerd, bij voorbeeld door middel van klemming, (e) vervolgens wordt de elektrische koppeling tussen de twee verbindingsdraden 18, 19 en de twee tweede aansluitpunten 13, 16 30 gerealiseerd, door middel van soldeerverbindingen 25 en 26, zie figuur 4a en 4c.

Zoals hiervoor vermeld, is het in acht nemen van een zekere overlengte voor de verbindingsdraden 18, 19 nodig om de bewegingen van de spreekspoel, en dus van de konus 5, niet te hinderen. 35 Soms kan het voorkomen dat de verbindingsdraden, bij het in gebruik zijn van de omzetter, door hun bewegingen tegen de konus 5 kunnen gaan slaan zodat er ongewenste bijgeluiden kunnen optreden. Om dit te voorkomen r*‘ ? Λ

“r -V ν' ** V V

PHN 11.641 9 bevestigt men de verbindingsdraden 18, 19, bij voorbeeld ergens halverwege de verbinding tussen de spreekspoel 3 en de aansluiteenheid 10, met de spider 6. Deze (mechanische) bevestiging kan bij voorbeeld gerealiseerd worden door middel van een nietje (niet verder getoond).

5 Het zij vermeld dat verschillende modifikaties mogelijk zijn aan de uitvoeringsvoorbeelden zoals beschreven aan de hand van de figuren, zonder dat wordt afgeweken van wat onder de beschermingsomvang van de conclusies valt. Zo is het mogelijk dat de omzetter een membraan met een andere vorm heeft, bij voorbeeld vlak of domevormig. Ook is het 10 niet noodzakelijk dat de aansluiteenheid 10 met de twee elektrische koppelmiddelen één geheel vormen. Het is bij voorbeeld ook mogelijk dat de aansluiteenheid uit twee separate koppelmiddelen is opgebouwd die elk met het chassis 7 mechanisch zijn gekoppeld.

Claims

1. Elektrodynamische omzetter, voorzien van een magneetsysteem, een membraan en een spreekspoelinrichting gekoppeld met het membraan, waarbij ten minste een gedeelte van de spreekspoel van de spreekspoelinrichting zich in een luchtspleet van het magneetsysteem 5 bevindt, en het magneetsysteem is gekoppeld met een frame, welk frame is voorzien van een aansluiteenheid met ten minste twee elektrische koppelmiddelen, elk elektrisch koppelmiddel bevattende een elektrisch met elkaar gekoppeld eerste en een tweede aansluitpunt, waarbij de eerste aansluitpunten van beide elektrische koppelmiddelen zijn bedoeld 10 voor het ontvangen van een elektrisch signaal, en de tweede aansluitpunten van beide elektrische koppelmiddelen elk via een bijbehorende verbindingsdraad elektrisch zijn gekoppeld met de beide elektrische aansluitingen van de spreekspoel, met het kenmerk, dat de verbindingsdraden zijn voorzien van, een mechanische koppeling tussen de 15 verbindingsdraden vormende, afstandsmiddelen, welke afstandsmiddelen van een elektrisch niet geleidend materiaal zijn vervaardigd en zijn bedoeld voor het op een zodanige afstand van de verbindingsdraden ten opzichte van elkaar houden dat, tijdens het elektrisch koppelen van deze verbindingsdraden.met de twee tweede aansluitpunten, de afstand van de 20 verbindingsdraden ter plekke waar zij met de tweede aansluitpunten elektrisch gekoppeld zullen worden, tenminste ongeveer overeenkomt met de afstand tussen de twee tweede aansluitpunten van de aansluiteenheid.

2. Omzetter volgens conclusie 1, met het kenmerk,, dat de aansluiteenheid verder is voorzien van mechanische koppelmiddelen die 25 samenwerken met de afstandsmiddelen voor het, vóór het elektrisch koppelen van de twee verbindingsdraden met de twee tweede aansluitpunten, verkrijgen van een mechanische koppeling tussen de verbindingsdraden en de aansluiteenheid.

3. Omzetter volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat 30 de afstandsmiddelen in de vorm zijn van een draad van kunststof.

4. Omzetter volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de mechanische koppeling tussen de draad van kunststof en de verbindingsdraden is verkregen door het bij verhoogde temperatuur indrukken van de verbindingsdraden in de draad van kunststof.

5. Omzetter volgens conclusie 3 of 4, met het kenmerk, dat de kunststof een nylon is.

6. Omzetter volgens één der voorgaande conclusies, met V. ►* .¾ - ·.'·_» '.·<· ') J ΡΗΝ 11.641 11 ~ψ =& het kenmerk, dat ter plekke van de mechanische koppeling tussen de afstandsmiddelen en de verbindingsdraden, de lengterichting van de afstandsmiddelen ten minste ongeveer loodrecht verloopt ten opzichte van de lengterichting van de verbindingsdraden.

7. Omzetter volgens één der conclusies 2 tot en met 5, met het kenmerk, dat de mechanische koppeling tussen de mechanische koppelmiddelen en de afstandsmiddelen door middel van.klemming plaats vindt.

8. Omzetter volgens één der conclusies 2 tot en met 5 of 10 7, met het kenmerk, dat de mechanische koppelmiddelen een ruimte bevatten voor het erin positioneren van de afstandsmiddelen.

9. Omzetter volgens één der conclusies 2 tot en met 5,7 of 8, met het kenmerk dat de mechanische koppelmiddelen ruimten bevatten voor het erin positioneren van een gedeelte van de lengte van de twee 15 verbindingsdraden.

10. Werkwijze voor het elektrisch koppelen van de beide elektrische aansluitingen van de spreekspoel met de twee tweede aansluitpunten van de aansluiteenheid, bij een omzetter volgens één der conclusies 2 tot en met 5 of 7 tot en met 10, met het kenmerk, dat 20 (a) aan elk der elektrische aansluitingen van de spreekspoel een uiteinde van een bijbehorende verbindingsdraad wordt bevestigd, (b) de afstandsmiddelen mechanisch met de twee verbindingsdraden worden gekoppeld, (c) de spreekspoel wordt gepositioneerd in de luchtspleet van het 25 magneetsysteem dat is opgenomen in een frame, Cd) de mechanische koppeling tussen de afstandsmiddelen en de mechanische koppelmiddelen van de aansluiteenheid gerealiseerd wordt, en vervolgens (e) de elektrische koppeling tussen de twee verbindingsdraden en de twee 30 tweede aansluitpunten gerealiseerd wordt.

11. Omzetter volgens één der conclusies 1 tot en met 9, met het kenmerk, dat de eerste aansluitpunten zijn ingericht voor het kunnen realiseren van een stekerverbinding met, van een bijbehorende met de eerste aansluitpunten samenwerkende plug voorziene, elektrische 35 signaaltoevoerdraden. --j V