NL8600254A - Werkwijze voor het schrijven en/of lezen van een videosignaal, bij voorbeeld een mac-signaal, inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze en een magnetische registratiedrager verkregen volgens de werkwijze. - Google Patents

Werkwijze voor het schrijven en/of lezen van een videosignaal, bij voorbeeld een mac-signaal, inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze en een magnetische registratiedrager verkregen volgens de werkwijze. Download PDF

Info

Publication number
NL8600254A
NL8600254A NL8600254A NL8600254A NL8600254A NL 8600254 A NL8600254 A NL 8600254A NL 8600254 A NL8600254 A NL 8600254A NL 8600254 A NL8600254 A NL 8600254A NL 8600254 A NL8600254 A NL 8600254A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
signal
switching means
input
memory
output
Prior art date
Application number
NL8600254A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Philips Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Philips Nv filed Critical Philips Nv
Priority to NL8600254A priority Critical patent/NL8600254A/nl
Priority to AT87200141T priority patent/ATE62368T1/de
Priority to EP87200141A priority patent/EP0232940B1/en
Priority to DE8787200141T priority patent/DE3768977D1/de
Priority to KR870000770A priority patent/KR870008305A/ko
Priority to JP62021903A priority patent/JPS62202695A/ja
Publication of NL8600254A publication Critical patent/NL8600254A/nl
Priority to US07/741,971 priority patent/US5210618A/en

Links

Classifications

    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B20/00Signal processing not specific to the method of recording or reproducing; Circuits therefor
    • G11B20/02Analogue recording or reproducing
    • G11B20/08Pulse-modulation recording or reproducing
    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B15/00Driving, starting or stopping record carriers of filamentary or web form; Driving both such record carriers and heads; Guiding such record carriers or containers therefor; Control thereof; Control of operating function
    • G11B15/02Control of operating function, e.g. switching from recording to reproducing
    • G11B15/12Masking of heads; circuits for Selecting or switching of heads between operative and inoperative functions or between different operative functions or for selection between operative heads; Masking of beams, e.g. of light beams
    • G11B15/14Masking or switching periodically, e.g. of rotating heads
    • HELECTRICITY
    • H04ELECTRIC COMMUNICATION TECHNIQUE
    • H04NPICTORIAL COMMUNICATION, e.g. TELEVISION
    • H04N5/00Details of television systems
    • H04N5/76Television signal recording
    • H04N5/78Television signal recording using magnetic recording
    • H04N5/782Television signal recording using magnetic recording on tape
    • H04N5/7824Television signal recording using magnetic recording on tape with rotating magnetic heads
    • H04N5/7826Television signal recording using magnetic recording on tape with rotating magnetic heads involving helical scanning of the magnetic tape
    • H04N5/78263Television signal recording using magnetic recording on tape with rotating magnetic heads involving helical scanning of the magnetic tape for recording on tracks inclined relative to the direction of movement of the tape
    • H04N5/78266Television signal recording using magnetic recording on tape with rotating magnetic heads involving helical scanning of the magnetic tape for recording on tracks inclined relative to the direction of movement of the tape using more than one track for the recording of one television field or frame, i.e. segmented recording
    • HELECTRICITY
    • H04ELECTRIC COMMUNICATION TECHNIQUE
    • H04NPICTORIAL COMMUNICATION, e.g. TELEVISION
    • H04N9/00Details of colour television systems
    • H04N9/79Processing of colour television signals in connection with recording
    • H04N9/80Transformation of the television signal for recording, e.g. modulation, frequency changing; Inverse transformation for playback
    • H04N9/81Transformation of the television signal for recording, e.g. modulation, frequency changing; Inverse transformation for playback the individual colour picture signal components being recorded sequentially only

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Signal Processing (AREA)
  • Multimedia (AREA)
  • Television Signal Processing For Recording (AREA)
  • Signal Processing Not Specific To The Method Of Recording And Reproducing (AREA)
  • Signal Processing For Digital Recording And Reproducing (AREA)

Description

ΡΗΝ 11.629 1 N.V. Philips' Gloeilampenfabrieken te Eindhoven.
Werkwijze voor het schrijven en/of lezen van een videosignaal, bij voorbeeld een MAC-signaal, inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze en een magnetische registratiedrager verkregen volgens de werkwijze.
De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het schrijven en uitlezen van een videosignaal in respektievelijk uit schuin op de lengterichting van een bandvormige magnetische registratiedrager verlopende sporen, door middel van twee of meer schrijf- respektievelijk 5 leeskoppen gemonteerd op een roteerbare koptrommel, waarbij het videosignaal is opgebouwd uit elkaar opvolgende lijnen met een eerste signaalblok bevattende een lijnsynchronisatiesignaal en een tweede signaalblok bevattende de kleur- en helderheidsinformatie van het yideosignaal en waarbij in de eerste signaalblokken behalve het 10 lijnsynchronisatiesignaal ten minste één additioneel signaal is ' opgenomen. De uitvinding heeft eveneens betrekking op een inrichting voor het schrijven en een inrichting voor het uitlezen van het videosignaal in respektievelijk uit de magnetische registratiedrager, voor het uitvoeren van de werkwijze volgens de uitvinding. De uitvinding 15 heeft ook betrekking op een magnetische registratiedrager verkregen volgens de werkwijze.
De werkwijze van de in de aanhef genoemde soort is bekend uit de publikatie "D2-MAC und die Folgen", Funkschau 18 (1985), p. 59-63. De MAC (multiplexed analogue components) signalen zijn signalen 20 waarvoor geldt dat zij zijn opgebouwd uit elkaar opvolgende lijnen met een eerste signaalblok bevattende een lijnsynchronisatiesignaal en een tweede signaalblok bevattende de kleur- en helderheidsinformatie van het videosignaal. De eerste signaalblokken bevatten verder nog additionele signalen, zoals bijvoorbeeld het audiosignaal en nog andere data. De 25 eerste signaalblokken in de MAC-signalen bevatten in het algemeen signalen die digitaal gekodeerd zijn. De kleur- en helderheidsinformatie in de tweede signaalblokken is in het algemeen in de vorm van een analoog signaal. Een lijn duurt in het MAC-signaal 64y.us en de eerste en tweede signaalblokken zijn iets meer dan 10^us respektievelijk iets 30 minder dan 54^us lang. De publikatie noemt de mogelijkheid om MAC-signalen op een videorecorder op te nemen, door deze signalen eerst om te zetten in standaard videosignalen, bij voorbeeld PAL-signalen, en ·***>*> S* »
- - · j -T
£. f PHN 11.629 2 deze standaard videosignalen dan op de magnetische registratiedrager op te nemen.
De voordelen van de MAC-signalen, zoals daar zijn: het televisiebeeld heeft een grotere resolutie en het geluid is van hogere 5 kwaliteit en er is (praktisch) geen overspraak tussen kleur en helderheidssignaal, gaan op deze manier wel verloren.
De uitvinding beoogt een werkwijze respektievelijk inrichting te verschaffen waarbij respektievelijk waarmee het mogelijk is de MAC-signalen op te nemen, met behoud van de voordelen die de MAC-10 signalen in zich hebben. De werkwijze heeft daartoe het kenmerk, dat tijdens het schrijven ten minste het additionele signaal in een zeker eerste signaalblok in een geheugen wordt opgeslagen en daarna in één of meer tweede signaalblokken behorende bij één of meer niet relevante lijnen in het videosignaal wordt ondergebracht, welk(e) tweede 15 signaalblok(ken) vervolgens in een spoor op de registratiedrager wordt (worden) ingeschreven, en dat tijdens het uitlezen, uit het (de) bewuste uit het spoor uitgelezen tweede signaalblok(ken) het additionele signaal wordt afgescheiden en in een geheugen wordt opgeslagen en daarna het additionele signaal weer wordt ondergebracht in het bewuste eerste 20 signaalblok. De uitvinding berust op het inzicht dat de MAC-signalen niet eerst worden omgezet in standaard videosignalen, maar rechtstreeks op de registratiedrager worden opgenomen. Er kan zich daarbij een probleem voordoen. Gedurende het overschakelen van het schrijven met een schrijfkop naar het schrijven met een andere schrijfkop (de zogenaamde 25 headswitch) zou er, indien er geen speciale maatregelen genomen zouden worden, informatie verloren kunnen gaan. De MAC-signalen bevatten namelijk geen in de tijd regelmatig terugkerende tijdstippen waarop geen informatie, of juist goed te voorspellen informatie aanwezig is, zodat men op die tijdstippen de "headswitch" zou kunnen uitvoeren.
30 Voor een videorecorder die een "headswitch" kan realiseren binnen 54^us en die verder minstens een heel raster (een half beeld) tussen twee "headswitch"momenten schrijft is er geen probleem. In een dergelijke videorecorder kan men de "headswitch" laten optreden op het moment van inschrijven van een tweede signaalblok 35 behorend bij een niet relevante lijn (bij voorbeeld de eerste lijn van elk raster) van het videosignaal.
In alle andere gevallen, namelijk daar waar een eerste ·*%-«. ·, -.7 i . ' ^ ; - · - - * V ¢--4.
PHN 11.629 3 signaalblok zou moeten worden ingeschreven op het moment van het optreden van de "headswitch", is er wel een probleem. Dit aangezien de eerste signaalblokken informatie bevatten die, indien deze informatie niet volledig op de registratiedrager wordt ingeschreven, tijdens het 5 uitlezen tot storingen in het uitgelezen signaal zou leiden.
De oplossing die hiervoor nu wordt voorgesteld is om die informatie die door de 'headswitch* verloren dreigt te gaan tijdelijk in een geheugen op te slaan en vervolgens, als een eerste mogelijkheid, onder te brengen in één of meer tweede signaalblokken van één of 10 meer niet relevante videolijnen. Een andere mogelijkheid is om de informatie die door de "headswitch* verloren dreigt te gaan tijdelijk onder te brengen in- een geheugen en vervolgens onder te brengen in één of meer andere eerste signaalblokken. Het gevolg is dan dat de informatie in die andere eerste signaalblokken ergens anders 15 geplaatst moet worden, bij voorbeeld in één of meer tweede signaalblokken. Men zou de inhoud van die andere eerste signaalblokken opnieuw in latere eerste signaalblokken op kunnen slaan. In feite wordt dan de gehele datastroom van de eerste signaalblokken vertraagd en zal men de laatste eerste signaalblokken behorend bij een raster in één 20 of meer tweede signaalblokken behorend bij één of meer niet-relevante videolijnen opslaan.
Op welke manier de signalen ook zijn ingeschreven, bij weergave dient men de omgekeerde weg te bewandelen. De informatie in de bedoelde één of meer tweede signaalblokken wordt na het uitlezen van 25 de band tijdelijk in een geheugen opgeslagen en weer op de oorspronkelijke plaats in de één of meer eerste signaalblokken vein het videosignaal. Met een televisieapparaat dat in staat is de aldus uit de registratiedrager uitgelezen MAC-signalen zichtbaar te maken verkrijgt men alle voordelen die de MAC-signalen in zich hebben.
30 De twee mogelijkheden die hiervoor kort aangegeven zijn zullen hierna afzonderlijke verder worden besproken. Allereerst de mogelijkheid waarbij de informatie die door de "headswitch" verloren dreigt te gaan zelf in één of meer tweede signaalblokken van een niet relevante videolijn wordt opgeslagen. Een dergelijke werkwijze is 35 verder gekenmerkt doordat tijdens het schrijven ten minste het additionele signaal in een zeker eerste signaalblok, gedurende welke het overschakelen van het schrijven met een schrijfkop naar het schrijven . - -* f _-j ΡΗΝ 11.629 4
2- - T
ν met een andere schrijfkop plaats vindt, in het geheugen wordt opgeslagen en daarna in het (de) bewuste tweede signaalblok(ken) wordt (worden) ondergebracht, en dat tijdens het uitlezen ten minste de uit de sporen uitgelezen eerste signaalblokken over een tijdinterval T worden 5 vertraagd, waarna het additionele signaal weer wordt ondergebracht in het bewuste eerste signaalblok.
Videorecorders van het type I, waarbij gedurende een raster slechts één maal wordt overgeschakeld van het schrijven met een schrijfkop naar het schrijven met een andere schrijfkop, dat wil 10 zeggen er wordt een heel raster (half beeld) tussen twee "headswitch"-momenten geschreven, hebben een overschakeltijd die vele malen langer is dan de lijntijd van 64^us. Dit overschakelen kan x (gelijk aan bij voorbeeld 4) maal 64yus duren en vindt plaats tijdens de vertikale terugslag. Dat het videosignaal in de tweede signaalblokken van deze x 15 (=4) lijnen ten gevolge van het overschakelen verloren gaat is niet erg, aangezien het toch buiten het beeld valt. De informatie in de eerste signaalblokken van deze x lijnen mag, zoals hiervoor reeds aangegeven, niet verloren gaan. Om hiervoor zorg te dragen is de werkwijze voor het schrijven van videosignaal op een magnetische 20 registratiedrager gekenmerkt, doordat tijdens het schrijven tenminste de additionele signalen van die eerste signaalblokken behorende bij de opvolgende x lijnen gedurende welke het overschakelen plaats vindt, in een geheugen worden opgeslagen en daarna in één of meer zekere tweede signaalblokken behorend bij één of meer niet relevante lijnen 25 in het videosignaal worden ondergebracht en vervolgens in een spoor op de registratiedrager worden ingeschreven. Evenzo is de werkwijze voor het uitlezen van dit op de voornoemde wijze ingeschreven videosignaal uit de magnetische registratiedrager gekenmerkt doordat tijdens het uitlezen uit het (de) uit het bewuste spoor uitgelezen tweede 30 signaalblok(ken) de x additionele signalen worden afgescheiden en in een geheugen worden opgeslagen, dat tenminste'de uit de sporen uitgelezen eerste signaalblokken worden vertraagd en de additionele signalen weer worden ondergebracht in de bewuste x eerste signaalblokken.
Videorecorders van het type II realiseren m (bij 35 voorbeeld gelijk aan 4) maal per raster (een half beeld) een "headswitch". De overschakeltijd is meestal zeer kort (ongeveer 2^us). Het overschakelen kan ten tijde van het optreden van een eerste * * - <i ΡΗΝ 11.629 5 signaalblok gerealiseerd worden zodat het beeld (de informatie in de tweede signaalblokken) niet aangetast wordt.
Om de informatie in de m eerste signaalblokken per raster niet verloren te laten gaan dient de werkwijze voor het schrijven van 5 het videosignaal op de magnetische registratiedrager zijn gekenmerkt doordat tijdens het schrijven tenminste de additionele signalen van die m eerste signaalblokken gedurende welke het overschakelen plaats vindt, in een geheugen worden opgeslagen en daarna in één of meer zekere tweede signaalblokken behorend bij één of meer niet relevante lijnetf 10 in het videosignaal worden ondergebracht en vervolgens in een spoor op de registratiedrager worden ingeschreven, en dient de werkwijze voor het uitlezen van het videosignaal uit de magnetische registratiedrager te zijn gekenmerkt doordat tijdens het uitlezen, uit het (de) bewuste uit het spoor uitgelezen tweede signaalblok(ken) de m additionele signalen 15 worden afgescheiden en in een geheugen worden opgeslagen, dat tenminste de uitde sporen uitgelezen eerste signaalblokken worden vertraagd en de m additionele signalen weer worden ondergebracht in de bijbehorende m eerste signaalblokken.
De inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze voor 20 het schrijven van een videosignaal op een magnetische registratiedrager, die is voorzien van - een ingangsklem voor het ontvangen van het videosignaal en - eerste schakelraiddelen met een ingang, twee of meer uitgangen en een stuuringang, welke eerste schakelmiddelen zijn inge'richt voor het 25 koppelen van de ingang met één van de uitgangen onder invloed van een aan de stuuringang toegevoerd eerste stuursignaal, waarbij de ingangsklem is gekoppeld met de ingang van de eerste schakelmiddelen en elke uitgang van deze schakelmiddelen is gekoppeld met een bijbehorende schrijfkop, 30 heeft het kenmerk, dat de inrichting verder bevat een geheugen en tweede schakelmiddelen, dat het geheugen is ingericht voor het opslaan van het additionele signaal in het genoemde eerste signaalblok op het moment van overschakelen van het schrijven met een schrijfkop naar het schrijven met een andere schrijfkop, onder invloed van een stuursignaal toegevoerd 35 aan een stuuringang van het geheugen, dat daartoe een ingang van het geheugen ten minste op het moment van overschakelen is gekoppeld met de ingangsklem, dat een uitgang van het geheugen is gekoppeld met een \ PHN 11.629 6 ?» » eerste van twee ingangen van de tweede schakelmiddelen, een uitgang waarvan is gekoppeld met de ingang van de eerste schakelmiddelen, en dat de tweede schakelmiddelen zijn ingericht voor het koppelen van een van de twee ingangen met de uitgang onder invloed van een aan een 5 stuuringang van deze tweede schakelmiddelen toegevoerd derde stuursignaal zodanig dat de eerste ingang is gekoppeld met de uitgang op het moment van inschrijven van het (de) tweede signaalblok(ken) behorende bij de niet relevante lijn(en) in het videosignaal.
Afhankelijk van of het een videorecorder van het type I 10 of II is, kan deze inrichting verder zijn gekenmerkt doordat het geheugen is ingericht voor het, onder invloed van het stuursignaal toegevoerd aan de stuuringang, opslaan van de additionele signalen van die eerste signaalblokken behorende bij x opvolgende lijnen gedurende welke het overschakelen plaats vindt, of doordat het geheugen is 15 ingericht voor het, onder invloed van het stuursignaal toegevoerd aan de stuuringang, opslaan van de additionele signalen van die m eerste signaalblokken gedurende welke het overschakelen plaats vindt.
De inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze voor het uitlezen van een videosignaal van een magnetische registratiedrager, 20 die is voorzien van - twee of meer leeskoppen, - eerste schakelmiddelen met twee of meer ingangen, een uitgang en een stuuringang, welke eerste schakelmiddelen zijn ingericht voor het koppelen van één van de ingangen met de uitgang onder invloed van 25 een aan de stuuringang toegevoerd eerste stuursignaal, - een uitgangsklem voor het afgeven van het videosignaal, heeft'het kenmerk, dat de inrichting verder bevat een geheugen, een vertraging en tweede schakelmiddelen, dat het geheugen is ingericht voor het opslaan van het zich in het (de) bewuste uit het spoor uitgelezen 30 tweede signaalblok(ken) bevindende additonele signaal onder invloed van een tweede stuursignaal toegevoerd aan een stuuringang van het geheugen, dat daartoe een ingang van het geheugen ten minste op het moment van uitlezen van het (de) bewuste tweede signaalblok(ken) is gekoppeld met de uitgang van de eerste schakelmiddelen, dat een ingang van de 35 vertraging ten minste op het moment van uitlezen van de eerste signaalblokken is gekoppeld met de uitgang van de eerste schakel-raiddelen, dat uitgangen van het geheugen en de vertraging zijn gekoppeld r*\ ά " ^ ^ V .·» : · -* % * %·* PHN 11.629 7 met een eerste respektievelijk tweede ingang van de tweede schakelmiddelen, en dat de tweede schakelmiddelen zijn ingericht voor het koppelen van een van de twee ingangen met de uitgang onder invloed van een aan een stuuringang van deze tweede schakelmiddelen toegevoerd 5 derde stuursignaal zodanig dat de eerste ingang is gekoppeld met de uitgang gedurende de over het tijdinterval T vertraagde, overschakeltijd van het uitlezen met een leeskop naar het uitlezen met een andere leeskop.
Afhankelijk van of het een videorecorder van het type I 10 of II is, kan deze inrichting verder zijn gekenmerkt doordat het geheugen is ingericht voor het, onder invloed van het stuursignaal toegevoerd aan zijn stuuringang, opslaan van de zich in het (de) bewuste uit het spoor uitgelezen tweede signaalblok(ken) bevindende x additionele signalen en dat de tweede schakelmiddelen zodanig zijn 15 ingericht dat gedurende de, over het tijdinterval T vertraagde, overschakeltijd, de eerste ingang is gekoppeld met de uitgang, of doordat het geheugen is ingericht voor het, onder invloed van het regelsignaal toegevoerd aan zijn regelingang, opslaan van de zich in het (de) bewuste, uit het spoor uitgelezen, tweede signaalblok(ken) 20 bevindende m additionele signalen, en dat de tweede schakelmiddelen zodanig zijn ingericht dat tijdens een raster gedurende de m, over het tijdinterval T vertraagde, overschakeltijden, de eerste ingang is gekoppeld met de uitgang.
Hierna zal de andere mogelijkheid, namelijk die waarbij 25 de informatie uit andere eerste signaalblokken dan die die verloren dreigt te gaan ten gevolge van de “headswitch“, in één of meer tweede signaalblokken behorende bij een niet relevante videolijn, wordt opgeslagen, worden besproken.
De werkwijze kan daarvoor verder zijn gekenmerkt doordat 30 tijdens het schrijven tenminste het additionele signaal in een eerste signaalblok, gedurende welke het overschakelen van het schrijven met een schrijfkop naar het schrijven naar een andere schrijfkop plaatsvindt over één of meer lijntijden wordt vertraagd en daarna in een ander eerste signaalblok wordt ondergebracht en in de registratiedrager wordt 35 ingeschreven en dat het originele additionele eerste signaal van dat andere eerste signaalblok wordt vertraagd en daarna op de registratiedrager wordt ingeschreven. Voor toepassing in videorecorders van het ···..*> ' ‘ - i PHN 11.629 8 type I kan de werkwijze voor het schrijven van het videosignaal op de magnetische registratiedrager zijn gekenmerkt doordat tijdens het schrijven de additionele signalen van die x eerste signaalblokken behorende bij opvolgende x lijnen, gedurende welke het overschakelen 5 plaats vindt, worden vertraagd over ten minste x lijntijden en daarna in x andere eerste signaalblokken worden ondergebracht, dat de additionele signalen van ten minste x latere eerste signaalblokken van het raster in het geheugen worden opgeslagen en daarna in één of meer tweede signaalblokken behorende bij één of meer niet relevante videolijnen 10 worden ondergebracht. Evenzo is de werkwijze voor het uitlezen van dit op de voornoemde wijze ingeschreven videosignaal uit de magnetische registratiedrager gekenmerkt doordat tijdens het uitlezen uit het (de) bewuste uit het spoor uitgelezen tweede signaalblok(ken) de x additionele signalen worden afgescheiden en in een geheugen worden 15 opgeslagen en daarna weer worden ondergebracht in de bewuste x latere eerste signaalblokken.
Voor de toepassing in videorecorders van het type II kan de werkwijze voor het schrijven van een videosignaal in een magnetische registratiedrager zijn gekenmerkt doordat tijdens het schrijven de 20 additionele signalen van die m eerste signaalblokken gedurende welke het overschakelen plaats vindt, over ten minste één lijntijd worden vertraagd en daarna in m andere eerste signaalblokken worden ondergebracht, dat de additionele signalen van ten minste m latere eerste signaalblokken van het raster in het geheugen worden opgeslagen 25 en daarna in één of meer tweede signaalblokken behorende bij één of meer niet relevante videolijnen worden ondergebracht, en dient de werkwijze voor het uitlezen van dit videosignaal uit de magnetische registratiedrager te zijn gekenmerkt doordat tijdens het uitlezen, uit het (de) bewuste uit het spoor uitgelezen tweede signaalblok(ken) de m 30 additionele signalen worden afgescheiden en in een geheugen worden opgeslagen, waarna de m additionele signalen weer worden ondergebracht in de bijbehorende m latere eerste signaalblokken.
De inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze voor het schrijven van het videosignaal volgens de tweede mogelijkheid, welke 35 inrichting is voorzien van - een ingangsklem voor het ontvangen van' het videosignaal, - eerste schakelmiddelen met een ingang en' twee of meer uitgangen, λ · -· · -* V " - * - PHN 11.629 9 en een stuuringang, welke eerste schakelmiddelen zijn ingericht voor het koppelen van de ingang met één van de uitgangen onder invloed van een aan de stuuringang toegevoerd eerste stuursignaal, waarbij de ingangsklem is gekoppeld met de ingang van de eerste schakelmiddelen 5 en elke uitgang van deze schakelmiddelen is gekoppeld met een bijbehorende schrijfkop, heeft het kenmerk, dat de inrichting verder bevat een geheugen en tweede schakelmiddelen, dat het geheugen is ingericht voor het opslaan van het additionele signaal in het genoemde andere eerste signaalblok, onder invloed van een tweede 10 stuursignaal toegevoerd aan een stuuringang van het geheugen, dat een ingang van het geheugen ten minste op het moment van aanbieden van een later eerste signaalblok aan de ingangsklem, met deze ingangsklem gekoppeld is, dat een uitgang van.het geheugen is gekoppeld met een eerste van twee ingangen van de tweede schakelmiddelen, een uitgang 15 waarvan is gekoppeld met de ingang van de eerste schakelmiddelen, en dat de tweede schakelmiddelen zijn ingericht voor het koppelen van één van de ingangen met de uitgang onder invloed van een aan een stuuringang van deze tweede schakelmiddelen toegevoerd derde stuursignaal zodanig dat de eerste ingang is gekoppeld met de uitgang op 20 het moment van het inschrijven van de één of meer tweede signaalblokken behorende bij één of meer niet relevante lijnen in het videosignaal.
Afhankelijk van of het een videorecorder van het type I of II is kan deze inrichting verder zijn gekenmerkt, doordat het 25 geheugen is ingericht voor het opslaan van de additionele signalen in de genoemde x latere eerste signaalblokken, dat de ingangsklem verder is gekoppeld met een ingang van een vertraging, voor het vertragen van ten minste de x eerste signaalblokken behorende bij de opvolgende x lijnen gedurende welke het overschakelen plaats vindt, dat een uitgang van de 30 vertraging is gekoppeld met een eerste ingang van derde schakelmiddelen, een tweede ingang waarvan is gekoppeld met de uitgang van het geheugen, en een uitgang waarvan is gekoppeld met de eerste ingang van de tweede schakelmiddelen, en dat de derde schakelmiddelen zijn ingericht voor het koppelen van één van de ingangen aan de uitgang onder invloed van 35 een aan een stuuringang van de derde schakelmiddelen toegevoerd stuursignaal, of doordat het geheugen is ingericht voor het opslaan van de additionele signalen van de genoemde m latere eerste signaalblokken, i t 3* ü PHN 11.629 10 dat de ingangsklem verder is gekoppeld met een ingang van een vertraging, voor het vertragen van ten minste de m eerste signaalblokken gedurende welke het overschakelen plaats vindt, dat de uitgang van het geheugen is gekoppeld met een eerste ingang van derde schakelmiddelen, 5 een uitgang waarvan is gekoppeld met de eerste ingang van de tweede schakelmiddelen, dat de vertraging is voorzien van m aftakkingen, elke aftakking gekoppeld met een bijbehorende ingang van vierde schakelmiddelen, een uitgang waarvan is gekoppeld met een tweede ingang van de derde schakelmiddelen en dat de derde en vierde schakelmiddelen zijn 10 ingericht voor het koppelen van één van de ingangen met de uitgang onder invloed van een stuursignaal toegevoerd aan een stuuringang van de derde respektievelijk vierde schakelmiddelen.
De inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze voor het uitlezen van het videosignaal, volgens de tweede mogelijkheid, welke 15 inrichting is voorzien van - twee of meer leeskoppen, - eerste schakelmiddelen met twee of meer ingangen, een uitgang en een stuuringang, welke eerste schakelmiddelen zijn ingericht voor het koppelen van één van de ingangen met de uitgang onder invloed van 20 een aan de stuuringang toegevoerd eerste stuursignaal, - een uitgangsklem voor het afgeven van het videosignaal,
heeft het kenmerk, dat de inrichting verder bevat een geheugen en tweede schakelmiddelen, dat het geheugen is ingericht voor het opslaan van het zich in het (de) bewuste uit het spoor uitgelezen tweede signaal-25 blok(ken) bevindende additionele signaal onder invloed van een tweede stuursignaal toegevoerd aan een stuuringang van het geheugen, dat daartoe een ingang van het geheugen ten minste op het moment van uitlezen van het (de) bewuste tweede signaalblok(ken) is gekoppeld met de uitgang van de eerste schakelmiddelen, dat een uitgang van het 30 geheugen is gekoppeld met een eerste van twee ingangen van de tweede schakelmiddelen, de uitgang waarvan is gekoppeld met de uitgangsklem, en dat de tweede schakelmiddelen zijn ingericht voor het koppelen van een van de ingangen met de uitgang onder invloed van een aan een stuuringang van deze tweede schakelmiddelen toegevoerd stuursignaal zodanig dat de 35 eerste ingang is gekoppeld met de uitgang op het moment van onderbrengen van het additionele signaal in het bewuste latere eerste signaalblok. Afhankelijk van of het een videorecorder van het type I
i ί ' * <4 PHK 11.629 11 of II betreft kan deze inrichting verder zijn gekenmerkt, doordat het geheugen is ingericht voor het opslaan van de zich in het (de) bewuste uit het spoor uitgelezen tweede signaalblok(ken) bevindende x additionele signalen, en dat de tweede ingang is gekoppeld met de 5 uitgang van de eerste schakelmiddelen, of doordat het geheugen is ingericht voor het opslaan van de zich in het (de) bewuste uit het spoor uitgelezen tweede signaalblok(ken) bevindende m additionele signalen, dat de inrichting verder is voorzien van een vertraging, en derde en vierde schakelmiddelen, dat de uitgang van de eerste schakelmiddelen is 10 gekoppeld met zowel de tweede ingang van de tweede schakelmiddelen als met een ingang van een vertraging, dat de uitgang van het geheugen is gekoppeld met een eerste ingang van de derde schakelmiddelen, de uitgang waarvan is gekoppeld met de eerste ingang van de tweede schakelmiddelen, dat de vertraging is voorzien van m aftakkingen, elke aftakking 15 gekoppeld met een bijbehorende ingang van de vierde schakelmiddelen, een uitgang waarvan is gekoppeld met de tweede ingang van de derde schakelmiddelen, en dat de derde en de vierde schakelmiddelen zijn ingericht voor het koppelen van één van de ingangen met de uitgang onder invloed van een stuursignaal toegevoerd aan een stuuringang van de 20 derde respektievelijk vierde schakelmiddelen.
De uitvinding zal aan de hand van een aantal uitvoeringsvoorbeelden in de hierna volgende figuurbeschrijving nader worden uiteengezet. Hierbij zij vermeld dat elementen in de verschillende figuren met hetzelfde referentiecijfer, dezelfde zijn. In 25 de figuurbeschrijving toont figuur 1 in figuur 1a de werkwijze voor het schrijven en figuur 1b de werkwijze voor het lezen toe te passen in een videorecorder van het type II, figuur 2 in figuur 2a de werkwijze voor het schrijven eii 30 figuur 2b de werkwijze voor het lezen te gebruiken in een videorecorder van het type I, figuur 3 een eerste en figuur 4 een tweede inrichting voor het schrijven van het videosignaal, 35 figuur 5 een eerste en figuur 6 een tweede inrichting voor het uitlezen van het videosignaal, ·* > * * + ·* & 4 PHN 11.629 12 figuur 7 in figuur 7a een andere werkwijze voor het schrijven en figuur 7b de bijbehorende werkwijze voor het uitlezen, toe te passen in een videorecorder van het type II, figuur 8 in figuur 8a deze andere werkwijze voor het 5 schrijven en figuur 8b de bijbehorende werkwijze voor het uitlezen, toe te passen in een videorecorder van het type I, figuur 9 een derde en figuur 10 een vierde inrichting voor het schrijven van het videosignaal, en 10 figuur 11 een derde en figuur 12 een vierde inrichting voor het uitlezen van het videosignaal.
Figuur 1a toont schematisch de werkwijze voor het schrijven van het videosignaal op een magnetische registratiedrager, en 15 wel in het bijzonder de signaalbewerking die nodig is vóór dat de informatie op de registratiedrager kan worden ingeschreven door een videorecorder van het type II. Figuur 1a toont schematisch het MAC-signaal dat is opgebouwd uit n lijnen, elke lijn bevattende een eerste signaalblok F en een tweede signaalblok S. Het eerste signaalblok F van 20 een lijn bevat een lijnsynchronisatiesignaal (de horizontale sync.) en een additioneel signaal. Dit additionele signaal is bijvoorbeeld een digitaal geluidsignaal met eventueel nog andere data. Het tweede signaalblok S bevat de kleur- en helderheidsinformatie van het videosignaal.
25 Figuur 1a toont schematisch het MAC-signaal van één raster (een half beeld B1). Gedurende één halfbeeld voert de videorecorder m (= 4) overschakelingen uit van het schrijven met een schrijfkop naar het schrijven met een andere schrijfkop. Deze overschakelingen vinden plaats in de eerste signaalblokken F^, F^, 30 Fj en Fk. Om de informatie in deze eerste signaalblokken tijdens het schrijven niet verloren te laten gaan worden deze eerste signaalblokken ondergebracht in een tweede signaalblok S behorend bij een niet relevante lijn. In figuur 1a is dat het laatste tweede signaalblok Sn. De videoinformatie in dit blok SQ is niet van belang aangezien 35 de lijn n achter het kader van het televisiebeeld valt. In plaats van de videoinformatie wordt dus in het blok Sn de informatie uit de blokkep F^, F^, Fj en F^ opgeslagen en daarna wordt het aldus J * i:. > V * ·* PHN 11.629 13 verkregen signaal op de registratiedrager opgetekend.
Het is, in principe, ook mogelijk de bovengenoemde informatie uit de blokken , F^, Fj, F^ op te slaan in één of meer tweede signaalblokken van de eerste (ongeveer) drieëntwintig 5 lijnen van een halfbeeld, welke lijnen in de vertikale terugslag vallen en daarom geen (relevante) videoinformatie bevatten.
Figuur 1b toont schematisch de werkwijze voor het uitlezen van het videosginaal van de magnetische registratiedrager, en wel in het bijzonder de signaalbewerking die nodig is om de uit de 10 registratiedrager uitgelezen informatie weer om te zetten naar een MAC-signaal. De informatie die het halfbeeld B1 beschrijft en die in figuur 1a is weergegeven wordt van de registratiedrager uitgelezen. Daar tijdens het uitlezen het overschakelen van een leeskop naar een andere leeskop plaats vindt in de eerste signaalblokken F^, F^, Fj en 15 F^ bevindt zich in deze signaalblokken geen relevante informatie (zie de gearceerde blokken in figuur 1c, die de uit de registratiedrager uitgelezen eerste signaalblokken toont). Alle eerste signaalblokken worden nu over een tijdinterval T gelijk aan dè raster tijd (dat is n maal 64^us) vertraagd. De eerste signaalblokken die zich in het 20 uitgelezen tweede signaalblok Sn bevinden worden daaruit afgescheiden, in een geheugen opgeslagen en vervolgens in de over het tijdinterval T vertraagde datastroom van de eerste signaalblokken ondergebracht op de plaats (te weten de eerste signaalblokken (F^, F^, Fj en F^) waar ze oorspronkelijk vandaan kwamen. De over het tijdinterval T 25 vertraagde en gerekonstrueerde datastroom van de eerste signaalblokken wordt dan weer samengevoegd met de (eventueel eveneens over een zeker tijdinterval vertraagde) datastroom van de tweede signaalblokken. Figuur 1b toont de situatie waarbij de datastroom van de eerste signaalblokken is samengevoegd met de niet vertraagde datastroom van de tweede 30 signaalblokken (hetgeen betekent: met de videoinformatie van het opvolgende halfbeeld B2). Daar een halfbeeld is opgebouwd uit 312 lijnen is het tijdverschil tussen de beide datastromen gelijk aan ongeveer 20 ms. Een dergelijk tijdverschil tussen de beide datastromen is toelaatbaar.
35 Ook een andere vertraging van de datastroom van de eerste signaalblokken groter dan de rastertijd (20 ms) is bruikbaar mits het uiteindelijke tijdverschil tussen de beide datastromen toelaatbaar % ' . ' m ΡΗΝ 11.629 14 5 ί blijft.
Figuur 2a toont schematisch de werkwijze voor het schrijven van het videosignaal op een magnetische registratiedrager, en wel in het bijzonder de signaalbewerking die nodig is vóór dat de 5 informatie op de registratiedrager kan. worden ingeschreven door een videorecorder van het type I. Een dergelijke videorecorder schrijft precies een halfbeeld op tussen twee "headswitches". De "headswitch" vindt plaats in de vertikale terugslag. Figuur 2a toont de video-informatie van het onderste gedeelte van een halfbeeld B1 en het 10 bovenste gedeelte van een opvolgend halfbeeld B2. De "headswitch" vindt plaats gedurende (x =) vier lijnen bevattende de eerste en tweede signaalblokken F^ en Sp F2 en S2f F 3 en S3, F^ en S4.
De informatie in deze vier lijnen zou door de "headswitch" verloren gaan. Voor de videoinformatie in de tweede signaalblokken tot en 15 met S4 is dat geen bezwaar. De informatie in de eerste signaalblokken F.j tot en met F 4 dient echter behouden te blijven. De inhoud van deze eerste signaalblokken wordt daartoe ondergebracht in het tweede signaalblok (S5) van een niet relevante videolijn (dat is lijn 5). De videoinformatie in het tweede signaalblok S5 is niet van belang 20 aangezien deze lijn 5 buiten het televisiebeeld valt. In plaats van deze videoinformatie wordt dus de informatie uit de blokken F^ tot en met F4 in blok S5 opgeslagen. Daarna wordt het aldus verkregen signaal op de registratiedrager opgetekend.
Figuur 2b toont schematisch de signaalbewerking die nodig 25 is om de met een videorecorder van het type I uit een registratiedrager uitgelezen informatie weer om te zetten naar een bruikbaar MAC-signaal. De uit de registratiedrager uitgelezen datastroom van eerste signaalblokken (zie figuur 2cf waarbij de gearceerde blokken die blokken aangéven waarin geen (relevante) informatie zit ten gevolge van de 30 "headswitch" tijdens het uitlezen) worden nu vertraagd over een tijdinterval T gelijk aan (x+1 =) 5 maal tp t·^ zijnde de lijntijd van 64^us. De eerste signaalblokken die zich in het uitgelezen signaalblok S5 bevinden worden daaruit afgescheiden, in een geheugen opgeslagen en vervolgens in de over het tijdinterval T vertraagde 35 datastroom van de eerste signaalblokken ondergebracht op de plaats (te weten de eerste signaalblokken F^ tot en met F^) waar ze oorspronkelijk vandaan kwamen. De over het tijdinterval T vertraagde en • ... 9 - -» i ΡΗΝ 11.629 15 gerekonstrueerde datastroom van de eerste signaalblokken wordt nu weer samengevoegd met de (eventueel eveneens over een zeker tijdinterval vertraagde) datastroom van de tweede signaalblokken. Figuur 2b toont de situatie waarbij de datastroom van de eerste signaalblokken is 5 samengevoegd met de niet vertraagde datastroom van de tweede signaalblokken zodat er een tijdverschil tussen de beide datastromen is van 320^us, hetgeen toelaatbaar is.
Ook een andere vertraging van de datastroom van de eerste signaalblokken groter dan 320^us is bruikbaar mits het uiteindelijke 10 tijdverschil tussen de beide datastromen toelaatbaar blijft. Uit figuur 2b is verder nog duidelijk dat de tweede signaalblokken S1 tot en met geen informatie bevatten aangezien de "headswitch" tijdens het schrijven en uitlezen op dit moment optrad. Ook het tweede signaalblok S5 bevat geen kleur- en helderheidsinformatie omdat dit blok de inhoud 15 van de eerste signaalblokken F1 tot en met F4 bevat.
Figuur 3 toont een inrichting voor het schrijven van een videosignaal op een magnetische registratiedrager. De inrichting bevat, een ingangsklem 1 voor het ontvangen van een videosignaal, bij voorbeeld een D2-MAC signaal of een C-MAC signaal, eerste schakelmiddelen 2 met 20 een ingang 3, twee (of meer) uitgangen 4 en 5 en een stuuringang 6 en twee (of meer) schrijfkoppen 7 en 8. De uitgangen 4 en 5 zijn elk gekoppeld met een schrijfkop 7 respektievelijk 8, gemonteerd op een roteerbare koptrommel (niet getoond). De eerste schakelmiddelen 2 zijn ingericht voor het onder invloed van een stuursignaal 9 toegevoerd aan 25 de stuuringang 6 koppelen van de ingang 3 met een van de uitgangen 4 of 5. De ingangsklem 1 is gekoppeld met een ingang 10 van een geheugen 11, een uitgang 12 waarvan is gekoppeld met een eerste ingang 13 van tweede schakelmiddelen 14. De ingangsklem 1 is eveneens gekoppeld met een tweede ingang 15 van de schakelmiddelen, een uitgang 16 waarvan is 30 gekoppeld met de ingang 3 van de schakelmiddelen 2, via een schrijfversterker 17. De tweede schakelmiddelen zijn ingericht voor het koppelen van één van de twee ingangen 13 en 15 met de uitgang 16 onder invloed van een aan een stuuringang 18 toegevoerd stuursignaal 19. Het geheugen 11 is ingericht voor het opslaan van het additionele 35 signaal in het eerste signaalblok dat optreedt tegelijkertijd met een "headswitch". Dit opslaan in het geheugen vindt plaats onder invloed van een stuursignaal 20 toegevoerd aan een stuuringang 21 van het geheugen > ? PHN 11.629 16 11. De stuursignalen 9, 19 en 20 worden geleverd door een besturingseenheid 22 die deze stuursignalen afleidt uit het videosignaal dat aan een ingang 23 wordt toegevoerd.
De werking van de inrichting van figuur 3, voor het 5 uitvoeren van de werkwijze zoals beschreven aan de hand van figuur 1a zal nu worden beschreven.
Aangezien het om een videorecorder van het type II gaat zijn de omschakeltijden van de ene schrijfkop naar de andere schrijfkop kort en vallen binnen de eerste signaalblokken , F^, Fj, F^.
10 Op het moment dat het eerste signaalblok aan de ingangsklem 1 wordt aangeboden levert de besturingseenheid 22 een stuursignaal 9 aan de schakelmiddelen 2 waardoor de schakelmiddelen in de met doorgetrokken lijnen aangegeven stand komen te staan, dat wil zeggen de ingang 3 en de uitgang 5 zijn doorverbonden. Eveneens levert de besturingseenheid 22 15 een stuursignaal 20 aan het geheugén 11, waardoor de inhoud van het eerste signaalblok F^ in dit geheugen wordt opgeslagen. Het geheugen 11 is bij voorbeeld een schuifregister dat onder invloed van het stuursignaal 20 de inhoud van het signaalblok F^ naar binnen schuift. Vervolgens wordt het tweede signaalblok aan de ingangsklem 1 20 aangeboden. Aangezien de schakelmiddelen 14 in de met de doorgetrokken lijnen aangegeven stand staan wordt bijgevolg dit signaalblok via de schakelmiddelen 14, de opnameversterker 17 en de schakelmiddelen 2 aan de schrijfkop 8 aangeboden en in een spoor op de magnetische registratiedrager (niet getoond) opgetekend. Evenzo worden alle 25 opvolgende eerste en tweede signaalblokken, te weten F2 en S2 tot en met Fj_.j en S^_i, in ditzelfde spoor opgetekend.
Vervolgens wordt het eerste signaalblok F^ aan de ingangsklem 1 aangeboden. Opnieuw levert de besturingseenheid 22 een stuursignaal 9 aan de schakelmiddelen 2 waardoor deze in de met 30 onderbroken lijnen aangegeven stand komen te staan, en een stuursignaal 20 aan het geheugen 11 waardoor het eerste signaalblok F^ in het geheugen 11 wordt opgeslagen. Vervolgens worden de signaalblokken S^, Fi+1' si+1' ···» Fj_i» sj_i achter elkaar aan de ingangsklem 1 aangeboden en via de schakelmiddelen 14, de. opnameversterker 17 en de 35 schakelmiddelen 2 aangeboden aan de schrijfkop 7. Deze blokken worden dan opgeschreven op een tweede spoor op de registratiedrager, dat ligt naast het eerste spoor.
* 4% PHN 11.629 17
Deze procedure herhaalt zich voor het eerste signaalblok Fj, dat weer wordt opgeslagen in het geheugen 11 en de signaalblokken Sj, Fj+1, Sj+1, ..., Fk„j, Sk_1 die in een volgend spoor op de registratiedrager worden ingeschreven door middel van de schrijfkop 8.
5 Vervolgens wordt het eerste signaalblok Fk aan de ingangsklem 1 aangeboden. Opnieuw levert de besturingseenheid 22 een stuursignaal 9 en een stuursignaal 20. Het blok Fk wordt daardoor in het geheugen 11 ingelezen. Vervolgens worden de blokken Sk, *k+1' sk+1f ···» ?n-1' sn-1 en Fn v0^en<3e spoor ingelezen door 10 middel van de schrijfkop 7. Na het toevoeren van het eerste signaalblok Fn levert de besturingseenheid 22 een stuursignaal 19 en een stuursignaal 20. Onder invloed van het stuursignaal 19 komen de schakelmiddelen 14 in de met de onderbroken lijnen aangegeven stand te staan en wordt de inhoud van het geheugen 11 uitgelezen, zodat, in 15 plaats van het tweede signaalblok Sn, de inhoud van het geheugen 11, dat zijn de eerste signaalblokken Fj, F^, Fj en Fk door middel van de schrijfkop 7 in het spoor wordt ingeschreven. Het spreekt voor zich dat het geheugen 11 groot genoeg moet zijn om de signaalblokken Fj, Fj_, Fj, Fk in op te kunnen slaan.
20 Op dit moment is één halfbeeld op de registratiedrager opgetekend in vier naast elkaar gelegen sporen. De procedure herhaalt zich voor opvolgende halfbeelden.
De werking van de inrichting van figuur 3, voor het uitvoeren van de werkwijze van figuur 2a, zal nu worden beschreven.
25 Aangezien het een videorecorder van het type I betreft die slechts een "headswitch* per raster heeft, zijn de omschakeltijden van de ene schrijfkop naar de andere schrijfkop lang. Elke overschakeltijd valt binnen de tijd ingenomen door de signaalblokken Fj en Sj, tot en met F4 en S4. Gedurende het schrijven van het halfbeeld B1 staan de 30 schakelmiddelen 2 en 14 in de met getrokken lijnen aangegeven stand. Dat wil zeggen dat de signaalblokken Fg, Sg, Fy, Sy, ..., Fn, Sn van het halfbeeld B1 door de schrijfkop 8 worden ingeschreven in een spoor op de registratiedrager. Op het moment dat het eerste signaalblok Fj van het halfbeeld B2 aan de ingangsklem 1 wordt aangeboden levert 35 de besturingseenheid 22 een stuursignaal 9 naar de schakelmiddelen 2 waardoor deze in de andere stand wordt geschakeld. De besturingseenheid levert nu vier maal achtereen een stuursignaal 20 aan het geheugen 11 en PHN 11.629 18 t' * > wel op die momenten dat de eerste signaalblokken Fj, F2, F3 en F4 aan de ingangsklem 1 worden aangeboden. Bijgevolg worden deze vier signaalblokken in het geheugen 11 opgeslagen. Op het moment dat het eerste signaalblok Fg aan de ingangsklem 1 wordt aangeboden is de 5 omschakeling voltooid, zodat het eerste signaalblok Fg op de registratiedrager kan worden ingeschreven door middel van de schrijfkop 7. Op dit moment levert de besturingseenheid een stuursignaal 19 aan de schakelmiddelen 14, zodat deze in de met onderbroken lijnen aangegeven stand komen te staan, en een stuursignaal 20 aan het geheugen 11 10 waardoor de inhoud van dit geheugen wordt uitgelezen, de inhoud van de eerste signaalblokken F^ tot en met F4 in dit tweede signaalblok Sg wordt ondergebracht en in plaats van de originele informatie in dit tweede signaalblok, de inhoud van de eerste signaalblokken F^ tot en met F4 in het spoor worden ingelezen door de schrijfkop 7. Daarna 15 vallen de schakelmiddelen 14 weer terug in de oorspronkelijke stand en kunnen de signaalblokken Fg, Sg, ..., Fn, Sn van het halfbeeld B2 in het bewuste spoor op de registratiedrager worden ingelezen. Deze procedure herhaalt zich voor opvolgende halfbeelden.
Figuur 4 toont een andere inrichting voor het schrijven 20 van een videosignaal, die veel overeenkomst vertoont met de inrichting * van figuur 3. Het verschil is dat derde schakelmiddelen 25 zijn gekoppeld tussen de ingangsklem 1 en de ingangen 10 en 15 van het geheugen 10 respektievelijk de schakelmiddelen 14 en dat de besturingseenheid 22' is ingericht voor het leveren van een stuursignaal 25 26 aan een stuuringang 27 van de schakelmiddelen 25. De ingangsklem 1 is gekoppeld met een ingang 28 van de schakelmiddelen 25. De uitgangen 29 en 30 zijn gekoppeld met de ingang 15 van de schakelmiddelen 14 respektievelijk de ingang 10 van het geheugen 11.
De werking van de inrichting van figuur 4 is dezelfde als 30 van de inrichting van figuur 3. Alleen levert de besturingseenheid 22' additioneel een stuursignaal 26 aan de schakelmiddelen 25 op het moment van overschakelen van de ene naar de andere schrijfkop, waardoor de schakelmiddelen 25 dan in de met de onderbroken lijnen aangegeven stand komen te staan. Dit betekent dan dat de blokken F^, F^, Fj en F^ 35 (zie figuur 1a) of de blokken F^ tot en met F4 (zie figuur 2a) in het geheugen 11 kunnen worden ingeschreven.
Figuur 5 toont een inrichting voor het weergeven van een » S t .. 1 PHN 11.629 19 videosignaal uit een magnetische registratiedrager. De inrichting bevat twee (of meer) leeskoppen 31 en 32, eerste schakelmiddelen 33 met twee (of meer) ingangen 34 en 35, een uitgang 36 en een stuuringang 37. De uitgang 38 is via een weergaveversterker 38 en een 5 tijdbasiskorrektieschakeling 39 gekoppeld met ingangen 40 en 41 van een geheugen 42 respektievelijk een vertraging 43. De uitgangen 44 en 45 van het geheugen 42 respektievelijk de vertraging 43 zijn gekoppeld met een eerste respektievelijk tweede ingang 46 en 47 van tweede schakelmiddelen 48, een uitgang 49 waarvan is gekoppeld met een uitgangsklem 50 waarop 10 het videosignaal beschikbaar is. De vertraging 43 wordt gestuurd door een stuursignaal 72 toegevoerd aan een stuuringang 71.
De eerste schakelmiddelen zijn ingericht voor het koppelen van één van de ingangen 34, 35 met de uitgang 36 onder invloed van een stuursignaal 51 toegevoerd aan de stuuringang 37. De 15 tweede schakelmiddelen 48 zijn ingericht voor het koppelen van één van de ingangen 46, 47 met de uitgang 49, onder invloed van een stuursignaal 52 toegevoerd aan een stuuringang 53 van de schakelmiddelen 48. Het geheugen 42 is ingericht voor het opslaan van het zich in het bewuste uit het spoor uitgelezen signaalblok bevindende additionele 20 signaal onder invloed van een stuursignaal 54 dat wordt toegevoerd aan een stuuringang 55 van het geheugen 42. De stuursignalen 51, 52, 54 en 72 worden geleverd door een besturingseenheid 56 die deze stuursignalen kan afleiden uit een interne klok in de besturingseenheid 56, die op de een of andere manier kan worden gesynchroniseerd met het van de band 25 uitgelezen signaal.
De werking van de inrichting van figuur 5, voor het uitvoeren van de werkwijze voor het uitlezen van het videosignaal uit de magnetische registratiedrager zal later worden uiteengezet.
Figuur 6 toont een andere inrichting voor het weergeven 30 van een videosignaal uit een magnetische registratiedrager. De inrichting van figuur 6 heeft veel gemeen met de inrichting van figuur 5. De inrichting van figuur 6 bevat additioneel derde schakelmiddelen 58, met een ingang 59 gekoppeld met de uitgang van de tijdbasiskorrektieschakeling 39, een eerste uitgang 60 en een tweede uitgang 61 35 gekoppeld met de ingang 40 van het geheugen 42 respektievelijk de ingang 41 van de vertraging 43, en een stuuringang 62 voor het ontvangen van een stuursignaal 63. Verder bevat de inrichting nog vierde schakel- ’* *i» ··* H * ·»> > „· ·;. * r «· PHN 11.629 20 middelen 64 met een eerste ingang 65 gekoppeld met de uitgang 49 van de schakelmiddelen 48, een tweede ingang 66 gekoppeld met de uitgang 60 van de schakelmiddelen 58, een uitgang 67 gekoppeld met de uitgangsklem 50, en een stuuringang 68 voor het ontvangen van een stuursignaal 69. De 5 stuursignalen 51, 52, 54, 63, 69 en 72 worden geleverd door de besturingseenheid 56' die deze stuursignalen kan afleiden uit een interne klok in de besturingseenheid 56, die op de een of andere manier kan worden gesynchroniseerd met het van de band uitgelezen signaal.
De werking van de inrichting van figuur 6, voor het 10 uitvoeren van de werkwijze zoals beschreven aan de hand van figuur 1b zal nu worden uiteengezet. De keten 70 is voorlopig als een elektrische doorverbinding te beschouwen. Nemen wij aan dat met de leeskop 31 het eerste signaalblok F2 van het halfbeeld B1 (zie figuur 1a) uit een spoor wordt uitgelezen. Het stuursignaal 63 is dan zodanig dat de 15 schakelmiddelen 58 in de met de onderbroken lijnen aangegeven (onderste) stand staan. Het signaalblok F2 wordt dan via de schakelmiddelen 33 en 58 toegevoerd aan de ingang 41 van de vertraging 43, bij voorbeeld een (digitaal) schuifregister, en in deze vertraging ingelezen onder invloed van het stuursignaal 72. Na het signaalblok F2 20 schakelen de schakelmiddelen 58 om en wordt het tweede signaalblok S2 via de schakelmiddelen 33 en 58, de keten 70 en de schakelmiddelen 64 aan de uitgangsklem aangeboden. Vervolgens schakelen de schakelmiddelen 58 weer om en wordt het signaalblok Fj in de vertraging 43 ingeschoven. De schakelmiddelen schakelen opnieuw om en het signaalblok 25 S3 wordt via de keten 70 aangeboden aan de uitgangsklem 50. Dit gaat zo door totdat de signaalblokken Fi_1 en Sj__1 zijn uitgelezen. Dan schakelen de schakelmiddelen 33 om onder invloed van het stuursignaal 51. De schakelmiddelen 58 staan weer in de met de onderbroken lijnen aangegeven (onderste) stand. Op dit en latere overschakelmomenten wordt 30 geen informatie, althans geen zinvolle informatie, in het geheugen 43 ingelezen, zie de gearceerde blokken in figuur 1c. Vervolgens nemen de schakelmiddelen 58 weer de bovenste stand aan en wordt het door de leeskop 32 uit het volgende spoor uitgelezen tweede signaalblok via de keten 70 aangeboden aan de uitgangsklem 50. Dit gaat zo door 35 totdat na nog twee maal omschakelen in de schakelmiddelen 33 de signaalblokken Fn_^ en Sn_1 zijn uitgelezen. Vervolgens schakelen de schakelmiddelen 58 om naar de onderste stand en wordt het blok Fn in .» ·. ,-Y. -J* f y .· λ , V ' * * -m PHN 11.629 21 de vertraging 43 ingelezen onder invloed van het stuursignaal 72. Daarna schakelen de schakelmiddelen 58 'om naar de bovenste stand. Het blok Sn, met daarin de (additionele informatie uit de) blokken ,
Fj en Ffc, wordt uitgelezen en onder invloed van het regelsignaal 54 5 ingelezen in het geheugen 42. Op dit moment is het geheugen 42 gevuld met de signaalblokken F1f F^, Fj en F^ en is de vertraging 43 gevuld met de blokken F2 tot en met F^_|, F^+1 tot en met Fj_^,
Fj+1 tot en met F^_^, Fk+1 tot en met Fn (zie figuur 2c).
Parallel aan het van de registratiedrager uitlezen van de 10 eerste en tweede signaalblokken behorend bij het volgende halfbeeld B2 worden de in het geheugen 42 en de vertraging 43 opgeslagen eerste signaalblokken F^ tot en met Ffl tussengevoegd in de tweede signaalblokken van het halfbeeld B2. Dit gaat als volgt.
Na het uitlezen van het blok van het halfbeeld B1 15 wordt overgeschakeld naar de andere leeskop (de leeskop 31). Bovendien schakelen de schakelmiddelen 48 om naar de bovenste stand en de schakelmiddelen 64 om naar de onderste stand en wordt het eerste signaalblok F, van het halfbeeld B1 uit het geheugen 42 uitgelezen onder invloed van het stuursignaal 54 en aan de uitgangsklem 50 aangeboden.
20 Daarna schakelen de schakelmiddelen 64 naar de bovenste stand zodat vervolgens het door de weergavekop 31 uitgelezen tweede signaalblok S1 van het halfbeeld B2 aan de uitgangsklem 50 wordt aangeboden.
Vervolgens schakelen de schakelmiddelen 48 en 64 beide naar de onderste stand en wordt onder invloed van het stuursignaal 72 het signaalblok 25 F2 van het halfbeeld B1 uit de vertraging uitgelezen en aan de uitgangsklem 50 aangeboden. Tegelijkertijd wordt het signaalblok F2 van het halfbeeld B2 in de vertraging 43 geschoven, zoals hiervoor reeds is uiteengezet bij het uitlezen van het halfbeeld B1 van de registratiedrager. Vervolgens schakelen de schakelmiddelen 64 naar de bovenste 30 stand en wordt het tweede signaalblok S2 van het halfbeeld B2 aan de uitgangsklem aangeboden. Dit omschakelen van de schakelmiddelen 64 gaat door todat de signaalblokken F2 tot en met F^_^ van het halfbeeld B1 uit de vertraging zijn uitgeschoven en zijn gekombineerd met de signaalblokken S2 tot en met Sj_.j van het halfbeeld B2. Vervolgens 35 schakelen de schakelmiddelen 48 naar de bovenste stand en de schakelmiddelen 64 naar de onderste stand en wordt, onder invloed van het regelsignaal 54 het blok F^ van het halfbeeld B1 uit het geheugen 42 " ~ v * t
* -V
PHN 11.629 22 uitgelezen en aan de uitgangsklem 50 aangeboden. De schakelmiddelen 64 schakelen weer naar de bovenste stand zodat het blok van het halfbeeld B2 aan de uitgangsklem 50 wordt aangeboden. Vervolgens worden, met de schakelmiddelen 48 in de onderste stand en de schakelmiddelen 64 5 afwisselend in de onderste en bovenste stand de blokken tot en met Fvan het halfbeeld B1 samengevoegd met de blokken S^+1 tot en met Sj_| van het halfbeeld B2.
De procedure wordt voortgezet totdat alle eerste signaalblokken van het halfbeeld B1 zijn samengevoegd met de tweede 10 signaalblokken van het halfbeeld B2. De eerste signaalblokken van het halfbeeld B2 zijn intussen opgenomen in het geheugen 42 en de vertraging 43 en worden hierna gekombineerd met de tweede signaalblokken van het volgende halfbeeld (B3, niet getoond).
De vertraging 43 realiseert een vertraging T gelijk aan 15 één maal de rastertijd. In de keten 70 had eventueel ook een vertraging 74 kunnen zijn opgenomen. Deze vertraging 74 kan bij voorbeeld een vertraging^ van eveneens één maal de rastertijd realiseren. In dit geval worden de eerste en tweede signaalblokken van hetzelfde halfbeeld steeds met elkaar gekombineerd. Doch ook andere 20 vertragingstijden"^ zijn mogelijk, mits de te kombineren datastromen niet in de tijd samenvallen. De inrichting van figuur 6 is zeer bruikbaar voor het uitlezen van MAC-signalen, waarbij de eerste signaalblokken digitale informatie bevatten, die makkelijk in een (digitale) vertraging 43 vertraagd kunnen worden, en dat de tweede 25 signaalblokken analoge informatie bevatten die rechtstreeks (zonder de vertraging 74) via de keten 70 aan de uitgangsklem 50 worden aangeboden.
Vervolgens wordt de werking van de inrichting van figuur 6 uitgelegd indien het uitlezen, zoals beschreven aan de hand van figuren 2b en 2c, gerealiseerd moet worden.
30 Het uitlezen van het halfbeeld B1 gebeurt door middel van leeskop 31, waarbij gedurende het uitlezen van een eerste signaalblok F de schakelmiddelen 58 in de onderste stand staan en het betreffende eerste signaalblok wordt ingelezen in de vertraging 43, onder invloed van het stuursignaal 72 en waarbij gedurende het uitlezen van een tweede 35 signaalblok S de schakelmiddelen 58 in de bovenste stand staan en het betreffende tweede signaalblok aan de uitgangsklem 50 wordt aangeboden (de schakelmiddelen 64 staan namelijk in de bovenste stand). Gedurende PHN 11.629 23 het overschakelen van leeskop 31 naar leeskop 32 wordt gedurende vier lijntijden niets uitgelezen. Daarna wordt het eerste signaalblok Fg van het halfbeeld B2 uitgelezen en opgeslagen in de vertraging 43. Vervolgens schakelen de schakelmiddelen 58 weer in de bovenste stand en 5 wordt de inhoud van het tweede signaalblok S5 van het halfbeeld B2 onder invloed van het stuursignaal 54 opgeslagen in het geheugen 42. Tegelijkertijd wordt uit de vertraging 43 het blok Fn van het halfbeeld B1 aangeboden en aangeboden aan de uitgangsklem 50. Het tweede signaalblok Sg bevatte de informatie uit de eerste signaalblokken F^ 10 tot en met F^ van het halfbeeld B2. Deze informatie bevindt zich bij gevolg nu in het geheugen 42.
Op het moment dat signaalblok Fg van het halfbeeld B2 in het geheugen 43 wordt ingelezen (schakelmiddelen 58 in de onderste stand) wordt, onder invloed van het stuursignaal 54, het signaalblok F, 15 uit het geheugen 42 uitgelezen en via de schakelmiddelen 48 (in de bovenste stand) en de schakelmiddelen 64 (in de onderste stand) aangeboden aan de uitgangsklem 50. Daarna wordt het blok Sg uitgelezen en via de schakelmiddelen 58 en 64 (beide in de bovenste stand) aan de uitgangsklem 50 aangeboden. Vervolgens wordt op het moment dat het 20 signaalblok Fy in de vertraging 43 wordt ingelezen (schakelmiddelen 58 in de onderste stand), onder invloed van het stuursignaal 54, het signaalblok Fy uit het geheugen 42 uitgelezen en via de schakelmiddelen 48 (in de bovenste stand) en de schakelmiddelen 64 (in de onderste stand) aangeboden aan de uitgangsklem 50. Op dezelfde wijze 25 worden vervolgens Sy, F3, Sg, F^ en Sg aan de uitgangsklem aangeboden.
Vervolgens wordt op het moment dat het blok F^q in de vertraging 43 wordt ingelezen (de schakelmiddelen 58 in de onderste stand) bovendien het blok Fg uit de vertraging uitgelezen en via de 30 schakelmiddelen 48 en 64 (beide in de onderste stand) aan de uitgangs-klera 50 aangeboden, waarna S10 (de schakelmiddelen 64 staan in de bovenste stand) aan de uitgangsklem 50 verschijnt.
Vervolgens worden steeds de in de vertraging 43 over vijf lijntijden vertraagde eerste signaalblokken Fg, Fy, ... enzovoorts 35 tussengevoegd tussen de tweede signaalblokken S|^, S12, enzovoorts door het herhaald omschakelen van de schakelmiddelen 64, waarbij de schakelmiddelen 48 in de onderste stand staan, zie ook 3r * PHN 11.629 24 * figuren 2b en 2c.
Ook in dit geval kan in de keten 70 een vertraging 74 opgenomen worden, bij voorbeeld ter grootte van vijf lijntijden. In dat geval worden eerste en tweede signaalblokken behorend bij dezelfde lijn 5 met elkaar gekombineerd, doch ook andere vertragingstijden^zijn mogelijk, mits de te kombineren datastromen niet in de tijd samenvallen.
Zoals hiervoor reeds is opgemerkt is de inrichting van figuur 6 zeer goed bruikbaar voor het uitlezen van MAC-signalen waarbij de eerste signaalblokken een digitaal, en de tweede signaalblokken een 10 analoog signaal bevatten (of omgekeerd).
Bevatten de eerste en tweede signaalblokken beide digitale (of beide analoge) signalen dan is de inrichting van figuur 5 erg geschikt.
De werking van de inrichting van figuur 5 is als volgt.
15 Het halfbeeld B1 van figuur 1a wordt uitgelezen. Dat wil zeggen: de blokken F^, S1( F2, S2, ..., F^, sn_i worden uitgelezen en na elkaar in de vertraging 43 geschoven onder invloed van het stuursignaal 72. De blokken F.j, F^, Fj en F^ bevatten geen (zinvolle) informatie aangezien op het moment van het uitlezen van deze 20 blokken juist de headswitches plaats vonden. Daarna wordt het tweede signaalblok Sn uitgelezen en onder invloed van het stuursignaal 54 in het geheugen 42 opgeslagen. Daar de vertraging 43 een vertraging T gelijk aan de rastertijd realiseert wordt, parallel aan het uitlezen van het halfbeeld B2 uit de registratiedrager en het opslaan van dit 25 halfbeeld in de vertraging 43 en het geheugen 42, het halfbeeld B1 uit de vertraging 43 en het geheugen 42 uitgelezen onder invloed van de stuursignalen 72 en 54. De schakelmiddelen 48 staan in de bovenste stand en onder invloed van het stuursignaal 54 wordt het eerste signaalblok F.| van het halfbeeld B1 uit het geheugen 42 uitgelezen en aan de 30 uitgangsklem 50 aangeboden. Vervolgens schakelen de schakelmiddelen 48 naar de onderste stand. Onder invloed van het stuursignaal 72 worden de signaalblokken S^, F2, S2, ..., Fj_-| uit de vertraging 43 uitgeschoven en aangeboden aan de klem 50. De schakelmiddelen 48 schakelen weer naar de bovenste stand waarna het eerste signaalblok F^ 35 uit het geheugen 42 wordt uitgelezen, waarna de schakelmiddelen 48 opnieuw omschakelen en de signaalblokken S^, F^+1, S^+1, ...,
Fj_-j, Sj_1 uit de vertraging 43 worden geschoven. Dit herhaalt zich -s v, -v > -» * * » ^ PHN 11.629 25 nog twee maal waarna het halfbeeld BI volledig is weergegeven.
In feite is de werkwijze van figuren 1b en 1c beschreven, met dat verschil dat bovendien de datastroom van de tweede signaalblokken over de rastertijd is vertraagd.
5 De inrichting van figuur 5 kan ook als volgt werken. Het halfbeeld B2 van figuur 2a wordt uitgelezen. Dat betekent dat op een gegeven moment het eerste blok met zinvolle informatie (dat is het blok Fg) in de vertraging 43 wordt ingeschoven onder invloed van het stuursignaal 72. Daarna wordt het signaalblok S5, bevattende de 10 informatie uit de eerste signaalblokken tot en met F4, in het geheugen 42 wordt opgeslagen onder invloed van het stuursignaal 54. Op het moment dat het blok Fg in de vertraging 43 wordt ingeschoven staan de schakelmiddelen 48 in de bovenste stand en wordt onder invloed van het stuursignaal 54 het signaalblok F^, uit het geheugen 42 uitgelezen 15 en aan de klem 50 aangeboden. Vervolgens schakelen de schakelmiddelen 48 om en wordt het blok S.j (bevattende geen zinvolle informatie) uit de vertraging 43 uitgeschoven en aangeboden aan de klem 50. Tegelijkertijd wordt het blok Sg uit het spoor uitgelezen en in de vertraging 43 opgeschoven. Vervolgens schakelen de schakelmiddelen in de bovenste 20 stand en wordt het signaalblok F2 uit het geheugen 42 uitgelezen. Zo steeds omschakelend worden via de schakelmiddelen 48 nog de blokken S2 (uit 43), F3 (uit 42), S3 (uit 43) en F^ (uit 42) uitgelezen en aan de klem 50 aangeboden. Daarna schakelen de schakelmiddelen 48 weer om naar de onderste stand en worden uit de vertraging 43 de blokken 25 S4, Fcj, S3, ..., Fn en Sn uitgelezen en aangeboden aan de klem 50.
In feite is daarmee de werkwijze van figuren 2b en 2c beschreven, met dat verschil dat bovendien de datastroom van de tweede signaalblokken over vijf lijntijden is vertraagd.
30 Figuur 7a toont schematisch een andere werkwijze voor het schrijven van een videosignaal, bij voorbeeld een MAC-signaal op een magnetische registratiedrger, en wel in het bijzonder de signaalbewerking die nodig is voordat de informatie op de registratiedrager kan worden ingeschreven door een videorecorder van hettype II. Voor het 35 optekenen op de registratiedrager worden die eerste signaalblokken gedurende welke de headswitches plaats vinden herhaald. De eerste headswitch tijdens het halfbeeld B1 vindt plaats tijdens het eerste F * PHN 11.629 26 signaalfalok . Dit signaalblok F^ wordt dan ook herhaald. Dat wil zeggen dat op de plaats waar in figuur 1a het eerse signaalblok F2 zich bevond, bevindt zich nu opnieuw het eerste signaalblok F-j. Dit tweede eerste signaalblok gaat nu aan het tweede signaalblok S2 5 vooraf. De eerste signaalblokken F2 tot en met F^_^ komen nu over een lijntijd vertraagd in het videosignaal terecht, hetgeen betekent dat de volgende headswitch plaats vindt gedurende het eerste signaalblok Fj__ 1. Dit eerste signaalblok wordt eveneens herhaald. Het gevolg daarvan is dat de eerste signaalblokken Fj_ tot en met Fj_2 over twee maal de 10 lijntijd vertraagd in het videosignaal voorkomen, hetgeen weer betekent dat de daaropvolgende headswitch plaats vindt gedurende het eerste signaalblok Fj_2. Ook dit eerste-signaalblok wordt herhaald. Het gevolg daarvan is weer dat de eerste signaalblokken Fj_1 tot en met F]c_3 over drie maal de lijntijd vertraagd in het videosignaal 15 voorkomen, hetgeen betekent dat de laatste headswitch gedurende het halfbeeld B1 plaats vindt in het eerste signaalblok Fj^. Dit eerste signaalblok wordt herhaald zodat vervolgens de eerste signaalblokken F^, 2 tot en met Fn_4 over vier maal de lijntijd vertraagd in het videosignaal voorkomen. Het eerste signaalblok Fn_^ gaat dan vooraf 20 aan het tweede signaalblok Sn, zodat er in de datastroom van de eerste signaalblokken geen plaats meer is voor de laatste vier eerste signaalblokken Fn_2 tot en met Fn. Deze eerste vier signaalblokken worden daarom in plaats van de videoinformatie van het tweede signaalblok Sn, in dit tweede signaalblok Sn van de (niet 25 relevante) videolijn n opgeslagen en vervolgens op de registratiedrager opgetekend.
Figuur 7b toont de werkwijze voor het uitlezen van het videosignaal, en wel in het bijzonder de signaalbewerking die nodig is om de uit de registratiedrager uitgelezen informatie weer om te zetten 30 in een MAC-signaal. De informatie die het halfbeeld B1 beschrijft en die in figuur 7a is weergegeven wordt van de registratiedrager uitgelezen.
De datastroom van de uitgelezen eerste signaalblokken is in figuur 7c apart aangegeven. Met de schuine arcering zijn aangegeven de posities waar zich geen (relevante) informatie bevindt ten gevolge van de 35 headswitches bij opname en bij weergave. De datastroom van de eerste signaalblokken F^ tot en met F^_2 worden over één rastertijd minus één lijntijd (de tijd van één halfbeeld minus één «v Λ * • > * % PHN 11.629 27 lijntijd) vertraagd en de inhoud van het uitgelezen tweede signaalblok Sn wordt uit dit tweede signaalblok afgescheiden en in een geheugen opgeslagen. De eerste signaalblokken F-j tot en met F^_2 van het halfbeeld 6^ worden vervolgens gekombineerd met de tweede 5 signaalblokken S| tot en met van het halfbeeld B2. De uit de sporen uitgelezen datastroom van de eerste signaalblokken F^,1 tot en met Fj_3 van het halfbeeld B1 worden over één rastertijd minus twee lijntijden vertraagd en vervolgens gekombineerd met de tweede signaalblokken tot en met Sj_3 van het halfbeeld B2 dat op dat 10 moment wordt uitgelezen uit de registratiedrager.
De datastroom van de eerste signaalblokken Fj_2 tot en met F^.4 van het halfbeeld B1 worden vertraagd over één rastertijd minus drie lijntijden en vervolgens gekombineerd met de tweede signaalblokken Sj_2 tot en met Sj^ van het halfbeeld B2 dat op dat 15 moment wordt uitgelezen. Op dezelfde wijze worden de eerste signaalblokken Fj^-j tot en met Fn_4 van het halfbeeld B1 vertraagd over één rastertijd minus vier lijntijden en vervolgens gekombineerd met de tweede signaalblokken Sk_3 tot en met Sn_4 van het halfbeeld B2. Vervolgens worden de eerste signaalblokken Fn_3 tot en met Fn van 20 het halfbeeld B1 uit het geheugen uitgelezen en gekombineerd met de tweede signaalblokken Sn_3 tot en met Sn van het halfbeeld B2.
Alle opmerkingen betreffende de tijdverschillen tussen de beide datastromen en de (eventuele) vertraging van de datastroom van de tweede signaalblokken, gemaakt bij de bespreking van figuur 1b, zijn ook 25 hier geldig.
Figuur 8a toont schematisch de werkwijze voor het schrijven van een MAC-signaal op een magnetische registratiedrager, en wel in het bijzonder de signaalbewerking die nodig is voor dat de informatie op de registratiedrager kan worden ingeschreven door een 30 videorecorder van het type I. Zoals uit figuur 8a duidelijk is wordt de datastroom van de eerste signaalblokken F^ tot en met Fn_4 van het halfbeeld B1 over vier lijntijden vertraagd en, gekombineerd met de tweede signaalblokken S5 tot en met Sn, in een spoor op de registratiedrager ingeschreven. Het is bovendien duidelijk dat er in de 35 datastroom van de eerste signaalblokken geen ruimte meer is om de eerste signaalblokken Fn_3 tot en met Fn in onder te brengen. Deze vier eerste signaalblokken worden daarom opgeslagen in het tweede signaalblok ? * PHN 11.629 28
Sn en vervolgens in het spoor op de registratiedrager opgetekend.
Figuur 8b toont schematisch de signaalbewerking die nodig is om de met een videorecorder van het type I uit een registratiedrager uitgelezen informatie weer om te zetten naar een bruikbaar MAC-signaal.
5 Achtereenvolgens worden uit het spoor uitgelezen de blokken F.j, S5, F2» Sg( ..., Fn_5, Sn_i» Fn_4 en Sn. De eerste signaal-blokken Fn_3 tot en met Fn in het tweede signaalblok Sn worden daaruit afgescheiden, in een geheugen opgeslagen en vervolgens op de juiste plaats in de datastroom van de eerste signaalblokken ingevoegd.
10 Alle opmerkingen betreffende tijdverschillen tussen de beide datastromen en de (eventuele) vertraging van de datastroom van de tweede signaalblokken, gemaakt bij de bespreking van figuur 2b, zijn ook hier geldig.
Figuur 9 toont een inrichting voor het schrijven van een 15 videosignaal, bij voorbeeld een D2-MAC of een C-MAC signaal op een magnetische registratiedrager. De inrichting is bedoeld voor het uitvoeren van de werkwijze zoals beschreven aan de hand van figuur 7a-.
De inrichting lijkt veel op de inrichting van figuur 3. De volgende verschillen zijn aan te wijzen. De inrichting bevat derde en vierde 20 schakelmiddelen 80 en 81 en een vertraging 82. De uitgang 12 van het geheugen 11 is gekoppeld met een eerste ingang 83 van de derde schakelmiddelen 80, een uitgang 84 waarvan is gekoppeld met de eerste ingang 13 van de tweede schakelmiddelen 14. De vertraging 82, die is opgebouwd uit vier deel vertragingen,· waarbij in elke deel vertraging het 25 signaal over één lijntijd t^ vertraagd wordt, heeft vier aftakkingen 85.1 tot en met 85.4. Elke aftakking is gekoppeld met een bijbehorende ingang 86.1 tot en met 86.4 van de vierde schakelmiddelen 81. De uitgang 87 van deze schakelmiddelen is gekoppeld met de tweede ingang 88 van de schakelmiddelen 80. De schakelmiddelen 80 en 81 zijn 30 ingericht voor het koppelen van één van de ingangen aan de uitgang onder invloed van stuursignalen 89 respektievelijk 90 toegevoerd aan de • stuuringangen 91 respektievelijk 92 van deze schakelmiddelen. De besturingseenheid 22' levert verder nog een stuursignaal 93 naar de vertraging 82.
35 De werking van de inrichting is als volgt. De schakelmiddelen 14 staan in de bovenste stand. Volgens figuur 7a wordt eerste het signaalblok F^ aan de ingangsklem aangeboden. Op dit .*·*. «. ·*\ : * PHN 11.629 29 ogenblik treedt er een overschakeling op van het schrijven met de ene schrijfkop 8 naar het schrijven met de andere schrijfkop 7, dat Ml zeggen de schakelmiddelen 2 komen in de bovenste stand te staan. Dit betekent dat het signaalblok niet kan worden ingeschreven op de 5 registratiedrager. Bovendien treedt een stuursignaal op over de leiding 93 zodat het signaalblok F1 in de eerste deelvertraging wordt ingeschoven. Vervolgens wordt het signaalblok aan de ingangsklem 1 aangeboden en via de schakelmiddelen 14 en 2 aan de schrijfkop 7 aangeboden en ingeschreven. Vervolgens wordt het signaalblok F2 aan de 10 ingangsklem 1 aangeboden. De schakelmiddelen 14 schakelen over naar de onderste stand. Onder invloed van het stuursignaal 93 wordt het signaalblok uit de eerste deelvertraging uitgelezen en via de aftakking 85.1, de schakelmiddelen 81 (in de bovenste stand), de schakelmiddelen 14 en 2 aan de schrijfkop 7 toegevoerd en in de 15 registratiedrager ingeschreven. Bovendien wordt onder invloed van het stuursignaal 93 het signaalblok in de tweede deelvertraging 82.2 en het signaalblok F2 in de eerste deelvertraging 82.1 ingeschoven. Vervolgens verschijnt het signaalblok S2 aan de ingangsklem 1, de schakelmiddelen 14 schakelen naar de bovenste stand en dit signaalblok 20 S2 wordt op de band opgetekend. Daarna wordt het signaalblok F3 aan de ingangsklem 1 aangeboden. De schakelmiddelen 14 schakelen weer naar de onderste stand en onder invloed vn het stuursignaal 93 wordt (a) het signaalblok F| uit de deelvertraging 82.2 uitgelezen in de deelvertraging 82.3 geschoven, (b) het signaalblok F2 uit de deel-25 vertraging 82.1 uitgelezen en opgetekend op de registratiedrager en ingeschoven in de deelvertraging 82.2 en (c) het signaalblok F3 in de deelvertraging 82.1 ingeschoven. Vervolgens wordt het signaalblok S3 ingelezen (schakelmiddelen 14 in de bovenste stand). Met de schakelmiddelen 14, 20 om en om in de onderste en de bovenste stand worden 30 vervolgens ingeschreven F3, S^, F^, S5, ..., F^_2, .
Vervolgens wordt F^ aan de ingangsklem 1 aangeboden. Onder invloed van het stuursignaal 93 schuift de informatie in de deelvertragingen op en wordt het signaalblok F^ in de eerste deelvertraging 82.1 ingelezen.
Daar op dit moment de schakelmiddelen 2 overschakelen naar de onderste 35 stand wordt het signaalblok F^_1, aanwezig op de aftakking 85.1 niet ingeschreven. Vervolgens wordt het signaalblok aan de ingangsklem 1 aangeboden en via de schakelmiddelen 14 en 2 toegevoerd aan de -* O. ►, ƒ ‘ > t r * PHN 11.629 30 schrijfkop 8 en ingeschreven. Nu wordt het signaalblok Fi+1 aan de klem 1 aangeboden. Onder invloed van het stuursignaal 93 schuift de informatie in de vertraging 82 weer één positie op. Dat wil dus onder andere zeggen dat het blok F^_1 uit de deelvertraging 82.2 5 uitschuift, op de aftakking 85.2 verschijnt en eveneens in de deelvertraging 82.3 ingeschoven wordt. Bovendien verschuiven onder invloed van het stuursignaal 90 de schakelmiddelen 81 één positie.
Dat wil zeggen, de ingang 86.2 is nu met de uitgang 87 verbonden. Bij gevolg wordt nu via de schakelmiddelen 81, 80, 14 en 2 het blok F^_^ 10 ingeschreven door de schrijfkop 8. Vervolgens wordt het signaalblok S^+.j aan de klem 1 aangeboden en via de schakelmiddelen 14 en 2 ingeschreven. Vervolgens worden, met de schakelmiddelen 14 afwisselend in de onderste en de bovenste stand de signaalblokken F^, S^+2,
Fi+1' si+3' ··" Fj-3f sj-1 ingeschreven.
15 Daarna wordt het blok Fj aan de ingangsklem 1 aangeboden. Onder invloed van het stuursignaal 7 schakelen de schakelmiddelen 2 weer om naar de bovenste stand. Bovendien wordt onder invloed van het stuursignaal 93 de informatie in de vertraging 82 doorgeschoven (dat wil zeggen blok Fj_^ schuift naar deelvertraging 20 82.2, blok Fj_2 naar deelvertraging 82.3 en blok Fj_3 naar deelvertraging 82.4) en wordt het blok Fj in de deelvertraging 82.1 geschoven. Daarna wordt het signaalblok Sj aan de klem 1 aangeboden en door de schrijfkop 7 ingeschreven. Daarna wordt het blok Fj+1 aangeboden. De schakelmiddelen 14 schakelen naar de onderste stand en de 25 schakelmiddelen 81 schakelen naar de stand waarbij de ingang 86.3 met de uitgang 87 is gekoppeld. Onder invloed van het stuursignaal 93 schuift de informatie in de vertraging 82 weer één positie verder, hetgeen betekent dat het blok Fj_2 zowel in de deelvertraging 82.4 wordt geschoven als via de schakelmiddelen 81, 14 en 2 aan de schrijfkop 7 30 wordt aangeboden en op de registratiedrager wordt ingeschreven.
Vervolgens worden ingeschreven de signaalblokken sj+1, F, Sj+2, Fj, ..., Ε]ζ_4» Sk_v Op het moment dat F^ aan de klem 1 wordt aangeboden schakelen de schakelmiddelen 2 om naar de onderste stand en wordt de informatie in de vertraging 82 doorgeschoven 35 en het blok F^ ingelezen in de deelvertraging 82.1. Dat betekent dat het blok F^ wordt doorgeschoven naar de deelvertraging 82.4 en op dit moment vanwege het omschakelen naar de schrijfkop 8, niet wordt , . -\ = > . -v -· -V» V - PHN 11.629 31 ingeschreven in de registratiedrager. Vervolgens wordt aan de klem ^1 aangeboden en in de registratiedrager ingeschreven. Daarna wordt het blok Fk+1 aan de klem 1 aangeboden, en wordt onder invloed van het * stuursignaal 93 de informatie in de vertraging 82 doorgeschoven, zodat 5 aan de aftakking 85.4 het blok Fk_3 verschijnt. Daar de schakel-middelen 81 onder invloed van het stuursignaal 90 omschakelen naar de onderste stand wordt bijgevolg dit blok Ρ^_3 in de registratiedrager ingeschreven. Vervolgens worden ingeschreven de blokken S^, F]i_2, sk+2' Fk-1' sk+3' ·'*' Fn-9' sn-5' 10 Vervolgens wordt het signaalblok Fn_^ aan de klem 1 aangeboden. Onder invloed van het stuursignaal 93 schuift de informatie in de vertraging 93 één positie op. Dat betekent dat Fn_g uit de deelvertraging 82.4 wordt uitgeschoven en ingeschreven in de registratiedrager. Daarna wordt sn_^ aan de klem 1 aangeboden en ingeschreven.
15 Vervolgens verschijnt Fn_3 aan de klem 1. Onder invloed van het stuursignaal 20' wordt Fn_3 in het geheugen 11 opgeslagen. Onder invloed van het stuursignaal 93 schuift de informatie in de vertraging 82 op, zodat het blok Fn_? via de schakelmiddelen 81, 80,14 en 2 door de schrijfkop 8 wordt ingeschreven. Vervolgens wordt Sn_3 inge-20 schreven. Daarna verschijnt Fn_2 aan de klem 1 die onder invloed van het stuursignaal 20' in het geheugen 11 wordt opgeslagen. Bovendien wordt het blok Fn_g ingeschreven in de registratiedrager, gevolgd door het blok Sn_2. Daarna verschijnt Fn-1 aan de klem 1, die weer wordt opgeslagen in het geheugen 11. Bovendien wordt het blok Fn_3 25 ingeschreven in de registratiedrager, gevolgd door Sn_-|. Nu verschijnt het blok Fn aan de klem 1, die ook wordt opgeslagen in de registratiedrager. Bovendien wordt het blok Fn_^ in de registratiedrager ingeschreven.
Daarna schakelen de schakelmiddelen 80 om naar de 30 bovenste stand en op het moment dat het blok Sn aan de klem 1 wordt aangeboden blijven de schakelmiddelen 14 in de onderste stand staan en worden onder invloed van het stuursignaal 20' de blokken Fn_3 tot en met Fn uit het geheugen 11 uitgelezen en op de registratiedrager opgetekend in plaats van het signaalblok Sn. De beschreven procedure 35 herhaalt zich voor opvolgende halfbeelden.
Figuur 10 toont een inrichting voor het schrijven van een videosignaal, waarmee de werkwijze beschreven aan de hand van figuur 8a ΡΗΝ 11.629 32 ΐ uitgevoerd kan worden. Op het moment van aanbieden van de blokken ,
Si, F2, S2, F3, S3, F4 en S4 wordt overgeschakeld naar de schrijfkop 7, zodat deze blokken niet kunnen worden ingeschreven in de registratiedrager. Wel worden de blokken F^ F2, F3 en F4 onder 5 invloed van het stuursignaal 93' ingeschreven in de vertraging 82', die een vertraging over vier lijntijden realiseert. Dat betekent dat, indien vervolgens het blok F 5 aan de klem 1 wordt aangeboden en onder invloed van het stuursignaal 93' in de vertraging 82' wordt ingeschoven, het blok Fi onder invloed van ditzelfde stuursignaal 93' aan de uitgang 10 beschikbaar komt en via de schakelmiddelen 80 en 14 (beide in de onderste stand) en de schakelmiddelen 2 (in de bovenste stand) aan de schrijfkop 7 wordt aangeboden en wordt ingeschreven. Vervolgens wordt met de schakelmiddelen 14 afwisselend in de bovenste en de onderste stand ingeschreven de blokken Sg, F2, Sg, F3, ..., Fn_gi 15 Sn_4. Vervolgens wordt het blok Fn_3 aan de klem 1 aangeboden. Onder invloed van het stuursignaal 20' wordt dit blok in het geheugen 11 opgeslagen. Tegelijkertijd wordt Fn_^ op de registratiedrager opgeschreven, gevolgd door Sn_3. Vervolgens verschijnt het blok Fn_2 aan de klem 1. Ook deze wordt in het geheugen 11 opgeslagen, terwijl 20 Fn_g en vervolgens Sn_2 op de registratiedrager wordt ingeschreven. Daarna verschijnt het blok Fn_i aan de klem 1. Dit blok wordt in het geheugen 11 opgeslagen terwijl Fn_g en vervolgens Sn_i op de registratiedrager worden ingeschreven. Dan wordt Fn aan de klem 1 aangeboden en opgeslagen in het geheugen 11, terwijl tegelijkertijd 25 Fn_4 uit de vertraging 82' wordt uitgeschoven en in de registratiedrager wordt ingeschreven. Tenslotte wordt Sn aan de klem 1 aangeboden. Op dat moment schakelen de schakelmiddelen 80 om naar de bovenste stand en blijven de schakelmiddelen 14 in de onderste stand staan. Onder invloed van het stuursignaal 20' worden de blokken Fn_3 30 tot en met Fn uit de vertraging 11 geschoven en in de registratiedrager ingeschreven, in plaats van het blok Sn. De procedure herhaalt zich voor opvolgende halfbeelden.
Figuur 11 toont een inrichting voor het uitlezen van een videosignaal uit de registratiedrager volgens de werkwijze zoals 35 beschreven aan de hand van figuren 7b en 7c. De inrichting lijkt enigszins op de inrichting van figuur 5 of figuur 6. De uitgang van de tijdbasiskorrektieschakeling 39 is gekoppeld met een vertraging 95 , · ss PHN 11.629 33 bevattende vier deelvertragingen 95.1 tot en met 95.4 en vier aftakkingen 96.1 tot en met 96.4. De uitgang van het geheugen 42 is gekoppeld met een eerste ingang 102 van derde schakelmiddelen 100, een uitgang 103 waarvan is gekoppeld met de eerste ingang 47 van de tweede 5 schakelmiddelen 48. De aftakkingen 96.1 tot en met 96.4 van de vertraging 95 zijn gekoppeld met bijbehorende ingangen 97.1 tot en met 97.4 van vierde schakelmiddelen 98, een uitgang 99 waarvan is gekoppeld met een tweede ingang 101 van de schakelmiddelen 100. De schakelmiddelen 100 en 98 zijn ingericht voor het koppelen van één van de ingangen 10 met de uitgang onder invloed van een stuursignaal 105 respektievelijk 106 toegevoerd aan een stuuringang 104 respektievelijk 107 van de schakelmiddelen. De vertraging 95 krijgt een stuursignaal 108 toegevoerd van de besturingseenheid 56'. De werking van de inrichting is als volgt.
Met de schakelmiddelen 33 in de onderste stand wordt het 15 laatste gedeelte van het halfbeeld B1 uitgelezen. Op het moment dat het tweede signaalblok Sn van halfbeeld B1 aan de uitgang 36 verschijnt wordt de inhoud van dit blok, in casu de eerste signaalblokken Fn_.j tot en met Fn, onder invloed van het regelsignaal 54' in het geheugen 42 opgeslagen. Op dit moment zijn in de vertraging 95 alle eerste 20 signaalblokken Fj tot en met Fn_4 opgeslagen. Dat wil zeggen in de deelvertraging 95.4 bevindt zich het blok F^, in de deelvertraging 95.3 het blok F2, in de deelvertraging 95.2 het blok Fj en in de deelvertraging 95.1 de blokken F4 tot en met Fn_4. Dit betekent dat de vertraging 95 in totaal een vertragingstijd T+3t·^ gelijk aan 25 éénmaal de rastertijd minus een lijntijd realiseert, ofwel T is gelijk aan éénmaal de rastertijd minus vier lijntijden. Dat betekent dat de deelvertraging 95.1 de datastroom van de eerste signaalblokken, zoals in figuur 7c aangegeven, bevat, met uitzondering van het eerste (bovenste) gearceerde datablok in figuur 7c.
30 Vervolgens wordt beschreven hoe het invoegen van de eerste signaalblokken van het halfbeeld B1 tussen de tweede signaalblokken van het halfbeeld B2 plaatsvindt. Op het moment van omschakelen van de schakelmiddelen 33 naar de bovenste stand wordt onder invloed van het stuursignaal 108 de informatie in de vertraging 95 over één 35 positie opgeschoven. Dat wil zeggen (a) het blok wordt uit de deelvertraging 95.4 uitgelezen en via de schakelmiddelen 98 (in de onderste stand) en de schakelmiddelen 100 en 48 (beide in de onderste PHN 11.629 34 ' / ' stand) aan de uitgangsklem 50 aangeboden, (b) de blokken F2, F3 en schuiven nu in de deelvertragingen 95.4, 95.3 en 95.2 en de deelvertraging 95.1 bevat nu de blokken F5 tot en met Fn_4 van het halfbeeld B1 en een blok van het halfbeeld B2 dat echter geen informatie 5 bevat vanwege het overschakelen naar de (andere) leeskop 31. Het blok S.j van half beeld B2 wordt nu via de keten 109 en de schakelmiddelen 48 (in de bovenste stand) toegevoerd aan de klem 50. Daarna worden achtereenvolgens de blokken , S2, F2, S3, ..., Fj__3, S^_2' van het half beeld B2 uitgelezen. De blokken F·^ tot en met F^_3 van 10 het halfbeeld B2 worden ingeschoven in de deelvertraging 95.1 terwijl tegelijkertijd de blokken F2 tot en met Fj__2 van het halfbeeld B1 uit de deelvertraging 95.4 geschoven worden en, door middel van de schakelmiddelen 48 afwisselend in de onderste en de bovenste stand, deze signaalblokken gekombineerd worden met (tussengevoegd worden tussen) de 15 blokken S2 tot en met S^_2 van het halfbeeld B2.
Vervolgens wordt F^_2 van het halfbeeld B2 uitgelezen.
Op dit moment bevindt zich in de deelvertraging 95.4 geen zinvolle informatie en in de deelvertraging 95.3 het blok F^_^ (zie ook figuur 7c het gearceerde blok boven F^_1 en het blok Fj_.| zelf). Voordat de 20 informatie in de vertraging 95 één positie verschoven wordt en het blok F^_2 in de deelvertraging 95.1 geschoven wordt, schakelen de schakelmiddelen 98 over naar de één na onderste positie. Wordt de informatie in de vertraging nu doorgeschoven onder invloed van het stuursignaal 108, wordt het blok Fj_.j dat verschijnt op de aftakking 25 96.3 via de schakelmiddelen 98, 100 en 48 aan de klem 50 aangeboden.
Daarna schakelen de schakelmiddelen 48 naar de bovenste stand en wordt het blok Sj_.j van het halfbeeld B2 uitgelezen en aan de klem 50 aangeboden. Vervolgens worden, met de schakelmiddelen 48 afwisselend in de onderste en bovenste stand de signaalblokken F^ tot en met Fj_3 30 van het halfbeeld B1, en telkens aanwezig aan de aftakking 96.3, gekombineerd met (tussengevoegd tussen) de blokken tot en met Sj_3 van het halfbeeld B2. Op dit moment bevindt zich in de deelvertraging 95.3 geen (zinvolle) informatie en in de deelvertraging 95.2 het blok Fj_2 (zie ook figuur 7c het gearceerde blok boven Fj_2 35 en het blok Fj_2 zelf). Voordat het volgende uit de registratiedrager uitgelezen eerste signaalblok van het halfbeeld B2 in de vertraging 95 wordt ingeschoven schakelen eerst de schakelmiddelen 98 over naar de .v * · ·... # ·· m J» -½.
PHN'11.629 35 stand waarbij de ingang 97.2 met de uitgang 99 gekoppeld is. Dit betekent dat tijdens het verschuiven van de informatie in de vertraging 95 over één positie het blok Ej_2 via de aftakking 96.2, de schakelmiddelen 98, 100 en 48 aan de klem 50 verschijnt. Daarna volgen 5 Sj_2 (B2), Fj_1 (B1), Sj_1 (B2), Fk_4 (BI), Sk_4 (B2), waarbij tussen haakjes is aangegeven bij welk halfbeeld het bewuste blok behoort.
Op dit moment bevindt zich in de deelvertraging 95.2 geen (zinvolle) informatie en in de laatste positie in de deelvertraging 95.1 10 het blok Fk_3 (zie ook figuur 7c het gearceerde blok boven Fk_3 en het blok Fk_3 zelf). Voordat de informatie in de vertraging 95 over één positie wordt doorgeschoven schakelen de schakelmiddelen 98 over naar de bovenste positie. Bij het doorschuiven van de informatie in de vertraging 95 verschijnt het blok Fk_3 aan de aftakking 96.1, welk 15 blok via de schakelmiddelen 98, 100 en 48 aan de klem 50 wordt aangeboden. Vervolgens verschijnen aan de klem 50 sk_3 (B2), Fk_2 (B1), Sk_2 (B2), ..., Fn_4 (B1), Sn_4 (B2).
Vervolgens schakelen de schakelmiddelen 100 over naar de bovenste stand en wordt uit het geheugen 42 het blok Fn_3 (B1) 20 uitgelezen en via de schakelmiddelen 100 en 48 aan de klem 50 aangeboden. Vervolgens wordt sn_3 (B2) uitgelezen en aangeboden aan de klem 50. Vervolgens wordt Fn_2 (BI) uit het geheugen 42 uitgelezen en afgegeven aan de klem 50. Daarna volgt het blok Sn_2 (B2). Nu wordt Fn_.j (B1) uitgelezen uit het geheugen 42 en aan de klem 50 aangeboden, 25 gevolgd door Sn_.j (B2). Nadat Fn (B1) uit het geheugen 42 is uitgelezen en aangeboden aan klem 50 wordt vervolgens sn (B2) uit de registratiedrager uitgelezen en in het geheugen 42 ingelezen. Op dit moment bevinden zich de signaalblokken F1 (B2) tot en met Fn_4 (B2) de vertraging 95 en de signaalblokken Ffl_3 (B2) tot en met Fn (B2) 30 in het geheugen 42.
De procedure herhaalt zich voor opvolgende halfbeelden.
In de keten 109 had eventueel nog een vertraging 110 opgenomen kunnen worden. Deze vertraging kan een tijdvertraging van bijvoorbeeld één rastertijd realiseren. In dat geval worden eerste en tweede signaal-35 blokken van hetzelfde halfbeeld met elkaar gekombineerd.
Figuur 12 toont de inrichting voor het weergeven volgens de werkwijze zoals beschreven aan de hand van figuren 8b en 8c. De ƒ* * PHN 11.629 36 schakelmiddelen 48 staan in de bovenste stand en vervolgens wordt door de uitleeskop 31 uit een spoor op de registratiedrager uitgelezen de blokken F.,, S5,F2, Sg, ..., Fn_5, Sn_1 en Fn_4. Deze blokken worden aan de uitgangsklem 50 aangeboden. Vervolgens leest de 5 uitleeskop 31 het blok Sn uit, bevattende de eerste signaalblokken Fn_3 tot en met Fn. Onder invloed van het stuursignaal 54" worden deze blokken in het geheugen 42 opgeslagen. Vervolgens treedt gedurende vier lijntijden de overschakeling naar de volgende schrijfkop 32 op. Gedurende deze overschakeling stuurt de besturingseenheid 56" vier maal 10 een stuursignaal 54" naar het geheugen 42 zodat op de juiste momenten de blokken Fn_3i Fn-2' Fn-1 en Fn aan uitgangsklem 50 verschijnen. De schakelmiddelen 48 staan dan natuurlijk in de onderste stand.
De procedure herhaalt zich voor opvolgende halfbeelden.
***, Tr. y .Λ. Λ u ; ·.* -

Claims (31)

1. Werkwijze voor het schrijven en uitlezen van een videosignaal in respektievelijk uit schuin op de lengterichting van een handvormige magnetische registratiedrager verlopende sporen, door middel van twee of meer schrijf- respektievelijk leeskoppen gemonteerd op een 5 roteerbare koptrommel, waarbij het videosignaal is opgebouwd uit elkaar opvolgende lijnen met een eerste signaalblok bevattende een lijnsyn-chronisatiesignaal en een tweede signaalblok bevattende de kleur- en helderheidsinformatie van het videosignaal en waarbij in de eerste signaalblokken behalve het lijnsynchronisatiesignaal ten minste één 10 additioneel signaal is opgenomen, met het kenmerk, dat tijdens het schrijven ten minste het additionele signaal in een zeker eerste signaalblok in een geheugen wordt opgeslagen en daarna in één of meer tweede signaalblokken behorende bij één of meer niet relevante lijnen in het videosignaal wordt ondergebracht, welk(e) tweede 15 signaalblok(ken) vervolgens in een spoor op de registratiedrager wordt (worden) ingeschreven, en dat tijdens het uitlezen, uit het (de) bewuste uit het spoor uitgelezen tweede signaalblok(ken) het additionele signaal wordt afgescheiden en in een geheugen wordt opgeslagen en daarna het additionele signaal weer wordt ondergebracht in het bewuste eerste 20 signaalblok.
2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat tijdens het schrijven ten minste het additionele signaal in een zeker eerste signaalblok, gedurende welke het överschakelen van het schrijven met een schrijfkop naar het schrijven met een andere schrijfkop plaats 25 vindt, in het geheugen wordt opgeslagen en daarna in het (de) bewuste tweede signaalblok(ken) wordt (worden) ondergebracht, en dat tijdens het uitlezen ten minste de uit de sporen uitgelezen eerste signaalblokken over een tijdinterval T worden vertraagd, waarna het additionele signaal weer wordt ondergebracht in het bewuste eerste signaalblok.
3. Werkwijze volgens conclusie 2, voor het schrijven van een videosignaal op een magnetische registratiedrager waarbij gedurende een raster slechts één maal wordt overgeschakeld van het schrijven met een schrijfkop naar het schrijven met een andere schrijfkop, met het kenmerk, dat tijdens het schrijven tenminste de additionele signalen van 35 die eerste signaalblokken behorende bij de opvolgende x lijnen gedurende welke het overschakelen plaats vindt, in een geheugen worden opgeslagen en daarna in één of meer zekere tweede signaalblokken behorend bij «*· * PHN 11.629 38 één of meer niet relevante lijnen in het videosignaal worden ondergebracht en vervolgens in een spoor op de registratiedrager worden ingeschreven. (Figuur 2a)
4. Werkwijze volgens conclusie 2, voor het schrijven van een 5 videosignaal op een magnetische registratiedrager, waarbij gedurende een raster m maal wordt overgeschakeld van het schrijven met een schrijfkop naar het schrijven met een andere schrijfkop, met het kenmerk, dat tijdens het schrijven tenminste de additionele signalen van die m eerste signaalblokken gedurende welke het overschakelen plaats vindt, in een 10 geheugen worden opgeslagen en daarna in één of meer zekere tweede signaalblokken behorend bij één of meer niet relevante lijnen in het videosignaal worden ondergebracht en vervolgens in een spoor op de registratiedrager worden ingeschreven. (Figuur 1a)
5. Werkwijze volgens conclusie 2, voor het uitlezen uit een 15 magnetische registratiedrager van een videosignaal dat is ingeschreven door middel van de werkwijze van conclusie 3, waarbij gedurende een raster slechts één maal wordt overgeschakeld van het uitlezen met een leeskop naar het uitlezen met een andere leeskop, met het kenmerk, dat tijdens het uitlezen uit het (de) uit het bewuste spoor uitgelezen 20 tweede signaalblok(ken) de x additionele signalen worden afgescheiden en in een geheugen worden opgeslagen, dat tenminste de uit de sporen uitgelezen eerste signaalblokken worden vertraagd en de additionele signalen weer worden ondergebracht in de bewuste x eerste signaalblokken. (Figuur 2b)
6. Werkwijze volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de uit de sporen uitgelezen eerste signaalblokken worden vertraagd over ten minste een tijdinterval T van (x+1)t^, waarbij t·^ de lijntijd is.
7. Werkwijze volgens conclusie 2 voor het uitlezen uit een magnetische registratiedrager van een videosignaal dat is ingeschreven 30 door middel van de werkwijze van conclusie 4, waarbij gedurende een raster m maal wordt overgeschakeld van het uitlezen met een leeskop naar het uitlezen met een andere leeskop, met het kenmerk, dat tijdens het uitlezen, uit het (de) bewuste uit .het spoor uitgelezen tweede signaalblok(ken) de m additionele signalen worden afgescheiden en in 35 een geheugen worden opgeslagen, dat tenminste de uitde sporen uitgelezen eerste signaalblokken worden vertraagd en de m additionele signalen weer worden ondergebracht in de bijbehorende m eerste signaalblokken. (Figuur ΡΗΝ 11.629 39 V "τ 1b)
8. Werkwijze volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de uit de sporen uitgelezen eerste signaalblokken worden vertraagd over ten minste een tijdinterval T gelijk aan tr, waarbij tr de rastertijd is.
9. Inrichting voor het schrijven van een videosignaal in schuin op de lengterichting van een bandvormige magnetische registratiedrager verlopende sporen, voor het uitvoeren van de werkwijze volgens conclusie 2, 3 of 4, voorzien van - een ingangsklem voor het ontvangen van het videosignaal en 10 - eerste schakelmiddelen met een ingang, twee of meer uitgangen en een stuuringang, welke eerste schakelmiddelen zijn ingericht voor het koppelen van de ingang met één van de uitgangen onder invloed van een aan de stuuringang toegevoerd eerste stuursignaal, waarbij de ingangsklem is gekoppeld met de ingang van de eerste schakelmiddelen 15 en elke uitgang van deze schakelmiddelen is gekoppeld met een bijbehorende schrijfkop, met het kenmerk, dat de inrichting verder bevat een geheugen en tweede schakelmiddelen, dat het geheugen is ingericht voor het opslaan van het additionele signaal in het genoemde eerste signaalblok op het moment van 20 overschakelen van het schrijven met een schrijfkop naar het schrijven met een andere schrijfkop, onder invloed van een stuursignaal toegevoerd aan een stuuringang van het geheugen, dat daartoe een ingang van het geheugen ten minste op het moment van overschakelen is gekoppeld met de ingangsklem, dat een uitgang van het geheugen is gekoppeld met een 25 eerste van twee ingangen van de tweede schakelmiddelen, een uitgang waarvan is gekoppeld met de ingang van de eerste schakelmiddelen, en dat de tweede schakelmiddelen zijn ingericht voor het koppelen van een van de twee ingangen met de uitgang onder invloed van een aan een stuuringang van deze tweede schakelmiddelen toegevoerd derde stuursignaal 30 zodanig dat de eerste ingang is gekoppeld met de uitgang op het moment van inschrijven van het (de) tweede signaalblok(ken) behorende bij de niet relevante lijn(en) in het videosignaal. (Figuur 3)
10. Inrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de ingangsklem is gekoppeld met de tweede ingang van de tweede 35 schakelmiddelen.
11. Inrichting volgens conclusie 9 of 10, voor het uitvoeren van de werkwijze volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het geheugen PHN 11.629 40 . t y ♦ is ingericht voor het, onder invloed van het stuursignaal toegevoerd aan de stuuringang, opslaan van de additionele signalen van die eerste signaalblokken behorende bij x opvolgende lijnen gedurende welke het overschakelen plaats vindt.
12. Inrichting volgens conclusie 9 of 10, voor het uitvoeren van de werkwijze volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het geheugen is ingericht voor het, onder invloed van het stuursignaal toegevoerd aan de stuuringang, opslaan van de additionele signalen van die m eerste signaalblokken gedurende welke het overschakelen plaats vindt.
13. Inrichting voor het weergeven van een videosignaal, voor het uitvoeren van de werkwijze volgens conclusie 2, 5, 6, 7 of 8, voorzien van - twee of meer leeskoppen, - eerste schakelmiddelen met twee of meer ingangen, een uitgang en een 15 stuuringang, welke eerste schakelmiddelen zijn ingericht voor het koppelen van één van de ingangen met de uitgang onder invloed van een aan de stuuringang toegevoerd eerste stuursignaal, - een uitgangsklem voor het afgeven van het videosignaal, met het kenmerk, dat de inrichting verder bevat een geheugen, een 20 vertraging en tweede schakelmiddelen, dat het geheugen is ingericht voor het opslaan van het zich in het (de) bewuste uit het spoor uitgelezen tweede signaalblok(ken) bevindende additonele signaal onder invloed van een tweede stuursignaal toegevoerd aan een stuuringang van het geheugen, dat daartoe een ingang van het geheugen ten minste op het moment van 25 uitlezen van het (de) bewuste tweede signaalblok(ken) is gekoppeld met de uitgang van.de eerste schakelmiddelen, dat een ingang van de vertraging ten minste op het moment van uitlezen van de eerste signaalblokken is gekoppeld met de uitgang van de eerste schakelmiddelen, dat uitgangen van het geheugen en de vertraging zijn gekoppeld 30 met een eerste respektievelijk tweede ingang van de tweede schakelmiddelen, en dat de tweede schakelmiddelen zijn ingericht voor het koppelen van een van de twee ingangen met de uitgang onder invloed van een aan een stuuringang van deze tweede schakelmiddelen toegevoerd derde stuursignaal zodanig dat de eerste ingang is gekoppeld met de uitgang 35 gedurende de over het tijdinterval T vertraagde, overschakeltijd van het uitlezen met een leeskop naar het uitlezen met een andere leeskop. (Figuren 5 en 6) Λ x %··> * * „ / .i .,· ‘ . "/ , * -* % PHN 11.629 41
14. Inrichting volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de uitgang van de tweede schakelmiddelen is gekoppeld met de uitgangsklem.
15. Inrichting volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de uitgang van de eerste schakelmiddelen is gekoppeld met een ingang van 5 derde schakelmiddelen, waarvan een eerste en een tweede uitgang zijn gekoppeld met de ingangen van het geheugen respektievelijk de vertraging, dat de uitgang van de tweede schakelmiddelen is gekoppeld met een eerste ingang van vierde schakelmiddelen, een tweede ingang’ waarvan is gekoppeld met de eerste uitgang van de derde schakelmiddelen, 10 en dat een uitgang van de vierde schakelmiddelen is gekoppeld met de uitgangsklem, dat de derde schakelmiddelen zijn ingericht voor het koppelen van de ingang met een van de uitgangen onder invloed van een aan een stuuringang van de derde schakelmiddelen toegevoerd vierde stuursignaal, dat de vierde schakelmiddelen zijn ingericht voor het 15 koppelen van een van de ingangen met de uitgang onder invloed van een aan een stuuringang van de vierde schakelmiddelen toegevoerd vijfde stuursignaal, en dat de ingang en de eerste uitgang van de derde schakelmiddelen met elkaar zijn gekoppeld gedurende het uitlezen van de tweede signaalblokken.
16. Inrichting volgens conclusie 13, 14 of 15, voor het uitvoeren van de werkwijze volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat het geheugen is ingericht voor het, onder invloed van het stuursignaal toegevoerd aan zijn stuuringang, opslaan van de zich in het (de) bewuste uit het spoor uitgelezen tweede signaalblok(ken) bevindende x 25 additionele signalen en dat de tweede schakelmiddelen zodanig zijn ingericht dat gedurende de, over het tijdinterval T vertraagde, overschakeltijd, de eerste ingang is gekoppeld met de uitgang.
17. Inrichting volgens conclusie 13, 14 of 15, voor het uitvoeren van de werkwijze volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat het 30 geheugen is ingericht voor het, onder invloed van het regelsignaal toegevoerd aan zijn regelingang, opslaan van de zich in het (de) bewuste, uit het spoor uitgelezen, tweede signaalblok(ken) bevindende m additionele signalen, en dat de tweede schakelmiddelen zodanig zijn ingericht dat tijdens een raster gedurende de m, over het tijdinterval T 35 vertraagde, overschakeltijden, de eerste ingang is gekoppeld met de uitgang.
18. Inrichting volgens conclusie 15, of 16 of 17 voor zover Ψ- -b PHN 11.629 42 afhankelijk van conclusie 15, waarbij het zich in de tweede signaalblokken bevindende signaal een analoog signaal is, met het kenmerk, dat tussen de eerste uitgang van de derde schakelmiddelen en de eerste ingang van de vierde schakelmiddelen een andere vertraging is 5 opgenomen, met een vertragingstijd ongeveer gelijk aan de vertragingstijd van de eerstgenoemde vertraging.
19. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat tijdens het schrijven tenminste het additionele signaal in een eerste signaalblok, gedurende welke het overschakelen van het schrijven met een 10 schrijfkop naar het schrijven naar een andere schrijfkop plaatsvindt over één of meer lijntijden wordt vertraagd en daarna in een ander eerste signaalblok wordt ondergebracht en in de registratiedrager wordt ingeschreven en dat het originele additionele eerste signaal van dat andere eerste signaalblok wordt vertraagd en daarna op de 15 registratiedrager wordt ingeschreven.
20. Werkwijze volgens conclusie 19, voor het schrijven van een videosignaal op een magnetische registratiedrager, waarbij gedurende een raster slechts één maal wordt overgeschakeld van het schrijven met een schrijfkop naar het schrijven met een andere schrijfkop, met het 20 kenmerk, dat tijdens het schrijven de additionele signalen van die x eerste signaalblokken behorende bij opvolgende x lijnen, gedurende welke het overschakelen plaats vindt, worden vertraagd over ten minste x lijntijden en daarna in x andere eerste signaalblokken worden ondergebracht, dat de additionele signalen van ten minste x latere 25 eerste signaalblokken van het raster in het geheugen worden opgeslagen en daarna in één of meer tweede signaalblokken behorende bij één of meer niet relevante videolijnen worden ondergebracht. (Figuur 8a)
21. Werkwijze volgens conclusie 19, voor het schrijven van het videosignaal op een magnetische registratiedrager, waarbij gedurende 30 een raster m maal wordt overgeschakeld van het schrijven met een kop naar het schrijven met een andere schrijfkop, met het kenmerk, dat tijdens het schrijven de additionele signalen van die m eerste signaalblokken gedurende welke het overschakelen plaats vindt, over ten minste één lijntijd worden vertraagd en daarna in m andere eerste 35 signaalblokken worden ondergebracht, dat de additionele signalen van ten minste m latere eerste signaalblokken van het raster in het geheugen worden opgeslagen en daarna in één of meer tweede signaalblokken -\ *' _:\ ,* ) ..a t *· * PHN 11.629 43 behorende bij één of meer niet relevante videolijnen worden ondergebracht. (Figuur 7a)
22. Werkwijze volgens conclusie 19, voor het uitlezen uit een magnetische registratiedrager van een videosignaal dat is ingeschreven 5 door middel van de werkwijze volgens conclusie 20, waarbij slechts één maal per raster wordt overgeschakeld van het uitlezen met een leeskop naar het uitlezen met een andere leeskop, met het kenmerk, dat tijdens het uitlezen uit het (de) bewuste uit het spoor uitgelezen tweede signaalblok(ken) de x additionele signalen worden afgescheiden 10 en in een geheugen worden opgeslagen en daarna weer worden ondergebracht in de bewuste x latere eerste signaalblokken. (Figuur Sb)
23. Werkwijze volgens conclusie 19, voor het uitlezen uit een magnetische registratiedrager van een videosignaal, dat is ingeschreven door middel van de werkwijze volgens conclusie 21, waarbij gedurende een 15 raster m maal wordt overgeschakeld van het uitlezen met een leeskop naar het uitlezen met een andere leeskop, met het kenmerk, dat tijdens het uitlezen, uit het (de) bewuste uit het spoor uitgelezen tweede signaalblok(ken) de m additionele signalen worden afgescheiden en in een geheugen worden opgeslagen, waarna de m additionele signalen weer 20 worden ondergebracht in de bijbehorende m latere eerste signaalblokken. (Figuur 7b)
24. Inrichting voor het schrijven van een videosignaal in schuin op de lengterichting van een bandvormige magnetische registratiedrager verlopende sporen, voor het uitvoeren van de werkwijze 25 volgens conclusie 19, 20 of 21, voorzien van - een ingangsklem voor het ontvangen van het videosignaal, - eerste schakelmiddelen met een ingang en twee of meer uitgangen, en een stuuringang, welke eerste schakelmiddelen zijn ingericht voor het koppelen van de ingang met één van de uitgangen onder invloed 30 van een aan de stuuringang toegevoerd eerste stuursignaal, waarbij de ingangsklem is gekoppeld met de ingang van de eerste schakelmiddelen en elke uitgang van deze schakelmiddelen is gekoppeld met een bijbehorende schrijfkop, met het kenmerk, dat de inrichting verder bevat een geheugen en tweede schakelmiddelen, dat het geheugen is 35 ingericht voor het opslaan van het additionele signaal in het genoemde andere eerste signaalblok, onder invloed van een tweede stuursignaal toegevoerd aan een stuuringang van het geheugen, dat * '“*» PHN 11.629 44 een ingang van het geheugen ten minste op het moment van aanbieden van een later eerste signaalblok aan de ingangsklem, met deze ingangs-klem gekoppeld is, dat een uitgang van het geheugen is gekoppeld met een eerste van twee ingangen van de tweede schakelmiddelen, een uitgang 5 waarvan is gekoppeld met de ingang van de eerste schakelmiddelen, en dat de tweede schakelmiddelen zijn ingericht voor het koppelen van één van de ingangen met de uitgang onder invloed van een aan een stuuringang van deze tweede schakelmiddelen toegevoerd derde stuursignaal zodanig dat de eerste ingang is gekoppeld met de uitgang op 10 het moment van het inschrijven van de één of meer tweede signaalblokken behorende bij één of meer niet relevante lijnen in het videosignaal.
25. Inrichting volgens conclusie 24, voor het uitvoeren van de werkwijze volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat het geheugen is 15 ingericht voor het opslaan van de additionele signalen in de genoemde x latere eerste signaalblokken, dat de ingangsklem verder is gekoppeld met een ingang van een vertraging, voor het vertragen van ten minste de x eerste signaalblokken behorende bij de opvolgende x lijnen gedurende welke het overschakelen plaats vindt, dat een uitgang van de vertraging 20 is gekoppeld met een eerste ingang van derde schakelmiddelen, een tweede ingang waarvan is gekoppeld met de uitgang van het geheugen, en een uitgang waarvan is gekoppeld met de eerste ingang van de tweede schakelmiddelen, en dat de derde schakelmiddelen zijn ingericht voor het koppelen van één van de ingangen aan de uitgang onder invloed van 25 een aan een stuuringang van de derde schakelmiddelen toegevoerd stuursignaal. (Figuur 10)
26. Inrichting volgens conclusie 24, voor het uitvoeren van de werkwijze volgens conclusie 21, met het kenmerk, dat het geheugen is ingericht voor het opslaan van de additionele signalen van de genoemde m 30 latere eerste signaalblokken, dat de ingangsklem verder is gekoppeld met een ingang van een vertraging, voor het vertragen van ten minste de m eerste signaalblokken gedurende welke het overschakelen plaats vindt, dat de uitgang van het geheugen is gekoppeld met een e.erste ingang van derde schakelmiddelen, een uitgang waarvan is gekoppeld met de eerste 35 ingang van de tweede schakelmiddelen, dat de vertraging is voorzien van m aftakkingen, elke aftakking gekoppeld met een bijbehorende ingang van vierde schakelmiddelen, een uitgang waarvan is gekoppeld met een tweede »·> s. . - *>. W V s> --- . . ¢- * PHN 11.629 45 ingang van de derde schakelmiddelen en dat de derde en vierde schakelmiddelen zijn ingericht voor het koppelen van één van de ingangen met de uitgang onder invloed van een stuursignaal toegevoerd aan een stuuringang van de derde respektievelijk vierde 5 schakelmiddelen. (Figuur 9)
27. Inrichting voor het uitlezen van een videosignaal uit schuin op de lengterichting van de bandvormige magnetische registratiedrager verlopende sporen, voor het uitvoeren van de werkwijze volgens conclusie 19, 22 of 23, voorzien van 10 - twee of meer leeskoppen, - eerste schakelmiddelen met twee of meer ingangen, een uitgang en een stuuringang, welke eerste schakelmiddelen zijn ingericht voor het koppelen van één van de ingangen met de uitgang onder invloed van een aan de stuuringang toegevoerd eerste stuursignaal, 15. een uitgangsklem voor het afgeven van het videosignaal, met het kenmerk, dat de inrichting verder bevat een geheugen en tweede schakelmiddelen, dat het geheugen is ingericht voor het opslaan van het zich in het (de) bewuste uit het spoor uitgelezen tweede signaalblok(ken) bevindende additionele signaal onder invloed van een 20 tweede stuursignaal toegevoerd aan een stuuringang van het geheugen, dat daartoe een ingang van het geheugen ten minste op het moment van uitlezen van het (de) bewuste tweede signaalblok(ken) is gekoppeld met de uitgang van de eerste schakelmiddelen, dat een uitgang van het geheugen is gekoppeld met een eerste van twee ingangen van de tweede 25 schakelmiddelen, de uitgang waarvan is gekoppeld met de uitgangsklem, en dat de tweede schakelmiddelen zijn ingericht voor het koppelen van een van de ingangen met de uitgang onder invloed van een aan een stuuringang van deze tweede schakelmiddelen toegevoerd stuursignaal zodanig dat de eerste ingang is gekoppeld met de uitgang op het moment van onderbrengen 30 van het additionele signaal in het bewuste latere eerste signaalblok.
28. Inrichting volgens conclusie 27, voor het uitvoeren van de werkwijze volgens conclusie 22, met het kenmerk, dat het geheugen is ingericht voor het opslaan van de zich in het (de) bewuste uit het spoor uitgelezen tweede signaalblok(ken) bevindende x additionele signalen, 35 en dat de tweede ingang is gekoppeld met de uitgang van de eerste schakelmiddelen. (Figuur 12)
29. Inrichting volgens conclusie 27, voor het uitvoeren van ΡΗΝ 11.629 46 ψ' "*· s de werkwijze volgens conclusie 23, met het kenmerk, dat het geheugen is ingericht voor het opslaan van de zich in het (de) bewuste uit het spoor uitgelezen tweede signaalblok(ken) bevindende m additionele signalen, dat de inrichting verder is voorzien van een vertraging, en derde en 5 vierde schakelmiddelen, dat de uitgang van de eerste schakelmiddelen is gekoppeld met zowel de tweede ingang van de tweede schakelmiddelen als met een ingang van een vertraging, dat de uitgang van het geheugen is gekoppeld met een eerste ingang van de derde schakelmiddelen, de uitgang waarvan is gekoppeld met de eerste ingang van de tweede schakelmiddelen, 10 dat de vertraging is voorzien van m aftakkingen, elke aftakking gekoppeld met een bijbehorende ingang van de vierde schakelmiddelen, een uitgang waarvan is gekoppeld met de tweede ingang van de derde schakelmiddelen, en dat de derde en de vierde schakelmiddelen zijn ingericht voor het koppelen van één van de ingangen met de uitgang 15 onder invloed van een stuursignaal toegevoerd aan een stuuringang van de derde respektievelijk vierde schakelmiddelen. (Figuur 11)
30. Inrichting volgens conclusie 28 of 29, met het kenmerk, dat vóór de tweede ingang van de tweede schakelmiddelen een andere vertraging is opgenomen.
31. Magnetische registratiedrager verkregen met de werkwijze volgens conclusie 1, 2, 3, 19, 20 of 21, bevattende een videosignaal opgebouwd uit elkaar opvolgende lijnen met een eerste - en een tweede signaalblok in schuin op de lengterichting van de registratiedrager verlopende sporen, met het kenmerk, dat in ten minste één tweede 25 signaalblok een additioneel signaal uit ten minste één eerste signaalblok van het raster is opgenomen. tf*'A *'"* ^ ' * Γ O : *
NL8600254A 1986-02-03 1986-02-03 Werkwijze voor het schrijven en/of lezen van een videosignaal, bij voorbeeld een mac-signaal, inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze en een magnetische registratiedrager verkregen volgens de werkwijze. NL8600254A (nl)

Priority Applications (7)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8600254A NL8600254A (nl) 1986-02-03 1986-02-03 Werkwijze voor het schrijven en/of lezen van een videosignaal, bij voorbeeld een mac-signaal, inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze en een magnetische registratiedrager verkregen volgens de werkwijze.
AT87200141T ATE62368T1 (de) 1986-02-03 1987-01-30 Verfahren fuer die aufzeichnung und/oder wiedergabe eines videosignals, zum beispiel eines mac-signals, vorrichtung zur durchfuehrung des verfahrens und mittels dieses verfahrens erhaltene magnetische aufzeichnungstraeger.
EP87200141A EP0232940B1 (en) 1986-02-03 1987-01-30 Method of recording and/or reading a video signal, for example an mac signal, apparatus for carrying out the method, and magnetic record carrier obtained by means of the method
DE8787200141T DE3768977D1 (de) 1986-02-03 1987-01-30 Verfahren fuer die aufzeichnung und/oder wiedergabe eines videosignals, zum beispiel eines mac-signals, vorrichtung zur durchfuehrung des verfahrens und mittels dieses verfahrens erhaltene magnetische aufzeichnungstraeger.
KR870000770A KR870008305A (ko) 1986-02-03 1987-01-31 비데오 신호 레코딩 및 판독방법과 그를 수행하기 위한 장치와 상기 방법에 의한 자기 레코드 캐리어
JP62021903A JPS62202695A (ja) 1986-02-03 1987-02-03 ビデオ信号記録及び/又は再生方法、該方法を実施する装置及び該方法により得られる磁気記録担体
US07/741,971 US5210618A (en) 1986-02-03 1991-08-06 Method, apparatus and record carrier for video signal recording and reading wherein signal blocks occurring during switching are repositioned and preserved

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8600254 1986-02-03
NL8600254A NL8600254A (nl) 1986-02-03 1986-02-03 Werkwijze voor het schrijven en/of lezen van een videosignaal, bij voorbeeld een mac-signaal, inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze en een magnetische registratiedrager verkregen volgens de werkwijze.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8600254A true NL8600254A (nl) 1987-09-01

Family

ID=19847516

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8600254A NL8600254A (nl) 1986-02-03 1986-02-03 Werkwijze voor het schrijven en/of lezen van een videosignaal, bij voorbeeld een mac-signaal, inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze en een magnetische registratiedrager verkregen volgens de werkwijze.

Country Status (6)

Country Link
EP (1) EP0232940B1 (nl)
JP (1) JPS62202695A (nl)
KR (1) KR870008305A (nl)
AT (1) ATE62368T1 (nl)
DE (1) DE3768977D1 (nl)
NL (1) NL8600254A (nl)

Families Citing this family (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE3737056A1 (de) * 1986-10-28 1988-05-11 Mitsubishi Electric Corp Aufzeichnungs- und wiedergabegeraet fuer videosignale

Family Cites Families (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JPS57150285A (en) * 1981-03-12 1982-09-17 Victor Co Of Japan Ltd Magnetic recording system of sound signal and recording and reproducing system
DE3310890C2 (de) * 1983-03-25 1986-01-30 Telefunken Fernseh Und Rundfunk Gmbh, 3000 Hannover System zur Übertragung eines Fernsehsignals, insbesondere für eine Aufzeichnung und eine Wiedergabe
JPS60140993A (ja) * 1983-12-27 1985-07-25 Matsushita Electric Ind Co Ltd 記録再生装置

Also Published As

Publication number Publication date
DE3768977D1 (de) 1991-05-08
EP0232940B1 (en) 1991-04-03
ATE62368T1 (de) 1991-04-15
EP0232940A1 (en) 1987-08-19
JPS62202695A (ja) 1987-09-07
KR870008305A (ko) 1987-09-25

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US4395738A (en) Helical scan tape recording and/or replay apparatus
NL8301060A (nl) Magnetische opneeminrichting voor opname van een videosignaal.
GB2216749A (en) Reducing flicker of a still frame in a digital image processing system
US6396999B1 (en) Recording device for recording a digital information signal on a record carrier
US5155600A (en) Video disk playback apparatus
NL8600254A (nl) Werkwijze voor het schrijven en/of lezen van een videosignaal, bij voorbeeld een mac-signaal, inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze en een magnetische registratiedrager verkregen volgens de werkwijze.
US5394276A (en) Method and apparatus for two-channel recording of video signals
KR910003282B1 (ko) 디지탈콤포지트 비데오신호의 기록/재생장치
US5210618A (en) Method, apparatus and record carrier for video signal recording and reading wherein signal blocks occurring during switching are repositioned and preserved
JPH0710099B2 (ja) ビデオ信号記録再生方式
JP2718409B2 (ja) ビデオ記録装置
JP2638799B2 (ja) ビデオ再生装置
JPS63313382A (ja) プログラム再生装置
KR900008244Y1 (ko) 자기기록 재생장치의 화상기록 재생회로
GB2231463A (en) Video tape recorder
JPH10188473A (ja) 映像記録再生装置
JP2653940B2 (ja) 磁気テープ記録再生装置
JPS625788A (ja) 磁気記録再生装置におけるモニタ装置
JP2533114B2 (ja) 画像再生装置
JP2707745B2 (ja) 映像用特殊再生装置
JPS61283289A (ja) 映像信号の記録再生装置
JPS61127286A (ja) 映像再生方式
JPS63250287A (ja) 高速撮像装置
JPS6339284A (ja) 磁気記録再生装置
JPH0722405B2 (ja) 静止画像信号の記録再生方式

Legal Events

Date Code Title Description
A1B A search report has been drawn up
BV The patent application has lapsed