NL8600178A

NL8600178A - Sigarettefilter.

Info

Publication number: NL8600178A
Application number: NL8600178A
Authority: NL
Original assignee: Brown & Williamson Tobacco
Priority date: 1985-02-11
Filing date: 1986-01-27
Publication date: 1986-09-01
Also published as: DK161730B; DK63086D0; DE3601960C2; GB2170695B; DK161730C; SE459385B; BE904164A; DK63086A; ES296839Y; GB8603132D0; DE3601960A1; NO860455L; AU553638B1; CA1254479A; LU86263A1; JPH0259716B2; IL77720A; FR2577114B1; ES296839U; CH672575A5

Description

5 t’ NO 33668 1

Sidarettefilter.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op filters voor op sigaretten. Enerzijds heeft deze betrekking op een van uitsparingen voorzien filter met ventilatieluchtmiddelen daarin. Anderzijds heeft de uitvinding betrekking op een filter voor een sigaret met stroming ver-5 snellende middelen daarin in combinatie met ventilatieluchtmiddelen.

Het is algemeen bekend in de stand der techniek om filters aan sigaretten toe te voegen, waarbij de filters voorzien worden van venti-Tatiemiddelen om omgevingslucht in het filter te brengen om de rook-stroom te verdunnen. De verdunning van de rookstroom beperkt de hoe- 10 veelheid rookdeeltjes alsmede de zich in gasfase bevindende componenten die aan de mond van de roker afgegeven worden. Een aantal middelen is voorgesteld en wordt gebruikt voor het inbrengen van ventilatielucht in de sigaret. Het omhulsel voor de tabak in een sigaret kan bijvoorbeeld vervaardigd worden uit een poreus materiaal, dat het inbrengen van 15 lucht over de hele lengte van de sigaret mogelijk maakt, waar deze mengt met de rookstroom die daardoor gaat, waardoor de rook in de stroom verdund wordt. Het sigarette-omhulsel kan eveneens op bepaalse plaatsen in de lengte van de sigaret van openingen voorzien worden, hetgeen in openingen voorziet voor de sigaret waardoor ventilatielucht 20 binnentreedt. Bovendien is het bekend het omhulsel van het filter voor verdunning van de rookstroom van openingen te voorzien. Eveneens is er een aantal suggesties geweest voor het opnemen van groeven binnen de filterstop voor de sigaret teneinde het toevoegen van ventilatielucht in de rookstroom te vergemakkelijken.

25 U.S.-A-3.596.663 heeft bijvoorbeeld betrekking op een tabaksrook- filter voorzien van een gegolfd poreus stopomhulsel dat een filter-element omgeeft, dat omgeven wordt door mondstukpapiermateriaal met doorstroomopeningen daarin, waardoor ventilatielucht rechtstreeks in het filterelement binnentreedt of langs de groeven verder gaat naar de 30 mond van de roker. Andere octrooi schriften die betrekking hebben op si-garettefi1ters met groeven die het filterelement omgeven voor het inbrengen van ventilatielucht in het filtereinde van de filtersigaret omvatten U.S.-A-3.577.995; U.S.-A-3.572.347; U.S.-A-3.490.461; U.S.-A-1.718.122; U.S.-A-3.788.330; U.S.-3.773.053; U.S.-A-3.752.165; 35 U.S.-A-3.638.661; U.S.-A-3.608.561; het Westduitse octrooischrift 2.302.677; het Britse octrooischrift 1.414.745; het Britse octrooischrift 1.360.612; het Britse octrooi schrift 1.360.611 en U.S.-A-3.91Q.288, waarbij bovengenoemde Britse octrooischriften gericht v " -» -n a -η *> - · - - ·; i / ö * * 2 zijn op niet-omhulde acetaatfilters. Bovendien bestaat er een aantal octrooi schriften gericht op het opnemen van in het midden aangebrachte buizen in een sigarettefilter. Deze omvatten bijvoorbeeld U.S.-A-3.860.011; U.S.-A-4.037.524; U.S.-A-4.086.846; U.S.-A-4.022.221; 5 U.S.-A-3.045.680; U.S.-A-3.621.851; U.S.-A-3.674.036; U.S.-A-4.109.666 en U.S.-A-4.256.122. Bovendien heeft U.S.-A-4.380.241 betrekking op een niet-filterend mondstuk voor een sigaret omvattende een in het midden aangebrachte stroombuis voor rook.

De onderhavige uitvinding voorziet op van voordeel zijnde wijze in 10 een eenvoudige inrichting van een filter voor een sigaret, die in een sigarettefilter voorziet voor een lager teergehalte zowel door ventilatie als filtratie. De onderhavige uitvinding voorziet bovendien in een filterventilatiestelsel voor een sigaret met gebruik van groeven in de filterstop die zich uitstrekken van openingen in het mondstukpapier, in 15 het mondstukpapier naar het mondeinde van het filter. De onderhavige uitvinding heeft eveneens betrekking op een van groeven voorzien filter met een niet-poreus stopomhulsel. De onderhavige uitvinding voorziet bovendien eveneens in middelen voor het versnellen van lucht die van de ventilatieluchtgroeven bij het mondeinde van het filter stroomt.

20 Verschillende andere eigenschappen van de onderhavige uitvinding zullen duidelijk worden voor degene bekwaam in de stand der techniek bij het lezen van de onderstaande beschrijving.

Meer in het bijzonder voorziet de onderhavige uitvinding in een filter voor een sigaret omvattende een poreuze filterstang met cilin-25 drische vorm, een ondoorlatend omhulsel dat zich in langsrichting langs de stang uitstrekt en die stang omgeeft waarbij tegenover liggende einden van de stang doorstroombaar blijven, welk omhulsel ten mThste een zich in langsrichting uitstrekkende groef heeft verzonken in de filterstang, welke ten minste ene groef open eindigt bij en zich uitstrekt 30 vanaf het mondeinde van de stang over een afstand kleiner dan de lengte van het filter, mondstukmateriaal dat zich in langsrichting van het omhulsel uitstrekt en dit omgeeft, welk mondstukmateriaal zich uitstrekt over een bepaalde afstand voorbij het mondeinde van de filterstang waardoor een uitsparing bij het mondeinde van het filter begrensd 35 wordt, welk mondstukmateriaal omvat middelen om ventilatielucht in de groef in te brengen, welke ventilatielucht het enige fluïdum is dat door de groef stroomt indien het filter gebruikt wordt in combinatie met een sigaret tijdens het normaal trekken bij roken, en een kraag vervaardigd van een ondoorlatend materiaal aangebracht in de uitsparing 40 concentrisch met het deel van het mondstukmateriaal dat zich voorbij £ V" ;! s 7 8 3 het mondeinde van de filterstang uitstrekt, waarbij de kraag stroming van lucht uit de groef beperkt voor het vergroten van de snelheid van de stroming ventilatielucht vanaf de groef.

Begrepen moet worden dat de beschrijving van de voorbeelden van de 5 onderhavige uitvinding die hierna gegeven wordt niet beperkend is en dat verscheidene wijzigingen binnen het bereik van de onderhavige uitvinding kunnen opkomen bij degene bekwaam in de stand der techniek bij het lezen van onderstaande beschrijving.

De uitvinding zal thans aan de hand van de tekeningen nader ver-10 duidel ijkt worden, waarin:

Figuur 1 een langsdoorsnede-aanzicht is van een filterelement volgens de onderhavige uitvinding waar de voorkeur aangegeven wordt bevestigd aan een tabakskolom van een sigaret;

Figuur 2 een eindaanzicht van het filterelement is uit figuur 1; 15 Figuur 3 een 1angsaanzicht is van een ander filterelement waar de voorkeur aangegeven wordt volgens de onderhavige uitvinding bevestigd aan een tabakskolom van een sigaret;

Figuur 4 een eindaanzicht is van het filterelement uit figuur 3;

Figuur 5 een dwarsdoorsnede-aanzicht is van een ander fiTter-20 element waar de voorkeur aangegeven wordt volgens de onderhavige uitvinding; en

Figuur 6 een eindaanzicht is van het filterelement uit figuur 5.

In figuren 1 en 2 is een filterstop volgens de onderhavige uitvinding afgebeeld. Deze filterstop 2 omvat een cellulose-acetaat filter-25 element IQ of elk ander filter vervaardigd van vezel achtige of geschuimde materialen voor tabaksrook die in de stand der techniek bekend kunnen zijn omgeven door een niet-poreus omhulsel 12. Onderkend moet worden dat het gebruik van de uitdrukking "niet-poreus omhulsel" omvat niet-poreuze uitwendige oppervlakken van geschuimd materiaal, die een 30 geheel zijn met het filterelement alsmede niet-poreus omhulselmateriaal dat niet een geheel is met het filterelement. Bovendien is de filterstop 2 voorzien van een veelheid van groeven 14 daarin uitmondend in en zich in langsrichting daarlangs uitstrekkend vanaf het mondeinde van het filterelelement 10 over een bepaalde afstand kleiner dan de gehele 35 lengte van het filterelement 10. De filterstoppen 2 worden in het algemeen vervaardigd door gebruik van een standaard filterstang van cellulose-acetaat of dergelijke, het omhullen van de stang met een niet-poreus omhulselmateriaal, het vervolgens onderworpen van de omhulde filterstang aan een vorm of ander behandelingsmiddel ontworpen om pas-40 sende groeven daarin aan te brengen. Een dergelijke werkwijze is bekend · :: o S t; 4 als een warmvormtechniek, die algemeen bekend is in de stand der techniek.

In figuur 1 is de filterstop 2 bevestigd aan een tabakskolom of sigaret 3 en is aangebracht om omwikkeld te worden door mondstukpapier 5 16, dat daarin een veelheid van openingen 18 bevat die de filterstop 2 langs de omtrek omgeven en aangebracht om in lijn te zijn met de groeven 14 waarbij ventilatielucht de groeven 14 radiaal binnentreedt door de openingen 18. Begrepen moet worden dat het gebruik van de uitdrukking "mondstukpapier" kan omvatten in de handel verkrijgbaar mondstuk-10 papier in combinatie met een luchtdoorlatend omhulsel, dat gebruikt wordt bij het samenvoegen van het filter voor de bevestiging aan een tabakskolom. Zoals afgebeeld in de figuur 1 en 2 treedt ventilatielucht door de openingen 18 in het mondstukpapier binnen, beweegt door de groeven 14 en naar de mond van de roker.

15 Bovendien blijkt uit figuur 1 en 2 dat de filterstop 2 bovendien omvat een kraag 20 begrensd door een dunne, in hoofdzaak cilindrische wand 22. De kraag 20 is aangebracht bij het mondeinde van het filter-element 10 coaxiaal daarmee, waardoor in een uitsparing 24 bij het mondeinde van het filterelement 10 voorzien wordt. De uitwendige diame-20 ter van de cilindrische kraagwand 22 is in hoofdzaak gelijk aan de diameter van de filterstop 2 en de inwendige diameter van de kraagwand 22 is voldoende groot om ten minste een deel van de open einden van de groeven 14 bij het mondeinde van het filterelement 10 open te laten naar de uitsparing 24. D.w.z. de dikte van de cilindrische wand 22 is 25 kleiner dan de diepte van een groef 14. De kraag 20 is door mondstukpapier 16 bevestigd aan het filterelement 10, welk mondstukpapier zich uitstrekt voorbij het mondeinde van de filterstop 2 in langs de omtrek overlappend verband met het uitwendige oppervlak van de kraagwand 22. Zoals afgebeeld ligt kraag 20 tegen het mondeinde van het filterelement 30 10. Bij voorkeur is de cilindrische wand 22 vervaardigd van een ondoorlatend materiaal zoals een kunststof.

De kraag 20 werkt als een schot om de snelheid van de ventilatielucht die de groeven 14 in de uitsparing 24 verlaat te verhogen, waardoor ventilatielucht gedwongen wordt de mond van de roker met een hoge-35 re snelheid binnen te treden, zonder het verminderen van de volumesnel-heid van de stroom ventilatielucht die de mond van de roker binnentreedt ten opzichte van een optimale waarde, hetgeen zou ontstaan indien de groeven 14 kleiner vervaardigd zouden worden teneinde de stroomsnelheid van lucht in de mond van de roker te vergroten.

40 Figuur 3 en 4 tonen het filterelement 10 bevestigd aan de tabaks- c-;o:· ] 7 8 5 kolom 3 door het mondstukpapier 16 met het deel van het mondstukpapier 16 zich uitstrekkend voorbij het mondeinde van het filterelement 10 om de uitsparing 24 voor het mondeinde van de filterstang te begrenzen zo- . als hierboven beschreven. In deze uitvoering is een schot in de vorm 5 van een kraag 120 verhoudingsgewijs stijf ondoorlatend materiaal aangebracht in de uitsparing 24 concentrisch met het deel van het mondstuk-materiaal dat zich voorbij het mondeinde van het filterelement uitstrekt. In deze uitvoering is het ene einde van de wand 122 van het kraagvormige schot 120 verzonken in het filterelement 10 bij het mond-10 einde om het kraagvormige schot 120 rechtstreeks op zijn plaats te doen liggen op het filterelement 10. Dit kan op een aantal verschillende wijzen verwezenlijkt worden. Zoals het meest duidelijk in figuur 3 getoond, kan het filterelement 10 bijvoorbeeld gevormd worden met een zich langs de omtrek uitstrekkende lijst 126 in de omtrek van het 15 filterelement 10 direkt nabij het mondeinde van het filterelement met een uitwendige diameter kleiner dan de diameter van het filterelement 10 en ongeveer gelijk aan de inwendige diameter van het kraagvormige schot 120. Het kraagvormige schot 120 is zich over de gehele lengte van de uitsparing 24 uitstrekkend afgebeeld. De wand 122 van de kraag 120 20 heeft een passende dikte om slechts een deel van het open uitlaateinde van elk van de groeven 14 te vernauwen. Het kraagvormige schot 120 zal de snelheid van de lucht die de groeven 14 verlaat vergroten met dezelfde van voordeel zijnde resultaten zoals hierboven vermeld met betrekking tot het kraagvormige schot 20.

25 Figuur 5 en 6 tonen het filterelement 10 bevestigd aan de tabaks kolom 3 door het mondstukpapier 16 waarbij een deel van het mondstuk-materiaal 16 zich uitstrekt voorbij het mondeinde van het filterelement 10 om een uitsparing 24 te begrenzen zoals hierboven beschreven. In deze uitvoering ligt een schot in de vorm van een ringvormige kraag 220 30 van verhoudingsgewijs stijf ondoorlatend materiaal in de uitsparing 24 concentrisch ten opzichte van het deel van het mondstukmateriaal dat zich voorbij het mondeinde van het filterelement uitstrekt. Bij deze uitvoering ligt het kraagvormige schot 220 in langsrichting op afstand van het mondeinde van het filterelement in een langsrichting van het 35 filterelement 10, zodat een einde van de wand 222 van de kraag op een bepaalde afstand ligt van het mondeinde van het filterelement. De uitwendige diameter van het kraagvormige schot 220 valt samen met de inwendige diameter van het mondstukmateriaal dat zich voorbij het mondeinde van de filterstop uitstrekt. De dikte van de wand 222 van de 40 kraag is kleiner dan de radiale diepte van groeven 14 afgebeeld, hoewel .. . ί / «5 C '0 6 beoogd wordt dat deze eveneens gelijk of groter kan zijn dan de radiale afstand van de groef 14. Het einde van het kraagvormige schot 220 werkt samen met het mondeinde van het filterelement om een ringvormige stroomdoorgang tlè voor lucht te begrenzen open naar alle groeven 14 5 met een breedte radiaal gemeten ten opzichte van het mondeinde van het filterelement die kleiner is dan de diepte-afmeting van een groef 14. Het kraagvormige schot 220 dient voor het vergroten van de snelheid van de lucht die de groeven 14 verlaat.

Begrepen zal worden dat verscheidene wijzigingen uitgevoerd kunnen 10 worden aan de bijzondere uitvoeringen die getoond en beschreven zijn zonder de principes van de onderhavige uitvinding te verlaten.

·: r j 317 s

Claims

1. Filter voor een sigaret omvattende: > een poreuze filterstang met cilindrische vorm; 5 een ondoorlatend omhulsel dat zich in langsrichting langs die stang uitstrekt en die stang omgeeft waarbij de tegenover liggende einden van die stang doorstroombaar blijven, welk omhulsel ten minste een zich in langsrichting uitstrekkende groef heeft verzonken in de filterstang, met het kenmerk, dat die ten minste ene groef open eindigt en 10 zich uitstrekt van het mondeinde van de stang over een afstand kleiner dan de lengte van de filterstang; waarbij het filter bovendien omvat mondstukmateriaal dat zich in langsrichting van het omhulsel uitstrekt en dit omgeeft, welk mondstukmateriaal zich over een bepaalde afstand uitstrekt voorbij het mondein-15 de van het filterelement waardoor een uitsparing bij het mondeinde van het filter begrensd wordt, welk mondstukmateriaal middelen omvat om ventilatielucht in te brengen in de groef, welke ventilatielucht het enige fluidum is dat door de groef stroomt indien het filter gebruikt wordt in combinatie met een sigaret tijdens het normaal trekken bij het 20 roken; en een kraag vervaardigd van een ondoorlatend materiaal aangebracht in de uitsparing concentrisch met het deel van het mondstukmateriaal dat zich voorbij het mondeinde van de filterstang uitstrekt, waarbij de kraag tegen het mondeinde van de filterstang aanligt, en de dikte van 25 de wand van de kraag kleiner is dan de diepte van de groef waardoor het open einde van de ten minste ene groef gedeeltelijk vernauwd wordt voor het vergroten van de snelheid van de ventilatielucht die uit de ten minste ene groef stroomt.

2. Filter volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de middelen 30 voor het inbrengen van lucht in de groef omvatten dat het mondstukmateriaal over ten minste een deel van de groef poreus is.

3. Filter volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het middel voor het inbrengen van lucht in de groef omvat dat het mondstukmateriaal daarin openingen heeft in stromende verbinding met die groef.

4. Filter voor een sigaret, omvattende: een poreuze filterstang met cilindrische vorm; een ondoorlatend omnhulsel dat zich in langsrichting langs die stang uitstrekt en die stang omgeeft waarbij de tegenover liggende einden van die stang doorstroombaar blijven, waarbij het omhulsel ten min-40 ste een zich in langsrichting uitstrekkende groef heeft verzonken in de : 7 3 y < . *e- . •i X- filterstang, met het kenmerk, dat die ten minste ene groef open eindigt bij en zich uitstrekt van het mondeinde van de stang over een afstand kleiner dan de lengte van de filterstang; waarbij het filter bovendien omvat mondstukmateriaal dat zich in 5 langsrichting van het omhulsel uitstrekt en dit omgeeft, welk mondstukmateriaal zich over een bepaalde afstand uitstrekt voorbij het mondein-de van de filterstang, waardoor een uitsparing bij het mondeinde van het filter begrensd wordt, welk mondstukmateriaal omvat middelen voor het inbrengen van ventilatielucht in de groef, welke ventilatielucht 10 het enige fluïdum is dat door die groef stroomt indien het filter gebruikt wordt in.combinatie met een sigaret tijdens het normaal trekken bij roken; en een kraag vervaardigd van een ondoorlatend materiaal aangebracht in die uitsparing concentrisch ten opzichte van het deel van het mond-15 stukmateriaal dat zich voorbij het mondeinde van de filterstang uitstrekt, waarbij de kraag verzonken is in de filterstang bij het mondeinde daarvan, en de dikte van de wand van de kraag kleiner is dan de diepte van de groef het open einde van de ten minste ene groef gedeeltelijk vernauwend voor het vergroten van de snelheid van de ventilatie-20 lucht die uit de ten minste ene groef stroomt.

5. Filter volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de middelen voor het inbrengen van lucht in de groef omvatten dat het mondstukmateriaal boven ten minste een deel van die groef poreus is.

6. Filter volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat het middel 25 voor het inbrengen van lucht in de groef omvat dat het mondstukmateriaal daarin openingen heeft in stromende verbinding met die groef.

7. Filter voor een sigaret omvattende: een poreuze filterstang met cilindrische vorm; een ondoorlatend omhulsel dat zich in langsrichting langs die 3& stang uitstrekt en die stang omgeeft waarbij de tegenover liggende einden van die stang doorstroombaar blijven, welk omhulsel ten minste een zich in langsrichting uitstrekkende groef heeft verzonken in de filterstang, met het kenmerk, dat die ten minste ene groef open eindigt bij en zich uitstrekt van het mondeinde van de stang over een afstand klei-35 ner dan de lengte van de filterstang; waarbij het filter bovendien omvat mondstukmateriaal dat zich in langsrichting uitstrekt van het omhulsel en dit omgeeft, welk mondstukmateriaal zich over een bepaalde afstand uitstrekt voorbij het mondeinde van het filter, welk mondstukmateriaal omvat middelen om ventilatie-4Q lucht in de groef in te brengen, welke ventilatielucht het enige Hg ι_· a»· flufdum Is dat door die groef stroomt indien het filter gebruikt wordt in combinatie met een sigaret tijdens het normaal trekken bij roken; en een kraag vervaardigd van een ondoorlatend materiaal aangebracht 5 in die uitsparing concentrisch met het deel van het mondstukmateriaal dat zich uitstrekt voorbij het mondeinde van de filterstang, welke kraag op afstand ligt van het mondeinde van de filterstang, en daarmnee samenwerkt en een ringvormige stroomdoorgang voor lucht begrenst open naar de ten minste ene groef, waarbij de breedte van de ringvormige 10 doorgang radiaal ten opzichte van de filterstang geneten kleiner is dan de diepte van de ten minste ene groef.

8. Filter volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de middelen voor het inbrengen van lucht in de groef omvatten dat het mondstukmateriaal boven de ten minste een deel van de groef poreus is.

9. Filter volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de middelen voor het inbrengen van lucht in de groef omvatten dat het mondstukmateriaal daarin openingen heeft in stromende verbinding met die groeven.

10. Filter volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de dikte van de wand van de kraag kleiner is dan de diepte van de groef.

11. Filter volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de dikte van de wand van de kraag groter is dan de diepte van de groef.

12. Filter volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de dikte van de wand van de kraag in hoofdzaak gelijk is aan de diepte van de groef. 25 =====