NL8501369A

NL8501369A - Waardepapier en in het bijzonder bankbiljetten met een veiligheidspatroon.

Info

Publication number: NL8501369A
Application number: NL8501369A
Authority: NL
Original assignee: De La Rue Giori Sa
Priority date: 1983-11-16
Filing date: 1985-05-13
Publication date: 1986-12-01
Also published as: JPS60155492A; NL188790C; CA1221123A; NL188790B; EP0146151A1; AU562166B2; EP0146151B1; DD228669A5; US4588212A; AU3249584A; ATE35112T1; DE3472079D1; BE901846A; CH662989A5

Description

* 4

Waardepapier en in het bijzonder bankbiljetten met een veiligheidspatroon._

De uitvinding heeft betrekking op waardepapier en in het bijzonder bankbiljetten met een veiligheidspatroon, dat 5 zich over tenminste een gedeelte daarvan uitstrekt en een ondergrond, alsmede tenminste twee, alleen onder bepaalde voorwaarden zichtbare beelden bevat.

Om de vervaardiging van valse waardepapieren en in het bijzonder valse bankbiljetten te verhinderen zijn reeds ver-10 schillende drukmethoden toegepast en in het bijzonder bankbiljetten voorzien van een vei 1igheidsondergrond, welke uit uiterst dunne lijnen met verschillende kleuren bestaat en die zodanig ingewikkelde figuren vormt, dat het reproduceren daarvan langs fotografische weg uiterst moeilijk is. De voorschrij-15 dende ontwikkeling van de reproductietechniek heeft echter vervalsers de mogelijkheid geboden om tenminste in bepaalde gevallen deze moeilijkheden te overwinnen.

Een andere bekende poging om een oplossing voor dit probleem te verschaffen bestaat uit de vervaardiging van waar-20 depapier, waarvan het oppervlak tenminste gedeeltelijk door middel van staalgravuredruk gevormde reliëflijnen bevat. Op basis van deze. methode zijn reeds meerdere varianten voorgesteld. Een van deze voorstellen betreft in het bijzonder de vorming van een slechts onder bepaalde voorwaarden zichtbaar, 25 zogenaamd transitoir beeld, dat uit evenwijdige reliëfvormige lijnen is samengesteld. Volgens een uitvoeringsvorm verschijnt dit transitoire beeld alleen bij toepassing van een geschikt transparantscherm of bij belichting van het waardepapier met behulp van een daartoe geschikte lichtbron.

30 In een ander geval varieert de kleur van de flanken van de reliëflijnen over de lengte daarvan of tussen deze flanken onderling zodanig, dat bij het waarnemen van het waardepapier onder twee verschillende hoeken twee verschillende beelden zichtbaar worden en wel al naar gelang of daarbij de 35 ene dan wel de andere flank van de reliëflijnen aan de waarneming is onttrokken. In een ander bekend geval bezitten de reliëflijnen een gelijkvormige kleur, welke zodanig met de kleur van het papier, dus van de tussenruimten tussen de lijnen kontrasteert, dat het door deze reliëflijnen gevormde 40 beeld alleen verschijnt, wanneer dit onder een betrekkelijk 8501369 i 't - 2 - kleine scherpe hoek en evenwijdig aan een loodrecht op deze lijnen verlopend vlak wordt beschouwd, waardoor de tussenruimten tussen de reliëflijnen verborgen blijven en een beeld met een gelijkvormige kleur verschijnt. Dit beeld valt echter moei-5 lijk te herkennen, wanneer het waardepapier vanuit een richting, loodrecht op het vlak daarvan wordt beschouwd, omdat dan het kontrast van de kleuren, dat tussen de lijnen en de tussenruimten tussen deze lijnen bestaat het beeld uiteen doet vallen.

De in het voorgaande beschreven werkwijzen hebben er 10 toe bijgedragen, het vervalsen van waardepapieren te bemoeilijken, aangezien geen enkele fotografische inrichting de mogelijkheid biedt, een driedimensinale reproductie te verkrijgen. De eerst-genoemde uitvoeringsvormen hebben echter het bezwaar, dat daarbij voor èen echtheidscontrole een extra in-15 richting en wel een scherm, een lens, een speciale lamp of. dergelijke moet worden toegepast en om deze reden een dergelijke controle bij het normale gebruik van waardepapieren in de praktijk onmogelijk maken. De beide laatstgenoemde uitvoeringsvormen met reliëflijnen vereisen een hoge nauwkeurigheid 20 bij de vervaardiging van de transitoire beelden, teneinde een volmaakt register van de kleuren te verkrijgen. Bovendien is de waarnemingshoek betrekkelijk klein en ligt deze in de orde van grootte van 15 tot 20°,ten opzichte van het vlak van het papier, hetgeen het controleren van een groter aantal waar-25 depapieren bemoeilijkt.

De uitvinding beoogt, waardepapier van de bovenbeschreven soort te verschaffen, dat is voorzien van een uit reliëflijnen bestaand veiligheidspatroon, dat door middel van staal-gravuredruk kan worden gevormd, zonder dat daarbij kleurkon-30 trasten behoeven te worden aangebracht en dat zonder meer door ongeschoolde personen zonder gebruikmaking van speciale lampen, schermen, lenzen of andere hulpmiddelen onder een naar verhouding grote scherpe hoek kan worden waargenomen.

Het met de uitvinding beoogde doel wordt volgens de uit-35 vinding door toepassing van de in het kenmerkende gedeelte van de conclusie 1 vermelde maatregelen bereikt.

Door toepassing van de uitvinding worden de navolgende voordelen verkregen. Het veiligheidspatroon is samengesteld uit evenwijdige reliëfvormige lijnsegmenten, welke in groepen 8501369 - 3 - naast elkaar zijn aangebracht en op eenvoudige wijze door middel van staalgravuredruk kunnen worden gevormd zonder dat daarbij uitzonderlijk nauwkeurige instellingen voor het verkrijgen van een volmaakt kleurregister behoeven te worden uit-5 gevoerd. Het gehele, uit de reliëfvormige lijnsecties en de tussenruimten daartussen bestaande veiligheidspatroon bezit bij voorkeur dezelfde kleur. De echtheidscontrole kan door elke willekeurige gebruiker worden uitgevoerd door het betreffende waardepapier onder een scherpe hoek en evenwijdig aan 10 een loodrecht op de reliëflijnsecties van een van de beelden georiënteerd vlak in natuurlijk licht of in het licht van een gebruikelijke electrische lamp te beschouwen. Een draaiing van het waardepapier over ongeveer een hoek, welke gelijk is aan de hoek tussen de beide richtingen, in welke de lijnsec-15 ties in groepen verlopen doet het andere beeld verschijnen.

Dit effekt komt tot stand als gevolg van het feit, dat binnen de groepen de lijnsecties, waarvan de hoogte groter is dan de hoogte van de, de ondergrond van het patroonvormende lijnsecties een enigszins donkerder kleur lijken te vertonen, 20 omdat enerzijds de schaduw van de ene groep!ijnsecties op de lijnsecties van de andere groep valt en anderzijds de dichtheid van de lijnsecties groter lijkt, wanneer deze vanuit een loodrecht daarop gerichte richting en onder een ten opzichte van de ondergrond daarvan scherpe hoek worden beschouwd. Om deze ef-25 fekten waar te nemen is het voldoende, dat de belichtings- of waarnemingshöek kleiner is dan 90°.

Bij waarneming van het waardepapier vanuit een richting, loodrecht op het vlak daarvan kan vrijwel geen beeld worden herkend op grond van het feit, dat tenminste enkele van de groe-30 pen, welke de, de beide beelden vormende lijnsecties bevatten naast elkaar liggen en de beide beelden derhalve gedeeltelijk met elkaar zijn vermengd.

Voordelen biedende uitvoeringsvormen zijn in de onder-conclusies beschreven.

35 De uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld, dat is weergegeven in de tekening, waarin is: fig. 1 een afbeelding in perspectief van een veilig-heidspatroon, dat een eerste beeld doet verschijnen.

8501359 - 4 - fig. 2 een overeenkomstig aanzicht van hetzelfde vei-1igheidspatroon volgens fig.1, dat een tweede beeld doet verschijnen .

fig. 3 een doorsnede van een gedeelte van een waarde-5 papier op vergrote schaal, dat de verschillende verheven elementen toont.

fig. 4 een afbeelding in perspectief op sterk overgrote schaal van een gedeelte van het veiligheidspatroon.

fig. 5 een bankbiljet met het veiligheidspatroon.

10 fig. 6 een sterk vergroot bovenaanzicht van een gedeel te van het veiligheidspatroon.

Het in de figuren 1 en 2 weergegeven veiligheidspatroon S van een waardepapier P is samengesteld uit rechtlijnige lijnsecties, welke boven het oppervlak van het papier uitsteken en 15 in naast elkaar liggende groepen 1 en 2 zijn aangebracht. Fig.6 toont enkele van deze groepen 1 en 2 op een vergrote schaal. De lijnsec-ties verlopen binnen elke groep 1,2 evenwijdig aan elkaar, doch de lijnsecties van de ene groep zijn hierbij telkens loodrecht op de lijnsecties van de naburige groepen gericht. In de 20 figuren zijn de reliëfvormige lijnsecties zwart weergegeven, doch in werkelijkheid is de kleur van deze reliëfvormige lijnsecties dezelfde als die van de tussenruimten tussen twee lijnsecties. Er kan echter een kleurverschi1 tussen de reliëfvormige lijnsecties en de tussenliggende ruimten bestaan, wanneer het 25 dragermateriaal, dus het papier een met de voor het drukken van het veiligheidspatroon gebruikte gekleurde drukinkt contrasterende kleur bezit, waarbij deze kleurverschi11 en een gevolg zijn van de in het navolgende nog nader toegelichte verschillen in laagdikte van de drukinkt tussen de reliëfvormige lijnsecties 30 enerzijds en de tussenruimte tussen twee lijnsecties anderzijds.

Wanneer het veiligheidspatroon loodrecht op het vlak daarvan wordt waargenomen zal dit in het algemeen onder voorbehoud van het bovengenoemde mogelijke effekt een zelfde kleur vertonen. De door de uiteinden van de lijnsecties en de buiten-35 ste lijnsectie van elke groep 1,2 begrensde figuren vormen in het hiér beschouwde voorbeeld vierkanten. Er kunnen echter ook willekeurige andere figuren worden gerealiseerd onder voorwaarde, dat de omtreksranden van telkens twee naburige groepen lijnsecties op hun grenzen nagenoeg samenvallen en wel zodanig, 8501369

' -κ X

- 5 - dat het gehele veiligheidspatroon zonder onderbrekingen uit dergelijke groepen van lijnsecties kan worden samengesteld.

Wordt het veiligheidspatroon belicht of beschouwd onder een scherpe hoek en in een richting D (figuren 1 en 2), welke 5 tenminste bij benadering loodrecht op een van de evenwijdig aan de lijnsecties verlopende richtingen is georiënteerd, dan wordt voor de waarnemer een eerste beeld en na draaiing van het waardepapier P over 90° een tweede beeld zichtbaar, welke beelden in het hier beschouwde voorbeeld respectievelijk uit de 10 hoofdletter A en de hoofdletter Z bestaan. Het ene beeld wordt hierbij gevormd door in dezelfde richting verlopende lijnsecties en gedeelten van lijnsecties met een reliëfhoogte, welke groter is dan de reliëfhoogte van de overige lijnsecties en delen van de lijnsecties van de betreffende, een bijdrage tot 15 dit beeld leverende groepen. De in de figuren 1 en 2 op de randen naast het veiligheidspatroon aangegeven letters A en Z zijn alleen referenties voor een beter be-grip van de figuren.

In de waarnemingsrichting D volgens fig.1 verschijnt derhalve als beeld de hoofdletter A, welke wordt gevormd door op de 20 juiste wijze geselecteerde, tloodrecht op de richting D verlopende lijnsecties of delen daarvan. In de waarnemingsrichting D volgens fig.2 en wel na draaiing van het waardepapier over 90° verschijnt daarentegen het andere beeld in de vorm van de hóófdletter Z, dat wordt gevormd door geselecteerde lijnsecties en 25 delen van lijnsecties, welke loodrecht zijn gericht op die, welke het eerste beeld vormen.

Wanneer de lijnsecties, welke het eerste en het tweede beeld vormen niet loodrecht op elkaar zijn gericht moet het waardepapier P voor het zichtbaar maken van het ene en het 30 andere beeld vanzelfsprekend worden gedraaid over een hoek, welke gelijk is aan de hoek tussen de beide richtingen, volgens welke de lijnsecties verlopen.

Fig.3 toont in dwarsdoorsnede de verschillende elementen van het veiligheidspatroon. Het waardepapier P is bedekt met 35 een drukinktlaag 3, welke drie verschillende niveaus bezit. Het laagste niveau nl is het niveau tussen de reliëfvormige lijnsecties. Het niveau n2 is het niveau van de niet tot het vormen van een van de genoemde beelden bijdragende reliëfvormige lijnsecties of delen van de lijnsecties, waarvan het reliëf 850 1 3 59 - 6 - als,vlak reliëf zal worden aangeduid. De beide niveaus nl en n2 vormen de ondergrond van het vei 1igheidspatroon. Het hoogste niveau n3 is het niveau van de, de genoemde beelden vormende lijnsecties en delen van lijnsecties. Het reliëf daarvan zal 5 als hoocj reliëf worden aangeduid.

Volgens fig. 3 behoren de lijnsecties 4 en 5 tot twee naburige groepen en worden deze gevormd door vlakke reliëfs, zodat zij tesamen met de slechts de reliëfhoogte nl bezittende drukinktzones de ondergrond van het vei 1igheidspatroon vormen.

10 De lijnsecties 4 zijn loodrecht op het vlak van de tekening in fig.3 gericht, terwijl de lijnsectie 5 evenwijdig aan dit vlak verloopt. De lijnsectie 7, welke evenwijdig aan de lijnsectie 4 is gericht bezit over zijn gehele lengte of slechts over een gedeelte daarvan het hoge reliëf met het niveau n3 15 en vormt een bestanddeel van een van de beide genoemde beelden. De lijnsectie 6, welke zich in dezelfde richting uitstrekt als de lijnsectie 5 is in het beschouwde voorbeeld getrapt en omvat enerzijds een zone met een hoog reliëf volgens het niveau n3, welke tot· de vorming van het andere van de genoemde beelden 20 bijdraagt en anderzijds twee, aan’.weerszijden van dit hoge reliëf gelegen zones met een vlak reliëf, welke het niveau n2 bezitten en deel uitmaken van de ondergrond van het veiligheids-patroon.

Fig.4 toont eveneens op vergrote schaal de configuratie 25 van het vei 1igheidspatroon. De groepen met de evenwijdig aan de voorrand F van het waardepapier P verlopende lijnsecties behoren allen tot de ondergrond van het vei 1igheidspatroon, terwijl de loodrecht op deze rand F verlopende lijnsecties, die tot andere groepen behoren een van de genoemde beelden vormen. De lijnsec-30 tie 8 bevat een zone met een hoog reliëf overeenkomstig het niveau n3 en een zone met een vlak reliëf overeenkomstig het niveau n2. De tot de zelfde groep als de lijnsectie 8 behorende lijnsecties bezitten eveneens een hoog reliëf met het niveau n3. De lijnsectie 9 en de tot de zelfde groep als deze behoren-35 de andere Τ·τjnsecties bezitten allen twee verschillende niveaus, waarbij de lengten van respectievelijk het hoge reliëf en het vlakke reliëf onderling verschillen. Ook de lijnsectie 10 is uit een vlak reliëf en een hoog reliëf samengesteld. De overige, evenwijdig aan de lijnsectie 10 verlopende lijnsecties, die 8501369 - 7 - in fig.4 zijn weergegeven bezitten een hoog reliëf. Alle lijnsecties of delen van lijnsecties met een hoog reliëf, dus met het niveau n3 vormen bestanddelen van een beeld, dat kan worden waargenomen door het veiligheidspatroon vanuit de door de pijl 5 D‘ aangeduide richting te belichten of waar te nemen.

Het veiligheidspatroon kan slechts een gedeelte van het waardepapier beslaan, zoals dit in fig.5 voor een waardepapier P met het veiligheidspatroon S is weergegeven, doch kan ook het totale oppervlak van het waardepapier beslaan.

10 Als voorbeeld van de karakteristieke afmetingen van de elementen van een door middel van staalgravuredruk op een bankbiljet aangebracht veiligheidspatroon kan bijvoorbeeld worden vermeld, dat de genoemde drie niveaus ten opzichte van het papier-oppervlak van het bankbiljet de hoogten nl = 0,03 mm, n2 = 0,07 15 mm en n3 = 0,14 mm bezitten.

p Λ v! *5 ^ KJ j I o D h

Claims

1. Waardepapier en in het bijzonder bankbiljetten met een vei 1igheidspatroon, dat zich over tenminste een gedeelte daarvan uitstrekt en een ondergrond, alsmede tenminste twee, 5 alleen onder bepaalde voorwaarden zichtbare beelden bevat, met het kenmerk, dat het gehele vlak van het vei-1igheidspatroon (S) bestaat uit groepen (1,2) van evenwijdig naast elkaar liggende reliëfvormige lijnsecties, welke hoge en vlakke reliëfs met twee niveaus (n2,n3) van verschil-10 lende hoogten vormen, dat deze lijnsecties zich groepsgewijs afwisselend in twee bepaalde richtingen uitstrekken» waarbij de lijnsecties van de ene groep (1) niet evenwijdig aan de lijnsecties van een naburige groep (2) zijn gericht, dat de omtreksrand van elke groep (1,2) een vlakke geometrische 15 figuur definieert, die voor alle groepen (1,2) van in dezelfde richting verlopende lijnsecties dezelfde is en zich telkens met de door de omtreksranden van de naburige groepen gedefinieerde figuren onder vorming van een vrijwel ononderbrokèn patroonvlak voortzet, dat een bepaald aantaT lijnsecties over 20 tenminste een deel van hun lengte het genoemde hoge reliëf bezit, dat het eerste van de genoemde beelden door het hoge reliëfvlak van de evenwijdig aan de eerste richting verlopende lijnsecties wordt gevormd en zich over meerdere groepen (1) uitstrekt, terwijl het tweede beeld door hoge reliëfs van de 25 evenwijdig aan de tweede richting georiënteerde lijnsecties wordt gevormd en zich eveneens over meerdere groepen (2) uitstrekt, dat tenminste een deel van de, de beide beelden vormende lijnsecties tot naburige groepen (1,2) behoort, dat een beeld slechts verschijnt wanneer dit wordt belicht of waargenomen 30 onder een scherpe hoek en in een richting, die bij benadering loodrecht op de evenwijdig aan de betreffende lijnsecties van dit beeld verlopende richting is georiënteerd en dat de vlakke reliëfs van alle lijnsecties tesamen met de tussenruimte tussen de lijnsecties de genoemde ondergrond van het vei 1igheidspatroon 35 (S) vormen.

2. Waardepapier volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat de vlakke geometrische figuren, welke door de omtreksranden van de groepen van lijnsecties zijn gedefinieerd rechthoeken en in het bijzonder vierkanten zijn. 8501369 < Μ - 9 -

3. Waardepapier volgens conclusie 1 of 2, m e t het kenmerk» dat de beide richtingen in welke de lijnsecties zich groepsgewijs uitstrekken loodrecht ten opzichte van elkaar zijn gericht. 5

4. Waardepapier volgens een der conclusies 1 t/m 3, met het kenmerk, dat het gehele veiligheidspatroon, bestaande uit de reliëfvormige lijnsecties en de tussenruimten tussen deze lijnsecties dezelfde kleur bezit. 10 15 35 h 1 ~ /i a W •if * W V