NL8500376A

NL8500376A - Roentgenonderzoekinrichting.

Info

Publication number: NL8500376A
Application number: NL8500376A
Authority: NL
Original assignee: Philips Nv
Priority date: 1985-02-12
Filing date: 1985-02-12
Publication date: 1986-09-01
Also published as: JPS61187840A; EP0191532A1

Description

. - . · ) PHN 11.273 1 N.V. Philips' Glee ilairtpenf abrieken te Eindhoven.

Röntgenonderzoek inrichting.

Dé uitvinding heeft betrekking op een röntgenonderzoekinricht ing met een röntgenbron, een objectdrager, een röntgendetectie-systeem met een ingangsvenster, en een tussen de objectdrager en een ingangszijde van het detectiesysteem aangebracht strooistraalrooster.

5 Een dergelijke röntgenonderzoekinrichting is bekend uit US 4,220,890.

De aldaar beschreven röntgenonderzoekinrichting is uitgerust met een röntgenbeeldver sterker buis als röntgenstralingsdetector. Voor een ingangsvenster van de röntgenbeeldversterkerbuis is een strooistraal-10 rooster aangebracht. Een van de röntgenbron uitgaande bundel beeld-dragende röntgenstraling passeert na het doorstralen van een te onderzoeken object het strooistraalrooster en vervolgens het ingangsvenster.

Aan de binnenzijde van de röntgenbeeldver s ter ker bu is is op het ingangsvenster een ingangsscherm aangebracht dat bijvoorbeeld bestaat uit een 15 laag CgI en een daarop aangebrachte fotokathode. In dit scherm wordt een beelddragende röntgenbundel omgezet in een bundel foto-elektronen.

Uit de fotokathode tredende elektronen worden versneld tot bijvoorbeeld 25 kV en afgebeeld op een luminiscerend uitgangsscherm. Via een uitgangs-venster treedt een beelddragende lichtbundel uit de röntgenbeeldver-20 sterker buis met behulp waarvan, naar keuze, bijvoorbeeld een fotografische plaat wordt belicht of een televisiebeeld wordt gevormd.

Voor het verkrijgen van beelden onder verschillende door-stralingsinrichtingen is rotatie van de röntgenbron en het detectiesysteem om een te onderzoeken object noodzakelijk. Bij gebruik van een 25 vlak strooistraalrooster, is bij scheve standen van de röntgenbeeld- versterkerbuis de beeldvorming niet optjmaal donrriat· rie> afgt-rmri ---

de röntgenbeeldversterkerbuis en het object, vanwege de geometrie van het strooistraalrooster, noodzakelijkerwijs is vergroot. Vanwege deze bij scheve doorstraling relatief grote afstand, wordt bij een meting 30 vaak de röntgenbron wel, maar het röntgeftdetectiesysteem niet in een ideale hoekpositie gebracht. Daarbij is de afbeelding niet optimaal en zal het strooistraalrooster een lokaal inhomogene stralingsabsorptie ver-BAfij^RIPlHjêkoor zal voor een voldoende belichting over het gehele in- I

3500378

ΡΗΝ 11.273 2 I

gangsvlak van het detectiesysteem de intensiteit van de röntgenbundel H

verhoogd moeten worden, hetgeen uit oogpunt van stralenbelasting on- I

gunstig is.

De uitvinding beoogt deze beperkingen op te heffen en daar- I

5 toe heeft een röntgenonderzoekinrichting van de in de aanhef vermelde

soort tot kenmerk dat het ingangsvenster gebogen is en dat hetzij de I

richting van de kromming van het strooistraalrooster of identiek of I

tegengesteld is aan die van. de kromming van het gebogen ingangsvenster, I

hetzij de richting van de kromming van het strooistraalrooster identiek I

10 is aan die van de kromming van de objectdrager. I

Wanneer, in het geval van een vanaf de röntgenfcron gezien convex ingangsvenster, het strooistraalrooster een kromming in dezelfde richting heeft, kan bij rotatie van het röntgenbeeldvormende systeem om het te onderzoeken object de afstand tussen het te onderzoeken 15 object en het ingangsscherm worden gereduceerd waardoor een betere beeldvorming mogelijk is.

Een uitvoeringsvorm van een röntgenonderzoekinrichting volgens de uitvinding bevat als röntgendetectiesysteem een röntgenfilmcamera met een cyl indervormig gebogen ingangsscherm aan welke kromming de 20 objectdrager voor het minimaliseren van de beeldafstand is aangepast.

In het geval van een vanaf de röntgenhron gezien concave ingang van het detectiesysteem, kan door aanpassing aan de divergentie van de invallende bundel röntgenstraling relatief gemakkelijk een focusserend strooistraalrooster warden gerealiseerd.

25 Dit geldt zeker voor strooistraalroosters die cylindrisch zijn gebogen. De pp zich vlakke lamellen behoeven, dan slechts overeenkomstig de divergentie van de invallende röntgenbundel te warden gemonteerd. In het bijzonder bij een niet-focusserend strooistraalrooster kan dit strooistraalrooster naar wens met de objectdrager of 30 met het detectiesysteem zijn verbonden.

In het navolgende zullen aan de hand van de tekening enkele uitvoeringsvormen volgens de uitvinding nader worden beschreven.

In de tekening toont: figuur 1 een röntgenonderzoekinrichting waarbij het strooi-

3r straalrposter in dezelfde richting gekromd is als het vanaf de röntgen-BAD ORIGINAL

bron gezien convexe ingangsvenster, figuur 2 een röntgenonderzoekinrichting waarbij het strooi-v^n^anhrnn OT»zien concaaf is gebogen en aan een ΡΗΝ 11.273 3 . · . ί rontgenfilmcamera is verbonden.

Van een röntgenonderzoekinrichting zoals geschetst in figuur 1 zijn een röntgenbron 1 met een hoogspanningsvoeding 2, een objectdrager 3 voor een te onderzoeken patiënt 4, een röntgenbeeld-5 versterker buis 5, een basisobjectief 6, een halfdoorlatende spiegel 7, een filmcamera 8, een televis ie-opneembuis 9 met een bundelafbuig-spoel 10 en een televisiemonitor 11 aangegeven. De röntgenbeeldver-sterkertuis 5 bevat een ingangsscherm 12 met, niet afzonderlijk weergegeven, aan de binnenzijde aangebracht een röntgenfosforscherm bij 10 voorkeur bestaande uit Cl en met een fotokathode, een elektronen-

O

optisch systeem waarvan naast het ingangsscherm 12 en een uitgangs-scherm 13 dat hier op een binnenzijde van een uitgangsvenster 14 is aangebracht, een of meerdere tussenelektroden 15 deel uit maken. Het ingangsscherm 12 is aan de binnenzijde van een ingangsvenster 22 ge-15 monteerd. Verder kan om de röntgenbeeldversterkerbuis een ferromagne-tische afscherrrmantel 21 zijn aangebracht. Een invallende röntgen-bundel 16 doorstraalt de patiënt 4 en een doorgelaten beelddragende röntgenbundel 17 treft het ingangsscherm van de röntgenbeeldversterker-buis. De qp het ingangsscherm vallende röntgenbundel 17 wordt ongevormd 20 in een bundel foto-elektronen 18 die wordt versneld tot bijvoorbeeld 25 kV en wordt afgebeeld op het uitgangsscherm 13. Via het uitgangsvenster 14 treedt een beelddragende lichtbundel 19 uit met behulp waarvan, naar keuze, een fotografische plaat kan worden belicht of een televisiebeeld kan worden gevormd. Tussen de patiënt en de röntgen-25 beeldversterker buis bevindt zich volgens de uitvinding een vanaf de röntgenbron gezien convex strooistraalrooster 20. In dit rooster worden röntgenstralen waarvan de voortplantingsrichting, bijvoorbeeld door verstrooiing in de patiënt, te sterk afwijkt van de voorplantingsrichting van de bundel 17 ingevangen. Bij de voor het verkrijgen van 30 beelden onder verschillende dcorstralingshoeken noodzakelijke rotatie van de röntgenbeeldversterkerbuis om de patiënt kan door de convexe vorm van het strooistraalrooster de afstand tussen een te onderzoeken patiënt en het ingangsvenster worden geminimaliseerd. Hierdoor treedt een verbetering van de beeldvorming op. Het strooistraalrooster bevat 35 lamellen 23 die overeenkomstig de divergentie van de beelddragende röntgenstralen zijn gefocusseerd ter homogenisering van de absorptie van BADORiS®itralen·

Een röntgenonderzoekinrichting zoals geschetst in figuur 2 ft ς η η τ i &

PHN 11.273 4 I

bevat een röntgenbron 1 net een hoogspanningsvoedlng 2, een object- · I

drager 3 voor een te onderzoeken patiënt 4, een strooistraalrooster 5 I

en een röntgenf ilmcamera 6. De objectdrager 3 en het strooistraal- I

rooster 5 hebben hier beiden een vanaf de röntgenbron gezien concave I

5 krcraning. Door aanpassing van de richting van de lamellen 7 van I

het strooistraalrooster aan de divergentie van de beelddragende bundel I

röntgenstralen kan de absorptie van de röntgenstralen worden gehomo- I

geniseerd en daardoor worden geminimaliseerd. I

Bij fccusserende strooistraalroosters is het gunstig de 10 kroraning van het detectie- ingangsvenster of -scherm zodanig te kiezen dat het kromte middelpunt samenvalt met het voorwerpspunt van de röntgenbron. In dat geval kunnen de lamellen eenvoudig loodrecht op het ingangsvenster worden gemonteerd. Hierbij is het gewenst dat de röntgenbron en bijvoorbeeld het in figuur 2 met de röntgenfilmcamera verbonden 15 strooistraalrooster een onderling vaste positie behouden. In de uitvoeringsvorm volgens figuur 2 is daartoe zowel de röntgenbron, via een houder 8/ als de röntgenf ilmcamera voor gezamenlijke rotatie on het object met een zogenaamde C-bcog 9 verbonden. Vooral voor relatief kleine rotaties kan het gunstig zijn de bron en het detectiesysteem een 20 vaste positie te geven en het te onderzoeken object roteerbaar te positioneren.

25 30 35

BAD ORIGINAL

Claims

1. Röntgenonderzoekinrichting met een röntgenhron, een object-drager, een röntgendetectiesysteem met een ingangsvenster, en een tussen de objectdrager en een ingangszijde van het detectiesysteem aangebracht strooistraalrooster met het kenmerk dat het ingangsvenster gebogen is 5 en dat hetzij de richting van de kromming van het strooistraalrooster of identiek of tegengesteld is aan die van de kratming van het gebogen ingangsvenster, hetzij de richting van de krcraning van het strcoistraal-rooster identiek is aan die van de kromming van de objectdrager.

2. RÖntgenonderzoekinrichting volgens conclusie 1. met het ken-10 merk dat het röntgendetectiesysteem een röntgenbeeldversterkerbuis bevat welke is uitgevoerd met een vanaf de röntgenhron gezien convex ingangsvenster.

3. Röntgenonderzoek inrichting volgens conclusie 1 met het kenmerk dat het röntgendetectiesysteem is uitgevoerd met een vanaf de röntgen- 15 bron gezien concaaf ingangsvenster.

4. Röntgenonderzcekinrichting volgens conclusie 1 of 3 met het kenmerk dat het röntgendetectiesysteem een röntgenfilmcamera met een gebogen ingangsscherm bevat.

5. Röntgenonderzoekinrichting volgens een der voorgaande con-20 clusies met het kenmerk dat het strooistraalrooster althans gezien in een dwarsdoorsnede sferisch gebogen is.

6. Röntgenonderzoekinrichting volgens een der voorgaande conclusies met het kenmerk dat het stoor is traalroos ter is opgebouwd uit straling absorberende lamellen die overeenkomstig de divergentie van 25 de invallende röntgenbundel gefocusseerd zijn.

7. Röntgenonderzoekinrichting volgens een der voorgaande conclusies met het kenmerk dat de objectdrager vanaf de röntgenbron gezien concaaf gebogen is en aan de krarming van het strooistraalrooster is aangepast. 30

8. Röntgenonderzoekinrichting volgens conclusie 4 en 6 met het kenmerk dat het strooistraalrooster of aan de objectdrager of aan het detectiesysteem is verbonden.

9. Röntgenonderzoekinrichting volgens een der voorgaande con clusies met het kenmerk dat een kromtestraal van het strooistraalroos-35 ter substantieel gelijk is aan de afstand tussen de bron en het strooistraalrooster.