NL8403389A - Werkwijze voor het opnieuw verwarmen van gezuiverde gassen na natte reiniging van ruwe gassen. - Google Patents

Description

Lx 843T22Mm/Tg - ^

Merkwijze voor het opnieuw verwannen van gezuiverde gassen na natte reiniging van ruwe gassen.

tm « v m «« « · a* a a* a am e > a* v 0 · fli an «a ca m 0 » > wm mo « « M « «a ·»

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het opnieuw verwarmen van gezuiverde gassen na natte reiniging van ruwe gassen door regeneratieve warmtewisseling tussen de ruwe en de gezuiverde gassen, waarbij- bij (te gezuiverde gasstroom voor het uit-5 voeren van de regeneratieve warmtewisseling een van te voren reeds opnieuw verwarmde deelstroom van gezuiverd gas wordt gemengd.

Bij het ontzwavelen van de rookgassen van verbrandings-inrichtingen in een natte wasser is het bekend de gewassen gezuiverde gassen in een rondlopende regeneratieve warmtewisselaar tegen de 10 aankomende hete ruwe gassen weer op een hogere temperatuur te verwarmen, teneinde deze op de voor de trek in de afvoerschoorsteen vereiste temperatuurwaarde te brengen. Bij de gipswericwijze treedt daarbij het nadeel op, dat met de uit de natte wasser tredende met vocht verzadigde gezuiverde gassen druppeltjes van het wasmiddel wor-15 den meegesleept, waardoor het in het wasmiddel aanwezige gips naar de regeneratieve warmtewisselaar wordt meegevoerd, welk gips zich dan in de vorm van een moeilijk te verwijderen neerslag op de warmte-wisselingsoppervlakken ervan afzet. Er is derhalve reeds voorgesteld - de gewassen gezuiverde gassen voor het binnentreden in de gaswarmte-20 wisselaar door het toevoegen van een deelstroom van de ruwe gassen zonder toevoer van vreemde energie voor te drogen, zodat het water uit de druppels kan verdampen, en het droge gipsstof met bekende hulpmiddelen gemakkelijk van de warmtewisselingsoppervlakken kan worden verwijderd. Door het toevoegen van ruw gas wordt echter wederom 25 zwavel in de gezuiverde gassen ingevoerd, waardoor de ontzwavelings-graad wordt verminderd. Door deze bekende werkwijze zodanig te wijzigen, dat in plaats van de ruwe gasdeelstroom een deelstroom van de reeds in de warmtewisselaar verwarmde gezuiverde gassen wordt afgetakt, en door middel van een drukverhogingsventilator in de aan de 30 warmtewisselaar uit de natte wasser toegevoerde gezuiverde gassen 8403389

1 I

* .,½ -2-...............

wordt teruggevoerd, wordt dit nadeel vermeden (DE-A 3 225 716). De hoeveelheid van de teruggevoerde gezuiverde gassen wordt daarbij afhankelijk van het temperatuurverschil tussen de gezuiverde gassen aan de uitgang van de gaswasser en na toevoeging van de teruggevoer-5 de deelstroom voor het binnentreden in de gaswarmtewisselaar geregeld.

Verder is een oplossing bekend, waarbij uit de totale stroom van de gezuiverde gassen een deelstroom wordt afgetakt, die door de totale stroom van de ruwe gassen voor het binnentreden daarvan in de natte wasser in een rondlopende regeneratieve warmtewisse-10 laar wordt vexvarmd, en voor hst afnemen van de deelstroom van de gezuiverde gassen weer in de hoofdstroom van de gezuiverde gassen wordt gevoerd (DE-A 2 900 275). Door de voorafgaande niet-rechtstreekse warmtewisseling tussen de teruggevoerde deelstroom van de gezuiverde gassen en de totale stroom van de ruwe gassen worden de laatst-15 genoemde onder warmte-overdracht op de gezuiverde deelstroom gekoeld aan de natte wasser toegevoerd. De hierbij sterk verwarmde gezuiverde deelstroom wisselt vervolgens warmte uit in een gasmenger met de de wasser onmiddellijk verlatende totale stroom van de gezuiverde gassen, die daardoor zover wordt verwarmd, dat de gezuiverde gassen 20 met de voor de trek vereiste temperatuurwaarde in de afvoerschoor-steen binnentreden.

Hoewel met de gezuiverde gassen bij de beide het laatst-beschreven bekende werkwijzen geen ruwe gassen worden gemengd, wordt wegens het gebruik van rondlopende regeneratieve warmtewisselaars 25 een zekere, zij het geringe, hoeveelheid ruw gas naar de zijde van de gezuiverde gassen van de warmtewisselaars overgevoerd, zodat in de uit de gaswarmtewisselaar uittredende gezuiverde gassen nog geringe hoeveelheden zwavel aanwezig zijn.

De uitvinding beoogt daarentegen onder gebruikmaking van 30 een regeneratieve warmtewisselaar tussen de ruwe en gezuiverde gassen voor het opnieuw verwarmen van de gezuiverde gassen na natte reiniging van de ruwe gassen een voordroging van de gezuiverde gassen voor het binnentreden ervan in de regeneratieve warmtewisselaar 8403389 4 «' ..........- 3 - uit te voeren, en daarbij de totale ontzwavelingsgraad nog verder te verbeteren.

Uitgaande van een werkwijze van de bovengenoemde soort wordt ter verwezenlijking van.deze dbelstelling van de’ uitvinding 5 de deelstroom van gezuiverd gas voor de regeneratieve herverwarming van de gezuiverde gassen met behulp van aan de ruwe gassen onttrokken wamte-energie van de vooraf nat gewassen totale stroom van gezuiverd gas afgetakt, in druk verhoogd, en van de hoofdstroom van de gezuiverde gassen gescheiden in regeneratieve warmtewisseling met de 10 ruwe gassen verwarmd. Bij deze wijze van verken kan de in vergelijking met de ruwe· gasstroom een hogere druk hebbende gezuiverde gasdeelstroom als afschermingsgasstroom tussen de ruwe gassen en de hoofdstroom van de gezuiverde gassen worden gebruikt, waardoor de overgang van ruwe gassen naar de hoofdstroom van de gezuiverde gas-15 sen wordt verhinderd.

Bij een voorkeursvorm van de uitvinding wordt de door gescheiden regeneratieve warmtewisseling verwarmde deelstroom van gezuiverd gas in de stromingszin van de gezuiverde gassen gezien voor de aftakking ervan in de hoofdstroom van de gezuiverde gassen terug-20 gevoerd. De deelstroom van gezuiverd gas dient derhalve zowel voor het verhinderen van het overgaan van ruwe gassen naar de hoofdstroom . van gezuiverde gassen, dus als een afschermingsgasstroom, alsmede ook voor het weer verwarmen van de koele uit de natte wasser uittredende gezuiverde gassen.

25 Daarbij verdient het aanbeveling de druk van de uit de hoofdstroom van de gezuiverde gassen afgetakte deelstroom afhankelijk van de druk van het ruwe gas voor de regeneratieve warmtewisseling ervan met de gezuiverde gassen te regelen, teneinde de werkzaamheid als afschermgasstroom ode bij drukschommelingen van de ruwe gasstroom 30 in stand te houden.

De met een enerzijds door de ruwe gassen en anderzijds door de uit de natte wasser uittredende gezuiverde gassen doorstroom-de rondlopende regeneratieve warmtewisselaar werkende inrichting 84 03 3 8.9

• V

- 4 - » t voor het uitvoeren van de werkwijze volgens de uitvinding heeft als kenmerk, dat in de regeneratieve warmtewisselaar behalve het kanaal voor de ruwe gassen en dat voor de gezuiverde gassen nog een derde gescheiden doorstromingskanaal voor de deelstroom van gezuiverde gas-5 sen aanwezig is, dat het doorstromingskanaal voor de deelstroom van de gezuiverde gassen, in de draaizin van de regeneratieve warmtewisselaar gezien, op het kanaal voor de ruwe gassen volgt, en voor het kanaal voor de gezuiverde gassen is gelegen·

Bij een gunstige uitvoeringsvorm van de inrichting volgens 10 de uitvinding is aan de warme zijde van de rondlopende regeneratieve warmtewisselaar tussen het doorstromingskanaal voor de deelstroom van de gezuiverde gassen en het kanaal voor de ruwe gassen een verbinding aanwezig voor het terugvoeren van ruwe gassen, die van het kanaal voor de ruwe gassen naar het doorstromingskanaal voor de deel-15 stroom van gezuiverd gas zijn overgegaan· Voor deze verbinding kan een opvangkap zijn aangebracht, die het uit het rookgaskanaal naar het kanaal voor de gezuiverde gassen overgaande gedeelte overdekt, terwijl het ook mogelijk is in plaats daarvan een dienovereenkomstige verbreding van het dichtingsgedeelte te gebruiken. Op deze wijze 20 worden uit het gedeelte voor de ruwe gassen naar dat voor de gezuiverde gassen als kamervulling overgaande ruwe gassen door een overeenkomstig gedeelte van de deelstroom van gezuiverde gassen naar het kanaal voor de ruwe gassen teruggedrongen.

Om het voor het verdringen van overstromend gas gebruikte 25 gedeelte van de deelstroom van gezuiverd gas op de vereiste hoeveelheid in te stellen, kan het gunstig zijn in de verbinding tussen de kanalen voor de ruwe gassen resp. de deelstroom van gezuiverd gas regelmiddelen aan te brengen.

Het kan tenslotte gunstig zijn een drukverhogingsventila-30 tor met regelbare aandrijving in de toevoerleiding voor de gezuiverde gasstroom naar de koude zijde van de rondlopende regeneratieve warmtewisselaar aan te brengen, die afhankelijk van de druk van de in deze warmtewisselaar binnentredende ruwe gassen kan worden gere- 8403389 ψ * - 5 - geld.

De uitvinding zal in het onderstaande nader worden toegelicht aan de hand van een tekening; hierin toont: fig. 1 een schematische voorstelling van de opbouw van een 5 op de wijze van de uitvinding uitgevoerde inrichting voor het weer verwarmen van gezuiverde gassen na een natte reiniging van ruwe gassen, die uit een verbrandingsinrichting treden; fig. 2 een bovenaanzicht van de warme kopzijde van een in de inrichting volgens fig. 1 gebruikte regeneratieve warmtewisselaar 10 met rondlopende opzamelmassa en stilstaande aansluitkanalen; en fig. 3 een doorsnede van een andere te gebruiken regeneratieve warmtewisselaar met vaststaande opzamelmassa en rondlopende aansluitkanalen.

De ruwe gassen, die een niet afgebeelde ketel van een ver-15 brandingsinrichting verlaten, worden in een ketelluchtvoorverwarmer 1 door in tegenstroom door middel van een ventilator 3 aan de ketelluchtvoorverwarmer ter verwarming daarvan toegevoerde verbrandingslucht gekoeld. Vervolgens worden de gekoelde ruwe gassen door een leiding 5 aan filters 7 toegevoerd om van de meegevoerde vaste stof-20 fen te worden ontdaan, alvorens deze gassen door middel van een leiding 9 en een zuigventilator 11 alsmede een aansluitleiding 13 naar een schoorsteen 15 worden gewerd.

Van de door middel van een afsluiter 17 af te sluiten leiding 13 is een leiding 20 afgetakt, waarmede bij gesloten afsluiter 25 17 door middel van een op de leiding 20 aansluitende ventilator 22 en een aansluitleiding 24 de ruwe gassen aan een rondlopende regeneratieve warmtewisselaar 26 worden toegevoerd· Door middel van een aansluitleiding 28 bereiken de ruwe gassen een natte wasser 30. De gezuiverde gassen verlaten de natte wasser door een leiding 32, en 30 worden vervolgens in een door een aansluitleiding 34 afgevoerde hoofdstroom en een door een leiding 36 afgevoerde deelstroom verdeeld, welke stromen afzonderlijk aan de rondlopende regeneratieve warmtewisselaar 26 worden toegevoerd· Terwijl achter de warmtewisse- 8403389 - 6 - « ' -v laar de hoofdstroom van de gezuiverde gassen door een leiding 38 naar de hoofdgasleiding wordt teruggevoerd, en tenslotte de afvoerschoor-steen 15 bereikt, wordt de afzonderlijk verwarmde deelstroom van de gezuiverde gassen, die naast de taak van het voordrogen van de hoofd-5 stroom van de gezuiverde gassen ook die van een afschermingsgas vervult, door middel van een leiding 42 van de warme zijde van de warmtewisselaar naar de koude zijde daarvan teruggevoerd, en voor het af-neempunt in de hoofdstroom van de gezuiverde gassen ingevoerd, teneinde deze stroom door temperatuurverhoging voor te drogen. Voor het 10 aandrijven en voor de drukverhoging van de deelstroom van de gezuiverde gassen dient een in de leiding 36 aangebrachte ventilator 44.

- -¾.

Op deze wijze wordt een vergroting van de hoeveelheid van de gezuiverde gasstroom door voor het voordrogen in het stelsel ingevoerde gassen vermeden. Veeleer wordt een kringloop van een ge-15 zuiverde deelgasstroom uitgaande van de koude zijde van de rondlopende warmtewisselaar verkregen, die door deze warmtewisselaar stroomt en door een overbruggingsleiding naar de koude zijde ervan wordt teruggevoerd . Op deze wijze wordt ook het optreden van schommelingen in samenhang met open kringlopen doeltreffend tegengegaan.

20 Daar de voor het voordrogen gebruikte gezuiverde gassen reeds in de natte wasser zijn behandeld, wordt een hernieuwde invoer van zwavelverbindingen door de deelstroom in de hoofdstroom uitgesloten. De voor het verwarmen voor het voordrogen van de gezuiverde gassen in een gezuiverde deelstroom door een afzonderlijk gedeelte 25 van de warmtewisselaar gevoerde gezuiverde gassen nemen voorts ook nog de taak van afschermingsgassen tussen de gedeelten voor de ruwe resp· gezuiverde gassen over, en verhinderen hef vormen van een lek-of overloopstroom tussen de kanalen voor de ruwe resp. gezuiverde gassen in de rondlopende warmtewisselaar. Het is daarbij gunstig, 30 dat de voor drukverhoging en aandrijving van de gezuiverde deelstroom dienende ventilator 44 in de voor het geleiden van de nog niet verwarmde gezuiverde deelstroom dienende leiding 35 is opgenomen, en derhalve een zgn. koude gasventilator is.

8403389 • , - 7 -

De regeling van de druk en van de stroomhoeveelheid van de gezuiverde deelstroom geschiedt enerzijds afhankelijk van de druk van de aan de regeneratieve warmtewisselaar in de aansluitleiding 24 toegevoerde ruwe gassen in die zin, dat de druk van de gezuiverde 5 deelstroom in de warmtewisselaar hoger is dan de druk van de ruwe gassen, en anderzijds afhankelijk van de na de terugvoering van de verwarmde deelstroom in de hoofdstroom voor het binnentreden in de warmtewisselaar verkregen temperatuurverhoging van de gezuiverde gassen in vergelijking met de temperatuur ervan bij het verlaten van de 10 natte wasser 38· De desbetreffende meet- en regelverbindingen zijn in fig. 1 schematisch met onderbroken lijnen aangeduid·

Fig· 2 toont een regeneratieve warmtewisselaar met rondlopende opzamelmassa en stilstaande aansluitkanalen in bovenaanzicht aan de warme zijde, zoals deze in het aan de hand van fig· 1 beschre-15 ven stelsel kan worden gebruikt·

Tussen de aansluitflens 51 van de mantel, waardoorheen de ruwe gassen in de opzamelmassa worden gevoerd, en een aansluitflens 59, waardoorheen in tegenstroom in vergelijking met de ruwe gassen de gezuiverde gassen uit de opzamelmassa worden af gevoerd, is, be-20 trokken op de door de in het ruwe-gaskanaal getekende pijl aangeduide draaizin van de rondlopende opzamelmassa, een bijkomende aansluitflens 57 van de mantel aangebracht· Aan de tegenoverliggende koude zijde van de mantel, die niet zichtbaar is, zijn met de afgebeelde flenzen overeenkomende aansluitflenzen aangebracht. In afwijking van 25 de uitvoering aan de niet zichtbare koude zijde van de mantel is aan de zichtbare warme zijde daarvan echter binnen de aansluitflens 57 voor het uit de opzamelmassa afvoeren van de deelstroom van gezuiverd gas een schort 55 aangebracht. Dit schort staat in verbinding met leidingen 53, die door het dichtingsgedeelte zijn gevoerd. In 30 deze leidingen 53 zijn voorts niet afgebeelde regelmiddelen aangebracht· Door dit aan de warme zijde in de aansluitflens 57 van de mantel aangebrachte schort 55 en de aansluitende leidingen 53 worden door een vanaf de koude zijde in de opzamelmassa binnentredend ge- 8403389 - 8 - deelte van de gezuiverde gasdeelstroom met de rondlopende opzamel-massa als kamervulling in dit kanaal overgevoerde ruwe gassen afgeschept, omgevoerd en naar het kanaal 51 voor de ruwe gassen teruggedrongen.

5 De opzamelmassa wordt door deze opstelling van de aansluit- flenzen en de daartussen gelegen dichtingssectoren in samenhang met bijbehorende dichtingen in kanalen voor de drie gasstromen, namelijk de stroom van ruwe gassen, de 'hoofdstroom van gezuiverde gassen en de deelstroom van gezuiverde gassen, onderverdeeld. De in het tus-10 sengelegen kanaal stromende deelstroom van gezuiverd gas dient tevens als gasstroom voor het voordrogen van de gezuiverde gassen voor het binnentreden ervan in de warmtewisselaar, waartoe deze na verwarming binnen de opzamelmassa vervolgens door een omloopleiding voor de koude zijde van de warmtewisselaar wordt teruggevoerd en in 15 de hoofdstroom van de gezuiverde gassen wordt ingevoerd.

In fig. 3 is een uitvoeringsvorm van de rondlopende regeneratieve warmtewisselaar schematisch afgebeeld, waarbij - in kine-matische omkering met betrekking tot de in fig. 2 afgebeelde omstandigheden - de opzamelmassa stilstaat, terwijl de aansluitkana-20 len van de warmtewisselingsstoffen, d.w.z. de ruwe en de gezuiverde gassen, rondlopen.

Bij deze afgebeelde uitvoering is aangenomen, dat aan de beide zijden van de stilstaande opzamelmassa 60 de gezuiverde gassen geleidende kappen binnen (niet afgebeelde) vaste mantelaansluitka-25 nalen voor de ruwe gassen rondlopen. De kappen voor het geleiden van de gezuiverde gassen zijn als boven- resp. onderkappen met dubbele vleugels uitgevoerd·

In de afbeelding verloopt de vertikale doorsnede door de in de tekening voorste kapvleugel. Daardoor wordt tegelijkertijd het 30 bij het rondlopen de hoofdstroom van de gezuiverde gassen geleidende middelste en door de kapwanden 110 en 212 ingesloten kanaal van de voorste kapvleugel, en tevens het in overeenstemming met de naar links gerichte pijl daaraan voorgeschakelde kanaal voor de deel- 8403389 • * - 9 - * stroom von de gezuiverde gassen van de bovenste en van de onderste voorste kapvieugel als sector tussen de kapwanden 110 en 210 en * daarvoor geplaatste kapwanden 120 en 220 in doorsnede afgebeeld. Aan de rechterzijde van de afbeelding worden de voor de achterste kap-5 vleugels, gezien in de draaizin in overeenstemming met de naar rechts gerichte pijl, geschakelde sectoren voor de deelstroom van gezuiverd gas gedeeltelijk opengebroken afgebeeld* Bij de wanden 110 van de bovenste voorste kapvieugel en de wanden 210 van de onderste voorste kapvieugel behoren dichtingsgedeelten 112 resp. 212, en bij 10 de wanden 120 en 122 van de daaraan voorafgaande sectoren voor de deelstroom van gezuiverd gas behoren dichtingsgedeelten 122 en 222« Dienovereenkomstig zijn voor de wanden 150 en 250 van de in de draaizin gezien voor de desbetreffende achterste en bovenste kapvleugels gelegen sectoren voor de deelstroom van gezuiverd gas overeenkomsti-15 ge dichtingsgedeelten 152 en 252 afgebeeld. Al deze dichtingsgedeelten staan voor het vereffenen van kapvormige vervormingen van de op-zamelmassadrager onder de bij de werking optredende belastingen in verbinding met dichtingen aan de zijde van de opzamelmassa, die in het afgebeelde geval als over de kopvlakken van de opzamelmassa 20 schuivende dichtingsranden zijn afgebeeld.

Voor het met de kapwand 120 in verbinding staande dich-tingsgedeelte 122 van de voor de voorste en bovenste kapvieugel geplaatste sector voor de deelstroom van gezuiverd gas is een schort 124 aangebracht, terwijl voor de met de kapwand 150 in verbinding 25 staande dichtingsgedeelte 152 van de voor de achterste en bovenste kapvieugel geplaatste sector voor de deelstroom van gezuiverd gas een schort 154 is geplaatst· In overeenstemming met de vertikaal van beneden naar boven getekende gekronkelde pijlen binnen de sectoren van de deelstroom van gezuiverd gas dringen de door de schorten 30 124 en 154 afgeschepte gedeelten van de gezuiverde gassen door middel van (niet afgebeelde) verbindingen met regelmiddelen in de dichtingsgedeelten 122 en 125 bij de draaiing van de kapvleugels als gasvulling binnen de in de sectoren van de opzamelmassadragers overge- ·' 84 03 3 89 6 - * - 10 - voerde ruwe gassen in het ruwe-gaskanaal ter weerszijden van de kap-vleugels terug· In de omgeving van de halsdoorsnede van de kapvleu-gelparen dienen schotelvormig afgebeelde gasdichtingen 114 en 214 voor het overvoeren van de hoofdstroom van gezuiverd gas van resp· 5 naar centrisch vast opgestelde mantelaansluitkanalen. Overeenkomstig uitgevoerde gasdichtingen 126 en 22ó verbinden de ten opzichte van de kapas lijnrecht tegenoverliggende en in de draaizin gezien voor de afzonderlijke kapvleugels geplaatste sector van de deelstroom van gezuiverd gas met eveneens centrische aansluitkanalen, die de aan-10 sluitkanalen van de kapvleugels coaxiaal met cirkelringvormige door» snede omgeven«

Onafhankelijk van het feit of een rondlopende regeneratieve warmtewisselaar met vaststaande aansluitingen en rondlopende op» zamelmassa volgens fig. 2 dan wel een dergelijke warmtewisselaar met 15 vaststaande opzamelmassa en rondlopende aansluitingen volgens fig. 3 wordt gebruikt, wordt de deelstroom van gezuiverd gas steeds met een dubbele taak gebruikt, en wel als een afschermingsgasstroom, die het overlopen van ruwe gassen naar de uit de warmtewisselaar uittredende gezuiverde gassen, en derhalve het invoeren van zwavelbestanddelen 20 uit de ruwe gassen in de gezuiverde gassen, verhindert, en bovendien als droogstroom, die wegens de verwarming in de warmtewisselaar na het terugvoeren ervan in de naar de warmtewisselaar stromende hoofdstroom van gezuiverd gas de temperatuur van deze gezuiverde gassen verhoogt, en derhalve de betrekkelijke vochtigheid ervan zover ver-25 mindert, dat de afscheiding van vast aankoekende schadelijke afzettingen in de opzamelmassa uit de gezuiverde gassen wordt verhinderd.

8403389

Claims (6)

1. Werkwijze voor het opnieuw verwarmen van gezuiverde gassen na een natte reiniging van ruwe gassen door regeneratieve warmte» wisseling tussen de ruwe en gezuiverde gassen, waarbij bij de stroom van gezuiverd gas voor het uitvoeren van de regeneratieve warmte- 5 wisseling een van te voren reeds verwarmde deelstroom van gezuiverd gas wordt bijgemengd, met het kenmerk, dat de deelstroom van gezuiverd gas voor de regeneratieve verwarming van de gezuiverde gassen met behulp van aan de ruwe gassen onttrokken warmte-energie van de van te voren nat gewassen totale stroom van gezuiverd gas wordt 10 afgetakt, in druk wordt verhoogd, en gescheiden van de hoofdstroom van de gezuiverde gassen in regeneratieve warmtewisseling met de ruwe gassen wordt verwarmd.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de door afzonderlijke regeneratieve warmtewisseling verwarmde deel- 15 stroom van gezuiverd gas, in de stromingszin van de gezuiverde gassen gezien voor de aftakking ervan, in de hoofdstroom van de gezuiverde gassen wordt teruggevoerd.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de druk van de uit de hoofdstroom van de gezuiverde gassen afge- 20 takte deelstroom afhankelijk van de druk van de ruwe gassen voor de regeneratieve warmtewisseling daarvan met de gezuiverde gassen wordt geregeld.

4. Inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze volgens een van de conclusies 1..3 met een enerzijds door de ruwe gassen en 25 anderzijds door de uit de natte wasser uittredende gezuiverde gassen doorstroomde rondlopende regeneratieve warmtewisselaar, met het kenmerk, dat in de regeneratieve warmtewisselaar (26) behalve de kanalen (51; 59) voor ruwe resp. gezuiverde gassen een derde gescheiden doorstromingskanaal (57) voor de deelstroom van ge- 30 zuiverd gas is gevormd, en dat het doorstromingskanaal (57) voor de 8403389 — ! - 12 - deelstroom van gezuiverd gas in de draaizin van de regeneratieve warmtewisselaars gezien op het kanaal voor ruw gas volgt, en voor * het kanaal voor gezuiverd gas is gelegen·

5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat 5 aan de warme zijde van de rondlopende regeneratieve warmtewisselaar j (26) tussen het doorstromingskanaal (57) voor de deelstroom van gezuiverd gas en het kanaal (51) voor ruw gas een verbinding (53; 55) voor het terugvoeren van uit het kanaal voor ruw gas (51) in het doorstromingskanaal (57) voor de deelstroom van gezuiverd gas over-10 gevoerde ruwe gassen is aangebracht.

6. Inrichting volgens conclusie 5, gekenmerkt door re-gelmiddelen in de verbinding (53) tussen de kanalen (51; 57) voor de ruwe gassen en de deelstroom van gezuiverd gas voor het instellen van de stroomsterkte van in het kanaal voor ruw gas terug te voeren 15 overgestroomde ruwe gassen en deze volgende gezuiverde gassen. 7c Inrichting volgens een van de conclusies 4.,6, gekenmerkt door een in de leiding (36) voor het toevoeren van de deelstroom van gezuiverd gas aan de koude zijde van de rondlopende regeneratieve warmtewisselaar (26) opgestelde drukverhogingsventilator 20 (44) met regelbare aandrijving. 8403389