NL8401769A - Uitzetinrichting voor voertuighefdaken. - Google Patents

Uitzetinrichting voor voertuighefdaken. Download PDF

Info

Publication number
NL8401769A
NL8401769A NL8401769A NL8401769A NL8401769A NL 8401769 A NL8401769 A NL 8401769A NL 8401769 A NL8401769 A NL 8401769A NL 8401769 A NL8401769 A NL 8401769A NL 8401769 A NL8401769 A NL 8401769A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
guide
arm
expansion
expansion device
bearing
Prior art date
Application number
NL8401769A
Other languages
English (en)
Other versions
NL189556B (nl
NL189556C (nl
Original Assignee
Rockwell Golde Gmbh
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Rockwell Golde Gmbh filed Critical Rockwell Golde Gmbh
Publication of NL8401769A publication Critical patent/NL8401769A/nl
Publication of NL189556B publication Critical patent/NL189556B/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL189556C publication Critical patent/NL189556C/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B60VEHICLES IN GENERAL
    • B60JWINDOWS, WINDSCREENS, NON-FIXED ROOFS, DOORS, OR SIMILAR DEVICES FOR VEHICLES; REMOVABLE EXTERNAL PROTECTIVE COVERINGS SPECIALLY ADAPTED FOR VEHICLES
    • B60J7/00Non-fixed roofs; Roofs with movable panels, e.g. rotary sunroofs
    • B60J7/08Non-fixed roofs; Roofs with movable panels, e.g. rotary sunroofs of non-sliding type, i.e. movable or removable roofs or panels, e.g. let-down tops or roofs capable of being easily detached or of assuming a collapsed or inoperative position
    • B60J7/16Non-fixed roofs; Roofs with movable panels, e.g. rotary sunroofs of non-sliding type, i.e. movable or removable roofs or panels, e.g. let-down tops or roofs capable of being easily detached or of assuming a collapsed or inoperative position non-foldable and rigid, e.g. a one-piece hard-top or a single rigid roof panel
    • B60J7/1628Non-fixed roofs; Roofs with movable panels, e.g. rotary sunroofs of non-sliding type, i.e. movable or removable roofs or panels, e.g. let-down tops or roofs capable of being easily detached or of assuming a collapsed or inoperative position non-foldable and rigid, e.g. a one-piece hard-top or a single rigid roof panel for covering the passenger compartment
    • B60J7/1635Non-fixed roofs; Roofs with movable panels, e.g. rotary sunroofs of non-sliding type, i.e. movable or removable roofs or panels, e.g. let-down tops or roofs capable of being easily detached or of assuming a collapsed or inoperative position non-foldable and rigid, e.g. a one-piece hard-top or a single rigid roof panel for covering the passenger compartment of non-convertible vehicles
    • B60J7/1642Roof panels, e.g. sunroofs or hatches, movable relative to the main roof structure, e.g. by lifting or pivoting

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Fittings On The Vehicle Exterior For Carrying Loads, And Devices For Holding Or Mounting Articles (AREA)
  • Body Structure For Vehicles (AREA)
  • Toys (AREA)
  • Conveying And Assembling Of Building Elements In Situ (AREA)
  • Jib Cranes (AREA)

Description

♦ / / VO 6319
Titel: Uitzetinrichting voor voertuighef daken.
De uitvinding heeft betrekking op een uitzetinrichting voor voertuig hefdaken, welke enerzijds aan een, een dakopening omgevend dakraam-werk en anderzijds in het bereik van de achterkant van een in de dakopening 5 aangebracht deksel bevestigd is, dat bij bediening van de uitzetinrichting om een in het bereik van zijn voorkant zich bevindende as zwenkbaar is, waarbij een door een om een nagenoeg vertikale as draaibaar handwiel te bedienen uitzetarm zwenkbaar aan het dakraan gelagerd is en met zijn van het zwenklager afgelegen einde in een aan het deksel zich bevindende ge-10 leiding verschuifbaar ingrijpt.
Dergelijke voeruig hefdaken, waarbij het deksel in hoofdzaak als glasdeksel, dat wil zeggen doorzichtig uitgevoerd is, zijn in verschillende uitvoeringesvormen bekend en worden in grote aantallen zowel direct door de autömobielfabrikant als ook voor naderhand inbouwen in carrosseriewerk-15 plaatsen ingebouwd. Dergelijke voertuig hefdaken van verschillende constructie onderscheiden zich in het bijzonder met betrekking tot de toegepaste uitzetinrichting voor het oplichten of het doen zakken van de achterkant van het deksel , wanneer een ventilatiespleet aan de deksel achterkant ingesteld, respectievelijk wanneer het deksel uit zijn opgeheven ventilatie-20 stand in zijn sluitstand terugbewogen moet worden.
Bij een bekende dakconstructie (Duits offenlegungsschrift 3135336) is een hefboom uitzetter met een omlegbare handgreep in het bereik van de deksel achterkant aanwezig. Deze handgreep is via kniehefbomen met het deksel verbonden en maakt slechts het oplichten of doen zakken van de 25 dekselachterkant zonder tussenstanden tot een maximale uitzethoogte, respectievelijk tot in de sluitstand mogelijk. Deze dakconstructie heeft het nadeel, dat geen tussenstanden mogelijk zijn, zodat het deksel niet in de met de betreffende ventilatiebehoeften overeenstemmende tussenstanden ingesteld kan worden.
30 Bij een ander bekend voertuigdak (Duits octrooischrift 2351270) is aan de dekselachterkant een als telescoperende windas uitgevoerde uitzetinrichting aanwezig, welke door middel van een handwiel bediend wordt.
Naar gelang de draairichting van het handwiel wordt hierbij het deksel opgelicht of neergelaten, waarbij de telescoperende windas dienovereenkomstig 35 verlengd of verkort wordt. Met deze uitzetinrichting zijn weliswaar wille- 8401769 » * * -2- keurige tussenstanden mogelijk, doch voor de volle hef slag zijn vele om-r wentelingen van het handwiel noodzakelijk, waardoor het bedieningscomfort van deze dakconstructie aanzienlijk benadeeld wordt.
Bij een ander bekend voertuigdak (Duits Offenlegungsschrift 2948657) 5 is een uitzetinrichting van het hierboven omschreven type toegepast. Hierbij wordt de achterkant van het deksel via een uitzetarm bediend, welke aan zijn ene einde met een horizontaal gelagerd wormwiel verbonden is, waarin een met het handwiel verbonden, vertikaal gelagerde worm ingrijpt. Door het draaien van het handwiel wordt het wormdrijfwerk bediend, 10 waarbij het deksel naar gelang de draairichting naar boven uitgezet of naar onderen in de richting van zijn sluit stand bewogen wordt. De worm-aandrijving maakt weliswaar een traploos instellen van tussenstanden mogelijk voor het verkrijgen van onderscheidelijke ventilatie spleetbreedtes, doch deze uitzetinrichting heeft als gevolg van de vertikaal aangebrachte 15 worm van de wormaandrijving een de vrijheid van het hoofd in het voertuig aanzienlijk beperkende hoogte.
Dit nadeel geldt ook voor de overige bekende voertuig hefdaken, tenminste in het bereik van de dekselaandrijving.
Asm de uitvinding ligt het probleem ten grondslag, een uitzetinrich-20 ting voor voertuighefdaken te verschaffen, welke bij een eenvoudige con-struct±e~~slechts een geringe bouwhoogte vereist, een traploze deksel beweging · mogelijk maakt voor een vaste stand van het deksel in alle uitzet-standen zorgt en over de volle hefslag van de uitzetinrichting slecht een naar verhouding kleine draailngshoek van het handwiel nodig maakt.
25 Het gestelde doel wordt, uitgaande van het hierboven omschreven type volgens de uitvinding opgelost, totdat het handwiel van een naar open iets spiraalvormige geleidihgssleuf of dergelijke voorzien is, waarin een in de nabijheid van het zwenklager star aan de uitzetarm aangebrachte aandrijf vinger verschuifbaar ingrijpt.
30 Door het aanbrengen van de spiraalvormige geleidingssleuf in het handwiel zelf wordt voor het de dekselbeweging besturende element geen extra inbouwhoogte noodzakelijk. De spiraalvormige geleidingssleuf zorgt voor een traploze instelbaarheid van het deksel, waarbij de zelfremming in het ingrijpingspunt van de aandrijfvinger in de geleidingssleuf ook dan 35 nog volledig voldoende is, wanneer de spiraalvormige geleidingssleuf om de 8401769 % P ·* -3- draailngsas van het handwiel slechts over een naar verhouding kleine hoekasstand verdraaid is. Deze kleine hoekafstand stemt overeen met de voor een volledige slag van het deksel noodzakelijke verdraailngsbaan van het handwiel.
5 Doelmatig zijn de verhoudingen zodanig gekozen, dat de nagenoeg spiraalvormige geleidingssleuf zich over een hoekafstand van ongeveer 360^ uitstrekt.Voor een volledige slag van het deksel is dus slechts één volledige omwenteling van het handwiel noodzakelijk.
In het belang van een gelijkmatige beweging van de dekselachterkant 10 bij het uitzetten en naar binnenzwenken is het voordelig, wanneer de pool van de de geleidingssleuf vormende spiraal zich in de drijvingsas van het handwiel bevindt.
Een bijzonder eenvoudige uitvoeringsvorm van de spiraalvormige geleidingssleuf wordt bereikt, wanneer de geleidingssleuf de vorm van een 15 in de achterzijde van het handwiel ingelaten groef heeft, tegen de wand waarvan de aandrijfvinger geleidend of afrollend aanligt. Hierbij heeft de groef doelmatig een cirkelboogvormige doorsnede en de aandrijfvinger in het ingrijpingsbereik de vorm van een dienovereenkomstige kogelkap.
Voor het verkrijgen van een langsvereffening bij het zwenken van de 20 aandrijfvinger, is de constructie bij voorkeur zodanig uitgevoerd, dat de diepte van de groef van binnen naar buiten afneemt, dat~wil~zeggen in de nabijheid van de draailngsas van het handwiel is de groef het diepst, hetgeen met een nagenoeg vertikale stand van de aandrijfsvinger in de maximale uitzetstand van het deksel overeenstemt.
25 Voor het verkrijgen van een grotere steunbreedte aan de dekselachter kant en dus in het belang van een veilige dekselstand is het voordelig, wanneer de uitzetarm uit twee overeenstemmende, evenwijdig en op enige afstand van elkaar aangebrachte afzonderlijke armen bestaat, welke door een dwarsrug star met elkaar verbonden zijn, in het midden waarvan de 30 aandrijfvinger is aangebracht. Doelmatig strekt de dwarsrug zich ook over de breedte van de beide afzonderlijke armen uit en heeft aan beide kop-zijden lagere takken voor de zwenklagerring van de uitzetarmen aan het dakraam. Door deze constructie wordt de dekselachterkant op twee van elkaar afliggende legerplaatsen gesteund, ofschoon de geleidingsvinger 35 praktisch slechts puntvormig in de spiraalvormige geleidingssleuf ingrijpt.
8401769 -4- . *
Ofschoon de afzonderlijke armen van de uitzetarm en de aandrijf-vinger alsmede de dwarsrug uit afzonderlijke elementen kunnen bestaan, welke na hun fabricage stijf met elkaar verbonden zijn, zijn de afzonderlijke armen, de deze verbindende dwarsrug en de daaraan aangebrachte aan-5 brachte aandrijfvinger bij voorkeur eendelig uitgevoerd.
In het belang van een kompakte constructie is aan het dakraam een het handwiel van boven afdekkende draagplaat bevestigd, welke een naar onderen gerichte lagerkap voor het handwiel en zijdelingse lagerboringen voor het opnemen van de lagertappen van de uitstelarm heeft.
10 Voor het op het deksel aangrijpen van de uitzetinrichting is deze doelmatig zodanig uitgevoerd, dat in het bereik van de achterkant van het deksel op enige afstand van elkaar twee op dezelfde lijn liggende geleidings-steunen bevestigd zijn, en ook waarvan een geleidingssleuf is aangebracht, en dat de afzonderlijke armen van de uitzetarm elk bij een geleidingssteun 15 behoren en elk met een aan het armeinde aanwezige geleidingsstift in de bijbehorende geleidingssleuf ingrijpen. Hierbij bestaan de geleidingssteunen bij voorkeur elk uit twee delen, welke de bijbehorende armeinden van de afzonderlijke armen van de uitzetarm vorkvormig aan beide zijden omvatten, waarbij de beide geleidingssteundelen overliggende schuine vlakken hebben 20 voor het vergemakkelijken van het invoeren van de armeinden.
Wanneer de onderlinge afstand van de afzonderlijke armen van de uitzetarm en de bijbehorende geleidingssteunen zodanig is, dat het handwiel binnen deze afstand gelagerd is, ontstaat een uitzetinrichting, waarvan de buitenafmetingen bij een symmetrisch aanzien, voordelig klein zijn.
25 Volgens een voorkeurs uitvoeringsvorm van de uitvinding is er voor gezorgd, dat de in de armeinden van de afzonderlijke armen van de uitzet-* arm aanwezige geleidingsstiften axiaal verschuifbaar indien overeenkomstige boringen aangebracht, door veren in de richting naar de bijbehorende ge-leidingssleuven belast en tegen de werking van de veren in volledig uit 30 de geleidingssleuven getreden in de boringen inschuifbaar zijn.
Hierdoor opent zich de mogelijkheid, het deksel met zijn direct daaraan bevestigde delen van de uitzetinrichting van de aan het dakraam bevestigde delen van de uitzetinrichting door eenvoudig verschuiven van de geleidingsstiften te lossen. Wanneer dan het deksel in het bereik van zijn voorkant 35 van op zichzelf bekende insteekschamieren is voorzien, kan het deksel 8401769 * -5- volledig uit de dakopening verwijderd worden.
Voor het opheffen van de ingrijping van de geleidingsstiften in de bijbehorende geleidingssleuven is de constructie zodanig uitgevoerd, dat in elk van de beide geleidingssteunen om in de geleidingssleuven uitmondende 5 dwarsboringen aanwezig zijn, welke bij gesloten deksel strokend tegenover de geleidingsstift ligt en een verdringingsstift verschuifbaar lager, welke tegen de werking van een veer in, in de gleuf geschoven kan worden, waarbij zijn schuifweg met de schuifweg van de geleidingsstift tot aan het volledig inschuiven in de boring van het bijbehorende armeinde overeenstemt.
10 Het bedoelde ingrijpen van de delen aan de dekselzijde met de delen aan de dakraamzijde van de uitzetinrichting kan bij deze uitvoeringsvorm slechts in de sluitstand van het deksel opgeheven worden. Door verschuiving van de beide verdringsstiften kan hetzij direct met de hand of via geschikte ontgrendelingshefbomen plaatsvinden.
15 Om het voor een lageras voor de uitzetarm mogelijk te maken, de in het belang van kleine constructieve afmetingen van de uitzetinrichting zover mogelijk van de dakopening verwijderd ligt, niettemin echter een verder terugzwenken van de uitzetarm bij het lichten van de deksel mogelijk maakt, is het voordelig, wanneer de uitzetarm, respectievelijk de uitzet» 20 armen van de uitzetarm nagenoeg L-vormig uitgevoerd zijn, waarbij de top van de L-vorm naar de dakopening toegekeerd is.
Verdere details van de uitvinding worden aan de hand van een uitvoer ingsvoorbeeld voorstellende tekeningen nader toegelicht.
Daarin toont: 25 Figuur 1 een afgebroken bovenaanzicht op een voertuigdak bij gesloten hefdeksel,
Figuur 2 een afgebroken doorsnede volgens de lijn II-II van figuur 1 door het voorste zwenklager van het deksel,
Figuur 3 een afgebroken doorsnede volgens de lijn III-III van figuur 30 1,
Figuur 4 een afgebroken doorsnede volgens de lijn IV-IV van figuur 1,
Figuur 5 een afgebroken en ten delen gebroken bovenaanzicht op de uitzetinrichting,
Figuur 6 een afgebroken bovenaanzicht op de in het dakraam te bevestigen 35 delen van de uitzetinrichting, 8401769 -6- , *
Figuur 7 een doorsnede volgens de lijn VII-VII van figuur 6,
Figuur 8 een bovenaanzicht op de uitzetarmconstructie,
Figuur 9 een doorsnede volgens de lijn IX-IX van figuur 8,
Figuur 10 een doorsnede volgens de lijn X-X van figuur 8, 5 Figuur 11 een afgebroken en ten dele gebroken aanzicht van de uitzetinrichting in de richting van de pijl XI in figuur 5.
Figuur 12 een afgebroken doorsnede van een detail volgens figuur 11 bij een andere stand van de weergegeven delen en
Figuur 13 een doorsnede van de uitzetinrichting/ waarbij de door-10 snede zodanig is aangebracht/ dat alle belangrijke functionele delen van de inrichting duidelijkheidshalve ongeacht de feitelijke met betrekking tot het vlak van tekening betrokken stand in doorsnede zijn weergegeven.
De uitzetinrichting en de delen zijn in alle figuren in de sluitstand van het deksel weergegeven. Slechts in figuur 3 is de maximaal opgerichte 15 dekselstand in streep puntlijnen weergegeven.
Zoals uit figuur 1 blijkt, bevindt zich in het vaste voertuigdak 1 een rechthoekige, aan de hoeken afgeronde dakopening, welke door een aan het vaste voertuigdak bevestigd dakraam 2 omvat en door een deksel 3 afsluitbaar is, In het getekende uitvoeringsvoorbeeld bestaat het deksel 3 20 uit een eventueel getint glas, doch kan dit ook uit een niet doorzichtig materiaal zijn gevormd, bijvoorbeeld uit staal, een kunststof dan wel een combinatie van deze materiaalsoorten. Het deksel 3 is om een in hetbereik van zijn voorkantzich bevindende as zwenkbaar, welke door twee zwenklagers 4 en 5 bepaald is. In het bereik van de dekselachterkant bevindt zich de 25 als geheel met 6 aangeduide uitzetinrichting, welke op nog nader te beschrijven wijze ten dele aan het deksel 3 en ten dele aan het dakraam 2 bevestigd is.«Het voor de bediening van de uitzetinrichting aanwezige handwiel 7 is in figuur 1 gestippeld getekend. Het alle delen van de hef-dakconstructie dragende dakraam 2 is aan het vaste voertuigdak 1 door 30 middel van een in hoofdzaak om de dakopening heenlopend klemraam 8 op de bijvoorbeeld uit de linkerzijde van figuur 3 blijkende wijze, bevestigd.
Zoals figuur 3 toont, ligt het dakraam 2 over een gedeelte van zijn breedte op het vaste voertuigdak 1 en reikt met een ander deelbereik in de dakopening. Het uit strengpersprofiel uit kunststof of lichtmetaal ver-35 vaardigde dakraam heeft in doorsnede ongeveer een verschoven Z-vorm en 8401769 -7- * .
draagt aan zijn naar de dakopening toegekeerde zijde een om het dakraam heenlopende randspleetafdichting 9, welke voor de afdichting van de tussen het deksel 3 en het dakraam 2 zich bevindende randspleet zorgt. In zijn op het vaste voertuigdak 1 liggende bereik heeft het dakraam 2 een 5 naar het voertuigdak 1 toegekeerde groef 10 of dergelijke voor het opnemen van een afdichtingsstrook (niet weergegeven) voor het afdichten van het dakraam 2 ten opzichte van het voertuigdak 1. De dakopening wordt door 0 een rondgaande naar onderen gerichte afbuiging 11 van 90 van het voertuig dak 1 begrensd. Achter deze ombuiging 11 ‘grijpt het veranderen tegen het 10 voertuigdak 1 aanliggende klemraam 8, dat door middel van van onderen ingevoerde schroeven 12 aan het dakraam bevestigd is. Op deze wijze is het dakraam 2 vast met het voertuigdak 1 verbonden.
Eet dakraam 2 en de schroeven 12 worden van onderen door de dakhemel 13 af gedekt, waarvan de naar de dakopening toegekeerde kant door een naar 15 onderen gericht verzet van de randspleetafdichting 9 opgenomen is.
Vein de met elkaar overeenstemmende zwenklagerconstructies 4 en 5 is een uitvoeringsvorm 4 in figuur 2 in doorsnede weergegeven.
Zoals blijkt, bestaat deze in hoofdzaak uit een vast lagerdeel 14 en een daarmee in ingrijping zijnd beweeglijk lagerdeel 15. Het vaste lagerdeel 20 14 is ten dele in het dakraam 2 ingelaten en daaraan door middel van een schroef 16 bevestigd, welke van onder af door een uitsnijding 17 in het klemraam 8 gevoerd is en in een blinde draadboring van het vaste lagerdeel 14 ingrijpt.
Het beweeglijke lagerdeel 15 grijpt met een cylindervormig uitsteeksel 18 25 in een opneemboring 19 in het deksel. Een in het cylindervormige uitsteeksel 18 geschroefde verzonken schroef 20 drukt een vasthoudschijf 21 tegen de onderzijde van het deksel 3 waardoor een stijve verbinding van het deksel 3 met het beweeglijke lagerdeel 15 verkregen wordt. Het vaste lagerdeel 14 heeft aan zijn ondereinde een naar onderen gericht lager uitsteeksel 22, 30 dat met een aan het vooreinde van het beweeglijke lagerdeel 15 aangebracht naar voren gericht lager uitsteeksel 23 klauwvormig en zwenkbaar ingrijpt.
De beide lageruitsteeksels 22 en 23 worden door een tussen het vaste lagerdeel 14 en het dakraam 2 gespannen bladveer 24 elastisch samengehouden. Zoals figuur 2 toont, zijn de lageruitsteeksels 22 en 23, respectievelijk 35 de betreffende tegen vlakken aan de lagerdelen 15 en 14 afgerond zodat 8401769 t * -8- begrensde zwenkbewegingen van het deksel 3 uit zijn weergegeven zwenkstand naar boven, respectievdijk van boven in zijn sluitstand mogelijk zijn.
Voorts blijkt uit figuur 2, dat het klauwvormig ingrijpen tussen de lager uitsteeksel 22 en 23 kan worden opgeheven, wanneer het deksel 3 met be-5 trekking tot de tekening naar rechts weggetrokken wordt. Hierbij wordt het klauwvormig ingrijpen tussen de lageruitsteeksels 22, 23 tegen de weerstand van de bladveer 24 in, opgeheven. Aldus maakt de zwenklager constructie een gemakkelijk verwijderen en weer aanbrengen van het deksel 3 mogelijk.
10 Thans wordt de uitzetinrichting volgens de uitvinding nader beschreven.
Hiertoe wordt allereerst na de figuren 4 en 5 verwezen. In het achterste profieldeel van het dakraam 2 is een in hoofdzaak horizontaal gerichte draagplaat 25 bevestigd, welke het handwiel 7 van boven afdekt, zoals bijzonder duidelijk uit figuur 6 blijkt en waaraan een naar onderen gerichte 15"cylindrische lagertap 26 voor de draaibare lagerring van het handwiel 7 aangebracht is. Het handwiel 7 is met een lagerbus 27 op de lagertap 26 van onder af tot de afslag ten de onderzijde van de draagplaat 25 geschoven en in deze stand door een schijf 28 en een door de schijf 28 heen lopende, in de lagertap 26 geschroefde bevestigingsschroef 29 tegen axiale ver-20 sehuivingen geborgd. Zoals figuur 4 toont, ligt de draagplaat 25 met zijn in het bereik van het dakraam 2 zich bevindende bereik van onder af in hoofdzaak vormsluitend tegen het dakraam 2 aan en kruipt met een uitstekende lijst 30 om de omzetting 11, welke tot aan de onderzijde van het vaste voertuigdak 1 reikt. Voor het bevestigen van de draagplaat 25 25 is deze aan de zijkant van oren 31 of dergelijke voorzien, welke duidelijk uit figuur 8 blijken. Door deze oren 31 zijn in het dakraam 2 grijpende schroeven 32 gevoerd, waarvan er één in figuur 5 met streep-lijnen is aangeduid.
In de rugzijde van het handwiel 7 is een spiraalvormige groef 33 30 ingelaten, waarvan de spiraalpool zich in de door de lagertap 26 en de lagerbus 27 bepaalde draaiïngsas van het handwiel 7 bevindt. De spiraalvormige groef 33 strekt zich over een verdraailngshoek van ongeveer 360^ uit, zoals uit figuur 5 blijkt en heeft in hoofdzaak de in figuur 4 getoonde, ‘cirkelboogvormige doorsnede. Uit figuur 4 blijkt voorts, dat de 35 diepte van de groef 33 van binnen, dat wil zeggen vanaf de draaiïngsas • 84 0 1 7 6 9 fr' · -9- \ van het handwiel 7 uitgaand, naar buiten toe, af neemt.
In de groef 33 grijpt sen-.aa®dEi.jfvinger 34 met een verdikt eindge-deelte 35, dat in hoofdzaak met de cirkelboogvorm van de groefdoorsnede overeenstemmend op de wijze van een kogelkap gevormd is en geleidend 5 tegen de wand van de groef 33 aanligt. De aandrijf vinger 34 is op nog te beschrijven wijze om een horizontale en evenwijdig aan de naburige achterste dakopeningkant gerichte zwenkas zwenkbaar op zijdelingse lager-wangen 36 (figuur 4, 8) van de draagplaat 25 gelagerd.
Bij-de in de figuren 4 en 5 weergegeven stand van de delen bevindt 10 zich het eindgedeelte 35 van de aandrijf vinger 34 in het buiteneinde van de spiraal vormige groef 33. Wordt uitgaande van deze stand het handwiel in de alleen in de zin van de wijzers van een uurwerk mogelijke richting gedraaid, dan glijdt het eindgedeelte 35 in de groef 33 bij een gelijktijdig zwenken van de aandrijfvinger 34 om de genoemde zwenkas, welke in 15 figuur 4 bij 37 puntvormig is aangeduid. Omdat de onderlinge afstand tussen de draagplaat 25 en het handwiel 7 bij de draaibeweging van het handwiel niet verandert, is de bedoelde verschillende diepte van de groef 33 voor een lengtevereffening noodzakelijk.
Hierbij verloopt de groef 33 zodanig, dat het eindgedeelte 35 in elke 20 mogelijke zwenkstand van de aandrijf vinger 34 zich glijdend ingrijpend met de groef bevindt. De eindstand van de aandrijfvinger 34 wordt pas na een volledige omwenteling van het handwiel 7 in de zin van de wijzers van een uurwerk bereikt. Hierbij bevindt de aandrijfvinger 34 zich in de figuur 4 met streep puntlijnen aangeduide stand. Zoals duidelijk blijkt, wordt de 25 mogelijke verdraaiingshoek van het handwiel 7 door de lengte van de spi-raalvormige groef 33 begrensd. De aandrijfvinger 34 staat met de uitzetarm voor het deksel 3 op de navolgende nog te beschrijven wijze in starre verbinding.
Zoals in het bijzonder uit figuur 8 blijkt, bestaat de uitzetarm uit 30 twee overeenstemmende, evenwijdig en op enige afstand van elkaar aangebrachte afzonderlijke armen 38 en 39. De afzonderlijke armen 38, 39 zijn door een dwarsrug 40 stijf met elkaar verbonden, in het midden waarvan de aandrijfvinger 34 vast is aangebracht. De dwarsrug 40 heeft in zijn bereik tussen aan aandrijfvinger 34 en de beide afzonderlijke armen 38, 35 39, de uit figuur 10 blijkende doorsnede, welke met het bovenste doorsnede- 8401769 -10- ,ί * gedeelte van de aandrijfvinger 34 overeenstemt. Voor een starre verbinding van de dwarsrug 40 met de afzonderlijke armen 38, 39 strekt de dwarsrug zich ook over de breedte van de beide afzonderlijke armen uit, zoals uit figuur 8 blijkt. In het getekende voorbeeld zijn de afzonderlijke armen 5 38, 39, de dwarsrug 40 en de aandrijfvinger 34 met zijn eindgedeelte 35 eendelig gevormd, bijvoorbeeld uit een kunststof met een geschikte vastheid door spuiten gevormd.
In het bereik van de beide afzonderlijke armen 38, 39 zijn naar buiten open, evenwijdig aan de hoofdrichting van de dwarsrug 40 aangebrachte 10 boringen 41, 42 in de dwarsrug 40 aanwezig, waarin een lagertap 43, respectievelijk 44 gezet is.
Deze lagertappen 43, 44 grijpen in largsbcringen 45, respectievelijk 46, welke zich zijdelings in de draagplaat 25, dat wil zeggen in de beide lager-wangen 36 van de draagplaat 25, bevinden.
15 De lagertappen 43, 44 en de lagerboringen 45, 46 bepalen de met betrekking tot figuur 4 beschreven zwenkas 37, waarom de uitzetarm 38, 39 en de daarmee star verbonden aandrijfvinger 34 om de uit figuur 4 blijkende zwenkhoek, zwenkbaar zijn. De uitzetarm, respectievelijk zijn beide afzonderlijke armen, 38, 39 zijn nagenoeg L-vormig uitgevoerd, zoals uit figuur 9 blijkt, 20 opdat de uitzetarm de in figuur 3 met streep puntlijnen weergegeven uit-zwenkstand kan innemen. Daartoe is de top 47 van de L-vorm. van de uitzet-armen 38, 39 zodanig gericht, dat deze bij maximaal uitzwenken naar de dakopening toegekeerd is.
Aan het buiteneinde van de beide afzonderlijke armen 38, 39 is een 25 evenwijdig aan de zwenkas 37 gerichte, getrapte boring 48 aanwezig, waarin een dienovereenkomstig getrapte geleidingsstift49 (figuur 11, 12) verschuifbaar aangebracht is. De geleidingsstift 39 wordt door een in de getrapte boring 48 zich bevindende schroefveer 50 zodanig belast, dat deze normaliter tot aan de aanslagtrap uit de getrapte boring 48 geschoven 30 is. Daartoe steunt de schroefveer 50 enerzijds tegen de geleidingsstift 49 en anderzijds tegen een de getrapte boring 48 naar buiten afsluitende plaat 51. De constructie is zodanig, dat de geleidingsstiften 49 in beide afzonderlijke armen 38, 39 met hun uit de getrapte boringen 48 geschoven einden naar elkaar toegekêerd zijn. De verschuifbaarheid van de geleidings-35 stiften 49 respectievelijk het verzonken liggen in de getrapte boringen 48 840176? -11- maakt het mogelijk op nog te beschrijven wijze het deksel 3 van de uitzet-armen 38, 39 af te nemen.
In het bereik van de achterkant van het deksel 3 zijn op enige afstand van elkaar, twee op één lijn liggende geleidingssteunen 52 en 53 bevestigd 5 zoals uit figuur 5 in verband met de figuren 11 en 12 blijkt, De geleidingssteunen 52 en 53 zijn elk tweèdelig uitgevoerd en bestaan uit een binnendeel 54 en een buitendeel 55. Een binnendeel 54 en een daarbij behorend buitendeel 55 omvatten de bijbehorende armeinden van de afzonderlijke armen 38, 39 vorkvormig. Voor het vergemakkelijken van het invoeren van de arm-10 einden tussen de delen 54, 55 zijn deze van na elkaar toegekeerde schuine vlakken 56, respectievelijk 57 voorzien. De geleidingssteunen 52 en 53 steken met een voor de tussenlagerring van het handwiel 7 voldoende afstand uit een grondplaat 58 naar onderen en zijn daarmede bij voorkeur eendelig vervaardigd, bijvoorbeeld door spuitgieten uit een geschikte kunststof.
15 De grondplaat 58 ligt met de onderzijde van het deksel 3 evenwijdig aan de dekselachterkant en is vast met het deksel 3 verbonden.
Daartoe is op het deksel 3 een buitenste af dekplaat 59 gelegd, welke met de grondplaat 58 in vorm en afmetingen in hoofdzaak overeenstemt. Aan deze afdekplaat 59 bevinden zich naar onderen gerichte cylindrische uitsteeksels 20 60, welke in overeenkomstige boringen 61 in het deksel 3 grijpen. Door de grondplaat 58 gevoerde bevestigingsschroeven 52 grijpen in overeenkomstige in de cylindrische uitsteeksels 60 zich bevindende blinde draadboringen. Tussen de grondplaat 58 en het deksel 3 alsmede de afdekplaat 59 en het deksel 3 bevinden zich vlakke afdichtelementen. De lengte van de cylindri-25 sche uitsteeksels 60 is zodanig bemeten, dat na het aantrekken van de bevestigingsschroeven 62 het deksel 3 tussen grondplaat 58 en afdekplaat 59 en de betreffende tussengelegen afdichtingen gespannen is.
In elk binnendeel 54 van de geleidingssteunen 52, 53 bevindt zich . een naar het einde van de afzonderlijke armen 58, respectievelijk 59 30 toegekeerde geleidingssleuf 63, welke bij gesloten deksel bezien van rechts onder naar links boven oplopend gericht is. In elk van de beide geleidingssleuven 63 grijpt een geleidingsstift 49 verschuifbaar in.
Het is duidelijk, dat verdraaiing van het handwiel en daarmee veroorzaakte zwenkbewegingen van de uitzetarm 38, 39 een verschuiving van de geleidings-35 stiften 49 in de betreffende, bijbehorende geleidingssleuven 63 bewerkstel- 8401769 *> v -12- ligen, waardoor als gevolg van de beschreven schuine stand van de geleidings-sleuven het oplichten of laten zakken van de achterkant van het deksel 3 wordt veroorzaakt. Plaatsing en verloop van de geleidingssleuf 63 blijkt duidelijk uit figuur 3 (in streep puntlijnen)en 13 .
5 De gel eidingsstiften 49 bevinden zich onder invloed van de bijbeho rende schroefveren 50 normaliter in ingrijping met de bijbehorende gelei-dingssleuven 63. In elke geleidingssleuf mondt een dwarsboring 64 uit, welke bij gesloten deksel 3 op een lijn tegenover de geleidingsstift 49 ligt. In de dwarsboringen 64 is een verdringsstift 65 tegen de werking van 10 een schroefveer 66 in, binnen de geleidingssleuf 63 verschuifbaar gelagerd. Aan de van de geleidingssleuf 63 afgekeerde zijde van het binnenste deel 54 van de geleidingssteun 52 53 steekt de verdringsstift met een bedie-ningseinde 67 uit. De met behulp van dit bedieningseinde 67 mogelijke schuifbaan van de verdringingsstift 65 stemt overeen met de verschuivings-15 baan van de geleidingsstift 49 tot aan diens volledig inschuiven in de getrapte boring 48. Wordt dus de verdringsstift 65 tegen de kracht van de schroef veer 66 in in de dwarsboring 64 bij gesloten deksel verschoven, dan verschuift de verdringsstift 65 de geleidingsstift 49 uit de geleidingssleuf, zodat bij een aan weerskanten bedienen van de verdringsstiften 20 de beide geleidingssteunen 52 en 53 van de einden van de afzonderlijke armen 38, 39 van de uitzetarm verwijderd kunnen worden. Het deksel kan nu na een dienovereekomstig verschuiven voor het opheffen van de ingrijping op de zwenklagerconstructies 4, 5, af genomen worden.
Voor het bedienen van de verdringsstiften 65 is aan elk van de 25 geleidingssteunen 52, 53 een bedieningshefboom 68 om een schroef tap 69 (figuur 12) zwenkbaar gelagerd, waarvan de as evenwijdig aan de assen van de geleidingsstift 49 en de verdringsstift 65 verloopt. De schroef tappen 69 grijpen elk in het binnenste deel 54 van de geleidingssteunen 52, 53.
Aan zijn naar het bedieningseinde 67 van de verdringsstift 65 toegekeerde 30 zijde heeft elke bedieningshefboom 68 een schuin vlak 67, dat zodanig is aangebracht, dat dit bijzijn zwenkbeweging van de bedieningshefboom 68, uitgaande van de in figuur 11 getoonde stand in de in figuur 12 getoonde stand de verdringsstift 65 in het binnendeel 54 van de bijbehorende geleidingssteun schuift, waarbij het schuine vlak 70 over het bedienings-35 einde 67 grijpt. In de in figuur 12 weergegeven stand is de verdringsstift *a 8401769 s -13- 65 volledig werkzaam, dat wil zeggen de geleidingsstift 49 is uit de ge-leidingssleuf 63 voor het scheiden van de geleidingssteun 53 van de afzonderlijke arm 39 volledig naar buiten getreden. Wordt daarentegen de bedieöingshefboom 68 van zijn in figuur 12 getoonde stand uitgaand,, in 5 de in figuur 11 getekende stand teruggezwenkt, dan schuift de schroef veer 66 de verdringsstift 65 weer in zijn uitgangsstand, waarbij de schroef-veer 50 de geleidingsstift 49 weer in de geleidingssleuf 63 doet treden. Zoals uit de figuren 6 en 7 blijkt, wordt de uitzetinrichting naar de binnenruimte van het voertuig toe buiten het bereik van het handwiel 7 10 door een bekledingsplaat 71 af gedekt.
De bevestiging van de bekledingsplaat 71 aan de draagplaat 25 geschiedt met behulp van rastelementen 72 en 73 en zonder gereedschap, en welke tenminste paarsgewijs zijn aangebracht.
De rastelementen zijn van onder af niet zichtbaar.
8401769

Claims (6)

  1. 9. Uitzetinrichting volgens conclusies 7 of 8 met het kenmerk, dat de afzonderlijke armen (38, 39) de deze verbindende dwarsrug (40) en de daaraan aangebrachte aandrijf vinger (34) eendelig uitgevoerd zijn. Uit- 5 zetinrichting volgens één van de conclusies 1 tot 9, met het kenmerk, dat aan het dakraam (2) een het handwiel (7) van boven af dekkende draagplaat (25) bevestigd is, welke een naar onderen gerichte lagertap (26) voor het handwiel en zijdelingse lagerboringen (45 , 46) voor het opnemen van de lagertappen (43, 44) van de uitzetarm (38, 39) bezit.
  2. 11. Uitzetinrichting volgens één van de conclusies 1 totlO met het kenmerk, dat in het bereik van de achterkant van het deksel (3) met onderlinge afstand twee met elkaar op één lijn liggende geleidingssteunen (52,53) bevestigd zijn, in elk waarvan een schuif geleiding (63) aangébracht is en door de afzonderlijke armen (38, 39) van de uitzetarm elk bij een gelei- 15 dingssteun (52, 53) behoren en elk met een aan het armeinde aanwezige geleidingsstift (49), in de bijbehorende schuifgeleiding (63) ingrijpen.
  3. 12. Uitzetinrichting volgens conclusie 11 met het kenmerk, dat de geleidingssteunen (52, 53) elk uit twee delen (54, 55) bestaan, welke de bijbehorende armeinden van de afzonderlijke armen (38, 39) van de uitzet- 20 arm vorkvormig van beide zijde omvatten, waarbij de beide geleidingssteunen (54, 55) overliggende schuine vlakken (56, 57) voor het vergemakkelijken van het invoeren van de armeinden bezitten.
  4. 13. Uitzetinrichting volgens één van de conclusies 1 tot 12, met het kenmerk, dat de onderlinge afstand van de afzonderlijke armen (38, 39) van de uitzetarm en de bijbehorende geleidingssteunen (52, 53) zodanig 25 is, dat het handwiel (7) binnen deze afstand gelagerd is.
  5. 14. Uitzetinrichting volgens één van de conclusies 1 totl3 met het kenmerk, dat de in de armeinden van de afzonderlijke armen (38, 39) van de uitzetarm aanwezige geleidingsstiften (49) axiaal verschuifbaar in overeenstemmende boringen (48) aangebracht, door veren (50) in de richting 30 van de bijbehorende schuifgeleidingen (63) belast en tegen de werking van de veren (50) in volledig onder het uittreden uit de schuifgeleidingen (63) in de boringen (48) schuifbaar zijn.
  6. 15. Uitzetinrichting volgens één van de conclusies 1 tot 14 met het kenmerk, dat in elk van de beide geleidingssteunen (52, 53) een in de 35 schuifgeleiding (63) uitmondende dwarsboring (64) aanwezig is, welke bij 8401769 * -16- gesloten deksel (3) op één lijn tegenover de geleidingsstift (49) ligt en een verdringsstift (65) verschuifbaar lager, welke tegen de werking van een veer (66) in de geleiding (63) verschuifbaar is, waarbij zijn verschuivingsbaan met de verschuivingsbaan van de geleidingsstift (49) 5 tot het volledig in de boring (48) schuiven van het bijbehorende armeinde, overeenstemt. 16. üitzetinrichting volgens conclusies 1 tot 15 met het kenmerk, dat de uitzetarm, respectievelijk de afzonderlijke armen (38, 39) van de uit-zetarm nagenoeg L-vormig uitgevoerd zijn, waarbij de top (47) van de Ι-ΙΟ vorm naar de dakopening toe gekeerd is. 8401769
NLAANVRAGE8401769,A 1983-11-21 1984-06-01 Voertuigdak voorzien van een in een dakopening aangebracht, door middel van een uitzetinrichting, zwenkbaar ventilatiedeksel. NL189556C (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
DE3341988 1983-11-21
DE3341988A DE3341988C1 (de) 1983-11-21 1983-11-21 Ausstellvorrichtung fuer Fahrzeughebedaecher

Publications (3)

Publication Number Publication Date
NL8401769A true NL8401769A (nl) 1985-06-17
NL189556B NL189556B (nl) 1992-12-16
NL189556C NL189556C (nl) 1993-05-17

Family

ID=6214828

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NLAANVRAGE8401769,A NL189556C (nl) 1983-11-21 1984-06-01 Voertuigdak voorzien van een in een dakopening aangebracht, door middel van een uitzetinrichting, zwenkbaar ventilatiedeksel.

Country Status (9)

Country Link
JP (1) JPS60113730A (nl)
BR (1) BR8403398A (nl)
DE (1) DE3341988C1 (nl)
ES (1) ES289063Y (nl)
FR (1) FR2555108B1 (nl)
GB (1) GB2150212B (nl)
IT (1) IT1173647B (nl)
NL (1) NL189556C (nl)
SE (1) SE448218B (nl)

Families Citing this family (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4754695A (en) * 1987-09-02 1988-07-05 General Motors Corporation Passenger compartment vent for an automotive vehicle
NL1016349C2 (nl) * 2000-10-06 2002-04-10 Inalfa Ind Bv Open-dakconstructie voor een voertuig.
DE102019121041A1 (de) * 2019-08-05 2021-02-11 Dr. Ing. H.C. F. Porsche Aktiengesellschaft Blendenorgan für eine Karosserieanordnung sowie Karosserieanordnung für ein Kraftfahrzeug

Family Cites Families (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE2351270C3 (de) * 1973-10-12 1978-08-10 Webasto-Werk W. Baier Gmbh & Co, 8031 Stockdorf Fahrzeugdach mit einem in einer Dachöffnung angeordneten Deckel
DE2615276C3 (de) * 1976-04-08 1979-03-08 Webasto-Werk W. Baier Gmbh & Co, 8031 Stockdorf Fahrzeugdach
DE2948657A1 (de) * 1979-12-04 1981-06-11 Karosseriewerke Weinsberg Gmbh, 7102 Weinsberg Fahrzeugdach mit einem schwenkbaren abnehmbaren deckel
DE3135366A1 (de) * 1980-09-09 1982-04-08 Honda Giken Kogyo K.K., Tokyo "klinkenanordnung fuer ein abnehmbares dachelement, insbesondere fuer kraftfahrzeuge"

Also Published As

Publication number Publication date
NL189556B (nl) 1992-12-16
FR2555108B1 (fr) 1987-03-20
FR2555108A1 (fr) 1985-05-24
ES289063Y (es) 1986-12-01
BR8403398A (pt) 1985-06-18
GB2150212B (en) 1987-04-01
IT8420923A1 (it) 1985-11-15
SE8402401D0 (sv) 1984-05-04
NL189556C (nl) 1993-05-17
GB8412724D0 (en) 1984-06-27
SE8402401L (sv) 1985-05-22
IT8420923A0 (it) 1984-05-15
DE3341988C1 (de) 1985-05-02
SE448218B (sv) 1987-02-02
ES289063U (es) 1986-04-16
IT1173647B (it) 1987-06-24
JPH0316288B2 (nl) 1991-03-05
GB2150212A (en) 1985-06-26
JPS60113730A (ja) 1985-06-20

Similar Documents

Publication Publication Date Title
EP2393684B1 (en) A roof assembly for a vehicle
US9186966B2 (en) Drive system for a movable roof part of a roof module of a motor vehicle
US5845959A (en) Slide tilt roof apparatus
CA2637866A1 (en) Open roof construction for a vehicle
US5718472A (en) Automotive slide roof system
EP2712990B1 (en) Carriage unit for sliding door or window of the lift and slide type
EP1009644B2 (en) Method of opening and closing an open roof construction of a vehicle having an opening in the fixed roof; as well as such open roof construction
US7243989B2 (en) Open roof construction for a vehicle
JPH07309140A (ja) 乗物の屋根に適用されたパネル移動機構
NL8401769A (nl) Uitzetinrichting voor voertuighefdaken.
EP2712993B1 (en) Carriage unit for sliding door or window of the lift and slide type
EP1331119B1 (en) Vehicle with sliding and venting sunroof
JPH0357536Y2 (nl)
US20040100128A1 (en) Open roof construction for a vehicle
ATE157305T1 (de) Dachpanelvorrichtung
JP2002166727A (ja) サンルーフ装置
EP2712994B1 (en) Carriage unit for sliding door or window of the lift and slide type
EP2055879B1 (en) Scissor-type mechanism for a tilting window
JP2005212614A (ja) サンルーフ装置
RU2779393C2 (ru) Выдвижной механизм для, как минимум, параллельно-отставляемой и горизонтально перемещаемой в этом положении створки окна или двери
KR20180045399A (ko) 선루프 조립체
NL1006883C2 (nl) Open-dakconstructie voor een voertuig.
JP3636791B2 (ja) サンルーフ装置
JP3098089B2 (ja) サンシェード装置
JPS6271724A (ja) 車両のサンル−フ装置

Legal Events

Date Code Title Description
BA A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
V1 Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20000101