NL8400745A - Telescoperende slede met kogelgeleiding. - Google Patents

Description

* r - * VO 6136

Telescoperende slede met kogelgeleiding

De uitvinding heeft betrekking op een telescoperende slede met kogelgeleiding als drager voor in huizen, stellingen of dergelijke in-en uitschuifbaar aangebrachte laden of dergelijke inbouwsels, waarbij tussen een buitenste kogelgeleidingsrail en een binnenste kogelge-5 leidingsrail aan naar elkaar toegekeerde flenzen en in daarin gevormde geleidingsgoten kogelrijen als loop- en koppelelementen aangebracht zijn.

Dergelijke telescoperende sleden met kogelgeleiding zijn reeds bekend, zoals bijvoorbeeld uit het Duitse Gebrauchsmuster 79 32 277 blijkt.

10 Dergelijke telescoperende sleden met kogelgeleiding hebben het voordeel, dat zij de door deze gedragen laden of dergelijke inbouwsels bijzonder lichtgangig met betrekking tot de deze opnemende huizen, stellingen of dergelijke, in— en uitgeschoven kunnen worden.

Omdat tussen de beide naburige kogelgeleidingsrails aange-15 brachte, regelmatig in kogelkooien gevatte, kogelrijen bij het in- en t uitschuiven van de lade of dergelijke in de geleidingsgoten tussen de naburige kogelgeleidingsrails met een differentiaalbeweging afrollen, kunnen de kogelrijen, respectievelijk de deze bevattende kogelkooien slechts een begrensde lengteafmeting hebben. Deze lengteafmeting is 20 daarbij enerzijds afhankelijk van de betreffende constructieve lengte van de lade of dergelijke en wordt anderzijds bepaald door de verstel-baan, welke bij de in- en uitschuifbeweging van de lade of dergelijke maximaal doorlopen moet worden.

In alle gevallen is de constructieve- en geleidingslengte 25 van de kogelrijen respectievelijk de kogelkooien echter aanzienlijk korter dan de betreffende lengteafmeting van de daar boven met elkaar in werkzame verbinding gehouden kogelgeleidingsrails. Uit dit feit volgt het nadeel, dat in ingeschoven toestand van de lade of dergelijke de kogelrijen respectievelijk -kooien slechts in het middenlangsbereik 30 tussen de kogelgeleidingsrails als steun- en geleidingselementen werkzaam zijn, zodat ook slechts in dit middelste langsbereik een krachtsoverdracht tussen de kogelgeleidingen van de telescoperende slede plaatsvindt.

In de praktijk is gebleken, dat op grond van de begrensde lengte en de eigenaardige plaats van de kogelrijen respectievelijk -kooien 35 tussen de kogelgeleidingsrails niet alleen een relatief grote zijdelingse 8400745 -2- \f· Ίί speling aanwezig is, doch, in het bijzonder bij belaste laden of dergelijke ook een onstabiel geleidingsgedrag ontstaat. Dientengevolge treden bij het in- en uitschuiven van de lade of dergelijke gemakkelijk kantelingen van de kogelgeleidingsrails op, welke het bewegingsgedrag 5 van de telescoperende sleden beïnvloeden. Doch nadeliger is het echter dat de belaste schuiflade of dergelijke in ingeschoven toestand geen nauwkeurig genivelleerde eindzitting in het huis van een kast, stelling of dfergelijke verkrijgen.

Omdat de afstanden, respectievelijk kieren tussen de kopvlakken 10 van bij elkaar liggende laden of inbouwsels niet alleen voor het vermijden van een bovenmatig doortreden van stof, doch ook voor het verschaffen van een net aanzien zo klein mogelijk gekozen moeten worden, bestaat het gevaar, dat de boven elkaar liggende kopwanden met hun naburige kanten bij het inschuiven van de laden of dergelijke tegen elkaar aan 15 stoten, althans over elkaar heen slepen'.

Aan de uitvinding ligt het probleem ten grondslag, een telescoperende slede met kogelgeleiding van het bovenbedoelde type te verschaffen, welke een verbeterd vasthouden en geleiden van de laden af dergelijke mogelijk maakt en tenminste in ingeschoven toestand 20 daarvan een gelijkmatige krachtverdeling over de werkzame lengte van de kogelgeleidingsrail waarborgt.

De oplossing voor dit probleem wordt volgens de uitvinding bereikt, doordat tenminste tussen de beide einden van de beide kogelgeleidingsrails en in het bereik tussen beide kogelrijen extra 25 geleidingen aangebracht zijn, welke tenminste in'de ingeschoven eindstand van de kogelgeleidingsrails als extra steun- en draagorganen in elkaar grijpen.

Een verdere ontwikkeling van de uitvinding moet daarin worden gezien, dat de extra geleidingen enerzijds uit een in dwarsdoorsnede onge-30 veer C-vormig profiellichaam en anderzijds uit in de openingsspleet daarvan reikende tappen of rollen bestaan.

Daarbij is het denkbaar de in doorsnede ongeveer C-profielrail-lichamen over de gehele lengte van een van de kogelgeleidingsrails verlopend aan te brengen alsmede de daarmee samenwerkende tappen of 35 rollen op bepaalde afstanden van elkaar aan de andere kogelgeleidingsrail aan te brengen.

8400745 $ -3-

Ais bijzonder voordelig hebben echter de maatregelen voldaan, namelijk . waarbij aan °- nabij het voorste einde van de ene kogelgeleidingsrail alsmede aan of nabij het achtereinde van de andere kogelgeleidingsrail een profielraillichaam bevestigd is, terwijl aan of. nabij het 5 achtereinde van de ene kogelgeleidingsrail alsmede aan .of nabij het I

vooreinde van de andere kogelgeleidingsrail een tap of een rol zit.

Deze uitvoeringsvorm van een telescoperende slede is bij- I

zonder voordelig gebleken, omdat de werking van de extra geleidingen in hoofdzaak pas kort voor het bereiken van de ingeschoven toestand 10 van de lade of dergelijke wordt ingesteld, dan echter waarborgt, I

dat de uit de belasting resulterende krachten niet alleen in het I

middelste langsbereik door de kogelrijen, doch ook aan beide einden I

zeker en zonder speling afgeleid-kunnen worden.

Een andere uitvoeringsvorm van de telescoperende slede wordt I

15 verkregen, doordat namelijk de profielraillichamen uit in doorsnede I

C-vormig uitgevoerde, vierkante kunststofblokken bestaan, waarbij twee kunststofblokken in de uitgeschoven eindstand van de kogel- I

geleidingsrails onderling begrenzingsaanslagen of buffers vormen, terwijl in de ingeschoven eindstand van de kogelgeleidingsrails elk I

20 kunststofblok met een tap respectievelijk een rol als draag- en/of I

rastelement werkzaam is. 1

Tenslotte bestaat een uitvoeringsvorm volgens de uitvinding nog I

daarin, dat aan het open einde van de C-vormig. uitgevoerde kunst- I

stofbiokken aan de binnenzijde van de benen inloophellingen voor I

25 de tappen of rollen aanwezig zijn, respectievelijk zijn gevormd, I

waarop de ten opzichte van de diameter van de tappen of rollen I

tenminste enigermate vernauwde klem- of rastgedeeltes aansluiten. I

Deze maatregel vergemakkelijkt enerzijds het invoeren van de schuiflade of dergelijke in de ingeschoven eindstand, anderzijds wordt I

30 gewaarborgd, dat de schuiflade of dergelijke in de ingeschoven eindstand tot op zekere hoogte spelingsvrij en ten opzichte van een vanzelf openen gewaarborgd vastgehouden worden.

Verdere bijzonderheden van de uitvinding worden onder verwijzing naar de tekening besproken. Daarin toont: 35 fig. 1 een schematisch vereenvoudigd vooraanzicht van een kast- 8400745 -4- ·» of stellinggedeelte met twee, door telescoperende sleden boven elkaar gehouden schuifladen, fig. 2 in perspectief op grotere schaal de in fig. 1 in het bereik XI ingebouwde telescoperende slede, 5 fig.. 3 wederom op vergrote schaal een vooraanzicht van de telescoperende slede volgens fig. 2 in de richting van de pijl III, fig. 4 een tegengesteld vooraanzicht van de telescoperende slede volgens fig. 3, gezien in de richting van de pijl IV, terwijl fig. 5 een zijaanzicht weergeeft van de telescoperende slede 10 volgens fig. 2 in de richting van de pijl V.

In fig. 1 zijn twee op enige afstand naast elkaar aangebrachte stijlen 1 van een stelling, respectievelijk twee zijwanden 1 van een kast aangeduid, welke elk in een aantal horizontale vlakken 2-2 boven elkaar een telescoperende slede 3 voor een schuiflade 4 of dergelijke 15 dragen.

Twee in hetzelfde horizontale vlak 2-2 liggende telescoperende sleden 3 behoren daarbij gemeenschappelijk tot schuiflade 4 of dergelijke, zoals dit uit fig. 1 blijkt.

Van de bovenste schuiflade 4 is in fig. 1 door stippellijnen 20 uitsluitend de omtrek van het eigenlijke ladelichaam getoond, terwijl van de onderste schuiflade slechts de kopwand te zien is.

Uit fig. 2 blijken twee op enige afstand achter elkaar staande stijlen 1 van een stelling. Deze stijlen 1 kunnen echter ook als eind-profiel voor de zijwand van het huis van een kast aangebracht zijn.

25 Aan de beide stijlen 1 van de stelling of de eindprofielen 1 van de zijwand van het huis van een kast is de telescoperende slede .

3 bevestigd. Deze slede 3 bestaat uit een buitenste kogelgeleidings-rail 5,. een binnenste kogelgeleidingrail 5 alsmede twee daartussen aangebrachte kogelrijen 7, welke bij voorkeur in afzonderlijke kogel-30 kooien gevat zijn.

De buitenste kogelgeleidingsrail 5 van de telescoperende slede 3 heeft twee flenzen 8, waarin een kogelgeleidingsgoot 9 gevormd is. Ook de binnenste kogelgeleidingsrail 6 is van twee flenzen 10 voorzien welke elk een ingevormde kogelgeleidingsgoot 11 hebben.

35 Uit fig. 2 blijkt, dat de beide kogelgeleidingsrails 5 en 6 van elke telescoperende slede 3 ongeveer dezelfde lengteafmeting hebben, 8400745 5- * -5- terwijl de lengte van de kogelrijen 7 slechts relatief kort is en daarbij overeenstemt met een breukdeel, bijvoorbeeld een kwart, van de lengte van de beide kogelgeleidingsrails 5 en 6.

In ingeschoven toestand van de telescoperende slede 3 nemen 5 de kogelrijen 7 tussen de beide kogelgeleidingsrail· 5 en 6 daarvan een zodanige stand in, dat zij zich bijvoorbeeld in het middenbereik daartussen bevinden. In uitgeschoven toestand van de telescoperende sleden 3 zijn echter de beide kogelrijen 7 op grond van de differentiaal-afrol-beweging naar hetvooreinde van de buitenste kogelgeleidingsrail heen 10 verschoven, grijpen echter gelijktijdig op het achtereinde van de binnenste kogelgeleidingsrail 6 aan.

De telescoperende sleden3 kunnen enerzijds met aan hun buitenste kogelgeleidingsrail 5 aangebrachte rasttongen 12 met ingang-gaten 13 in de stijlen 1 van de stelling dan wel de eindprofielen - i van . 15 de kast van een huis gekoppeld worden, terwijl anderzijds hun binnenste kogelgeleidingsrail inhangrasten 14 heeft, waarin de schuiflade 4 of dergelijke kan worden gekoppeld.

Voor het verbeteren van de draag- en geleidingseigenschappen voor de telescoperende sleden 3 zijn tussen de beide kogelgeleidingsrails 20 5 en 6 daarvan en wel in het bereik tussen de beide op enige afstand boven elkaar gelegen kogelrijen 7 extra geleidingen 15 aangebracht, welke tenminste in de ingeschoven eindstand van de kogelgeleidingsrails 5 en 6 volgens fig. 2 als extra steun- en draagorganen in elkaar grijpen en aldus de beide kogelrijen 7 ten dele ontlasten.

üit de fig. 2, 3 en 4 kan worden afgeleid, dat de extra gelei-25 dingen 15 enerzijds uit een in doorsnede ongeveer C-vormig profiellichaam 15 en anderzijds uit een in de openingsspleet grijpende tappen of rollen 17 bestaan.

Het in doorsnede ongeveer C-vormig profiellichaam kan in de vorm van een doorlopende lijst over de gehele lengte van een van de 30 beide kogelgeleidingsrails 5 of 6 lopen, terwijl de daarmee samen-werkende tappen of rollen dan op bepaalde onderlinge afstand aan de andere kogelgeleidingsrails 6, resp. 5 zitten.

3ijzonder doelmatig is een uitvoeringsvorm gebleken, zoals uit de figuren 2-5 kan worden afgeleid.

35 Bij deze uitvoeringsvorm van een telescoperende slede is namelijk nabij het vooreinde van de buitenste kogelgeleidingsrail 5 als profielraillichaam 15 een in doorsnede nagenoeg C-vormig 8400745 V· ί -6- uitgevoerd, vierhoekig kunststofblok 16' aan de binnenzijde bevestigd, terwijl nabij het achtereinde en aan de binnenzijde van de binnenste kogelgeleidingsrail 6 een dienovereenkomstig gevormd kunststofblok 16" aanwezig is.

5 Anderzijds is. nabij het vooreinde van de binnenste kogel geleidingsrail 6 aan de binnenzijde een tap of een rol 17' gelagerd^ terwijl, een dienovereenkomstige tap, respectievelijk een dienovereenkomstige rol 17" zich aan het achtereinde en aan de binnenzijde van de buitenste kogelgeleidingsrail 5 bevindt.

10 Uit de figuren 3 en 5 blijkt, hoe de in zijaanzicht ongeveer C-vormig uitgevoerde, vierhoekige kunststofblokken 16 en 16" met de tappen of rollen 17', 17" ter vorming van extra geleidingen 15 samenwerken. Uit fig. 2 blijkt anderzijds, dat de extra geleidingen 15 slechts in de ingeschoven eindstand van de telescoperende sleden 3 15 werkzaam zijn omdat namelijk slechts dan de tappen of rollen 17’,17" in de kunststofblokken 16,16" grijpen.

Opgemerkt zij nog, dat de kunststofblokken 16' en 16" op de kogelgeleidingsrails 15 en 16 een plaatsing hebben, welke waarborgt, dat de kunststofblokken 16' en 16" in de uitgeschoven 20 eindstand van de binnenste kogelgeleidingsrails 6 tegen elkaar aanstoten en aldus begrenzende aanslagen of buffers vormen.

Opdat in de ingeschoven eindstand de binnenste kogelgeleidingsrail 6 elk kunststofblok 16',16" met een tap resp. een rol. 17',17" als draag- en/of rastelement in werkzame verbinding kan treden, is het 25 kunststofblok 16' met zijn openingszijde naar voren gericht aan de buitenste kogelgeleidingsrail 5· bevestigd, terwijl het kunststofblok 16" met zijn open zijde -naar achteren gericht aan de binnenste kogelgeleidingsrail-6 bevestigd is, zoals dit uit fig. 2 blijkt.

Opdat het zeker inlopen van de tappen of rollen 17' en 17" 30 in de kunststofblokken 16' en 16" kort voor het bereiken van de ingeschoven eindstand gewaarborgd is, zijn de kunststofblokken 16' en 16" aan hun binnenzijde van de benen van inloophellingen 18 voorzien, zoals uit fig. 2 en 5 blijkt. Op deze inloophellingen 18 kunnen dan de binnenflankenyan de in doorsnede C-vormige profiellichamen 16 35 zodanig aansluiten, dat zij met elkaar een ten opzichte van de diameter van de tap of rol 17 resp. 17' , 17" tan minste enigermate vernauwd klem- of rastgedeelte vormen. Deze klem- of rastgedeeltes waarborgen 8 4 0 0 7 4 5 y dan in de ingeschoven eindstand van de binnenste kogelgeleidings-rail 6 boven de telescoperende sleden 3 een spelingsvrij vasthouden van de schuifladen of dergelijke bij een gelijktidig ontlasten-van de kogelrijen 7. Ook wordt een arretering van de laden 4 of 5 dergelijke ten opzichte van ongewenst, vanzelf openen, bewerkstelligd.

8400745

Claims (5)

1. Telescoperende slede met kogelgeleiding als drager voor in huizen, stellingen of dergelijke in- en uitschuifbaar aangebrachte schuifladen of dergelijks inbouwsels, waarbij tussen een buitenste kogelgeleidings-raiL en een binnenste kogelgeleidingsrail aan. naar elkaar toegekeerde 5 flenzen en in daarin gevormde geleidingsgoten kogelrijen als loop- en koppelelementen zijn aangebracht, met het kenmerk, dat tenminste tussen de. beide einden van de beide kogelgeleidingsrails (5,6) en in het bereik tussen de beide kogelrijen (7) extra geleidingen (15) zijn aangebracht, welke tenminste in de ingeschoven eindstand (fig.2) 10 van de kogelgeleidingssleden (5,6) als extra steun- en geleidingsorganen in elkaar grijpen*

2. Telescoperende slede volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de extra geleidingen (15) enerzijds uit' een in doorsnede ongeveer G-vormig profiellichaam (16) en anderzijds uit in de openingsspleet 15 daarvan reikende tappen of rollen (17) bestaan.

3. Telescoperende slede volgens een van de conclusies 1 en 2, met het kenmerk,· dat aan of nabij het vooreinde van de ene kogelgeleidingsrail (5) alsmede aan of nabij het achtereinde van de andere kogelgeleidingsrail (6) een profielraillichaam (16', resp* 16") 20 bevestigd is, terwijl aan of nabij het achtereinde van de ene kogelgeleidingsrail (5) alsmede aan of nabij het vooreinde van de andere kogelgeleidingsrail (6) een tap of rol (17" , resp. 17') zit (fig. 2).

4. Telescoperende slede voolgens een van de conclusies 1-3, met 25 het kenmerk, dat de profielrailichamen (16,16") uit in doorsnede ongeveer C-vormig uitgevoerde, vierhoekige kunststofblokken fig. 2) bestaan, waarbij steeds twee kunststofblokken (16' ,16") in de uitgeschoven eindstand van de kogelgeleidingsrails (5,6) met elkaar begrenzingsaanslagen of buffers vormen, zowel in de ingeschoven eindstand van de kogel- 30 geleidingsrails (5,6) elk kunststofblok (16' ,16”) met een tap resp. een rol (17' ,17") als draag;-1- en breuk- en/of rastelement werkzaam is. (fig. 2 en 5).

5. Telescoperende slede volgens een van de conclusies 1-4, * met het kenmerk, dat aan het open einde van de C-vormig uitgevoerde 35 kunststofblokken (16' en 16”) aan de binnenzijde van de benen inloop-hellingen (18) voorde tappen of rollen (17', 17") aangebracht zijn, 8400745 ____ -9- —π i waarop de ten opzichte van de diameter van de tap of rol (17',17") tenminste enigermate vernauwde klem- of rastgedeelten aansluiten. * 8400745