NL8302654A - Inrichting voor het detekteren van markeringen op een lopende baan. - Google Patents

Description

€ % m N.0. 31.972 1 ' 4t -

Inrichting voor het detekteren van markeringen op een lopende baan.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het detekte-5 ren van markeringen op een lopende baan, bijvoorbeeld een baan van ge-* golfde vezelplaat, die met een hoge snelheid wordt verplaatst. Bijvoorbeeld maakt de inrichting een onderscheid tussen snijmarkeringen op de baan en andere gedrukte letters of patronen daarop en geeft een marken ring-detektiesignaal aan een snij-inrichting op elk moment dat een snij-10 markering wordt gedetekteerd.

Bij het vervaardigen van gegolfde vezelplaten uit een lineaire plaatbaan waarop letters en/of patronen vooraf worden gedrukt, worden de vooraf op de baan gedrukte snijmarkeringen gedetekteerd, waarbij de baan automatisch en op juiste wijze op de markeringen wordt gesneden in res-15 ponsie op de markering-detektiesignalen. Indien bij vergissing een letter of patroon wordt aangezien voor de snijmarkering, zal de baan op onjuiste posities worden gesneden en zal een groot aantal van onvolkomen gegolfde vezelplaten worden vervaardigd. Dit is een gemeenschappelijk probleem van alle vooraf bedrukte baanmaterialen die in voorafbepaalde 20 punten moeten worden gesneden of behandeld.

In gevallen waarbij zoals in fig. 1 is getoond de snijmarkeringen 2 zijn gedrukt langs een rand van een baan 1 naast een bedrukt gebied 3 dat letters en/of patronen bevat, is er geen probleem van het bij vergissing detekteren van de gedrukte letter of patroon voor een snijsig-25 naai. Wanneer echter, zoals in fig. 2 is getoond, het bedrukte gebied 3 gedeeltelijk de snijmarkeringen 4 overlapt, indien de markeringen langs een lijn X-X worden afgetast, zou de gedrukte letter of patroon foutief kunnen worden beschouwd als een snijmarkering. Ook zou elke bedrukte plaats of vlek als een snijmarkering kunnen worden gedetekteerd.

30 Volgens de uitvinding kan door het meten van de door de baan afge legde afstand terwijl de markeringdetektor een voorwerp detekteert en terwijl deze niets detekteert, de markeringen op nauwkeurige wijze worden onderscheiden van elke gedrukte letter, patroon of gedrukte vlek.

Volgens de uitvinding kan de markeringdetektor vanwege de aanwezig-35 heid van een generator voor een vertraagd signaal op elke plaats op afstand van een bewerkingsmachine worden aangebracht, zoals een draaiende snij-inrichting.

Volgens de uitvinding is een generator voor een foutsignaal aangebracht om aan te kondigen en/of een foutsignaal af te geven, indien een 40 gebied zonder markering van de baan, bijvoorbeeld aan het voor- of ___ 8302654 2 r achtereinde langs loopt*

De uitvinding heeft ten doel te voorzien in een markeringdetektor voor een lopend baanmateriaal, die op elk moment dat een snijmarkering aankomt, deze onderscheidt van elke vooraf gedrukte letter of patroon en 5 die een markering-detektiesignaal afgeeft.

De uitvinding zal hierna nader worden toegelicht aan de hand van de tekeningen. In de tekeningen toont: fig. 1 een bovenaanzicht van een baan met daarop aangebrachte snij-markeringen; 10 fig. 2 een bovenaanzicht van een ander voorbeeld van een baan met snijmarkeringen; fig. 3 een aanzicht op vergrote schaal van een snijmarkering die op de baan van fig. 2 is aangebracht; fig. 4 een blokschema van een uitvoeringsvorm volgens de uitvin-15 ding; en fig. 5 een blokschema van een gedeelte van de schakeling volgens fig. 4.

Volgens de fig. 2 en 3 zijn op een lopende baan 1 sni jmarkeringen 4 op vooraf bepaalde plaatsen vooraf gedrukt om de snijposities aan te 20 geven. Bij de bij voorkeur toe te passen uitvoeringsvorm bestaat elke snijmarkering 4 uit twee markering segmenten 4a die elk een breedte d^ hebben en op een onderlinge afstand d£ liggen.

Volgens fig. 4 is een detektor 5 voor het detekteren van de snijmarkering onder de baan 1 aangebracht, die in de richting van de pijl 25 loopt. De detektor 5 geeft een detektiesignaal S af, dat slechts een hoog niveau heeft wanneer een markeringsegment 4a of elk ander bedrukt deel wordt gedetekteerd. Een afstanddetektor 6 is aanwezig om de afstand te detekteren die door de baan is afgelegd en geeft een signaal F af, dat bestaat uit impulsen, waarvan het aantal evenredig is aan de af-30 stand.

Een instelorgaan 7 voor de breedte van het markeringsegment is aangebracht om twee waarden D^ en D]_' (D^ = Dj_*) in te stellen, die met de breedte d^ van elk markeringsegment 4a van de markering 4 overeenkomen. Tevens is een instelorgaan 8 voor de afstand tussen de marke-35 ringsegmenten aangebracht om twee waarden en Ü2* (Ü£ ^ Ü2*) in te stellen, die met de afstand d2 tussen twee markeringsegmenten 4a overeenkomen.

Een diskriminator 9 voor de breedte van het markeringsegment ontvangt een impulsvormig signaal P uit de afstanddetektor 6 in responsie 40 op het stijgen van het detektiesignaal S uit de detektor 5 en geeft een 8302654 * ^ 3 gelijkheids signaal af, indien het aantal impulsen dat gedurende de periode vanaf de stijging tot de daling van het signaal S optreedt, ligt tussen de vooraf ingestelde waarden en D^f uit het instelorgaan 7 voor de breedte van het markeringsegment (dat wil zeggen D^' » * 5 D^). Zoals in fig* 5 is getoond omvat de diskriminator 9 voor de breedte van het markeringsegment een teller 9a die wordt teruggesteld bij het stijgen van het detektiesignaal S om het impulsvormige signaal F te tellen slechts gedurende het hoge niveau van het signaal S, en een vergelijkingsinrichting 9b die de telling van de teller 9a verge-10 lijkt met de vooraf ingestelde waarden en ' bij de daling van het detektiesignaal S en die slechts een gelijkheidssignaal afgeeft, wanneer D^* ^ ^ .

Een diskriminator 11 voor de segmentafstand ontvangt het impulsvormige signaal F uit de afstanddetektor 6 en het detektiesignaal S via een 15 invertor 10 en levert een niet-gelijkheidssignaal indien het aantal N2 impulsen dat gedurende de periode vanaf de daling tot de stijging van het signaal S wordt toegevoerd, niet tussen de vooraf ingestelde waarden D2 en D2* uit de instelinrichting 8 voor de afstand tussen de marke-ringsegmenten (dat wil zeggen N2 ^ Ü2* of D2 ^ N£) ligt. Evenals 20 de diskriminator 9 kan de diskriminator 11 een teller bevatten die wordt teruggesteld bij de daling van het detektiesignaal S om het impulsvormige signaal F te tellen slechts gedurende de periode dat het detektiesignaal S een laag niveau heeft, en kan ook een vergelijkingsinrichting bevatten, die de telling N£ van de hierboven genoemde teller verge-25 lijkt met de voorgeschreven waarden D2 en Ü£ ' en die een niet-gelijkheidssignaal levert slechts wanneer N£^D£' of

Een diskriminator 13 voor het aantal markeringsegmenten wordt vooraf ingesteld door een instelorgaan 12 voor het aantal markeringsegmenten op het aantal markeringsegmenten, dat wil zeggen 2 in deze uitvoerings-30 vorm, in responsie op het niet-gelijkheidssignaal uit de diskriminator 11 voor de afstand tussen de markeringsegmenten. In responsie op het gelijkheidssignaal uit de diskriminator 9 wordt de vooraf ingestelde waarde met êên verlaagd. Wanneer de waarde van de diskriminator 13 nul wordt, levert een eerste nuldetektor 14 een markeringdetektiesignaal.

35 Thans wordt aangenomen dat de diskriminator 13 voor het aantal mar keringsegmenten vooraf is ingesteld op "2" door de instelinrichting 12.

Wanneer de detektor 5 een markeringsegment, een bedrukt gedeelte of een gedrukte vlek detekteert, zodat een detektiesignaal S optreedt, zal de diskriminator 9 voor de breedte van het markeringsegment het tellen van 40 het impulsvormige signaal F uit de afstanddetektor 6 starten en deze be- ____£ 8302654 * * 4 ëindigen bij de daling van het detektiesignaal. Indien voor de telling geldt D^' ^ D^, beoordeelt de diskriminator 9 dit als dat er een markeringsegment is gedetekteerd en levert een gelijkheids-signaal. In responsie op het signaal wordt de waarde van de diskrimi-5 nator 13 voor het aantal markeringsegmenten verlaagd van "2" tot "1". Indien D]_' of ^ zal het gedetekteerde voorwerp louter een vlek of een bedrukt gedeelte zijn, zodat de diskriminator 9 niet een gelijkheidssignaal zal leveren. Hierdoor blijft de waarde van de diskriminator 13 op "2".

10 Nadat de telling in de diskriminator 13 van "2" in ”1" is gewijzigd bij de daling van het detektiesignaal S, start de diskriminator 11 voor de afstand tussen de markeringsegmenten het tellen van het impulsvormige signaal P uit de afstanddetektor 6 en beëindigd deze bij de stijging van het volgende detektiesignaal S.

15 Indien daarna voor de telling N£ geldt D2* * N£ * D2, geeft de diskriminator 11 geen niet-gelijkheidssignaal af. Hierdoor zal de diskriminator 13 niet worden teruggesteld maar zijn waarde "1" behouden.

Wanneer de detektor 5 het volgende bedrukte gedeelte detekteert om 20 het detektiesignaal S af te geven, zal de diskriminator 9 voor de breedte van het markeringsegment de telling van het impulsvormige signaal P weer starten. Indien voor het telresultaat bij de daling van het detektiesignaal geldt D]_' * N^ * , zal de diskriminator 9 een gelijkheidssignaal afgeven, zodat de waarde van de diskriminator 13 van 25 "1" zal worden verlaagd tot "0". Gelijktijdig zal de eerste nuldetektor 14 een markeringdetektiesignaal leveren. Dit betekent dat de markering-detektor volgens de uitvinding het gedetekteerde voorwerp heeft gedis-krimineerd als niets anders dan de snijmarkering op de plaats waarvan de baan moet worden gesneden.

30 Gewoonlijk komt de volgende markering met een grotere afstand dan de afstand d2 tussen de markeringsegmenten langs. Daarom zal de volgende telling N2 gewoonlijk groter zijn dan D2· Indien het telresultaat N2 niet binnen het vooraf ingestelde gebied ^ Ü2* of D2 >N2) ligt, zal de diskriminator 11 een niet-gelijkheidssignaal aan de 35 diskriminator 13 toevoeren om deze terug te stellen bij een vooraf-instelling van ”2” door de instelinrichting 12 voor het aantal markeringsegmenten. Thans is de markeringdetektor gereed om te diskrimineren of het volgende gedetekteerde voorwerp wel dan niet een snijmarkering is.

40 Thans wordt verondersteld dat een gedrukte vlek met twee pieken de 8302654 5 detektor 5 bereikt. Indien de breedte van de eerste piek hoofdzakelijk gelijk aan d^ is, zal de piek als een markeringsegment worden beschouwd, zodat het telresultaat van de diskriminator 13 voor het aantal markeringsegmenten zal worden gewijzigd van "2" in "1". Zelfs indien de 5 afstand tussen twee pieken voorts hoofdzakelijk gelijk is aan d£, zal het telresultaat van de diskriminator 13 "1" blijven, tenzij de breedte van de tweede piek hoofdzakelijk gelijk is aan d^. Het is nauwelijks mogelijk dat de volgende markering 4 na de tweede piek van de gedrukte vlek zal komen met een afstand die gelijk is aan d£* De diskriminator 10 13 zal dus eventueel op "2” worden teruggesteld. Hierdoor zal geen mar- keringdetektiesignaal uit de eerste nuldetektor 14 komen.

Bij de uitvoeringsvormen is niet slechts een enkele maar twee waarden Di en D^' respektievelijk D2 en Ü2* ingesteld door de instel inrichting 7 voor de breedte van het markeringsegment respektieve-15 lijk de instelinrichting 8 voor de afstand tussen de markeringsegmenten.

Dit is toegepast om toelaatbare gebieden voor de segmentbreedte en de afstand tussen de segmenten te definiëren, waardoor wordt verhinderd dat een snijmarkering met een vaag gebied of vaag randgebied wordt beschouwd als een gedrukte vlek.

20 Hierna zal een generator voor een vertraagd signaal worden beschre ven, die een vertraagd markeringdetektiesignaal levert, wanneer de baan een voorafbepaalde afstand heeft afgelegd, nadat de snijmarkering is ge-detekteerd. De detektor 5 wordt gewoonlijk op een geschikte plaats nabij een bewerkingsmachine, zoals een roterende snij-inrichting aangebracht, 25 zodanig dat de machine kan worden geaktiveerd door het markeringdetektiesignaal. Echter kan deze detektor soms om een of andere reden niet op zulk een geschikte plaats worden aangebracht, maar op een plaats op afstand van de bewerkingsmachine. In dit geval is een generator voor een vertraagd signaal nodig om het markeringdetektiesignaal te vertragen, 30 zodanig dat de baan juist op de snijmarkering wordt gesneden.

Volgens fig. 4 ontvangt de generator 15 voor een vertraagd signaal het markeringdetektiesignaal uit de eerste nuldetektor 14 en het impulsvormige signaal P uit de afstanddetektor 6. Deze generator vertraagt het bepaalde markeringdetektiesignaal met een waarde die overeenkomt met een 35 voorafbepaalde afstand die door de baan wordt doorlopen. Deze generator bevat een ringteller 16 voor het tellen van het markeringdetektiesignaal, een vertraging-instelinrichting 17 voor het instellen van de afstand die door de baan moet worden doorlopen alvorens het vertraagde signaal wordt afgegeven en een aantal tellers 19a, 19b en 19c, waaruit 40 een teller wordt gekozen en teruggesteld op elk moment dat het telresul- _ é 8302654 ' ; 6 taat van de ringteller 16 verandert om het impulsvormige signaal uit de afstanddetektor 6 te tellen en levert een vertraagd markeringdetektie-signaal via een OF-keten 18 wanneer het telresultaat daarvan gelijk wordt aan de waarde die door middel van de instelinrichting 17 vooraf is 5 ingesteld.

Het aantal tellers 19 hangt af van de minimale afstand tussen de markeringen en de afstand tussen de optimale markeringdetektiepositie en de werkelijke markeringdetektiepositie. Het aantal bits voor de ringteller 16 moet gelijk zijn aan het aantal tellers 19.

10 Thans zal een foutsignaalgenerator worden beschreven, die een fout- markering-detektiesignaal afgeeft indien geen markering wordt gedetek-teerd, zelfs hoewel de baan een voorafbepaalde afstand heeft afgelegd, die overeenkomt met de afstand tussen de markeringen. De te snijden baan heeft soms aan zijn voor- of achtereinde een blanko ruimte waar geen 15 snijmarkering of patroon is gedrukt. Aangezien geen markering wordt ge-detekteerd en dus geen snijsignaal wordt geleverd, zou een zeer lange strook uit de machine worden afgevoerd. Zulk een lange strook is in de volgende stappen moeilijk te behandelen. De foutsignaalgenerator is aangebracht om te verhinderen dat een dergelijke te lange strook wordt ge-20 leverd.

De foutsignaalgenerator 20 ontvangt het vertraagde markeringdetek-tiesignaal en het impulsvormige signaal uit de afstanddetektor 6. Deze generator levert een foutmarkering-detektiesignaal wanneer de baan een voorafbepaalde afstand heeft doorlopen (die groter is dan de afstand 25 tussen de markeringen) nadat deze het vertraagde markeringdetektiesig-naal of een machinestartsignaal heeft ontvangen. De generator 20 bevat een afstandinstelinrichting 21 voor het instellen van een waarde die een voorafbepaalde afstand groter is dan de afstand tussen de markeringen 4, een teller 22 die de door middel van de afstandinstelinrichting 21 voor-30 af ingestelde waarde leest op elk moment dat deze een terugstelsignaal uit een OF-keten 24 ontvangt, en die het impulsvormige signaal P uit de afstanddetektor 6 verlaagt vanaf de vooraf ingestelde waarde, een tweede nuldetektor 23 die een foutmarkering-detektiesignaal afgeeft wanneer het telresultaat van de teller 22 nul is geworden, en de OF-keten 24 die een 35 terugstelsignaal aan de teller 22 toevoert, wanneer deze hetzij het foutmarkering-detektiesignaal of het vertraagde markering-detektiesig-naal ontvangt.

Wanneer de OF-keten 25 hetzij het foutmarkering-detektiesignaal uit de tweede nuldetektor 23, of het vertraagde markeringdetektiesignaal 40 ontvangt, levert deze keten een signaal voor het aktiveren van een 3302654 7 bewerkingsmachine, zoals een roterende snij-inrichting. Het foutmarke-ring-detektiesignaal wordt ook toegevoerd aan een alarminrichting 26 om deze in te schakelen om te waarschuwen dat het baangedeelte zonder snij-markering wordt getransporteerd.

5 Bij voorkeur wordt een indikator nabij de instelinrichting 7 voor de breedte van het markeringsegment aangebracht om het telresultaat van de teller 9a van de diskriminator 9 weer te geven. Tevens wordt een indikator voor het telresultaat van de diskriminator 11 nabij de instelinrichting 8 voor de afstand tussen de markeringsegmenten aangebracht.

10 Hoewel bij de bij voorkeur toe te passen uitvoeringsvorm elke mar kering 4 twee markeringsegmenten 4a heeft, kan deze markering bestaan uit drie of meer segmenten. Zelfs kunnen markeringen met een enkelvoudig markeringsegment worden gedetekteerd door het instellen van het aantal segmenten op Hl" door middel van de instelinrichting 12 en door het in-15 stellen van de waarden en Ü2* (voor de afstand tussen de markeringsegmenten) door middel van de instelinrichting 8 op waarden die van nul afwijken en kleiner zijn dan de minimale afstand tussen de markeringen.

De eerste nuldetektor 14 en de tweede nuldetektor 23 kunnen worden 20 weggelaten. In dit geval zal een signaal worden geleverd, zodra het telresultaat van de diskriminator 13 voor het aantal markeringsegmenten, of van de teller 22 nul is geworden.

Hoewel bij de bij voorkeur toe te passen uitvoeringsvorm de gekozen teller 19 het impulsvormige signaal F uit de afstanddetektor 6 telt en 25 een vertraagd signaal afgeeft wanneer het telresultaat daarvan gelijk wordt aan de waarde die door middel van de instelinrichting 17 vooraf is ingesteld, kan de teller 19 worden ingericht voor het aftrekken van het impulsvormige signaal P van de door middel van de instelinrichting 17 vooraf ingestelde waarde en voor het leveren van een vertraagd signaal 30 wanneer het telresultaat daarvan nul wordt.

De diskriminator 13 voor het aantal markeringsegmenten en de teller 22 kunnen worden uitgevoerd om in responsie op het signaal uit de diskriminator 11 respektievelijk het signaal uit de OF-keten 24 terug te stellen om het signaal uit de diskriminator 9, respektievelijk het im-35 pulsvormige signaal P uit de afstanddetektor 6 te tellen en een marke-ringdetektiesignaal respektievelijk een foutmarkering-detektiesignaal te leveren, wanneer de telresultaten daarvan gelijk worden aan de waarden die door middel van de instelinrichting 12 respektievelijk de instelinrichting 21 vooraf zijn ingesteld.

40 Indien elke markering 4 een aantal markeringsegmenten 4a heeft, 8302654 ---:- 8 kunnen alle segmenten niet dezelfde breedte hebben* Indien de markering 4 drie of meer segmenten 4a heeft behoeven de afstanden tussen de segmenten niet gelijk te zijn. In dit geval moeten de waarden die vooraf worden ingesteld door middel van de instelinrichting 7 voor de breedte 5 van het markeringsegment en de instelinrichting 8 voor de afstand tussen de markeringsegmenten worden gewijzigd bij het tellen in de diskrimina-tor 13 voor het aantal markeringsegmenten om een bevredigende detektie te waarborgen.

De markeringdetektor volgens de uitvinding kan slechts de marke- 10 ringdetektie-eenheid 27 (fig. 4) omvatten, de markeringdetektie-eenheid en de generator 15 voor een vertraagd signaal, of de markeringdetektie- eenheid en de foutsignaalgenerator 20. In het laatste geval is het mar- keringdetektiesignaal, niet het vertraagde markeringdetektiesignaal, ge- * schikt voor de toevoer aan de foutsignaalgenerator 20.

15 Als markeringdetektiemiddel voor het opwekken van een markering detektiesignaal kan een televisiecamera worden toegepast. In dit geval wordt het beeld van de televisiecamera opgeslagen en worden de breedte en het aantal van de markeringsegmenten en de afstand tussen de markeringsegmenten uit de opgeslagen gegevens bepaald en een markeringdetek-20 tiesignaal wordt afgegeven, indien de breedte en de afstand binnen de vooraf ingestelde gebieden liggen en het aantal segmenten het vooraf ingestelde aantal bereikt. Een beelddetektor of elke andere detektor kan als markeringdetektiemiddel worden gebruikt.

8302654

Claims (5)

1. Markeringdetektor voor het detekteren van markeringen die op een te transporteren baan met onderlinge afstanden zijn aangebracht, welke 5 markeringen tenminste een markeringsegment hebben, gekenmerkt door: een detektor voor het detekteren van een voorwerp dat een markeringsegment, een bedrukt of bevlekt gebied op de baan is; afstanddetektiemiddelen voor het detekteren van de afstand die door 10 de baan is doorlopen; en een markeringdetektiemiddel dat het tellen van het signaal uit de afstanddetektiemiddelen start in responsie op het signaal uit de detektor en dat een markeringdetektiesignaal levert, slechts indien aan de volgende drie voorwaarden is voldaan: 1) de breedte van het gedetekteer-15 de voorwerp ligt binnen een vooraf ingesteld eerste gebied dat behoort bij de breedte van het markeringsegment; 2) de afstand tussen de gede-tekteerde voorwerpen ligt binnen een vooraf ingesteld tweede gebied dat behoort bij de afstand tussen de markeringsegmenten; en 3) het aantal gedetekteerde voorwerpen is gelijk aan het vooraf ingestelde aantal mar-20 keringsegmenten waaruit elke markering bestaat, waarbij de tweede voorwaarde toepasbaar is indien de markering twee of meer markeringsegmenten heeft.

2. Markeringdetektor volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat de markeringdetektiemiddelen bevatten: 25 diskriminatiemiddelen voor de breedte van de markeringsegmenten, die een gelijkheidssignaal leveren, slechts wanneer de afstand die door de afstanddetektiemiddelen wordt gedetekteerd gedurende een periode waarin de detektor detekteert, binnen het vooraf ingestelde eerste gebied ligt; 30 diskriminatiemiddelen voor de afstand tussen de markeringsegmenten, die een niet-gelijkheidssignaal leveren, slechts wanneer de afstand die door de afstanddetektiemiddelen wordt gedetekteerd gedurende een periode waarin de detektor detekteert, niet binnen het vooraf ingestelde tweede gebied ligt; en 35 diskriminatiemiddelen voor het aantal markeringsegmenten, die het gelijkheidssignaal uit de diskriminatiemiddelen voor de breedte van het markeringsegment tellen, nadat deze het niet-gelijkheidssignaal hebben ontvangen uit de diskriminatiemiddelen voor de afstand tussen de markeringsegmenten, en die een markeringdetektiesignaal leveren wanneer het 40 telresultaat daarvan gelijk is geworden aan het vooraf ingestelde aantal __S 8302654 markering s egmenten *

3. Markeringdetektor volgens conclusie 1 of 2,met het kenmerk, dat een middel voor het opwekken van een vertraagd signaal aanwezig is, dat het tellen van het signaal uit de afstanddetektie- 5 middelen start in responsie op het markeringdetektiesignaal en dat een vertraagd markeringdetektiesignaal levert, wanneer het telresultaat daarvan gelijk wordt aan een eerste vooraf bepaalde waarde.

4. Markeringdetektor volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat een middel voor het genereren van een foutsignaal 10 aanwezig is, dat het tellen van het signaal uit de afstanddetektiemidde-len start in responsie op het markeringdetektiesignaal of een startsig-naal en dat een foutmarkering-detektiesignaal levert, wanneer het telresultaat daarvan gelijk wordt aan een tweede vooraf bepaalde waarde, die groter is dan de afstand tussen de markeringen.

5. Markeringdetektor volgens conclusie 1 of 2, gekenmerkt door een middel voor het genereren van een vertraagd signaal, dat het tellen van het signaal uit de afstanddetektiemiddelen start in responsie op het markeringdetektiesignaal en dat een vertraagd markering-detektiesignaal levert, wanneer het telresultaat daarvan gelijk wordt 20 aan een eerste vooraf bepaalde waarde, en een middel voor het genereren van een foutsignaal, dat het tellen van het signaal uit de afstanddetektiemiddelen start in responsie op het vertraagde markeringdetektiesignaal, of een startsignaal en dat een foutmarkering-detektiesignaal afgeeft, wanneer het telresultaat daarvan gelijk wordt aan een tweede 25 vooraf bepaalde waarde die groter is dan de afstand tussen de markeringen. ***** 3302654