NL8300214A - Werkwijze en inrichting voor het verwerken van twee door vlakke voortbrengselen, bij voorkeur drukprodukten, gevormde formaties. - Google Patents

Description

* η « VO 4508

Werkwijze en inrichting voor het verwerken van twee door vlakke voortbrengselen, bij voorkeur drukprodukten, gevormde formaties.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze, alsmede een inrichting voor het verwerken van twee langwerpige, door doorlopend verkregen, bij voorkeur dakpansgewijs over elkaar liggende vlakke voortbrengselen, in het bijzonder drukprodukten, gevormde formaties.

5 De aan de uitvinding ten grondslag liggende opgave om een juiste verwerking van de voortbrengselformaties met zo min mogelijk inspanning mogelijk te maken/ wordt met deze werkwijze, volgens de uitvinding opgelost door de maatregelen van het onderscheidend kenmerk van conclusie 1.

De voor het oplossen van deze opgave voorgestelde inrichting ken-10 merkt zich door de in het onderscheidend kenmerk van de conclusies 7 respectievelijk 10 genoemde maatregelen.

Na het samenbrengen van de twee formaties kunnen deze' gemeenschappelijk worden verwerkt, bij voorbeeld worden gewikkeld op een wikkelkera. Het op een later tijdstip van de verwerking vereist scheiden van de op 15 elkaar liggende formaties kan op eenvoudige wijze worden uitgevoerd, omdat de voortbrengselen van de ene formatie met een randgedeelte uitsteken buiten de voortbrengselen van de andere formatie. Dit maakt het mogelijk om door middel van een op deze uitstékende randgedeelten inwerkende weghaalinrichting de produkten van de ene formatie van de pro-20 dukten van de andere formatie af te nemen en zo een scheiden te bewerkstelligen van de formaties. Na het scheiden kunnen de formaties gescheiden van elkaar op de gewenste wijze verder worden verwerkt.

De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin: 25 fig. 1 een zijaanzicht is van de inrichting voor het samenbrengen van twee drukproduktformaties; fig. 2 een bovenaanzicht is van de inrichting volgens fig. 1; fig. 3 een zijaanzicht is van de inrichting voor het scheiden van de twee op elkaar liggende drukproduktformaties, 30 fig. 4 een bovenaanzicht is van de inrichting volgens fig. 3; fig. 5 een zijaanzicht is van een andere uitvoeringsvorm van de inrichting voor het scheiden van twee op elkaar liggende drukproduktfor-maties en fig. 6 een doorsnede is volgens de lijn VI-VI in fig. 5.

8300214

£ V

-2- i

In de fig. 1 en 2 is een inrichting af geheeld, waarbij twee for-maties 1 en 2 worden samengebracht en vervolgens samen worden opgewikkeld. Elke formatie 1 en 2 wordt gevormd door doorlopend verkregen en elkaar dakpansgewijs overlappende drukprodukten 3 respectievelijk 4, bij voor-5 beeld dagbladen, tijdschriften en dergelijke. De formaties 1 en 2 kunnen op zichzelf afkomstig zijn van een willekeurige bron. Bij voorkeur is echter de formatie 1 afkomstig van een tussenwikkel, zoals.dit nader is verduidelijkt in de Zwitserse octrooi-aahvrage 7.854/81.

De twee drukproduktformaties 1 en 2 worden door een toevoertrans-10 porteur 5 respectievelijk 6 naar een verenigingsplaats V gevoerd, waar de twee formaties 1 en 2 met elkaar worden verenigd. De toevoertranspor-teurs 5 en 6 zijn van een willekeurige constructie, en kunnen bijvoorbeeld worden gevormd door transportbanden. Zoals in het bijzonder blijkt uit fig. 2, zijn de toevoertransporteurs 5 en 6 zodanig boven elkaar aan-15 gebracht, dat hun transportrichtingen A en B in het gebied van de verenigingsplaats V evenwijdig met elkaar lopen, en dat de twee formaties 1 en 2-met zijdelingse verspringing~op- elkaar - komen' te liggen i -Bit zijdelings verspringen van de·twee formaties met betrekking tot hun lengterichting heeft dan tot gevolg, dat de drukprodukten 3 van de formatie 1 20 met een randgedeelte 7 en de drukprodukten 4 van. de formatie 2 met een randgedeelte 8 zijdelings buiten de drukprodukten 4 respectievelijk 3 van de andere formatie 2 respectievelijk 1 uitsteken, zoals fig. 2 dit toont.

De met zijdelingse verspringing op elkaar liggende formaties 1 25 en 2 worden door middel van een transporteur 9, die aansluit op de toe-voertransporteur 5, naar een opwikkelplaats 10 gevoerd. Deze transporteur 9 is uitgevoerd als transportbandwip, die aan een einde 9a draaibaar is gelegerd. Op deze transporteur 9 grijpt een aandrukmechanisme 11 aan, dat is voorzien van een veeraccumulator.

30 Op de wikkelplaats 10 bevindt zich een opwikkel- en opslageenheid 12, die uitvoerig is beschreven in de Zwitserse octrooi-aanvrage 6.503/81. Deze opwikkel- en opslageenheid 12 heeft een mobiel gestel 13 in de vorm van een leger stoel. In dit gestel 13 is dé as 14 van een wikkelkem 15 draaibaar gelegerd. Deze wikkelkem 15 kan worden aangedreven in de 35 richting van de pijl D. In het gestel 13 is verder een voorraadspoel 16 met een wikkelband 17 draaibaar gelegerd. Deze wikkelband 17, die bestaat 8300214 m -3- } uil: een trekvast: materiaal/ bijvoorbeeld kunststof, is met het ene einde vast verbonden met de wikkelkem 15. Bij het draaien van de wikkelkem 15 wordt de wikkelband 17 van de voorraadspoel 16 afgetrokken, waarbij niet af geheelde middelen, bijvoorbeeld een rem, zijn voorzien om de 5 op de wikkelkem 7 lopende wikkelband 9 onder trekspanning te houden.

De op elkaar liggende formaties 1 en 2 worden door de transporteur 9 in de transportrichting C, die in hoofdzaak evenwijdig loopt met de transportrichting A van de toevoertransporteur 5, toegevoerd aan de wikkelkem 15 en daarop gewikkeld, zoals dit nader is verduidelijkt in 10 de reeds genoemde Zwitserse octrooi-aanvrage 7.854/81. De gerede wikkel is met een streeplijn afgebeeld en aangeduid met het verwijzingscijfer 18.

Deze wikkel 18 dient echter alleen voor het tussentijds opslaan van de drukprodukten 3 en 4. Dit betekent, dat op een later tijdstip de druk-15 prpdukten 3,4 voor een verdere verwerking'weer aan de wikkel 18 moeten worden onttrokken. Wanneer de verdere verwerking bijvoorbeeld plaatsvindt op de in de.Zwitserse octrooi-aanvrage 7.855/81 beschreven wijze, moeten de twee formaties 1 en 2 weer van elkaar worden gescheiden. Dit scheiden wordt aan de hand van de fig. 3 en 4 nader verduidelijkt.

20 De op dëin de reeds vermelde' Zwitserse octrooi-aanvrage 7855/81 af gewikkelde formaties 1 en 2 worden door middel van een transportinrichting 20, bijvoorbeeld een transportband, in de richting E toegevoerd aan'een scheidingsplaatsT. Op.deze scheidingsplaats T sluiten twee afvoertrans-porteurs 21 en .22 aan op de transportinrichting 20, van welke afvoer-25 transporteurs de transportrichtingen zijn aangeduid met F respectievelijk G, en in bovenaanzicht (fig. 4) in hoofdzaak evenwijdig lopen met de transportrichting E van de transportinrichting 20. De twee afvoertrans-porteurs 21 en 22 kunnen eveneens worden gevormd voor transportbanden.

In het gebied van de scheidingsplaats T zijn boven de transportinrichting 30 20 twee in de richting van de pijl H aan te drijven aandruk- en trans portrollen 23 aangebracht, die aangrijpen op de drukprodukten 4 van de bovenliggende formatie 2.

Op de scheidingsplaats T is een vast scheidingsorgaan 24 aangebracht in de bewegingsbaan van de twee op elkaar liggende formaties 35 1 en 2. Dit scheidingsorgaan, dat bijvoorbeeld kan bestaan uit een plaat, heeft een afbuigdeel 25, dat is aangebracht in de bewegingsbaan » 8300214 , · -4- van de uitstekende randgedeelten 8 van de drukprodukten 4 van de bovenliggende formatie 2. Dit afbuigdeel 25 loopt dwars op deze bewêgings-baan en dringt daar doorheen zoals in fig. 3 getoond. Gezien in de be-! wegingsrichting E respectievelijk G van de formatie 2, sluit op dit af-5 buigdeel 25 een steundeel 26 aan, dat uit één stuk is gevormd.met het afbuigdeel 25.. Het afbuigdeel 25 heeft een breedte a, die kleiner is dan de breedte b van het uitstekende randgedeelte 8 van de drukprodukten 4, zoals fig. 4 dit toont. Het is natuurlijk.ook mogelijk om het afbuigdeel 25 breder uit te voeren, waarbij het echter niet-in de bewegings-10 baan van de drukprodukten 3 van de onderliggende formatie 1 mag reiken. Het steundeel. 26 heeft een grotere breedte dan het afbuigdeel 25 en dient voor het steunen van de, van de drukprodukten. 3 van de formatie 1 af genomen drukprodukten 4 van de andere formatie 2.

Het scheiden vindt nu als volgt plaats. De op elkaar liggende for-15 ma ties 1 en 2 worden door-de transportinrichting 20 naar het scheidings- orgaan 24 toe bewogen. Als gevolg van de zijdelingse verspringing van de twee formaties 1 en 2, lopen dan de drukprodukten“4 van de formatie 2 met hun uitstekend randgedeelte 8 tegen het schuin geplaatste afbuigdeel 25 op, terwijl de daaronder liggende drukprodukten 3 van de forma-20 tie 1 •'onbeinvloed door het scheidingsorgaan 24 daarlangs lopen en bij de afvoertransporteur 21 komen, door welke zij worden weggevoerd. Door het tegen het afbuigdeel 25 oplopen van de drukprodukten 4 , worden deze naar boven afgebogen en zodoende van de drukprodukten 3 van de onderste formatie 1 af genomen. Tijdens hun verdere beweging in de richting van de 25 pijl G, die wordt gesteund door de rollen 23, komen de voorlopig alleen met hun randgedeelte 8 tegen het afbuigdeel 25 aanliggende drukprodukten 4 geleidelijk over het grootste deel van hun breedte op het steundeel 26 te liggen (fig. 4). Vervolgens worden de drukprodukten 4 door de afvoertransporteur 22 overgenomen en weggetransporteerd.

30 Het scheiden van de twee op elkaar liggende drukproduktformaties 1 en 2 kan zodoende zonder moeilijkheden plaats vinden met het eenvoudig uitgevoerde scheidingsorgaan 24. Voorwaarde hiervoor is echter, dat drukprodukten 4 van de ene formatie 2 aan één zi.jde buiten de drukprodukten 3 van de andere formatie 1 uitsteken. Dit kan echter eveneens op een-35 voudige wijze worden verzekerd, doordat de formaties 1 en 2 bij het samenbrengen dienovereenkomstig op elkaar worden gelegd, zoals dit aan 8300214 -5- de hand van de fig. 1 en 2 is beschreven.

De verwerking van de drukprodukten 3 en 4 van de twee formaties 1 en 2 kan nu onafhankelijk van elkaar op een geschikte wijze plaatsvinden.

Bij voorkeur vindt deze verdere verwerking echter plaats op de in de 5 reeds genoemde Zwitserse octrooi-aanvrage 7855/81 beschreven wijze, waarbij de drukproduktformatie 2 wordt opgewikkeld tot een tussenwikkel.

Het scheiden van de twee op elkaar liggende formaties 1 en 2 kan ook plaatsvinden, doordat een overeenkomstig uitgevoerd scheidingsorgaan op de beschreven wijze op het uitstekende randgedeelte 7 van de drukprodukten 10 3 van de onderliggende formatie 1 tot inwerking wordt gebracht. Bij een dergelijke oplossing moeten de afvoertransporteurs 21 en 22 op een pas-' sende wijze zijn uitgevoerd.

Hoewel de drukprodukten 3 respectievelijk 4 van de formatie.1 respectievelijk 2 bij het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld zijdelings uit-15 steken buiten de drukprodukten 4 respectievelijk 3 van de andere formatie 2 respectievelijk 1, is het voor het scheiden alleen nodig, dat de drukprodukten van een formatie zijdelings uitsteken buiten de drukprodukten van de andere formatie.

Het scheiden van de twee op elkaar liggende formaties kan nog met an-20 dere dan de beschreven middelen plaats vinden. Hierna wordt verwezen . naar enkele mogelijke varianten. .

Voor het steunen van de verdere beweging van de tegen het afbuigdeel 25 aanliggende drukprodukten 4 kan boven het afbuigdeel 25 en met betrekking tot de bewegingsbaan tegenover het uitstekende randgedeelte 8 van 25 deze drukprodukten 4, een transportband worden .aangebracht. Deze transportband grijpt de drukprodukten 4 aan op hun uitstekend randgedeelte 8 en beweegt deze tegen de afvoertransporteur.22.

In plaats van het afbuigdeel 25 kan een. transportband worden voorzien, die evenals het afbuigdeel 25 is aangebracht in de 30 bewegingsbaan van de uitstekende randgedeelten8 en dwars daarop lopen.

Deze transportband neemt de met hun uitstekend randgedeelte 8 daarop lopende drukprodukten 4 mee en transporteert deze tegen de afvoertransporteur 22. Op deze transportband kan eveneens, een steundeel 26 volgen. Op dezelfde wijze als hiervoor.beschreven kan een tweede, met betrekking 35 tot de bewegingsbaan van de uitstekende randgedeelten 8 tegenover deze transportband liggende transportband worden voorzien. B| deze oplossing 8300214- ----- —^ -6- ' worden zodoende de uitstekende randgedeeltei 8 van de drukprodukten 4· aan weerszijden aangegrepen door transportbanden.

Verder is het denkbaar om in plaats van de hiervoor, verduidelijkte afneeminrichtingen voor het scheiden van de formaties 1 en 2, een . 5 transportinrichting te voorzien, die de drukprodukten 4 op de scheidings-plaats T aan hun uitstekende randgedeelte 8 aangrijpt en ze van de , drukprodukten 3 van de andere formatie 1 af neemt en verder transporteert.

, Een dergelijke transportinrichting 27 is zuiver schematisch afgebeeld in de fig. 5 en 6. De transportinrichting 27 heeft een toevoerkanaal 28, 10 waarin een beweegbaar trekorgaan .29 loopt, bijvoorbeeld een kogelschar-nierketting van een bekende soort. Op regelmatige afstanden zijn uit-houders30 (fig. 6) bevestigd aan dit trekorgaan 29 welke'uithouders grijpers 31 dragen. Elk dezer grijpers 31 heefteen vaste klembek 32, die uit één stük is gevormd met de uithouder 30, alsmede een beweegbare klem-15 bek 33, die draaibaar rond een as 34 is bevestigd aan de uithouder 30 respectievelijk aan de vaste klembek 32. De L-vormig uitgevoerde beweegbare klembek 33 draagt aan één einde een klemrol 35 en aan het andere einde een volgorgaan 36, bijvoorbeeld eën rol, en wordt door middel van een veer 37 in de sluitstahd gehouden. Voor het openen van de grijpers 20 31 zijn in het gebied van de scheidingsplaats T niet nader weergegeven stuurlijsten aanwezig,waartegen de volgorganen.36 van de.beweegbare klem-bekken 33 bij het voorbijlopen oplopen, waardoor.de beweegbare klembekken 33 tegen de kracht van de veer 37 in de. open stand worden gedraaid.

Zoals in het bijzonder uit fig. 5 blijkt, worden de in de richting 25 van de pijl I naar de scheidingsplaats T lopende grijpers 31 op de hiervoor beschreven wijze geopend. Op de scheidingsplaats T grijpen de aanvankelijk nog.open en dan sluitende grijpers 31 de drukprodukten 4 van de bovenliggende drukproduktformatie 2 aan op hun uitstekende randgedeelte 8. Gezien in de transportrichting I achter de scheidingsplaats T , 30 loopt die. transportinrichting 27 naar boven, dat wil zeggen weg van de transportinrichting 20, die de onderliggende drukproduktformatie 1 wegtransporteert in de richting van de pijl F. Zodoende wordt de formatie 2 door de transportinrichting 27 van de andere formatie 1 af genomen.

De transportinrichting 27 komt voor wat betreft de constructie en 35 de werking overeen met de in het Duitse "Offenlegungsschrift" 2.644.906 respectievelijk het overeenkomstige Amerikaanse octrooischrift 4.062.537 beschreven transporteur, die echter in tegenstelling tot de tranport- 8300214 β -7- inrichting 27, de drukprodukten op beide zijranden aangrijpt. Omdat de drukprodukten 3 van de formatie 1 in beginsel dezelfde breedte hebben als ' de drukprodukten 4 van de formatie 2, is zoals beschreven een zijdelingse verspringing van de formaties 1, 2 nodig om de produkten van de 5 ene formatie in het randgebied vrij te leggen. Wanneer de produkten van de ene formatie echter minder breed zgn dan de produkten van de andere formatie, is het niet dwingend nodig de formaties bij het op elkaar leggen zijdelings te doen verspringen- In dit geval steken immers ook bij het met hun lengtehartlijn in lijn gericht zijn van de formaties, de bredere 10 produkten van de ene formatie zijdelings uit buiten de smallere produkten van de andere formatie, hetgeen het op de beschreven wijze scheiden mogelijk maakt.

Er wordt nog op gewezen, dat het scheiden van op elkaar liggende formaties op de beschreven wijze ook roogelijk is, wanneer de drukpro-15 dukten (of andere vlakke voortbrengselen) niet dakpansgewijs over elkaar liggen.

• Hoewel aan de-hand vair de fig. 1-en 2 is beschreven, dat de twee op elkaar liggende formaties 1 en 2 tot een wikkel worden opgewikkeld, is het natuurlijk ook mogelijk de twee formaties 1 en 2 op andere wijze 20 gemeenschappelijk te verwerken, bij voorbeeld samen over een langer stuk te transporteren en dan op de beschreven wijze weer te scheiden.

8300214

Claims (17)

1. Werkwijze voor het verwerken van twee langwerpige, door doorlopend verkregen, bij voorkeur dakpansgewijs over elkaar liggende,vlakke voortbrengselen, in het bijzonder drukprodukten, gevormde formaties, met het kenmerk, dat de twee formaties (1, 2) in lengterichting zodanig 5 op elkaar worden gelegd, dat de voortbrengselen (4) van de ene formatie (2) zijdelings buiten de voortbrengselen (3) van de andere formatie (1) uitsteken, waarna voor het scheiden van de formaties, door inwerking op het zijdelings uitstekende randgedeelte (8) van de voortbrengselen van de ene formatie, deze voortbrengselen worden afgenomen.van.de voort-10 brengselen van de andere formatie.

2. Werkwijze volgens, conclusie 1, met het kenmerk, dat de formaties (1, 2) met zijdelingse verspringing op elkaar worden gelegd.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat voor het scheiden van de formaties (1, 2), deze in lengterichting langs een 15 afbuigorgaan (25) worden bewogen, dat tot inwerking wordt gebracht op het zijdelings uitstekende randgedeelte (8) van de voortbrengselen (4) van de ene formatie (2).

4. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat voor het scheiden van de formaties (1,2) de voortbrengselen (4) van de ene 20. formatie (2) op hun zijdelings uitstekende randgedeelte (8) worden aangegrepen door een transportinrichting.

5. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de twee op elkaar liggende formaties (1, 2) gemeenschappelijk worden opgewikkeld.

6. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat na het scheiden van de formaties. (1, 2) de ene formatie wordt.öpge-wikkeld,

7. Inrichting voor het toepassen van de werkwijze volgens conclusie 1, gekenmerkt door twee geleidingen (5, 6) voor het toevoeren van een 30 formatie (1, 2) en zodanig boven elkaar, aangebracht, dat de twee formaties in lengterichting zodanig op elkaar kunnen worden gelegd, dat de voortbrengselen (4) van de ene formatie (2) zijdelings uitsteken buiten de voortbrengselen (4) van de andere formatie (1).

8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de gelei- 8300214 * t * ~ ' · -- -9“· dingen (5, 6) zodanig boven elkaar zijn aangebracht, dat de twee formaties (1/ 2) met zijdelingse verspringing op elkaar komen te liggen.

9. Inrichting volgens conclusie 7 of 8, gekenmerkt door een de twee op elkaar liggende formaties (1, 2) aan een opwikkelplaats (11) toe- 5 voerende transportinrichting (7).

10. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, gekenmerkt door een op het zijdelings uitstekende randgedeelte (8) van de voortbrengselen (4) van de ene formatie (2) tot inwerking te brengen weghaalinrichting i (25) voor het van de voortbrengselen (3) van de andere formatie (1) weg-10 nemen van deze voortbrengselen.

11. Inrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de weghaalinrichting een in de bewegingsbaan van de uitstekende randgedeelten (8) van de voortbrengselen (4) van de ene formatie (2) aangebracht een dwars op deze bewegingsbaan lopend afbuigorgaan (25) heeft voor het 15 afbuigen van de met hun randgedeelte daartegenop lopende voortbrengselen.

12. Inrichting volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat het afbuigorgaan (25) vast is aangebracht,- en de twee op elkaar liggende formaties (1, 2) doormiddel van een transportinrichting (20) naar het afbuigorgaan toe worden bewogen.

13. Inrichting volgens conclusie 11 of 12, met het kenmerk, dat ge zien in de bewegingsrichting (G) van de afgebogen formatie (2) , op het afbuigorgaan (25) een steundeel (26) aansluit, waarop de afgebogen voortbrengselen (4) komen te liggen.

14. Inrichting volgens een der conclusies 11-13, met het kenmerk, dat 25 het afbuigorgaan wordt gevormd door een transportband.

15. Inrichting volgens conclusie 14, gekenmerkt door een tweede, met betrekking tot de bewegingsbaan van de uitstekende randgedeelten (8) tegenover de het afbuigorgaan vormende transportband aangebrachte transportband om de uitstekende randgedeelten van de afgebogen voortbrengselen 30 aan weerszijden aan te grijpen door. een transportband.

16. Inrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de weghaalinrichting een de voortbrengselen (4) van de ene formatie (2) op hun uitstekende randgedeelte (8) aangrijpende transportinrichting (27) omvat, stroomopwaarts waarvan een toevoertransporteur (20) is opge- 35 steld voor het toevoeren van de twee op elkaar liggende formaties (1, 2). 83 00 2 1 4......... 'w a * -10-

17. Inrichting volgens een der conclusies 10-16, gekenmerkt door transportmiddelen (22) voor- het toevoeren van een van de twee gescheiden formaties (2) aan een opwikkelplaats. 8300214