NL8205080A - Schuifklem voor een inbindband met flexibele opsteekpennen. - Google Patents

Description

, : ; " ,. I ' ..................I...............JV» . 4.

VO 4005 « ___ Titel: Schuifklem voor een inbindband met flexibele opsteekpennen.

De uitvinding heeft betrekking op een schuifklera voor het vastzetten van de opsteekpennen van een inbindband met flexibele opsteekpennen, welke geschikt is om in een railvormig orgaan met in hoofdzaak U-vormige dwarsdoorsnede, dat is voorzien van openingen voor het doorla-5 ten van de opsteekpennen, te worden geschoven.

Een dergelijke schuifklem is bekend uit het Amerikaanse octrooi schrift 3 080 562, De bekende inbindband omvat een ongeveer U-vormige rail, welke een tweetal evenwijdige, op een bodemgedeelte aansluitende, benen heeft, die aan de vrije randen naar binnen zijn ge-10 bogen. In het bodemgedeelte zijn openingen aangebracht op een met de afstand tussen de flexibele opsteekpennen corresponderende afstand van elkaar, zodat de opsteekpennen door deze boringen kunnen reiken. Voorts is tenminste één schuifklem aanwezig, welke tussen de benen van de U-vorm kan worden geschoven en die aan de naar de bodem van de U-vormige rail gekeer^ 15 de zijde is voorzien van een gleuf. Bij het inschuiven van de schuifklem stuit deze tegen een opsteekpen, die daardoor tegen de bodem van de U-vormige rail wordt geduwd en die bij verder schuiven in de gleuf wordt opgenomen.

Een bezwaar van de bekende schuifklem is, dat deze makke-20 lijk ongewild uit de rail kan worden getrokken. In het verleden is dit bezwaar ondervangen door de schuifklem ter hoogte van het voorste gedeelte van de gleuf van een kortere sleuf te voorzien, welke aan de voorzijde door een tussenstuk gesloten is. De opsteekpennen kunnen nu zowel door de openingen in de rail als door de sleuf in de schuifklem reiken, 25 waarbij de het tussenstuk aan het voorste einde van de schuifklem verhindert, dat deze geheel uit de rail wordt geschoven.

Een bezwaar van beide beschreven schuifklemmen is, dat bij het aanbrengen daarvan de opsteekpen moet worden omgebogen door een kracht, die vlak naast een ondersteuningspunt van de opsteekpen, nl. de rand van we -2- de opening in de rail, aangrijpt. Het ombuigen van de opsteekpennen gaat hierdoor zwaar en de kans bestaat, dat materiaal van de opsteekpennen . wordt gestroopt, waardoor de opsteekpennen verzwakken en uiteindelijk kunnen breken, en waardoor de schuifklem vast kan lopen.

5 Een ander bezwaar van de bekende schuifklemmen is, dat deze licht moet kunnen schuiven in de rail, omdat het voor het vrijmaken van de opsteekpennen telkens noodzakelijk is de schuifklem te verschuiven, zodat, indien de rail geheel van de opsteekpennen is verwijderd, de schuifklemmen uit de rail kunnen vallen en zoek kunnen raken.

10 De uitvinding beoogt de geschetste bezwaren te ondervangen.

Hiertoe wordt volgens de uitvinding een schuifklem van de beschreven soort, daardoor gekenmerkt, dat de schuifklem een eerste langwerpig gedeelte omvat, dat in het railvormige orgaan kan worden geschoven en dat voorzien is van een doorlaatopening voor een opsteekpen; en een tweede, 15 scharnierend aan het eerste gedeelte verbonden, gedeelte, dat in een dwars t.o.v. de lengterichting van het eerste gedeelte verlopende scharnier!ijn kan scharnieren, en dat is voorzien van nokorganen om te worden vergrendeld 1n een stand waarbij de opsteekpen wordt omgebogen en vastgeklemd.

20 In het volgende zal de uitvinding nader worden beschreven met verwijzing naar de bijgevoegde tekening.

Figuur 1 toont een bekende schuifklem met de bijbehorende rail en een door een opening in de rail reikende opsteekpen; figuur 2 toont 1n zij-aanzicht een uitvoeringsvoorbeeld 25 van een schuifklem volgens de uitvinding; en figuur 3 en 4 tonen 1n bovenaanzicht delen van de schuifklem van figuur 2.

Figuur 1 toont een bekende schuifklem 1, welke tussen de flenzen 2 van een railvormig orgaan 3 kan worden geschoven. Het rail- -30 vormige orgaan heeft een ongeveer U-vormige dwarsdoorsnede, waarbij de opstaande benen van de U-vorm elk een naar binnen gebogen flens 4 hebben.

In de bodem 5 van de U-vorm is een aantal openingen, waarvan er bij 6 één is getoond, aangebracht, door welke een flexibele opsteekpen 7 kan worden gestoken, -3-

Oe schuifklem zelf heeft een langgerekt ongeveer rechthoekig lichaam 8, dat met zijdelingse flenzen 9 juist in het railvormige -orgaan 3 kan worden geschoven.

Het lichaam 8 is zodanig uitgevoerd, dat in de bedrijfs-5 toestand een opsteekpen in een tussen de bodem van het railvormige orgaan 3 en de onderzijde van het lichaam 8 aanwezige ruimte kan liggen.

De opsteekpen wordt daarbij over ongeveer 90° gebogen op de plaats waar de opsteekpen door de opening in de bodem van het railvormige orgaan reikt.

10 Aan het in de bedrijfstoestand naar buiten gekeerde uiteinde van de schuifklem is een verdikt gedeelte 10 gevormd, dat dient als aanslag, als handvat en als ophangorgaan voor de inbindband.

Aan het andere einde van de schuifklem is een met de positie van de opsteekpen strokende sleuf 11 aangebracht, die aan de voorzijde 15 is afgesloten met een tussenstuk 12. In de bedrijfstoestand bevindt dit tussenstuk zich voorbij de opsteekpen en reikt de opsteekpen gedeeltelijk door de sleuf 11 over het tussenstuk heen. De schuifklem kan dus niet zonder meer uit de rail worden getrokken, ook al bevindt de sleuf 11 zich boven de opening 6.

20 Figuren 2 t/m 4 tonen een uitvoeringsvorm van een schuif klem volgens de uitvinding. Deze schuifklem omvat weer een aanslag 20, die tevens als handvat en als ophangorgaan dient.

Vanaf de aanslag strekt zich een langwerpig raamvormig gedeelte 21 uit, waarvan de langsribben juist tussen de flenzen 2 en onder 25 de flenzen 4 van een railvormig orgaan als getoond in figuur 1 kunnen schuiven. Het raamvormige gedeelte is aan het van de aanslag afgekeerde uiteinde gesloten door een iets dunner gedeelte 22, waarover in de bedrijfstoestand de met onderbroken lijnen in figuur 2 en 3 aangegeven opsteekpen 7 ligt. Voorts is in de langsribben van het raamvormige 30 gedeelte aan de binnenzijde, aansluitend op het dunnere gedeelte 22 telkens een uitsparing 23 gevormd, welke zich in de bedrijfstoestand tot onder de flenzen 4 van het railvormige orgaan uitstrekken.

Voorts is met de aanslag 20 scharnierend een langwerpig lichaam 24 verbonden bij 25. In figuur 3 is dit langwerpige lichaam -4- duidelijkheidshalve weggelaten, doch in figuur 4 is het afzonderlijk getoond. Niettemin vormt het langwerpige lichaam bij voorkeur één geheel met het raamvormige gedeelte, hetgeen bij een uitvoering in kunststof eenvoudig is te realiseren. De bij 25 aangegeven scharnierlijn kan 5 worden gevormd door de dikte van het materiaal ter plaatse kleiner te maken.

De breedte B van het langwerpige lichaam is zodanig, dat het tussen de langsribben van het raamvormige gedeelte past.

Het langwerpige gedeelte is aan het van de aanslag afge-10 keerde uiteinde voorzien van een sleuf 26, waardoor twee benen 27 zijn gevormd, die enigszins verend zijn. Aan de vrije uiteinden van de benen 27 zijn zijdelings uitstekendanokken 28 gevormd, die corresponderen met de uitsparingen 23 in de ribben van het raamvormige gedeelte.

Voorts zijn aan de bovenzijde van de verende benen 27 twee 15 uitsteeksels 29 gevormd met behulp, waarvan de benen met de hand enigszins naar elkaar toe kunnen worden geknepen.

Indien nu de schuifklem in een zodanige stand in het rail-vormige orgaan is geschoven dat een opsteekpen door het raamvormige gedeelte reikt, terwijl het scharnierende langwerpige orgaan 24 schuin om-20 hoog is gericht zoals getoond in figuur 2, kan de opsteekpen worden vastgeklemd door het langwerpige orgaan 24 naar beneden te klappen, zoals aangegeven met een pijl 30 in figuur 2. Daarbij worden met de hand de benen 27 middels de uitsteeksels 29 enigszins naar elkaar geknepen, zodat de nokken 28 de flenzen 4 kunnen passeren en in de uitsparingen 23 kunnen 25 vallen,

De opsteekpen wordt daarbij geleidelijk omgebogen met een op aanzienlijke afstand van het railvormige orgaan uitgeoefende kracht, zodat nauwlijks slijtage optreedt en de bediening licht is.

: Het langwerpige scharnierende gedeelte 24 is voorts voorzien 30 van een aan de in bedrijf naar het railvormige orgaan gekeerde zijde aangebrachte gleuf 30, die zich uitstrekt in het verlengde van de sleuf 26 en die in de bedrijfstoestand de opsteekpen kan opnemen.

Het scharnierende langwerpige gedeelte maakt het mogelijk de opsteekpennen vrij te maken resp. vast te zetten zonder dat de schuif- -5- klem verschoven behoeft te worden. Hierdoor is het slechts zelden nodig de schuifklem volgens de uitvinding te verschuiven, zodat het raamvormige gedeelte zonder bezwaar zodanig kan worden gedimensioneerd, dat het zwaar in het railvormige orgaan schuift. Dit heeft het voordeel, 5 dat zelfs als het rail vormige orgaan met de schuifklem(men) geheel van de opsteekpennen is verwijderd, de schuifklem niet uit het railvormige orgaan kan vallen en zoekraken.

Opgemerkt wordt, dat diverse modificaties van de beschreven uitvoeringsvorm na het voorgaande voor de deskundige voor 10 de hand liggen. Zo kan bijvoorbeeld, indien de schuifklem inderdaad zodanig is gedimensioneerd, dat deze zwaar schuift in het railvormige orgaan, het tussenstuk 22 eventueel worden weggelaten. Dergelijke modificaties worden geacht binnen het kader van de uitvinding te vallen.

Claims (7)

1, Schuifklem voor het vastzetten van de opsteekpennen van een inbindhand met flexibele opsteekpennen, welke geschikt is om in een rail vormig orgaan met in hoofdzaak U-vormige dwarsdoorsnede, dat is voorzien van openingen voor het doorlaten van de opsteekpennen, te 5 worden geschoven, met het kenmerk, dat de schuif klem een eerste langwerpig gedeelte omvat, dat in het rail vormige orgaan kan worden geschoven en dat voorzien is van een doorlaatopenening voor een opsteekpen; en een tweede, scharnierend aan het eerste gedeelte verbonden, gedeelte, dat in een dwars ten opzichte van de lengterichting 10 van het eerste gedeelte verlopende scharnierlijn kan scharnieren, en dat is voorzien van nokorganen om te worden vergrendeld in een stand waarbij de opsteekpen wordt omgebogen en vastgeklemd.

2, Schuifklem volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het eerste gedeelte een in bedrijf buiten het rail vormig orgaan 15 reikend orgaan (20) heeft en een zich vanaf dit orgaan uitstrekkend raamvormig deel (21), en dat het scharnierende gedeelte (24) scharnierend aan het orgaan (20) is bevestigd en in de bedrijfstoestand tussen de langsribben van het raam past.

3, Schuifklem volgens conclusie 2,met het ken- 20 merk, dat het scharnierende gedeelte aan het vrije uiteinde is voorzien van een zich in de lengterichting van het scharnierende gedeelte uitstrekkende sleuf(26), welke aan weerszijden wordt begrensd door verende benen (29), die de nokmiddelen dragen.

4, Schuifklem volgens conclusie 3, met het ken- 25 merk, dat de nokmiddelen bestaan uit aan de uiteinden van de verende benen (27) zich zijdelings naar buiten uitstrekkende nokken (28), en dat de langsribben van het raamvormige gedeelte (24) aan de naar elkaar toegekeerde zijden zijn voorzien van uitsparingen (23) voor het opnemen -7- .....Ίι |............. van de nokken (28).

5. Schuifklem volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de verende benen (27) aan de bovenzijde elk een uitsteeksel (29) dragen, zodat de verende benen met de hand naar elkaar toe kunnen 5 worden geknepen.

6. Schuifklem volgens één der conclusies 3 t/m 5, m e t het k e n m e r k, dat het scharnierende gedeelte aan de onderzijde is voorzien van een zich in het verlengde van de sleuf (26) in de richting van de scharnierlijn (25) uitstrekkende gleuf (30) voor het in 10 de bedrijfstoestand opnemen van de opsteekpen.

7. Schuifklem volgens één der voorgaande conclusies 2 t/ra 6, met het kenmerk, dat de zich aan het van het orgaan (20) afgekeerde uiteinde van het raamvormige deel (21) bevindende dwarsribbe (22) althans gedeeltelijk dunner is dan de langsribben 15 voor het vormen van een ligplaats voor de opsteekpen.