NL8901438A - Connector. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Connector.

De uitvinding betreft een connector omvattende een insteekdeel en een opneemdeel waarbij van deze delen het ene deel een aantal uitstekende pennen en het andere deel minstens een overeenkomstig aantal holtes heeft, zodat wanneer het insteekdeel in het opneemdeel is geschoven de pennen in de holtes worden opgenomen, waarbij het insteekdeel is voorzien van een hefboomvormig vergrendel-orgaan dat door middel van tenminste één draaipunt aan een zijkant van het insteekdeel is bevestigd en dat bij het ene einddeel tenminste één uitstekend palvormig element draagt, en het opneemdeel is voorzien van tenminste één in het algemeen gleufvormige opening of uitsparing die het palvormige element kan opnemen, een en ander zodanig dat bij het in het opneemdeel schuiven van het insteekdeel, het palvormige element in de gleuf snapt waardoor de connector-delen worden vergrendeld en bij het uit het opneemdeel trekken van het insteekdeel, eerst een naar binnen gerichte grijpkracht op het andere einddeel van het vergrendelorgaan wordt uitgeoefend waardoor het palvormige element buiten ingrijping met de gleuf wordt gebracht. Een dergelijke connector is algemeen bekend.

Bij de bekende connector is het hefboomvormige vergrendel-orgaan door middel van één enkel draaipunt aan het insteekdeel bevestigd. Daarbij is het vergrendelorgaan zodanig aangebracht dat bij het in elkaar schuiven en vergrendelen van de connector-delen, het hefboomvormige orgaan langs de buitenkant van het opneemdeel komt te liggen, waarbij het palvormige element bij het ene einddeel van het hefboomvormige orgaan naar binnen is gericht en van buitenaf in de gleuf grijpt, teneinde te bereiken dat bij het uit elkaar trekken van de connector-delen, waarbij een naar binnen gerichte grijpkracht op het andere einddeel van het hefboomvormige vergrendelorgaan wordt uitgeoefend, het palvormige element buiten ingrijping met de gleuf wordt gebracht.

Het feit dat in de vergrendelende toestand het hefboomvormige vergrendel-orgaan buiten het opneemdeel is gelegen is om verschillende redenen ongewenst, in het bijzonder omdat daardoor het inbouwen van zo'n connector in een apparaat wordt bemoeilijkt.

Het doel van de uitvinding is een connector van het genoemde type te verschaffen, waarbij, in de vergrendelende toestand het hefboomvormige vergrendel-orgaan niet aan de buitenkant van het opneemdeel is gelegen, doch daarbinnen.

Dit doel wordt bereikt doordat bij de connector volgens de uitvinding het palvormige element naar buiten uitsteekt zodat het, in de vergrendelende toestand, vanuit de binnenkant van het opneemdeel in de gleuf grijpt en samen met het betreffende einddeel van het vergrendelorgaan binnen het opneemdeel is gelegen, waarbij het hefboomvormige vergrendelorgaan twee op een afstand van elkaar gelegen draaipunten heeft.

Bij een op deze wijze uitgevoerde connector ligt dus, in de vergrendelende toestand, het vergrendelorgaan niet langs de buitenkant van het opneemdeel, terwijl door het vergrendelorgaan te voorzien van twee draaipunten wordt verkregen dat door het uitoefenen van een naar binnen gerichte grijpkracht op het genoemde andere einddeel van het vergrendelorgaan, het palvormige element buiten ingrijping met de gleuf wordt gebracht.

Op voordelige wijze heeft het hefboomvormige vergrendel-orgaan, tussen de draaipunten, een naar binnen gebogen deel, waardoor wordt verkregen, dat bij het loskoppelen van de connectordelen het tussen de draaipunten gelegen deel niet naar buiten uitbuigt.

Het hefboomvormige vergrendel-orgaan kan uit twee hefboom-delen zijn opgebouwd, die elk door middel van een draaipunt aan een zijkant van het insteekdeel zijn bevestigd en die tussen deze draaipunten gelegen, elkaar overlappende einddelen hebben, waarbij het einddeel van het, het palvormige element dragende hefboom-deel aan de buitenkant is gelegen.

Bij een voordelige uitvoeringsvorm van de uitvinding hebben de draaipunten van het hefboomvormige vergrendel-orgaan zijdelings uitstekende delen die verschuifbaar zijn opgenomen in twee evenwijdig op een afstand van elkaar lopende, met hun open kanten naar elkaar toe gerichte groeven die bij het betreffende zijvlak van het insteekdeel zijn aangebracht.

Bij voorkeur worden daarbij de uitstekende delen bij het nabij het palvormige element gelegen draaipunt gevormd door zijdelings uitstekende delen van een zich, van dit draaipunt in de richting naar het tweede draaipunt uitstrekkend lipvormig orgaan dat in wezen op een afstand evenwijdig met het tussen de draaipunten gelegen hefboom-deel loopt.

Bij deze uitvoeringsvorm kan het gehele vergrendel-orgaan, met insluiting van de draaipunten, afzonderlijk, bijvoorbeeld door spuitgieten worden vervaardigd en daarna met het insteekdeel van een connector worden verbonden. Daarbij is het echter praktisch niet mogelijk om te verkrijgen dat in het eindprodukt het lipvormige orgaan zuiver evenwijdig loopt met het tussen de draaipunten gelegen hefboom-deel, in tegendeel dit lipvormige orgaan zal enigszins schuin naar het genoemde hefboomdeel toe lopen, waardoor bij het in de groeven schuiven van de zijdelings uitstekende delen van het lipvormige orgaan een buigkracht op het voorste, het palvormige element dragende deel van de hefboom zal worden uitgeoefend, waardoor dit palvormige element te ver naar buiten zou kunnen worden verplaatst.

Teneinde dit laatste te voorkomen is tussen het vrije eind van het lipvormige orgaan en het tweede draaipunt een uitsteeksel aan de hefboom aangebracht, waarvan het uiteinde tegenover het eind van het lipvormige orgaan ligt, waardoor naast een juiste positionering van het hefboomdeel met pal tevens een mate van voorspanning gegeven wordt.

Het afzonderlijk vervaardigen van het vergrendelorgaan heeft de volgende voordelen.

Zowel het vergrendelorgaan als het betreffende connectordeel kunnen gemakkelijker worden vervaardigd en daarbij eventueel uit verschillende materialen. Indien gewenst kan zonder meer een connector zonder vergrendeling worden geleverd. Een vergrendel-hefboom kan eventueel worden vervangen.

De uitvinding wordt nader uiteengezet onder verwijzing naar de tekening waarin:

Figuur 1 een connector volgens de uitvinding in perspectief toont,

Figuren 2 en 3 verschillende andere uitvoeringsvormen van het hefboomvormige vergrendel-orgaan weergeven,

Figuur 4 nog een andere uitvoeringsvorm van het hefboomvormige vergrendel-orgaan toont,

Figuur 5 het vergrendelorgaan volgens figuur 4 in bovenaanzicht weergeeft,

Figuur 6 het vergrendelorgaan volgens de figuren 4 en 5 in, op het insteekdeel van een connector aangebrachte toestand, in zijaanzicht weergeeft, en

Figuur 7 een zijaanzicht volgens de pijl A in figuur 7 is.

Zoals getoond in figuur 1 omvat de connector een insteekdeel 1 en een opneemdeel 2 dat is voorzien van een aantal uitstekende contactpennen 3 die in een overeenkomstig aantal holtes 4 in het insteekdeel 1 worden opgenomen wanneer het insteekdeel 1 in het opneemdeel 2 is geschoven.

Het insteekdeel 1 is voorzien van een hefboomvormig vergrendelorgaan 5 dat door middel van twee op een afstand van elkaar gelegen elastische draaipunten 6, 7 met een zijkant van het insteekdeel 1 is verbonden.

Bij zijn ene einddeel draagt het vergrendelorgaan 5 twee pal- of nokvormige elementen 8 met een oploopvlak 8', terwijl het andere einddeel 5' is uitgevoerd als een geribbeld hanteringseind. Het zal duidelijk zijn dat door het uitoefenen van een naar binnen gerichte grijpkracht op het einddeel 51, de nokvormige elementen 8 naar binnen worden verplaatst.

Bij het in elkaar schuiven van het insteekdeel 1 in het opneemdeel 2 komen de oploopvlakken 8' van de nokvormige elementen 8 tegen de binnenkant 2' van een koprand van het opneemdeel 2 zodat de nokvormige elementen 8 naar binnen worden gedrukt en onder voorspanning langs de binnenvlakken van het opneemdeel 2 schuiven totdat zij bij de, in een zijwand van het opneemdeel 2 gevormde gleuven 9 zijn gekomen waarin zij, bij een verdere voortschuiving snappen, waardoor de delen 1 en 2 worden vergrendeld.

Bij het uit elkaar trekken van de delen 1 en 2 wordt, zoals hierboven gezegd, een grijpkracht op het deel 5' van het vergrendelorgaan 5 uitgeoefend, waardoor de nokvormige elementen 8 buiten ingrijping met de gleuven 9 worden gebracht, waardoor de vergrendeling wordt opgeheven.

Met 10 en 11 zijn coderingsorganen aangegeven, waarbij het orgaan 10 door middel van de gleuven 9 binnen het opneemdeel 2 wordt bevestigd en het orgaan 11 door middel van de gleuven 12 met het insteekdeel 1 wordt verbonden.

Het hefboomvormige vergrendelorgaan 15 zoals getoond in figuur 2 is ook door middel van elastische draaipunten 16 en 17 met het, niet getoonde, insteekdeel van een connector verbonden. Het einddeel 15' is weer als een hanteringsdeel uitgevoerd, terwijl het andere einddeel de nokvormige elementen 18 met een oploopvlak 18' draagt.

Het tussen de draaipunten 16 en 17 gelegen deel 15'' van het vergrendelorgaan is naar binnen gebogen, waardoor wordt belet dat bij het loskoppelen van de connectordelen dit deel naar buiten uitbuigt.

Het hefboomvormige vergrendelorgaan getoond in figuur 3 bestaat uit twee delen 25'' en 25'* *, waarbij het deel 25'1 door middel van het elastische draaipunt 27 en het deel 25''' door middel van het elastische draaipunt 26 met het, niet getoonde, insteekdeel van een connector is verbonden. Het deel 25'' heeft een hanteringseinddeel 25' en het deel 25' ' 1 draagt de nokvormige elementen 28 met een oploopvlak 28'. De tussen de draaipunten 26 en 27 gelegen einden 30, 31 van respectievelijk de hefboomdelen 25'' en 25111 zijn schuin afgesneden zodat zij elkaar overlappen.

Het hefboomvormige vergrendel-orgaan 40 zoals getoond in de figuren 4 en 5 wordt afzonderlijk van tevoren vervaardigd en daarna met het insteekdeel van een connector verbonden. Het vergrendelorgaan 40 draagt weer, bij zijn ene einddeel nokvormige elementen 41 met elk een oploopvlak 41', terwijl het andere einddeel weer als een hanteringsdeel 401 is uitgevoerd.

Het ene draaipunt 42 draagt een lipvormig orgaan 43, waarvan de zijkanten 43' tot buiten het vergrendelorgaan 40 uitsteken, zoals getoond in figuur 6. Ook het tweede draaipunt 44 heeft zijdelings uitstekende delen 44'.

Zoals getoond in de figuren 7 en 8 is, voor het bevestigen van het vergrendelorgaan 40 aan het insteekdeel 45 van een connector, dit insteekdeel 45 voorzien van een langwerpige uitsparing 46 die langs de zijkanten wordt begrensd door groeven 47 waarvan de open kanten naar elkaar toe zijn gericht. Bij het bevestigen van het vergrendelorgaan 40 worden de uitstekende delen 43' en 44' in de groeven 47 geschoven, zodat het draaipunt 44 verschuifbaar is.

De connector volgens de uitvinding en in het bijzonder de vergrendelorganen worden bij voorkeur uit een kunststof vervaardigd.

Bij het afzonderlijk vervaardigen van de vergrendelorganen volgens figuren 5 en 6 waarbij dit op voordelige wijze door spuitgieten wordt gedaan, is het praktisch onmogelijk om te verkrijgen dat in het eindprodukt het lipvormige orgaan 43 zuiver evenwijdig loopt met het daar tegenover gelegen hefboomdeel, zoals met getrokken lijnen is aangegeven in figuur 5. In tegendeel het lipvormige orgaan 43 zal meestal enigszins schuin naar binnen hellen zoals overdreven is voorgesteld in figuur 5 met de gebroken lijnen 43'1. Deze stand van het lipvormige orgaan 43 heeft tot gevolg dat bij het inschuiven van de uitstekende delen 43' daarvan in de groeven 47, een naar buiten gerichte buigkracht op het voorste, de nokvormige elementen 41 dragende hefboomdeel zal worden uitgeoefend, waardoor de nokken 41 te ver naar buiten worden bewogen, zodat bij het insteken van het insteekdeel in het opsteekdeel van de connector het oploopvlak 41' niet tegen de binnenrand 2' (zie figuur l) van het opneemdeel zal aankomen. Teneinde dit laatste te beletten, is het uitsteeksel 52 aan het vergrendelorgaan 40 aangebracht.

In de figuren 7 en 8 is nog getoond dat het insteekdeel 45 een uitsteeksel 50 heeft waarlangs de draadbundel 51 is geleid met een bindlus 48, waarbij door deze lus 48 een koord 49 loopt die bij het ene eind aan het hefboomvormige vergrendelorgaan 40 is bevestigd en waarvan het andere eind tot een treklus is gevormd. Op deze wijze kan door aan de treklus 41 te trekken zowel een trekkracht op het insteekdeel 40 als een naar binnen gerichte kracht op het einddeel 40' van het hefboomvormige vergrendelorgaan worden uitgeoefend, voor het uit het opneemdeel trekken van het insteekdeel van de connector.

Claims (6)

1. Connector omvattende een insteekdeel en een opneemdeel waarbij van deze delen het ene deel een aantal uitstekende pennen en het andere deel minstens een overeenkomstig aantal holtes heeft, zodat wanneer het insteekdeel in het opneemdeel is geschoven de pennen in de holtes worden opgenomen, waarbij het insteekdeel is voorzien van tenminste een hefboom-vormig vergrendel-orgaan dat door middel van tenminste één draaipunt aan een zijkant van het insteekdeel is bevestigd en dat bij het ene einddeel tenminste één uitstekend palvormig element draagt en het opneemdeel is voorzien van tenminste één in het algemeen gleufvormige opening of uitsparing die het palvormige element kan opnemen, een en ander zodanig dat bij het in het opneemdeel schuiven van het insteekdeel, het palvormige element in de gleuf snapt waardoor de connector-delen worden vergrendeld en bij het uit het opneemdeel trekken van het insteekdeel, een naar binnen gerichte grijpkracht op het andere einddeel van het vergrendelorgaan wordt uitgeoefend waardoor het palvormige element buiten ingrijping met de gleuf wordt gebracht, met het kenmerk, dat het palvormige element naar buiten uitsteekt, zodat het, in de vergrendelende toestand, vanuit de binnenkant van het opneemdeel in de gleuf grijpt en samen met het betreffende einddeel van het hefboomvormige vergrendelorgaan binnen het opneemdeel is gelegen, waarbij het hefboomvormige vergrendelorgaan twee op een afstand van elkaar gelegen draaipunten heeft.

2. Connector volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het hefboomvormige vergrendelorgaan, tussen de draaipunten, een naar binnen gebogen deel heeft.

3. Connector volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het hefboomvormige vergrendelorgaan uit twee hefboom-delen is opgebouwd die elk door middel van een draaipunt aan het zijkant van het insteekdeel zijn bevestigd en die tussen deze draaipunten gelegen, elkaar overlappende einddelen hebben, waarbij het einddeel van het, het palvormige element dragende hefboomdeel aan de buiten is gelegen.

4. Connector volgens conclusies 1 of 2, met het kenmerk, dat de draaipunten van het hefboomvonnige vergrendel-orgaan zijdelings uitstekende delen hebben die verschuifbaar zijn opgenomen in twee evenwijdig op een afstand van elkaar lopende, met hun open kanten naar elkaar toe gerichte groeven die bij het betreffende zijvlak van het opneemdeel zijn aangebracht.

5. Connector volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de uitstekende delen bij het nabij het palvormige element gelegen draaipunt worden gevormd door zijdelings uitstekende delen van een, zich van dit draaipunt in de richting naar het tweede draaipunt uitstrekkend lipvormig orgaan dat in wezen op een afstand evenwijdig met het tussen de draaipunten gelegen hefboom-deel loopt.

6. Connector volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat tussen het vrije eind van het lipvormige orgaan en het tweede draaipunt een uitsteeksel aan de hefboom is aangebracht, waarvan het uiteinde tegenover het eind van het lipvormige orgaan ligt.