NL8204751A - Werkwijze voor het vervaardigen van een drukhuls. - Google Patents

Description

f « 825107/M/th

Korte aanduiding: Werkwijze voor het vervaardigen van een drukhuis

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het ver-· vaardigen van een drukhuis waarbij tenminste een bekledingsplaat van een door licht hardbare thermoplastische elastomeer samenstelling (een fotopolymeer) wordt aangebracht op een oppervlak gevormd 5 door een cilinder, waarbij nabij het cilinderoppervlak, gasdoorla-tende middelen aanwezig zijn die zich ten minste langs de gehele binnenzijde en de volle breedte van de op het cilinderoppervlak aangebrachte plaat uitstrekken, zodanig dat door middel van een verlaagde gasdruk, de plaat tegen het cilinderoppervlak wordt gedrukt 10 zodat onder toepassing van deze druk en van warmte de plaat op de cilinder wordt gehecht.

Uit de literatuur zijn reeds enkele van dergelijke werkwijzen bekend. Zo beschrijft.de octrooiaanvrage 80 03073 de toepassing van een cilindrische kern die aan het buitenoppervlak is voorzien van 15 kanalen die tot aan de kopvlakken van de cilinder doorlopen en via welke het optreden van gasinsluiting wordt voorkomen. Volgens een andere werkwijze wordt geen metalen cilinder toegepast doch maakt men gebruik (NL 80 03895) van een opblaasbare kern die een tijdelijke ondersteuning vormt voor een dunwandige metalen huls waarop de foto-20 polymeer bekledingsplaat wordt vastgehecht.

De uitvinding gaat uit van de eerstgenoemde bekende werkwijze die echter in de praktijk het bezwaar vertoont dat de van kanalen voorziene kern niet gebruikt kan worden als drager van plaatvormige clichés die kleiner zijn dan de volle omtrek en/of de volle lengte 25 van de cilinder. Tot dusver werden de clichés aan het oppervlak gehecht met behulp van dubbelzijdig klevend plakband, doch het gegroefde cilinderoppervlak maakte een effectieve hechting van het plakband onmogelijk. Dit verhindert de universele bruikbaarheid van dergelijke gekartelde walskernen.

30 De uitvinding beoogt een werkwijze te verschaffen die het genoemde bezwaar niet vertoont en die met eenvoudige middelen het 8204751 Λ - 2 - handhaven van een kleine afstand tussen de fotopolymeerplaat en het cilinderoppervlak mogelijk mackt en hierdoor de gasafvoer tijdens het vervaardigen van de drukhuls onbelemmerd garandeert.

Dit oogmerk wordt in de werkwijze volgens de uitvinding bereikt 5 doordat - de gasdoorlatende middelen bestaan uit een breisel of weefsel van een kunstvezel multifilament met een totale draaddikte tussen 10 en 200 micron, met een mesh-waarde tussen 2 en 25 mazen/inch en 10 - de toegepaste verwarming geschiedt tot nabij het verwekings- punt van het foto^polymeer.

Door deze maatregelen wordt tijdens de laatste fase van de werkwijze het breisel of weefsel ten gevolge van de verwarming en de verlaagde gasdruk volledig door het fotopolymeer omhuld en verkrijgt 15 men door het versmelten van de plaat een volkomen glad buitenoppervlak van de drukhuls. In een gunstige uitvoeringsvorm van de uitvinding bestaat het weefsel of breisel uit een polyamide multifilament.

Opgemerkt wordt dat deze methode inzetbaar is voor elk glad oppervlak, d.w.z. voor metalen cilinderoppervlakken maar ook voor 20 bijvoorbeeld rubber oppervlakken. Waar werkend volgens de zogenaamde kartelmethode alleen kartelbare materialen bruikbaar zijn, zijn volgens de onderhavige methode ook noet of moeilijk kartelbare oppervlakken bruikbaar als ondergrond.

Verder wordt opgemerkt dat de verlaagde gasdruk wordt aangelegd 25 op een wijze zoals in de bovengenoemde octrooiaanvrage 80 03073 beschreven, d.w.z. via de uiteinden ven de cilinder, De mogelijkheid dat thans een glad cilinderoppervlak kan worden gebruikt betekent een besparing ten opzichte van de werkwijze volgens de genoemde oudere octrooiaanvrage. Voorts wordt een zekere versteviging ven de 30 drukhuls verkregen doordat het breisel of weefsel gedurende de warmtebehandeling geheel of grotendeels, door het dan vervloeiende fotopolymeer wordt omhuld.

8204751 ν' « - 3 -

In een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding hebben de gasdoorlatende middelen een smelttemperatuur tussen 100° en 200° C en bij voorkeur een smelttemperatuur welke ligt juist onder het verwekingspunt van het fotopolymeer. Tijdens de warmtebehandeling 5 worden de gasdoorlatende middelen door smelting volledig opgenomen door het dan weke fotopolymeer materiaal. Deze vervloeiing verschaft bovendien een grotere gladheid van het buitenvlak van de drukhuls, hetgeen bevorderlijk is voor de kwaliteit van het drukwerk. De genoemde versmelting of vervloeiing maakt tevens de toepassing van dikkere 10 draden in het weefsel of breisel mogelijk (met betere gasafvoer) zonder het optreden van merkbare verdikkingen aan de buitenzijde van de huls.

De drukker wenst vaak een verend oppervlak tot een diepte van ongeveer 10 millimeter. De plaat zelf is meestal niet dikker dan 15 3 millimeter. Om hieraan tegemoet te komen, bestaat volgens de uitvinding het cilinderoppervlak uit rubber of kunststof.

Volgens een uitvoeringsvorm van de hiervoor beschreven werkwijze kan volgens de uitvinding het toegepaste breisel of weefsel zijn uitgevoerd als een naadloze huls die zich passend rondom het 20 cilinderoppervlak kan voegen en daarbij een meshwaarde verkrijgt in de orde van 10 mazen/inch.

Bij het uitvoeren van de werkwijze gaat men uit van een holle metalen cilinder met een glad buitenoppervlak waarop het breisel of weefsel vervaardigd uit een kunststof multifilament wordt aange-25 bracht. Dit breisel of weefsel kan de vorm hebben van een kous die over het cilinderoppervlak wordt getrokken, doch deze gasdoorlatende middelen kunnen ook uit een afgesneden stuk breisel of weefsel bestaan waarvan de uiteinden op het cilinderoppervlak tegen elkaar rusten. Op een aldus bedekte cilinder wordt een bekledingsplaat 30 van een door licht hardbare thermoplastische elastomeersamenstelling aangebracht. Het breisel of weefsel wordt zodanig op het gladde cilinderoppervlak gepositioneerd en ook elke bekledingsplaat wordt 8204751 - 4 - zodanig op het breisel of weefsel aangebracht dat tenminste een van de zijden van het weefsel of breisel en van elke plaat grenst aan een uiteinde van de cilinder. Langs dit uiteinde komt de gasaf-zuiging tot stand op een wijze zoals beschreven in de meergenoemde 5 aanvrage 80 03073. Doelmatig wordt voorafgaande aan de verwarming de buitenzijde der fotogevoelige plaat ontwikkeld met een buigzame gesloten laag zoals bijvoorbeeld polyvinylchloridefolie van 15^um.

De vervolgens plaatsvindende verwarming geschiedt bij een temperatuur gelegen in de buurt van het verwekingspunt van het foto-10 polymeer (de bekledingsplaat). Deze temperatuur komt in hoofdzaak overeen met de smelttemperatuur van het kunststof multifilament r en ligt tussen 100 en£00°C. De totale draaddikte van het multifila- 2 ment ligt tussen 10 en 200 micron, waarbij goede resultaten worden bereikt bij een totale draaddikte van 20-50 micron en bij voorkeur 15 28 micron. De meshwaarde van het breisel of weefsel ligt daarbij tussen 2 en 25 mazen/inch. Bij het strekken van dit breisel of weefsel langs het cilinderoppervlak wordt in gerekte toestand een meshwaarde bereikt in de orde van 10 mazen/inch.

De verhouding van de totale dikte van het op het cilinderopper-20 vlak aangebrachte breisel of weefsel verhoudt zich tot de dikte van de bekledingsplaat als 0,20 - 0,01.

In de navolgende voorbeelden worden aan de hand van de tekening enige waarden vermeld zowel met betrekking tot de dimensies van de toegepaste materialen als de tijdsduur van de verwarming en de waarde 25 van de druk waarmede de bekledingsplaat tegen het cilinderoppervlak wordt gedrukt ten gevolge van de toegepaste onderdruk:

VOORBEELD I

Op een metalen cilinder 1 met een oppervlak 4 wordt een polyamide multifilament kous 2 aangebracht met een meshwaarde van 10 30 mazen/inch in gestrekte toestand op de cilinder.

De aldus door de kous omsloten cilinder wordt bekleed met een plaat 3 van door licht hardbare thermoplastische elastomeersamen- 8204751 - 5 - stelling (Cyrel van Dupont). De randen 5 van de plaat 3 worden hier passend tegen elkaar aangebracht.

Daarna wordt het geheel geplaatst in een inrichting zoals beschreven in M_ 80 03073. Door het opwekken van een onderdruk waarbij 5 de absolute druk maximaal 50 cm kwikkolom bedraagt, bij voorkeur 20 cm kwikkolom, worden de aanwezige gassen tussen plaat 3 en oppervlak 4 afgezogen. Vervolgens wordt het geheel omwikkeld met een polyvinylchloride folie 6 met een dikte van 15 micrometer. Hierna wordt verhit tot een temperatuur van 140°C, welke verhitting één uur 10 wordt aangehouden.

Na afloop wordt de afzuiging beëindigd, de omhuilingsfolie 6 verwijderd, en nog een half uur op 140°C verhit. Bij het aanbrengen van de omhullingsfolie 6 uit polyvinylchloride zorgt men ervoor dat de overlappende delen op afstand liggen van de naad gevormd door de 15 stootranden 5 van de plaat 3. Daarna wordt het geheel afgekoeld en verkrijgt men een drukcilinder welke op optimale wijze verenigd is met de plaat 3, waarna deze plaat 3 van het gewenste patroon voorzien kan worden.

Opgemerkt wordt dat in de figuur de kous 2 is weergegeven als 20 een weefsel 2* en een breisel 2".

VOORBEELD II

Overeenkomstig voorbeeld I, waarbij echter als oppervlak waarop een gesloten fotopolymeerlaag dient te worden aangebracht, gekozen wordt het oppervlak van een dunwandige metalen, eventueel licht 25 conische cilinder met glad oppervlak, in vakkringen genoemd een blindganger.

Ten einde aanliggen van de afdichtingen van de cilindrische afsluitdeksels te vergemakkelijken, worden aan de uiteinden van de cilinder metalen hulpringen inwendig aangebracht welke bijvoorbeeld 30 met behulp van een tijdelijke lijm met het binnenoppervlak van de cilinder verbonden zijn.

Doelmatig wordt tijdens het aanbrengen van de weefsel of brei·? 8204751 - 6 - selkous als in voorbeeld I en het aanbrengen van de fotopolymeer-plaat de cilinder aan de binnenzijde ondersteund door een opgeblazen rubberen zak. Na omwikkelen met folie wordt deze zak weggenomen.

Na de warmtebehandelingen worden de hulpringen verwijderd.

820 4 751

Claims (8)

1. Werkwijze voor het vervaardigen van een drukhuis waarbij tenminste een bekledingsplaat van een door licht hardbare thermoplastische elastomeersamenstelling (een fotopolymeer) wordt aan-5 gebracht op een oppervlak gevormd door een cilinder, waarbij nabij het cilinderoppervlak, gasdoorlatende middelen aanwezig zijn die zich tenminste langs de gehele binnenzijde en de volle breedte van de op het cilinderoppervlak aangebrachte plaat uitstrekken, zodanig dat door middel van een verlaagde gasdruk, de plaat tegen 10 het cilinderoppervlak wordt gedrukt zodat onder toepassing van deze druk en van warmte de plaat op de cilinder wordt gehecht, met hetkenmerk, - dat de gasdoorlatende middelen bestaan uit een breisel of weefsel van een kunstvezel multifilament met een totale 15 draaddikte tussen 10 en 200 micron, een meshwaarde tussen 2 en 25 mazen/inch en - dat de toegepaste verwarming geschiedt tot nabij het verwe-kingspunt van het fotoptflymeer.

2. Werkwijze volgens conclusie l,met het kenmerk, 20 dat de gasdoorlatende middelen bestaan uit polyamide multifilament.

3. Werkwijze volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat de gasdoorlatende middelen een smelttemperatuur hebben tussen 100° en 200°C, bij voorkeur juist onder het verwekingspunt van het fotopolymeer.

4. Werkwijze volgens conclusie 1, 2 of 3, m e t het kenmerk, dat het cilinderoppervlak uit rubber of kunststof bestaat.

5. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenm.erk, dat het toegepaste breisel of weefsel is uitgevoerd als een naad-30 loze huls die zich passend rondom het cilinderoppervlak kan voegen en daarbij een meshwaarde verkrijgt in de orde van 10 mazen/inch. 8204 751 .g - 8 -

6. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het multifilament van het toegepaste breisel of weefsel een totale draaddikte heeft van 20-50 micron en bij voorkeur 28 micron.

7. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de totale dikte van het op het cilinder-oppervlak aangebrachte breisel of weefsel zich verhoudt tot de dikte van de bekledingsplaat als 1:5a 100.

8. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met 10 het kenmerk, dat de toegepaste verwarming geschiedt gedurende 60 minuten, waarbij een drukverschil in stand wordt gehouden van 3 kPa en vervolgens nog een half uur zonder afzuiging al dan niet na een voorafgaande koeling. 8204751