NL8200452A

NL8200452A - Parkeerinrichting voor een voertuig.

Info

Publication number: NL8200452A
Application number: NL8200452A
Authority: NL
Original assignee: Fuji Heavy Ind Ltd
Priority date: 1981-02-06
Filing date: 1982-02-05
Publication date: 1982-09-01
Also published as: NL184752C; DE3203653C2; FR2499731B1; GB2093542A; GB2093542B; DE3203653A1; JPH0230907B2; JPS57201727A; FR2499731A1; US4473142A

Description

-1- i> .. -*

Parkeer inrichting voor een voertuig

Achtergrond van de uitvinding

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een parkeerinrichting voor een voertuig, voorzien van een koppeling, zoals een vloeistofkcppeling of hydraulische koppeling, of een die electronagnetische poederkcppeling, \wordt ontkoppeld wanneer de 5 motor van het voertuig wordt afgezet.

Als bij een dergelijk voertuig, voorzien van de bovenbeschreven koppeling, één van de tandwielen in de overbrenging of versnellingsbak in ingrijping is met een ander tandwiel, is de parkeerrem niet in werking omdat de koppeling - is ont-10 koppeld. Daarom is in een dergelijk voertuig in het algemeen een inrichting aangebracht voor het mechanisch vergrendelen van de overbrenginrichting in een parkeerstand van een schuifhefboom.

Een dergelijke inrichting is beschreven in de ter inzage gelegde Japanse octrooiaanvrage 52-121225. De beschreven inrichting is 15 voorzien van een mechanisme voor het ondersteunen van een grendel-mechanisme op een huis van een vemsellingsbak of andere overbrenginrichting. Daarom wordt de constructie gecompliceerd.

Samenvatting van de uitvinding

De onderhavige uitvinding heeft ten doel een parkeer-20 inrichting te verschaffen, waarmee de bovaibeschreven bezwaren kunnen worden opgeheven.

Volgens de onderhavige uitvinding wordt een parkeerinrichting voorgesteld voor een voertuig, voorzien van een koppeling, van een versnellingsbak, van een versnellingshefboom, 25 van een verbindingsmechanisme voor het overbrengen van de beweging van de versnellingshefboom cp schuifrails in de versnellingsbak voor het selectief veranderen van de versnellingstandwielen, en van een parkeerstand voor de versnellingshefboom, de verbetering omvattende een schuifarm die draaibaar en axiaal verschuifbaar op 30 een as is gemonteer^middehn verlet overbrengen van de beweging van de versnellingshefboom op de schuifarm door het draaien en verschuiven daarvan , een parkeerschuifrail aangebracht voor het 8200452 * -2- parkeren, vorkmiddelen voor het verbinden van de schuifarm met de parkeerschuifrail, een parkeerpal die werkzaam is gekoppeld met de parkeerschuifrail, een parkeertandwiel dat in de versnellingsbak is aangebracht om met de parkeerpal te worden gekoppeld, en 5 middelen voor het omzetten van de beweging van de parkeerschuifrail in de beweging van de parkeerpal voor het koppelen van de pal met het parkeertandwiel.

De onderhavige uitvinding zal nader worden toegelicht in de volgende beschrijving aan de hand van de bijgaande tekening.

10 Fig. 1 is een dwarsdoorsnede van een electromagnetische poederkoppeling en een langsdoorsnede van een versnellingsbak, toegepast bij een inrichting volgens de onderhavige uitvinding; fig. 2 toont schematisch een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding; 15 fig. 3 is een bovenaanzicht van een deel van een schuifarm; fig. 4 is een doorsnede volgens de lijn IV-IV in fig. 3; fig. 5 is een doorsnede volgens de lijn V-V in fig.

20 3; fig. 6 is een doorsnede van een deel van de schuifarm in een parkeerstand; fig. 7 is een bovenaanzicht van een deel van een parkeemok; - 25 fig. 8 is een .doorsnede volgens de lijn VIII-VIII in fig. 7; en fig. 9 is een doorsnede volgens de lijn IX-IX in fig. 8.

Volgens fig. 1 onvat een overbrenginrichting volgens de onderhavige uitvinding een krukas 1 van een inwendige verbrandings-30 motor, die dwars in een voertuig (niet getekend) is gemonteerd, een electromagnetische poederkoppeling 2, een versnellingsbak 3 met vier versnellingen en een eindreductiedri j fwerk 4.

De electromagnetische poederkoppeling 2 die in een koppelinghuis 5 is opgesteld, onvat een aandrijfplaat 6 die is 35 bevestigd op het uiteinde van een krukas 1 van de inwendige 8200452 -3- ι verbrandingsmotor, een ringvormig aandrijf orgaan 7 dat op de aan-drijfplaat 6 is bevestigd, een magnetiseerspoel 8 die in het aandrijf orgaan 7 is aangebracht, en een aangedreven orgaan 11. Een naaf 11a van het aangedreven 11 is door middel van glijspieën 5 gemonteerd op een ingangsas 12 van de versnellingsbak 2. De omtrek van het aangedreven orgaan 11 ligt op afstand van het aandrijf orgaan 8 door een spleet 10. Poeder P van magnetisch materiaal is aangebracht in een poederkarrer 9, zodat de spleet 10 met het poeder kan worden gevuld. Een deksel 13 is op het aandrijforgaan 7 bevestigd.

10 Het deksel 13 heeft een naaf 13a die coaxiaal is ten opzichte van de ingangsas 12, waarop sleepringen 15 vast zijn aangebracht. De sleepringen 15 zijn met de spoel 8 verbonden door geleiders. Borstels 14 worden tegen de sleepringen 15 gedrukt.

Bij een dergelijke constructie draaien de aandrijfplaat 15 6 en het aandrijf orgaan 7 met de krukas 1 mee en het magnetische poeder dat in de poederkamer 9 is opgesloten, wordt door de centri-fugaalkracht naar het binnenoppervlak van het aandrijforgaan 7 gedreven. Wanneer een versnellingshefboom (niet in fig. 1 getekend) wordt verschoven on tandwielen met elkaar in ingrijping te brengen, 20 wordt door de geleiders, de borstels 14 en de sleepringen 15 stroom toegevoerd aan de spoel 8, zodat het aandrijforgaan 7 wordt gemagnetiseerd om een magnetische flux te produceren, die door het aangedreven orgaan 11 loopt, zoals in fig. 1 met pijlen is aangegeven. Op deze wijze laat de magnetische flux het poeder samenhangen in de 25 spleet 10, zodat het uitgangsvermogen van de krukas via de koppeling op de ingangsas 12 wordt over gebracht. Een regelstelsel voor de koppeling is zodanig ongericht, dat de stroom toeneemt bij toeneming van het toerental van de motor.

In de versnellingsbak 3 zijn de aandrijf tandwielen 16 3Q t/m 19 voor de eerste tot en met vierde versnelling uit een geheel op de ingangsas 12 gemonteerd. De aandrijf tandwielen 16 t/m 19 worden selectief "in ingrijping gebracht met aangedreven tandwielen 21 t/m 24. De aangedreven tandwielen 21 t/m 24 zijn draaibaar gemonteerd op een uitgangsas 20, die evenwijdig is aan de ingangsas 35 12. Elk aangedreven tandwiel 21 en 22 kan op algerreen bekende wijze in ingrijping worden gebracht met de uitgangsas 20 door be- 8200452 i *' -4- diening van een synchromashirechanisite 25, en elk aangedreven tandwiel 23 en 24 kan selectief net de uitgangsas 20 worden gekoppeld door een synchromeshmechanisme 26. Verder is een aangedreven tandwiel 27 voor achteruit rijden werkzaam in het huis van de 5 koppeling gemonteerd. Door bediening van de versnellingshefboom van de versnellingsbak wordt het aangedreven tandwiel 21 met de uitgangsas 20 gekoppeld door het synchrcmeshmechanisme 25 en de eerste versnelling wordt op de uitgangsas 22 ingeschakeld; de tweede,derde en vierde versnelling, en achteruit rijden worden 10 op soortgelijke wijze verkregen.

Verder is aan één einde van de uitgangsas 20 een uitgangstandwiel 28 aangebracht, dat in ingrijping is met een ringtandwiel 30 van een differentieel 29 van het eindreductiedrijf-werk 4. Het uitgangsveimogen van de uitgangsas 20 van de ver-15 snellingsbak 3 wordt van het ringtandwiel 30 op tandwielen 34 overgebracht door een huis 31, een centrale as 32 en rondsels 33 en dan door het aandrijven van de wielen via wielassen 35.

Volgens de onderhavige uitvinding is een parkeertand-wiel 37 bevestigd op het tegenoverliggende einde van de uitgangs-20 as 20 aan de buitenzijde van een lager 36, en is afgedekt door een deksel 38.

Volgens fig. 2 is een versnellingshefboom 40 draaibaar op een zwenkarm 41 ondersteund door een pen 41a en het ondereinde van de versnellingshefboom 40 is schamierbaar verbonden met één 25 einde van een stang 43. De zwenkarm 41 is draaibaar ondersteund op een as 42, die coaxiaal is ten opzichte van de stang 43. De stang 43 is zodanig ondersteund, dat hij in axiale richting verschuifbaar is en om zijn eigen hartlijn draaibaar is. Wanneer de versnellingshefboom 40 in de richting van de pijl A wordt gedrukt 30 om de eerste of tweede versnelling in het getekende versnellingenpatroon te kiezen, wordt de versnellingshefboom tezamen met de zwenkarm 41 in de richting van de pijl A om de as 42 gezwenkt.

Zo draait de stang 43 in de richting van de pijl B. Wanneer de hefboom 40 in de richting C wordt verschoven cm de eerste versnelling 35 te kiezen, zwenkt de hefboom om de pen 41a. Zo verschuift de stang 8200452 -5- ·*.

43 ±n de richting D. Wanneer de stand, voor de derde of vierde versnelling wordt gekozen, wordt de stang 43 door deze handeling niet gedraaid. Wanneer de hefboom 40 wordt verschoven naar de stand achteruit R of de parkeerstand P, draait de stang 43 in tegen-5 gestelde richting ten opzichte van die bij de eerste en de tweede versnelling.

Het andere einde van de stang 43 is door een as 44 verbonden met een vork 45. De vork 45 is werkzaam in ingrijping met één van de armen van een schuifhefboom 47 voor een kies-10 " Inrichting 46 voor een schuifrail. De schuifhefboom 48 is verschuifbaar en draaibaar gemonteerd op een verticale as 52.

De andere arm 47a van de schuifhefboom 47 kan selectief in ingrijping worden gebracht met één van de vorken 48a, 49a en 5Öa. Zoals in de fig. 2 en 4 is getekend, zijn de vorken 48a t/m 50a bevestigd 15 op schuifrails 48, 49 respectievelijk 50 en deze vorken zijn verticaal opgesteld en selectief en werkzaam gekoppeld met de arm 47a. De schuifrail 48 voor de eerste en tweede versnelling is door een vork (niet getekend) verbonden met het synchrcmeshme-chanisme 25, de schuifrail 49 voor de derde en vierde versnelling 20 is met het synchrameshmechanisme 26 verbonden en de schuifrail 50 is verbonden met het tandwiel 27 voor de versnelling achteruit.

Een grendelhefbocm 53 is verschuifbaar gemonteerd op een deel van de as 52 met een kleinde diameter en wordt via een afstandsring 54 en een afstandsbus°§?h onSer^oorspanning naar beneden gedrukt 25 op een schouder 52a. De grendelhefboom 53 omvat een eerste arm die in ingrijping is met een aanslagpen 57 om draaiing van de hefboom te verhinderen, en een tweede arm met een aanslageinde 53a, dat selectief in ingrijping is met een inkeping 50b van de vork 50a in de parkeerstand van de versnellingshefboom 40.

30 Onder verwijzing naar de fig. 7 t/m 9 is een grendel- mechanisme 51 aangebracht nabij het parkeertandwiel 37. Het grendel-mechanisme 51 omvat een nok 58, die verschuifbaar op schuifrails 49 en 50 is gemonteerd. De nok 58 is opgesteld tussen veerringen 59 en 60, die op de schuifrail 50 zijn gemonteerd en wordt door 35 een veer 61 onder voorspanning tegen de veerring 59 gedrukt.

8200452 -6-

Een parkeerpal 62 is draaibaar qp een as 63 gemonteerd en opgesteld tussen de nok 58 en het parkeertandwie1 37. Een veer 64 is aangebracht om een schuin vlak 62a van de parkeerpal 62 aan te drukken tegen een schuin vlak 58a van de nok 58. De parkeerpal 5 62 heeft een aanslageinde 62b, dat grijpt in een van de uitsparingen 37b tussen de tanden 37a van het tandwiel 37.

Wanneer bij bedrijf de versnellingshefbocm 40 in de richting A (fig. 2). wordt verschoven, wordt de arm 52 door de vork 45 omlaag bewogen, zodat de arm 47a in ingrijping komt met 10 de onderste vork 58a. Door verschuiving van de hefböom 40 in de richting C of in de tegenovergestelde richting, wordt de' am 47a om de as 52 gedraaid en dan wordt de schuif rail 48 axiaal bewogen. Dienovereenkomstig wordt de eerste versnelling of de tweede versnelling gekozen. Op soortgelijke wijze worden de derde versnelling 15 en de vierde versnelling gekozen door verschuiving van cfe hefboom 40.

In de parkeerstand, waarbij de versnellingshefbocm 40 wordt verschoven in de richting tegengesteld aan de richting A , wordtde hefboom 47 opgetild, zodat de am 47a in ingrijping komt 20 met de vork. 50a. Verder wordt de hefboom 40 in de parkeerstand verschoven, de schuifrail 50 wordt in de richting E (fig. 7 en 9) bewogen. De beweging van de schuifrail 50 bewerkstelligt, dat de nok 58 net de rail 50 in de richting E beweegt, de parkeerpal 62 in tegenkloksgewijze richting wordt gedraaid onder invloed van het 25 schuine vlak 58 en. het schuine vlak 62, zie. de fig. 8 en 9. Zo komt het aanslageinde 62b in ingrijping met de holte van het tandwiel 37. Als het aanslageinde 62b komt aan. te liggen op het bovenvlak van een tand 37a, dan wordt de veer 61 samengedrukt als gevolg van het obstakel dat de tand vormt en wordt het tandwiel 37 niet 30 vergrendeld. Als echter het voertuig iets vooruit of achteruit rijdt, wordt het tandwiel 39 gedraaid, waardoor het aanslageinde 62b in ingrijping kamt met een holte van het tandwiel 37. Op deze wijze wordt het overbrengstelsel van het voertuig vergrendeld door de parkeerpal 62. De parkeerstand van de vork 50a en de am 47a is in 35 fig. 3 in streeplijnen aangegeven. Als in deze stand de versnellings- 8200452 -7-

-- V

hefboom 40 vrijkomt uit de hand van de bestuurder of onbedoeld in de richting F (fig. 2) wordt geschoven, dan worden de as 52 en de grendelhefboom 53 door de veer 56 naar beneden gedeukt. Daarbij grijpt het aanslageinde 53a in de uitsparing 50b van 5 de vork 50a. In deze stand zijn zowel de arm 47a als het aanslageinde 53 in ingrijping met de vork 50a, zoals met de streeplijnen in fig. 6 is aangegeven. Op deze wijze wordt de parkeerstand veilig door de grendelhefboom 53 gehandhaafd.

Teneinde de vergrendelde parkeerstand te ontgrendelen, 10 wordt de hefboom 40 verschoven in de richting tegengesteld aan die bij het parkeren. Eerst wordt de hefboom 40 verschoven in de richting tegengesteld aan de richting F, om de grendelhefboom 53 uit de vork 50a te verwijderen en dan wordt de hefboom 40 in de neutrale stand verschoven. Dienovereenkomstig wordt de schuifrail 15 50 teruggebracht in de neutrale stand en de parkeerpal 62 wordt door de veer 64 uit het tandwiel 37 verwijderd. Op deze wijze is de parkeergrendel ontgrendeld.

Volgens de onderhavige uitvinding kan een parkeer-grendelmechanisme worden geconstrueerd als een vereenvoudigde 20 inrichting in een constructie, waarin schuifrail-kiesinrichtingen worden gebruikt voor kiezen van de versnellingen.

Ofschoon hierboven een voorkeursuitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding is beschreven en in de tekening is weergegeven, is het duidelijk, dat deze beschrijving slechts 25 is bedoeld als uitvoeringsvoorbeeld en dat verscheidene wijzigingen kunnen worden aangebracht, zonder buiten de-omvang van de uitvinding te gaan zoals die in de bijgaande conclusies is neergelegd.

8200452

Claims

1. Parkeerinrichtlng voor een voertuig, omvattende „ een koppeling, een versnellingsbak, een versnellingshefboom, een verbindingsmechanisme voor het overbrengen van de beweging van de versnellingshefboom op schuifrails in de versnellingsbak 5 voor het kiezen van de versnellingen, en een parkeerstand voor de versnellingshefboom, gekenmerkt door een schuifarm die draaibaar en axiaal verschuifbaar op een as is gemonteerd, door middelen voor het overbrengen van de beweging van de versnellingshefboom op een schuifarm voor het draaien en verschuiven daarvan; door 10 een parkeer schuif rail die is aangebracht voor het parkeren, door vorkmiddelen voor het verbinden van de schuifarm met de parkeer-schuifrail, door een parkeerpal die werkzaam met de parkeerschuif-rail is gekoppeld, door een parkeertandwiel dat in de versnellingsbak is aangebracht en met de parkeerpal in ingrijping kan worden 15 gebracht en door middelen voor het cmzetten van de beweging van de .parkeerschuifrail in de beweging van de parkeerpal voor het ingrijpen van de pal in het parkeertandwiel.

2. Parkeerinrichting voor een voertuig volgens conclusie 1, gekenmerkt door een grendelbefbocm die slechts qp 20 de genoemde as verschuifbaar is en door een veer voor het aandrukken yan de grendelhefbocm naar de genoemde schuifarm, waardoor de grendelbefbocm tezamen met de schuifarm in de parkeerstand met de vorkmiddelen kan worden gekoppeld.

3. Parkeerinrichting voor een voertuig volgens 25 conclusie 1, met het 'kenmerk, dat de parkeerschuifrail is geïntegreerd met de schuifrail vcor de versnelling achteruit van de versnellingsbak.

4. Parkeerinrichting voor een voertuig, in hoofdzaak zoals beschreven in de beschrijving en/of weergegeven in de tekening. 8200452