NL8105577A - Werkwijze om luchtbanden te vervaardigen. - Google Patents

Description

r • * ~ VO 2k90

Titel: Werkwijze om luchtbanden te vervaardigen

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze om een luchtband te vervaardigen uit een of meer vloeibare of kneedbare materialen, welke in een vorm vast worden onder vorming van de elastomere massa van de luchtband, welke band bestaat uit een zool met een loopvlak en 5 eventueel met een wapening en uit de twee aan weerskanten van de zool geplaatste wangen welke geen wapening hebben en elk eindigen in een versterkte hiel, bestemd om op een wielvelg te zitten; de uitvinding heeft eveneens betrekking op een luchtband, vervaardigd volgens deze werkwijze.

10 De vorm om dergelijke luchtbanden te vervaardigen bestaat in hoofdzaak uit een huls met êên of meer delen en uit een stijve of vervormbare kern welke binnen de toroidale holte van de huls is geplaatst. De wand van de toroidale holte in de huls definieert het buitenoppervlak van de band van hiel tot hiel. Het buitenoppervlak van de kern 15 definieert het binnenoppervlak van de band, eveneens van hiel tot hiel. Een of meer vloeibare of kneedbare materialen worden in geschikte hoeveelheden gebracht in de ruimte tussen de kern en de huls waar ze vast worden. Door het ontbreken van een niet rekbare wapening in ten minste de wangen van de luchtbanden van de hier beschouwde soort, 20 is de radiale doorsnede van de luchtband in de vorm niet noodzakelijk dezelfde als die van de band nadat die op een velg is gemonteerd en opgepompt.

De Franse octrooischriften 2.31^.059 en 2.31^.050 wijzen erop, dat bij een luchtband van de hierboven genoemde soort het knikken in 25 het gebied van de schouders van de luchtband, gezien in radiale doorsnede, na monteren op een velg, reeds bij het oppompen schuif spanningen veroorzaakt, die schadelijk zijn voor de levensduur van de band. Om deze schuif spanningen te neutraliseren, d.w.z. de radiale vervormingen gelijk te maken aan de cmfcreksvervToriisingen stellen deze octrooien 30 voor aan de mediane lijn van de radiale doorsnede van de flanken van de luchtband, gezien na monteren en oppompen, een geknikte vorm te geven.

Het doel van de uitvinding is middelen aan te geven om in de ge- .

8105577 ' - 2 - ï V ,/¾ monteerde, maar nog niet opgepompte luchtband een spanningstoestand teweeg te brengen, die samen met de' 'spanningen, veroorzaakt door het oppompen tot de werkdruk, deze schadelijke spanningen neutraliseert of op zijn minst zó klein mogelijk maakt, terwijl toch in de radiale 5 doorsnede van de luchtband een geknikte mediane lijn behouden blijft.

De uitvinding verschaft daartoe een werkwijze om een luchtband te vervaardigen, uitgaande van een of meer vloeibare of kneedbare materialen, die in een vorm vast worden, welke luchtband bestaat uit een zool en twee wangen, die ieder eindigen in een versterkte hiel, 10 terwijl de wangen overigens geen wapening hebben, welke vorm in hoofdzaak bestaat uit een huls, welke het uitwendige toroidale oppervlak definieert en uit een kern, welke het inwendige oppervlak van de band definieert, bij welke werkwijze de luchtband wordt gevormd met een doorsnede, die verschilt van de eenmaal op de velg gemonteerde maar 15 nog niet opgepompte band, terwijl de werkwijze is gekenmerkt, doordat men een vorm gebruikt, waarin, gezien in radiale doorsnede: de zool van de luchtband axiaal en radiaal is aangebracht op dezelfde wijze als in de wel op een velg gemonteerde, maar nog niet opgepompte band, 20 de wangen een lengte hebben die vrijwel identiek is aan die in de wel op een velg gemonteerde, maar nog niet opgepompte band en de mediane lijnen elk gevormd zijn uit twee opeenvolgende segmenten: een eerste segment dat recht is of hol naar de buitenkant van de band en reikt tot aan de schouder en een tweede segment, dat hol is naar de 25 binnenkant van de band en reikt tot aan de hiel, terwijl de grens _ tussen deze twee segmenten zich bevindt op een radiale afstand van de top -van de band die groter is dan bij dezelfde band nadat die op een velg is· gemonteerd, maar nog niet opgepompt, en de hielen enerzijds in radiale richting ongeveer zijn geplaatst 30 als in de band nadat die op een velg is gemonteerd, maar nog niet opgepompt en anderzijds in axiale richting zijn geplaatst buiten hun plaats op de velg. .

De uitvinding omvat ook het geval, waarbij het loopvlak achteraf op het lijf van de band wordt gegoten, terwijl desgewenst op dit lijf 35 eer zoolwapening wordt geplaatst en op het geval, waarbij het loopvlak 8 1 Ö 5 5 7 7 / iJ > * i - 3 - en eventueel de zoolwapening in de vorm worden getracht, vóórdat die vorm wordt gevuld met een of meer materialen, die het lijf van de hand moeten vormen. Onder een versterkte hiel verstaat men een hiel, die zichtbaar massiever is dan de gebruikelijke hielen, b.v. door een 5 hiel in axiale richting te verbreden, over een radiale hoogte, die overeenkomt met de uitsparing in de velg, zodat die hiel weinig rekbaar is onder invloed van de werkdruk in de band. De hiel kan ook zijn gewapend met een rekbaar ringvormig element, zoals een bundel kabels of met een hieldraad.

10 Om een geschikte mediane lijn te verkrijgen kan men bij voor keur twee middelen gebruiken. Het eerste middel bestaat daarin, dat de relatieve afstand tussen de axiale posities van de hiel in de vorm en op de velg groter is dan 0,5 x (B-L)/L en kleiner dan 1,25 x (E=L)/L, . waarbij 3 de grootste axiale breedte van de niet opgepompte luchthand ; 15 "op de. velg is en L de breedte van die velg is.

Het tweede middel komt erop neer, dat in de vorm de onderkant van de hiel een grotere hoek vormt met de rotatieas van-de band dan nadat de band op de velg is gemonteerd.

Het is bekend luchtbanden van de hier bedoelde soort te vervaar-20 digen in een vorm, waarvan de radiale doorsnede verschilt van die van de op de velg gemonteerde banden. Zo stelt het Duitse octrooischrift 2.203.030 voor in een eerste vorm een vrijwel cilindrische drager te vervaardigen en daarna in een tweede vorm enerzijds deze cilindrische drager te brengen en anderzijds de zool van de luchtband, waarna men de 25 cilindrische drager expandeert tot de definitieve toroidale vorm van de luchtband om die tegen de zool te lijmen. Een dergelijke werkwijze veroorzaakt in de bedoelde .drager aanzienlijke rekspanningen welke door oppompen van de luchtband tot de werkdruk nog groter worden. Deze spanningen bedreigen de levensduur van de lucht band, want ze dragen 30; niet bij tot neutraliseren van de schuifspanningen in de schouder van de luchtband.

Het Duitse Offenlegungsschrift 2.658.37^ toont een vorm, waarin de huls en de kern vrijwel evenwijdige doorsneden hebben in de vorm van een gelijkbenig trapezium, zodanig, dat de axiale afstand tussen de 35 hielen groter is dan de axiale breedte van de zool van de luchtband.

8 1 0 5 5 7 7 ψ * δ - k -

Daardoor zijn de flanken van de luchtband, nadat die uit de vorm wordt genomen, rechtlijnig en zij kunnen pas een convexe vorm aannemen, vanneer de luchtband op een velg is gemonteerd en opgepompt. Het oppompen van deze luchtband vergroot slechts de spanningen in de vangen 5 en leidt niet tot neutraliseren van de schuifspanningen in de schouders.

De verkvijze volgens de uitvinding vermijdt daarentegen de vorming van deze schadelijke spanningen. De uitvinding maakt het niet alleen mogelijk aan de mediane lijn van de vangen bij monteren van de band op een velg een geknikte vorm te geven, maar bovendien om de 10 schuif spanningen in de schouders te neutraliseren. Het oppompen van de-luchtband kan de knik in de mediane lijn van de vangen nog vergroten, omdat volgens de uitvinding enerzijds de zool zijn uiteindelijke stand had ten opzichte van de hielen en anderzijds de vangen eveneens hun definitieve lengte hadden.

15 De tekening, vaarnaar hieronder vordt vervezen, toont een uit- voeringsvoDrbeeld van de uitvinding. De figuur is een aanzicht in doorsnede volgens een radiaal vlak van een luchtband in zijn vorm tervijl in stippellijnen de vorm is aangegeven na monteren op de velg.

De vorm 1 omvat een stijve huls 2 en een kern 3, die is aange-20 bracht in de huls» van de vorm. Deze huls definieert het buitenoppervlak van de luchtband P, tervijl het buitenoppervlak van de kern 3 het gehele binnenoppervlak van de band definieert.

Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm omvat de luchtband P in de vorm 1 een loopvlak 5, voorzien van een zoolwapening 6, -welke in de 25 zool van de vorm 1 wordt geplaatst, voordat die vorm wordt gevuld door de massa, die het elastomeer van de luchtband moet vormen. Het lijf 7 ' van de luchtband P strekt zich uit tussen de twee hielen 8 aan de wangen. Het lijf omvat een equatoriaal gedeelte. 7’ s dat radiaal ligt binnen het loopvlak 5 en aan beide kanten wordt verlengd door de 30 wangen 7”, welke geen wapening hebben en welke ieder eindigen in een hiel 8. Deze hielen zijn versterkt doordat ze ieder een ringvormig en niet rekbaar element bevatten, b.v. een gebruikelijke metalen hiel-kabel 9·

Op dezelfde tkekening is de luchtband P weergegeven na monteren 35 op een velg 10, .maar voor die opgepompt is. De gedeelten van de lucht- -.........t_ 8105577 - 5 - ί , 1 band, waarvan de plaats na monteren op de velg anders is dan de plaats die zij in de vorm innemen, zijn getekend als streepjeslijnen of als stippellijnen. De gedeelten 5, 6 en 7’ welke de top van de luchtband vormen, zijn na monteren op de velg nog op dezelfde manier aangebracht 5 als in de vorm, voorzover bun afmetingen en bun axiale en radiale plaatsing aangaat. Datzelfde geldt voor de radiale plaatsing van de hielkabels 9 in de bielen 8. Daarentegen bevinden in de vorm de hiel-kabels 9 en ook de bielen zelf zicb axiaal buiten de plaats, die zij innemen nadat de band op een velg is gemonteerd, maar nog niet opge-10 pompt en wel op een relatieve afstand die in dit voorbeeld gelijk is aan 0,85 x (B - L)/L, waarin B de maximale axiale breedte van de band is na monteren en L de breedte van de velg, gemeten volgens de gebruikelijke normalisatie. Bij voorkeur wordt de onderkant 8' van de bielen 8 in de vorm van een boek α die groter is dan de boek β op de 15 velg, welke boeken zijn gemeten ten opzichte van een rechte lijn A, evenwijdig aan de (niet getekende) rotatieas van de band.

Volgens de uitvinding hebben de wangen 7” in de vorm dezelfde lengte als in de op de velg gemonteerde band, maar zij nemen in de band op de velg een andere plaats in dan in de vorm, niet alleen wat 20 betreft bun binnenwand en buitenwand, maar ook wat betreft de mediane lijn M-M’, die gelijke afstanden beeft tot deze twee wanden. Zo is in de vorm de mediane lijn M-Mf in elke wang gevormd uit twee opeenvolgende gedeelten 11A en 11B. Het eerste van deze segmenten (11A) grenst aan de schouder, d.w.z. aan de rand 5’ van bet loopvlak 5; dit is 25 vrijwel rechtlijnig met een geringe kromming naar de buitenkant van de band. Het tweede van deze segmenten (ΠΒ) is bol naar de binnenkant van de band en grenst aan de biel 8. De overgang 12 tussen deze twee segmenten 11A en 11B ligt in de' vorm op een radiale afstand D vanaf de top (punt 5*’) van de band.

30 In de band, die op de velg 10 is gemonteerd beeft daarentegen volgens de uit de mediane lijn M-M*T een geknikte vorm, d.w.z. dat de lijn beginnend bij de schouder een vrijwel rechtlijnig segment 11A' beeft, gevolgd door een segment J1B', dat bol is naar de binnenkant.

De grens 12* tussen de segmenten 11A* en 11B' bevindt zicb op een 35 radiale afstand d tot aan de top 5", waarbij d kleiner is dan de 8105577 - 6 - / radiale afstand D van het grenspunt 12 in de vorm tussen de segmenten 1 IA en 11B. Volgens een andere voorkeursuitvoering kan, tij oppompen van de tand tot zijn werkdruk, het onder spanning trengen van de niet gewapende wangen de kromming van de twee segmenten 11A' en 11B' veran-5 deren en de knik in de mediane lijn M-M'1 van de wangen versterken.

Wanneer .de tand uit de vorm wordt genomen, tehoudt hij het r a-i·._ diale profiel dat overeenkomt met de vorm. Om deze tand op een velg 10 te monteren, moet men op de hielen 8 een kracht uitoefenen, die naar de tinnenkant van de tand is gericht. Het gevolg daarvan is veranderen 10 van de kromming in segment 11B' en verplaatsing van de o ver gang 12’ tussen de segmenten 11A’ en 11B’ in de richting van de schouders 5' ·

V

8105577 %

Claims (5)

1. Werkwijze om een luehtband te vervaardigen uit een of meer vloeibare of kneedbare materialen, die in een vorm vast worden, welke band bestaat uit een zool en twee wangen, die ieder eindigen in een versterkte biel en geen wapening hebben, welke vorm in hoofdzaak be-5 staat uit een huls, welke het toroidale buitenvlak van de band definieert en uit een kern, welke het binnenoppervlak van de band definieert, terwijl vij deze werkwijze de band wordt gevormd met een doorsnede, die verschilt van die van de band, nadat die op een velg is gemonteerd maar niet opgepompt, met het kenmerk, dat men een vorm 10 gebraikt, waarbij in de radiale doorsnede: de zool van de band axiaal en radiaal ongeveer is opgesteld als in de op een velg gemonteerde, maar niet opgepompte band, de wangen een lengte hebben die vrijwel identiek is aan die in de op de velg gemonteerde, maar niet opgepompte band en de mediane lijnen 15 elk bestaan uit twee aaneengrenzende segmenten: een eerste segment, dat rechtlijnig is of hol naar de buitenkant van de band en grenst aan de schouder en een tweede segment, dat hol is naar de binnenkanr van de.band en grenst aan de hiel, terwijl de overgang tussen deze twee segmenten ligt op een radiale afstand vanaf de top, die groter is dan 20 in de band nadat die op een velg is gemonteerd, maar niet opgepompt en de hielen enerzijds radiaal ongeveer zijn opgesteld als in de op een velg gemonteerde, maar niet opgepompte band en anderzijds in axiale richting liggen buiten hun plaats op de velg.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de relatieve 2^ afstand tussen de axiale posities van de hiel in de vorm en die op de velg groter is dan 0,5 x (B - L)/L en kleiner dan 1,25 x (3 - L)/L, waarin 3 de grootste axiale breedte van de niet opgepompte band op de velg is en L de breedte van die velg is.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat in de -. vorm de onderkant van de hiel een grotere hoek vormt met de rotatieas 30 van de luchtband dan nadaz die band op zijn velg is gemonteerd. 8105577 .-8- * g U. Werkwijze volgens conclusies 1 - 3, met het kenmerk, dat tussen de zones met de grootste axiale breedte van de op de velg gemonteerde, maar niet opgepompte band en elk der hielen van de band de mediane lijn van de wangen hol is naar de binnenkant van de band. 5 5· Werkwijze volgens conclusies 1 - k, met het kenmerk, dat men het loopvlak achteraf op het lijf van de band vormt.

6. Werkwijze volgens conclusies 1 - U, met het kenmerk, dat men het loopvlak en eventueel de zoolwapening in de vorm brengt, vóórdat de vorm verder wordt gevuld.

7. Luchtband, vervaardigd met de werkwijze volgens één der con clusies 1-6. 8 1 0 5 5 7 7