NL8104201A - Scheerapparaat. - Google Patents

Description

10 * PHN 10.144 1 N.V. PHILIPS' GLCEILMEENFiffiRIEKEN ΪΕ EINDHOVEN.

"Scheerapparaat"

De uitvinding heeft betrekking op een scheerapparaat met een scheerplaat met haarintrede-openingen en een ten opzichte van de scheer-plaat aandrijfbare snijeenheid welke snijeenheid is voorzien van naar de snijplaat gerichte snijelementen met aan het uiteinde van de snij-5 elementen een eindwand welke tegenover een binnenwand van de scheerplaat is gelegen en welke eindwand wordt begrensd door een snijkant en welke snijelementen zijn voorzien van haartrekelementen welke vast net de snijelementen zijn verbonden en waarbij een haartrekelement eveneens een eindwand bevat welke tegenover de binnenwand van de scheerplaat is 10 gelegen en welk haartrekelanent is voorzien van een aangrijpkant die op een grotere afstand van de binnenwand van de scheerplaat gelegen is dan de snijkant van het bijbehorende snijelement.

Een dergelijk scheerapparaat is bekend uit de Nederlandse octrooiaanvrage no. 78.09461 (PHN 9219). Het is gebleken dat de werking 15 van dit bekende scheerapparaat in het bijzonder afhangt van de vorm en afmetingen van het haartrekelement.

De uitvinding heeft ten doel de werking van dit bekende scheerapparaat te verbeteren en wordt daardoor gekenmerkt, dat tenminste een deel van de eindwand van een haartrekelement op een grotere afstand van 20 de binnenwand van de scheerplaat is gelegen dan de aangrijpkant van het haartrekelement.

Een bijzondere uitvoeringsvorm wordt daardoor gekenmerkt, dat het deel van de eindwand van het haartrekelement dat op een grotere afstand van de binnenwand van de scheerplaat is gelegen dan de aangrijp-25 kant van het haartrekelement, aansluit op een deel van de eindwand van het haartrekelanent dat grenst aan de aangrijpkant en nagenoeg parallel verloopt ten opzichte van de binnenwand van de scheerplaat.

Een bij voorkeur toe te passen uitvoeringsvorm wordt daardoor gekenmerkt, dat een op de aangrijpkant aansluitende voorwand van het 30 haartrekelanent in hoofdzaak dwars op de binnenwand van de scheerplaat is gericht.

De uitvinding zal hiema worden toegelicht met behulp van een beschrijving van een in de figuren weergegeven uitvoeringsvoorbeeld.

8104201 i > PHN 10.144 2 r

Figuur 1 toont in aanzicht een scheerapparaat met drie scheerplaten.

Figuur 2 toont het scheerapparaat van figuur 1 in zijaanzicht en ten dele in een doorsnede volgens de lijn II-II in figuur 1.

5 Figuur 3 toont in perspectief de snijeenheid.

Figuren 4, 5 en 6 tonen schematisch in zijaanzicht een uitein-de van een snijeelement met een haartrekelement en een gedeelte van een scheerplaat.

Het scheerapparaat volgens de figuren 1 en 2 oravat een huis 1, 10 waarvan een deel is uitgevoerd als een scheerplaathouder 2 voor drie scheerplaten 3. De scheerplaten 3 zijn voorzien van haarintredeopeningen 4.

Zoals in de gedeeltelijke doorsnede volgens figuur 2 is weergegeven, bevindt zich aan de binnenzijde van een scheerplaat 3 een 15 snijeenheid 5. Deze snijeenheid 5, welke duidelrjkheidshalve in figuur 2 slechts schematisch. is getekend, is in perspectief en op grotere schaal weergegeven in figuur 3.

De snijeenheid 5 is door middel van de holle as 6 (figuur 2), de tandwielen 7 en 8 en de as 9 gekoppeld met de elektromotor 10, zodat 20 de snijeenheid roterend aandrijfbaar is ten opzichte van de bijbehorende scheerplaat 3. Het tandwiel 7 is draaibaar gelagerd op een pen 11 wel-,: ke in een montageplaat 12 is bevestigd. Het tandwiel 7 is voorzien van een holte 13 welke door een afdekplaat 14 is afgesloten. In deze holte bevindt zich de flens 15 aan het uiteinde van de holle as 6. Door de 25 flens 15 een niet-ronde bijvoorbeeld vierkante, vorm te geven en door de holte 13 overeenkomstig uit te voeren ontstaat een koppeling voor het overbrengen van de roterende beweging van het tandwiel 7 op de as 6, waarbij de as in alle richtingen kantelbaar is. De veer 16 welke grotendeels in de holle as 6 is gelegen en welke tussen de holle as 6 en 30 het tandwiel 7 is gespannen, oefent een kracht op de as 6 uit in de richting van de snijeenheid 5. Doordat het cylindrische deel 17 van de as 6 tegen de snijeenheid 5 rust wordt deze kracht op de snijeenheid en via de snijeenheid qp de scheerplaat 3 uitgeoefend waardoor de scheerplaat met de rand 18 tegen de scheerplaathouder 2 wordt gedrukt. Tenge-35 volge van uitwendige krachten zoals bijvoorbeeld kunnen optreden tijdens het gehruik van het scheerapparaat, kan de scheerplaat 3 tezamen met de snijeenheid 5 en de as 6 tegen de working van de veer 16 in naar binnen worden gedrukt.

8104201 £ * EHN 10.144 3

De kqppeling voor het overbrengen van de roterende beweging tussen de as 6 en de snijeenheid 5 kcmt tot stand doordat de as 6 is voorzien van een uiteinde 19 met een in hoofdzaak rechthoekige door-snede. Dit uiteinde 19 is in een corresponderende koppelopening 20 van 5 het snijorgaan 5 gelegen.

De hierboven beschreven koppeling aan de elektrcmotor 10 is voor de drie snijeenheden van het apparaat volgens de figuren 1 en 2 identiek waarbij de drie tandwielen 7 in aangrijping zijn met een enkel centraal opgesteld tandwiel 8 op de motoras 9.

10 De snijeenheid 5 (figuur 3) wordt in hoofdzaak gevormd door een centrale schijf 21 met de koppelopening 20 en aan de omtrek de naar de scheerplaat 3 gerichte snijelementen 22 welke door middel van de armen 23 met de centrale schijf 21 zijn vertonden.

Elk snij element 22 is voorzien van een snijkant 24. Het 15 haartrekelement 25 wordt gevarmd door een in de aandrijfrichting P voor liggend uitspringend deel van het snijelement, dat vast met het snijelement is verbonden en dat is voorzien van een aangrijpkant 26.

Het snij element 22 bezit aan het uiteinde eaiemdffind 27 waarte-genovercfe bimenwand 28 wide srijplaat 3 is gelegen. (Fig. 4 t/m 6).

20 De snijkant 24 vomit de overgang tussen de eindwand 27 en de voorwand 29 van het snijelement 22. De snijhoek oC tussen de eindwand 27 en de voorwand 29 bedraagt bij voorkeur 90° of minder. De aangrijpkant 26 van het haartrekelement 25 ligt op de grens van een voorwand 30 van het haartrekelement en een eindwanddeel 31. Gemeten in een richting loodrecht op 25 de binnenwand 28 is de aangrijpkant 26 op een grotere afstand van de bin-nenwand 28 van de scheerplaat 3 gelegen dan de snijkant 24 van het bij- , -. behorende snijelement 22. Het eindwanddeel 31 strekt zich nagenoeg paraT- r lei uit aan de eindwand 27 van het snijelement en aan de binnenwand 28 en is op dezelfde af stand van de binnenwand 28 gelegen als de aangrijp-30 kant 26. De hoek/3 tussen de voorwand 30 en eindwanddeel 31 wordt bij voorkeur ca. 90° gekozen of groter. Het is namelijk gebleken dat bij een scherpe hoek β de kans groot wordt dat het haartrekelement een verspanende bewerking op de haren uitoefent. De werking van het haartrekelement- welke hiema zal worden uiteengezet, wordt daardoor min-35 der effektief.

Het eindwanddeel 31 gaat via een wanddeel 32 over op een eindwanddeel 33 dat eveneens ongeveer evenwijdig verloopt aan de eindwand 27 8104201 PHN 10.144 4 - Λ* van het snijelement 22 maar welk eindwanddeel 33, eveneens gemeten in een richting loodrecht op de binnenwand 28, op een grotere afstand van de binnenwand 28 van de scheerplaat is gelegen aan de aangrijpkant 26.

5 In de figuren 4 tot en met 6 is in de haarintrede-opening 4 tevens een haar 34 getekend. In fig. 4 is het moment weergegeven waarop de aangrijpkant 26 van het haartrekelement juist de haar 34 heeft be-reikt. De rand 35, begrensd door een deel van de voorwand 30 en de * eindwanddelen 31 en 32, dringt voor een groot gedeelte in de haar 34 en 10 neemt deze mee in de aandrijfrichting P waarbij de haar ongeveer parallel aan de snijplaat 3 wordt gebogen en enigszins uit de huid wordt getrokken (fig. 5). Bij voortgaande beweging van de snijeenheid bereikt tenslotte de snijkant 24 de haar 34 (fig. 6) en wordt de haar door deze snijkant 24 afgesneden.

15 Qmdat eindwanddeel 33 inspringt ten opzichte van de aangrijp kant 26 waardoor de uitholling 36 ontstaat is het gedeelte van het haartrekelement 'd^fin^^f*"relatief gering van afmetingen waar door de reaktiekrachten die de haar 34 op het haartrekelement uitoefent zo klein mogelijk worden gehouden. Met de hierboven beschreven uitvoe-20 ring zal derhalve de kans dat tengevolge van genoemde reaktiekrachten de snijeenheid van de scheerplaat af wordt gedrukt, hetgeen de werking van het snijelement 22 nadelig zou bexnvloeden, zeer gering zijn.

Voor een goed werkende uitvoeringsvorm zoals hierboven om-schreven zijn de afmetingen A, B, C en D zoals aangegeven in fig. 6 , in 25 relatie tot de haardiameter, van groot belang. Het is gebleken dat een uitvoeringsvorm met maten in de aangegeven maatgebieden goed vol-doet: A: 20 - 30 ^um B: 30 - 40 ^um 30 C: 100 - 200 ^,um D: 40 - 100 ^um

De maat A van voldoende grootte is vooral van belang voor de sterkte en weerstand van de rand 35 en voor voldoende grip op de haar.

In plaats van door de in de figuren 5 tot en met 6 weergegeven 35 platte eindwanddelen 31, 32 en 33 kan de uitholling 36 ook worden begrensd door een continu gekromde eindwand.

Het is eveneens gebleken dat de hierboven beschreven uitvoe- 8104201 EHN 10.144 5 ringsvorm van een snijeenheid met een uitholling aan de voet van net haartrekelement in het bijzonder goed funktioneert indien zich tussen de uiteinden van de snijelementen en de scheerplaat een zogenaamde con-stante scheerspleet bevindt. Dit kan bijvoorbeeld bereikt worden door 5 de snijeenheid en de scheerplaat te voorzien van lagerdelen waardoor deze onderdelen ten opzichte van elkaar zodanig gelagerd zijn dat be-weging van de snijeenheid ten opzichte van de scheerplaat in de aan-* drijfrichting mogelijk is, raaar dat verplaatsing van deze onderdelen in een richting loodrecht op de aandrijfrichting wordt verhinderd.

10 De hierboven beschreven uitvoering van het snijelerrent met haartrekelement kan uiteraard ook worden toegepast bij scheerapparaten van een ander type zoals scheerapparaten met een snijorgaan dat net een heen en weer gaande beweging wordt aangedreven.

15 20 25 30 8104201 35

Claims (3)

1. Scheerapparaat met een scheerplaat met haarintredeopeningen en een ten opzichte van de scheerplaat aandrijfbare snijeenheid welke snij-eenheid is voorzien van naar de snijplaat gerichte snijelementen met aah het uiteinde van de snijelementen een eindwand welke tegenover een 5 binnenwand van de scheerplaat is gelegen en welke eindwand wordt be-grensd door een snijkant en welke snijelementen zijn voorzien van haartrekelementen welke vast net de snijelementen zijn verbonden en waarbij een haartrekelement eveneens een eindwand bevat welke tegenover de binnenwand van de scheerplaat is gelegen en welk haartrekelement 10 is voorzien van een aangrijpkant die op een grotere afstand van de binnenwand van de scheerplaat gelegen is dan de snijkant van het bijbe-horende snijelement, met het kenmerk, dat ten minste een deel van de eindwand van een haartrekelement op een grotere af stand van de binnenwand van de scheerplaat is gelegen dan de aangrijpkant van het haar-15 trekelement.

2. Scheerapparaat volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het deel van de eindwand van het haartrekelement dat op een grotere af stand van de binnenwand van de scheerplaat is gelegen dan de aangrijpkant van het haartrekelement, aansluit op een deel van de eindwand van het 20 haartrekelement dat grenst aan de aangrijpkant en nagenoeg parallel verloopt ten opzichte van de binnenwand van de scheerplaat.

3. Scheerapparaat volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat een op de aangrijpkant aansluitende voorwand van het haartrekelement in hoofdzaak dwars op de binnenwand van de scheerplaat is gericht. 25 30 8104201 35