NL8007055A - Laadbrug voor schepen. - Google Patents

Description

j» vo 1360

Laadbrug -voor schepen.

De uitvinding heeft betrekking op een laadbrug voor schepen met een aan het schip om een horizontale as zwenkbaar aangebracht binnenste laadbrugdeel en een buitenste laadbrugdeel, dab zodanig met het binnenste laadbrugdeel is verbonden, dat dit 5 buitenste laadbrugdeel tegen de onderzijde van het binnenste laadbrugdeel ver zwenkbaar is, terwijl de laadbrug verder is voorzien van kabels, met behulp waarvan het binnenste laadbruggedeelte op— en neerkl&pbaar is, alsmede van kabels, met behulp waarvan het buitenste laadbruggedeelte ten opzichte van het binnenste laad-10 bruggedeelte verzwenkbaar is, waarbij de kabels voor het buitenste laadbruggedeelte over aan draagarmen bevestigde kabelschijven zijn geleid, welke zodanig aan een van de beide laadbrugdelen zijn bevestigd, dat zij zich bij gestrekte toestand der beide laadbrugdelen uitstrekken boven het verbindingsseharnier van deze 15 beide laadbrugdelen, terwijl de beide laadbrugdelen van zij liggers zijn voorzie Ώ, die boven hun verbindingsscharniezjLtomp tegen elkaar aan liggen.

Een dergelijke laadbrug is bekend uit het tijdschrift Shipbuilding and Shipping He cord, november 1969, blz. 25 - 28.

20 Bij deze bekende constructie komen de draagarmen in de nagenoeg gestrekte toestand van de beide laadbrugdelen te liggen op het hovenvlak van de liggers· van het andere laadbruggedeelte, zodat een huigstijve verbinding wordt verkregen met het voordeel, dat het gewicht van de laadbrug en de verticale belasting tengevolge 25 van over de laadbrug rijdende voertuigen enerzijds op het schip en anderzijds op het oplegpunt van de laadbrug op het land worden afgesteund. Aangezien bij normaal bedrijf ernaar wordt gestreefd, 8007055 - 2 - dat de laadbrug een zo recht mogelijk gestrekte positie inneemt, is het hij deze bekende laadbrug noodzakelijk, dat de "verbinding van de laadbrug ter plaatse van het schip even hoog ligt als het oplegvlak te land ofwel hoger dan het steunpunt te land is aan-5 gebracht.

Uit het Duitse Offenlegungsschrift 20 b6 900 is verder een laadbrug bekend, waarbij de zijdelingse liggers van het bin-• nenste laadbruggedeelte tot voorbij het verbindingsschamier tussen het binnenste en het buitenste laadbrugdeel zijn verlengd. 2q Deze verlengstukken vormen de draagarmen. Het buitenste laadbrug-gedeelte is tussen deze draagarmen aangebracht en van zijdelingse uitsteeksels voorzien, waarop de draagarmen via een verstelinrich-ting op instelbare wijze kunnen steunen. Op deze wijze kunnen de beide binnenste laadbrugdelen ook in een geknikte positie stijf ^ op elkaar steunen, zodat bij deze laadbrug het gewicht daarvan en de belasting tengevolge van over de laadbrug rijdende voertuigen ook dan op de kade en op het schip worden afgesteund, wanneer de verbindingsas op het schip lager ligt dan het oplegpunt van de laadbrug op het land of meer in het bijzonder op een kade. Bij 2Q deze constructie moet het buitenste laadbrugdeel op zichzelf zodanig stijf worden uit gevoerd, dat dit gedeelte de buigkrachten kan opnemen, die door voertuigen daarop worden uit geoefend.

De uitvinding beoogt een laadbrug van het bovenomschreven type zodanig te verbeteren, dat over een groot knikhoekbereik een 2^ buigstijve verbinding tussen de beide laadbrugdelen kan worden verkregen. Volgens de uitvinding is de laadbrug daartoe gekenmerkt doordat op enige afstand boven het verbindingsschamier aan de ligger van een van de laadbrugdelen een nagenoeg evenwijdig aan de ligger gelegen hydraulische cylinder is aangebracht, die aan zijn andere uiteinde is· voorzien van een schuifkop en dat aan de ligger van het andere laadbrugdeel een contraleger voor de schuifkop is aangebracht.

Een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding wordt aan de hand van de tekening nader toegelicht. Hierin 8007055 ύ> -4 - 3 - toont: fig. 1 een zij aanai dit van een laadbrug volgens de uitvinding in de stuwstelling op het schip en in drie verschillende tussen- respectievelijk weikposities; 5 fig. 2 een deel van de laadbrug nabij het verbindingsschar nier tussen het buitenste en het binnenste laadbrugdeel, in een tussenstand tussen de stuwpositie en de wsikpositie; Üg. 3 hetzelfde gedeelte van de laadbrug als weergegeven in fig. 2, echter bij gestrekte positie van de beide laadbrug-10 delen; fig. 4 een bovenaanzicht van een gedeelte van de laadbrug als weergegeven in fig. 3.

In fig. I is schematisch het achterstuk van een schip 1 weergegeven, waaraan via een s chami erve rb in ding 6 een laadbrug 15 4 is bevestigd met een binnenste laadbrugdeel 4a en een buitenste laadbrugdeel kb, welke-laadbrugdelen via een vefbindingsschar-nier 5 met elkaar zijn verbonden. Het binnenste laadbrugdeel 4a is aan de zijkanten voorzien van liggers 7a en het buitenste laadbrugdeel 4b is aan de zijkanten voorzien van liggers 7b, 20 tussen welke liggers het rij dek is aangebracht. Op een dek 11 van het schip zijn de masten 13 aangebracht. Voor het hijsen en strijken van het binnenste laadbrugdeel 4a zijn kabels 8 aanwezig, die tussen een rolleriblok 8 in de nabijheid van het ver-hindingsschamier 5 aan de liggers. 7a van het binnenste laadbrug-25 deel en de rollenblokken 12 aan het boveneinde van de mast 13 lopen en waarvan het vrije einde is bevestigd aan een liertrommel IQ.

Op het buitenste laadbrugdeel 4b is een draagarm 23 bevestigd, die zich boven en over het verbindingsschamier 5 uitstrekt - 30 en op het einde waarvan een tweede kabel 15 aangrijpt, die loopt over een rollenblok 19 aan het einde van de draagarm 23 en een rollenblok l4 van het binnenste laadbrugdeel 4a, welk rollenblok 15 op een afstand van het verbindingsschamier 5 is gelegen. Een 8 0 07 0 5 5 - 4 - einde van de kabel 15 is verbonden met een bevestigingspunt l4a van bet rollenblok l4. Het andere einde van de kabel 15 loopt via een kafc&schijf 16 aan bet boveneinde van de mast 13 en is op een bevestigingspunt l8 van deze mast vastgezet.

5 Aan bet einde van bet buitenste laadbrugdeel 4a is een oplegplaat 4c aangebracht, die via een scbarnier 5a kan scharnieren. Op bet dek 11 is een vergrendelingsinricbting l4 aan gebracht , waarmede de laadbrug in de stuwpositie kan worden vergrendeld. Voor bet inleiden van de uitklap- of strijkbeweging 10 is een drukcylinder 24 aanwezig.

De stuwpositie is met aangegeven. De bedieningskabel 15 gaat functioneren nadat de beide laadbrugdelen een zekere zwenkbeweging hebben volbracht. Via de kabel 15 wordt dan het buitenste laacpbrugdeel 4b verzwenkt, zoals met de tussenpositie 15 Cg in fig. 1 weergegeven. In de weikpositie ligt bet verbin-dingsschamier 6 op het schip lager dan het oplegvlak 2 op de 1 kade. In de werkpositie ligt het verbindingsschamier 6 op het schip hoger dan het oplegpunt 2 op de kade.

Om het binnenste en het buitenste wegdekgedeelte over het 20 totale knikbereik van de beide laadbrugdelen, dat in de praktijk kan optreden, buigstijf te kunnen verbinden, is een verstelbare steun constructie aanwezig, zoals aan de hand van de fig. 2-4 nader wordt toegelicht.

Het verbindingsschamier 5 is nabij de onderzijde van de 25 liggers 7a en 7b gelegen. Op de bovenzijde van de ligger 7a van het binnenste laadbrugdeel 4a is een hydraulische cylinder 101 aangebracht, die met het einde van zijn cylinder 102 via een schamierverbinding 103 verbonden is met de beide steunplaten 104 aan de bovenzijde van de ligger 7a. Aan het buiteneinde van de 30. zuigerstang 105 is een schuiikop 106 aangebracht, die bij voorbeur de vorm heeft van een vork en die een in dwarsrichting verlopende tap 107 draagt. Via deze tap is de schuifkop 1θ6 in langs-sleuven geleid, die in een voorbij het einde van de ligger 7a uitstekend deel 108a van de steunplaten 104 zijn aangebracht.

8007055

A

- 5 -

De langs sleuven 109 hebben een gebogen verloop, corresponderend met een cirkelboog om bet verbindingss charnier 5.

Aan het einde van de ligger 7b van het buitenste laadbrug-deel Ub is een hoekvormig contraleger 111 aangebracht, dat kan 5 s amenverken met de tap 107 van de schuifkop 106 van de hydraulische cylinder 101.

Zoals in fig. k weergegeven, bestaat het contraleger 111 uit twee delen lila en 111b, gelegen op een onderlinge afstand, die overeenkomt met de afstand van de benen 113a en 113b van de IQ schuifkop 106. De tap 107 grijpt met zijn einden 107a en 107b in de hierboven genoemde langssleuven in de onderling evenwijdige steunplaten 108a en 108b.

Tussen twee evenwijdige zijwanden van een op de bovenzijde van de ligger Tb aangebracht huis 110 is een as lik draaibaar aan-15 gebracht, voorzien van twee op enige afstand ten opzichte van elkaar aangebrachte grendelnokken 113a, 113b, met behulp waarvan de tap 107 tegen de hoekvormige contralegers Ha en 111b wordt aangedrukt gehouden. De grendelnokken zijn aan hun uiteinden voorzien van gebogen uitsparingen 120, die corresponderen met de 20 buitenomtrek van de tap 107. Tussen de beide grendelnokken 113a en 113b bevindt zich op de as lik een plaat 117, waarop een hydraulische cylinder ll8 aangrijpt, die met zijn andere einde scharnierend met een contraleger 119 is verbonden.

In het huis 110 zijn boven elkaar de eindschakelaars 121 en 25 122 aangebracht, die samenwerken met op de grendelnokken 113 aangebrachte hesturingsuitsteeksels.,123, via welke eindschakelaars de positie van de grendelnokken 113 wordt gemeld. Verder zijn nog de eindschakelaars 12 k aanwezig, die met de schuifkop 106 samenwerken en via welke wordt aangegeven wanneer de tap 107 in contact 30 is gekomen met het contraleger 111. Aan het einde van de ligger 7h van het buitenste laadbrugdeel ^b is een einds chakelaar 125 aangebracht, die samenwerkt met een bedieningsknop 126 op het tegenover gelegen einde van de ligger 7a van het binnenste laadbrugdeel en via welke het bereiken van de gestrekte positie van 1 8 0 07 0 5 5 - 6 - de beide laadb rug delen wordt gemeld.

De bediening van de grendelnokken 113 vindt bij voorkeur zodanig plaats, dat deze onder invloed van hun eigen gewicht in 'de vergrendelingspositie vallen, terwijl zij door de bestu-5 rings cylinder ll8 in hun niet weikzame positie worden gebracht.

Dit kan bijvoorbeeld worden bereikt doordat bij het aanspreken van de eindschakelaarrl2k de besturings cylinder 118 drukloos wordt gemaakt. Bij het aanspreken van de eindschakelaar 125 kan de hydraulische cylinder 101 drukloos worden geschakeld, waarbij 10 dan de zuiger komt aan te liggen tegen de cylinderbodem, waaimee een stijve mechanische ondersteuning wordt verkregen.

In fig. 3 zijn de wegdek delen 112a en 112b van de beide laadbrugdelen ka en kb door middel van streeplijnen aangegeven. •Deze wegdekdelen of rijstroken liggen derhalve boven het ver-15 bindingsscharnier 5.

Zoals in fig. 1 weergegeven, is op het naar het scharnier 5 toegekeerde einde van het buitenste wegdekdeel kb een tastorgaan 21 aangebracht, dat begint te werken wanneer de laadbrug in de nabijheid van het verbindingsscharnier 5 komt. Dit tastorgaan 20 21 werkt wanneer het verbindingsscharnier 6 op het schip even hoog ligt als het' oplegvlak 2 op de kade ofwel daar onder.

Bij het neerlaten van de laadbrug wordt de schuifkop 106 tot aan het einde van de geleiding 109 naar buiten geschoven. Wanneer de tap 107 in ingrijping komt met het hoekvomige contra-25 leger 111, spreekt de eindschakelaar 12k aan, tengevolge waarvan de stuurcylinder 118 drukloos- wordt geschakeld, zodat de grendel-nokken 113 in hun werkzame positie terecht komen. Het bereiken van de grendelpositie wordt via de eindschakelaar 122 gemeld. Wanneer het verbindings scharnier 6 hoger ligt dan het oplegvlak 2 30 op de kade, worden de beide laadbrugdelen tot in hun gestrekte positie neergelaten c.q. opengevouwen. Daarbij wordt dan de olie uit de aan drijf cylinder 101 weggeperst en bij het bereiken van de gestrekte positie wordt de aan drijf cylinder 101 "via de eindschakelaar 125 drukloos geschakeld.

8007055 - 7 -

Wanneer het verbindingss chamier 6 lager ligt dn het oplegvlak op de kade spreekt het tast orgaan 21 aan via welk orgaan de aandrijfcylinder 101 wordt geblokkeerd, zodat -via de opgesloten oliezuil een starre ondersteuning wordt verkregen.

5 Wanneer het schip ten opzichte van het oplegvlak 2 stijgt, wordt de olie afvoer aansluiting van de aan drijf cylinder 101 geopend, zodat een zich verder strekken vaide beide laadbrugdelen kan plaatsvinden.

Wanneer de laadbrug in de stuwstelling moet worden gehesen, 10 wordt de stuur cylinder 118 onder druk gebracht en worden de vergrendelnokken 113a en 113b in hun niet werkzame positie ver-zwenkt. Het bereiken van de vrij geefpositie wordt gemeld via de eindschakelaar 121. De lieren 10 kunnen dan worden ingeschakeld, waardoor het binnenste laadbrugdeel bovenwaarts wordt verzwenkt, 15 waarbij dan via de bedieningskahel 15 een gecontroleerde zwenk-beweging van het buitenste laadbrugdeel Ub optreedt.

8007055

Claims (5)

1. Laadbrug voor schepen met een op het schip om een horizontale as zwenkbaar aangebracht binnenste laadbrugdeel en een buitenste laadbrugdeel, dat zodanig met het binnenste laadbrugdeel is verbonden» dat het buitenste laadbrugdeel tegen de onderzijde van 5 het binnenste laadbrugdeel verzwenkbaar is, waarbij de laadbrug verder is voorzien van kabels, met behulp waarvan het binnenste laadbrugdeel op- en neer klapbaar is en van kabels, met behulp waarvan het buitenste laadbrugdeel relatief ten opzichte van het binnenste laadbrugdeel verzwenkbaar is, waarbij de kabels voor 10 het buitenste laadbrugdeel via aan draagarmen bevestigde k abe Ιέ chij ven zijn geleid, die zodanig aan een der beide laadbrug-delen zijn bevestigd, dat zij zich bij gestrekte stand der beide laadbrugdelen boven het vefbindingsschamier tussen de beide laadbrugdelen uitstrekken en waarbij de beide laadbrugdelen boven 15 het verbindingssscharnier van in de nabijheid van het scharnier stoep tegen elkaar stotende liggers zijn voorzien, met het kenmerk, dat op enige afstand boven het verbindingsschamier (5) aan een ligger (Ta,7b) van een laadbrugdeel (Ua,^Fb) een nagenoeg evenwijdig aan de ligger verlopende hydraulische cylinder (101) 20 schamierbaar is Bevestigd, welke tbn een schuiikop (106) is voorzien en dat aan de ligger van het andere laadbrugdeel een contraleger (lil) voor de schuifkop is aangebracht.

2. Laadbrug volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat ontgrendel-bare vergrendelingsmiddelen (117,118) aanwezig zijn, met behulp 25 waarvan de schuifkop (ΐθ6) kan worden verbonden met het contrarie ger.

3. Laadbrug volgens conclusies 1-2, met het kenmerk, dat de schuifkop (106} aan het einde van de zuigerstang (105) van de met zijn cylinder schamierbaar met het binnenste laadbrugdeel 30 (ita) verbonden hydraulische cylinder (101) is aangebracht en van een dwarsverlopende tap (lOT) is voorzien, die kan samenwerken met het op het buitenste laadbrugdeel (Hb) aangebrachte 80 0705 5 - 9 - t contraleger (ilia), op welk "buitenste laadbrugdeel verder een de tap (107) in ingrijping met bet contraleger houdende grendel-nok (113a) is aangebracht, welke grendelnok zwenkbaar is om een ongeveer evenwijdig aan de tap (107) lopende as (11¾), terwijl 5 verder een zwenk aandrijving (118) voor de grendelnok aanwezig is.

4. Laadbrug volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat op het binnenste laadbrugdeel (Ua) een geleiding (109) toor de schuif-kop (ΙΟβ) aanwezig is. 10

5. Laadbrug volgens conclusies 3-¾, met het kenmerk, dat de' schuiikop (106) vorkvormig is uitgevoerd en dat de tap (107) ten minste aan een zijde buiten het buitenvlak van de vork-benen (lila,111b) van de gevorkte schuiikop uitsteekt en ingrijpt in een in een geleidingsplaat (lo8) aangebrachte gelei-15 dingssleuf (109)· » 8007055