NL1015924C2

NL1015924C2 - Vaartuig voorzien van een inrichting voor het verwijderen resp. plaatsen van een onderstructuur van een boor- of productieplatform.

Info

Publication number: NL1015924C2
Application number: NL1015924A
Authority: NL
Inventors: Jacob Johannes Spaan; Frans Ariun Den Hartogh
Original assignee: Excalibur Engineering B V
Priority date: 2000-08-11
Filing date: 2000-08-11
Publication date: 2002-02-12
Also published as: DK176416B1; NO20030664D0; AU2001287686B2; GB2380711A; US7111686B2; NO335013B1; DK200300194A; AU8768601A; BR0113197B1; GB2380711B; BR0113197A; US20040089453A1; GB0302857D0; NO20030664L; WO2002014144A1

Description

X

Vaartuig voorzien van een inrichting voor het verwijderen resp. plaatsen van een onders truc tuur van een boor- of productieplatform

De uitvinding heeft betrekking op een vaartuig voorzien van een dek en een inrichting voor het verwijderen resp. plaatsen van een onderstructuur van een boor- of productieplatform, waarbij de inrichting omvat 5 een dwars op een rand van het dek kantelbare draagconstructie, met de draagconstructie verbonden hijsmiddelen voor het hijsen van de onderstructuur en steunmiddelen voor het hoofdzakelijk tijdens het kantelen van de draagconstructie ondersteunen van de onderstructuur.

10 Een dergelijk vaartuig wordt beschreven in de niet-voorgepubliceerde oudere Nederlandse octrooiaanvrage 1012314. Bij dit vaartuig wordt de draagconstructie gevormd door een tweetal draagbalken. Elke draagbalk is aan zijn van het vaartuig afgekeerde zijde voorzien van 15 steunelementen voor het ondersteunen van de onderstructuur tijdens het kantelen daarvan. Verder is aan het van het dek afgekeerde boveneind van elke draagbalk voorzien van hijsmiddelen. Teneinde een onderstructuur, welke doorgaans schuin naar onder toe weglopende poten 20 heeft, tijdens het kantelen goed te kunnen ondersteunen, zijn de steunelementen dwars op elke draagbalk verschuifbaar aangebracht.

Het doel van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een vaartuig voorzien van een inrichting 25 voor het verwijderen resp. plaatsen van een onderstructuur, waarbij de verwijderings/plaatsingsinrichting is verbeterd.

Daartoe zijn volgens de uitvinding de steunmiddelen afzonderlijk van de draagconstructie en 30 kantelbaar ten opzichte van de rand van het dek aangebracht. De steunpunten zijn hierbij onafhankelijk van de hijspunten in te stellen en aan te passen aan de te verwijderen onderstructuur, waardoor een meer 1015924 2 flexibele verwijderings/plaatsingsinrichting is verkregen.

Bij voorkeur omvatten de steunmiddelen een balk. De balk dient slechts ter ondersteuning en is niet 5 langer nodig voor het verschaffen van een hijspunt, zodat deze steunbalk relatief klein kan worden uitgevoerd. Hierdoor ontstaan tijdens het kantelen kleine buig-momenten, en kan de balk licht en slank worden uitgevoerd, waarmee materiaal en dus gewicht wordt 10 bespaard.

In een bijzonder voordelige uitvoeringsvorm zijn de steunmiddelen gevormd door twee balken waarvan tenminste één langs de rand van het dek verplaatsbaar is aangebracht. Hierdoor kunnen de steunmiddelen aan de te 15 verwijderen onderstructuur worden aangepast: afhankelijk van de positie van de te ondersteunen poten van de onderstructuur worden de balken verder van of dichter bij elkaar geplaatst.

In een voordelige uitvoeringsvorm omvat de 20 draagconstructie een portaal, waarbij de hijsmiddelen aan de dwarsligger van de portaal aangrijpen.

Wanneer de hijsmiddelen langs de dwarsligger verplaatsbaar zijn aangebracht, wordt een flexibele verwijderings/plaatsingsinrichting verkregen waarmee 25 onderstructuren van verschillende afmetingen, bijvoorbeeld onderstructuren met vier, zes, acht of tien poten, kunnen worden verwijderd.

In een bijzonder voordelige uitvoeringsvorm is de draagconstructie gevormd door twee portalen, die met 30 een gemeenschappelijke kantelas aan de rand van het dek zijn bevestigd en tussen hun poten een hoek insluiten.

Elk portaal dient voor het dragen en hijsen van één zijde, resp. naar het vaartuig toe- of van het vaartuig afgekeerde zijde, van de onderstructuur.

35 Bij voorkeur is de hoek tussen de dwarsliggers van de portalen instelbaar, zodat de afstand tussen de hijsmiddelen aan de te verwijderen onderstructuur kan worden aangepast. Bij relatief grote onderstructuren kan 1015924 3 de hoek tussen de portalen worden vergroot, zodat de hijsmiddelen verder uit elkaar komen te liggen, bij relatief kleine onderstructuren zal de hoek tussen de portalen kleiner worden gekozen om de hijsmiddelen 5 dichter bij elkaar te brengen.

Verder omvat de inrichting voor het verwijderen resp. plaatsen van een onderstructuur kantelmiddelen voor het ten opzichte van het vaartuig kantelen van de draagconstructie. Volgens een voordelige uitvoeringsvorm van 10 de uitvinding omvatten de kantelmiddelen een op het dek geplaatste lier en een of meer tussen de lier en de draagconstructie aangebrachte lierkabels. Daarnaast omvatten de kantelmiddelen bij voorkeur een tussen het dek en de draagconstructie aangebrachte stut, waarbij de 15 aangrijping tussen de draagconstructie en de stut verplaatsbaar is. Een soortgelijke constructie is als toepassing voor het uitschuifbaar maken van de poten van een boorplatform, teneinde deze na te zijn gesleept door een schip op de zeebodem te kunnen installeren, bekend.

20 Het voordeel van een dergelijke constructie is dat met een relatief lichte constructie een relatief grote kracht kan worden opgevangen.

De uitvinding zal hierna aan de hand van de bijgevoegde tekeningen nader worden verduidelijkt. In de 25 tekeningen toont:

Figuur 1 een perspectivisch aanzicht van een vaartuig voorzien van een inrichting voor het verwijderen resp. plaatsen van een onderstructuur volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding, 30 Figuur 2 het vaartuig van figuur 1 met de verwijderings/plaatsingsinrichting in een andere werkstand, en

Figuur 3 een perspectivisch detailaanzicht van de verwijderings/plaatsingsinrichting van figuur 1.

35 Figuur 1 toont perspectivisch een vaartuig 1 voorzien van een dek 2 en een inrichting 3 voor het verwijderen resp. plaatsen van een onderstructuur 4 van een boor- of productieplatform. De verwijderings/- <10 15 924 4 plaatsingsinrichting 3 is in hoofdzaak aan stuurboordzijde van het schip gelegen en omvat draagconstructie 5, die dwars op de aan stuurboordzijde van het vaartuig 1 gelegen rand 6 van het dek 2 kantelbaar is. Verder omvat 5 de verwijderings/plaatsingsinrichting 3 hijsmiddelen 7 voor het hijsen van de onderstructuur 4, waarbij de hijsmiddelen 7 met de draagconstructie 5 zijn verbonden. Afzonderlijk van de draagconstructie 5 zijn steunmiddelen voor het hoofdzakelijk tijdens het kantelen van de 10 draagconstructie 5 ondersteunen van de onderstructuur 4 in de vorm van twee ten opzichte van de rand 6 van het dek 2 kantelbare balken 8 aangebracht. Tenminste één van de balken 8 kan langs de rand 6 van het dek 2 worden verplaatst om de afstand tussen de balken 8 aan te kunnen 15 passen aan de te verwijderen onderstructuur 4. Ook is het mogelijk beide balken 8 verplaatsbaar nabij de rand 6 van het dek 2 aan te brengen.

De draagconstructie 5 omvat twee portalen 9a,9b, elk voorzien van twee poten 10a,10b en een 20 dwarsligger 11a,11b. Aan elke dwarsligger 11a,11b zijn hijskabels 18 gehangen. De hijskabels 18 kunnen bijvoorbeeld middels schijven en lieren op dek 2 of middels kabelvijzels worden ingehaald en gevierd. Voor de uitvinding is de soort hijsmiddelen minder van belang en 25 zal hier dan ook niet verder worden beschreven. Het is voor de vakman duidelijk welke varianten mogelijk zijn. Wel moet worden opgemerkt dat de hijsmiddelen 7 bij voorkeur langs de dwarsliggers 11a,11b verplaatsbaar zijn. Omdat afstanden van ongeveer 30-40 m moeten worden 30 overbrugd, kan hiervoor bijvoorbeeld een trekduwcilinder 12 of een tandheugelaandrijving worden gebruikt.

De twee portalen 9a,9b hebben een gemeenschappelijke kantelas 13 nabij de rand 6 van het dek 2. Daarnaast zijn de portalen 9a,9b zodanig aan het vaartuig 35 1 bevestigd, dat hun poten 10a,10b een hoek tussen zich insluiten. De hoek tussen de dwarsliggers 11a,11b van de portalen 9a,9b is instelbaar middels daartussen aangebrachte kabels 14 en haspels (niet getoond) voor het 1015924 5 resp. op- en afwikkelen van de kabels 14. Dit mechanisme is bij voorkeur op afstand te bedienen.

Verder is de verwijderings/plaatsingsinrichting 3 voorzien van kantelmiddelen voor het ten opzichte van 5 het vaartuig 1 kantelen van de portalen 9a,9b. Deze kantelmiddelen bestaan uit twee op het dek 2 geplaatste lieren 15 met tussen de lieren 15 en de draagconstructie 5 aangebrachte lierkabels 16 en twee tussen het dek 2 en de draagconstructie 5 aangebrachte stutten 17. In de 10 voorkeursuitvoeringsvorm volgens de figuren zijn de lierkabels 16 bevestigd aan het achterste, d.w.z. het dichtst bij het dek 2 gelegen, portaal 9b en grijpen de stutten 17 op het voorste, d.w.z. het verst van het dek 2 gelegen, portaal 9a aan. De aangrijping 19 tussen het 15 voorste portaal 9a en elke stut 17 is verplaatsbaar (vergelijk fig. 1 en 2).

Doordat de portalen 9a,9b van de draagconstructie 5 een gemeenschappelijke kantelas 13 hebben, beschrijven dwarsliggers 11a,11b tijdens het kantelen een 20 deel van een cirkel. Hierbij blijft de afstand tussen de dwarsliggers 11a,11b van de portalen 9a,9b, en dus de afstand tussen de daar aanwezige hijsmiddelen 7 constant.

Het verwijderen van een onderstructuur 4 met behulp van het vaartuig 1 volgens de onderhavige 25 uitvinding wordt aan de hand van figuren 1 en 2 uitgelegd. Uitgaande van de in figuur 1 getoonde werkstand van de verwijderings/plaatsingsinrichting 3, worden de hijskabels 18 aan de boveneinden van de poten van de onderstructuur 4 bevestigd, bijvoorbeeld middels 30 hydraulische klemmen of hijsogen. De onderstructuur 4 wordt door de hijsmiddelen 7 zodanig omhoog gehesen dat de onderstructuur 4 tot aanslag met de balken 8 komt. Vervolgens wordt de draagconstructie 5 om de kantelas 13 gekanteld door bediening van de lieren 15. De lierkabels 35 16 trekken aan het achterste portaal 9b, dat het voorste portaal 9a via de kabels 14 met zich mee trekt. Tijdens het kantelen zal het zwaartepunt van de onderstructuur 4 altijd aan de van het vaartuig 1 af gekeerde zijde van de 1015924 6 kantelas 13 liggen. Bij het bereiken van het dode punt wordt het doorklappen van de draagconstructie 5 voorkomen door de stutten 17 waarop beide portalen 9a,9b steunen (zie werkstand van verwijderings/plaatsingsinrichting 3 5 in figuur 2) . De steunbalken 8 steunen de onderstructuur 4, of beter gezegd zorgen voor een onverschuifbare geleiding van de kantelbeweging van de onderstructuur 4, tijdens het kantelen. Door de relatief kleine uitvoering van de balken 8 en daardoor lage buigmomenten, kunnen zij 10 relatief licht worden uitgevoerd. Beide steunbalken 8, of althans een daarvan, zijn verschuifbaar langs de rand 6 van de het dek 2 aangebracht om de afstand tussen de balken 8 te kunnen aanpassen aan de te verwijderen onderstructuur 4. De onderstructuur 4 wordt bij zijn 15 poten ondersteund tijdens het kantelen, aangezien deze delen van de vakwerkconstructie van de onderstructuur 4 hiertoe voldoende sterkte hebben. Bij een onderstructuur met vier poten zullen dit de buitenste poten zijn, bij een onderstructuur 4 met 8 poten (zoals getoond in de 20 figuren) de twee binnenste poten. Teneinde de balken 8 te kunnen verschuiven, is het mogelijk de portalen 9a,9b te voorzien van hulphijsmiddelen 20, die met belasting langs de dwarsliggers 11a,11b kunnen worden verschoven. Tevens is het hierdoor mogelijk de draagconstructie 5 met 25 hulphijsmiddelen 20 te gebruiken als kraan voor het op het dek 2 plaatsen of verwijderen van, bijvoorbeeld, constructie-onderdelen van een boor- of productie-platform. Hierbij blijven de balken 8 op het dek 2 liggen en wordt alleen de portalen 9a,9b gekanteld om het te 30 verwijderen constructie-onderdeel van buiten het vaartuig 1 tussen de poten 10,10b van de portalen 9a,9b door op het dek 2 te plaatsen of omgekeerd. Aangezien het te verwijderen constructie-element niet meekantelt is het dan wel noodzakelijk de hoek tussen de portalen 9a,9b 35 tijdens het kantelen zodanig aan te passen dat de horizontale afstand tussen de hulphijsmiddelen 20 op beide dwarsligger 11a,11b gelijk blijft.

1015924 7

Tenslotte wordt opgemerkt dat de onderstructuur 4 na het kantelen verder het dek 2 op kan worden verschoven, bij voorbeeld met behulp van de lieren.

Hoewel de uitvinding is verduidelijkt aan de 5 hand van een beschrijving van het verwijderen van een onderstructuur, kan het vaartuig uiteraard ook worden gebruikt voor het plaatsen van een onderstructuur.

1015924

Claims

1. Vaartuig voorzien van een dek en een inrichting voor het verwijderen resp. plaatsen van een onderstructuur van een boor- of productieplatform, waarbij de inrichting omvat een dwars op een rand van het 5 dek kantelbare draagconstructie, met de draagconstructie verbonden hijsmiddelen voor het hijsen van de onder-structuur en steunmiddelen voor het hoofdzakelijk tijdens het kantelen van de draagconstructie ondersteunen van de onderstructuur, met het kenmerk, dat de steunmiddelen 10 afzonderlijk van de draagconstructie en kantelbaar ten opzichte van de rand van het dek zijn aangebracht.

2. Vaartuig volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de steunmiddelen omvatten een balk. 15

3. Vaartuig volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de steunmiddelen zijn gevormd door twee balken waarvan tenminste één langs de rand van het dek verplaatsbaar is aangebracht. 20

4. Vaartuig volgens een van de conclusies 1-3, met het kenmerk, dat de draagconstructie omvat een portaal, waarbij de hijsmiddelen aan de dwarsligger van het portaal aangrijpen. 25

5. Vaartuig volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de hijsmiddelen langs de dwarsligger verplaatsbaar zijn.

6. Vaartuig volgens een van de conclusies 1-5, met het kenmerk, dat de draagconstructie is gevormd door twee portalen, die met een gemeenschappelijke kantelas aan de rand van het dek zijn bevestigd en tussen hun poten een hoek insluiten. 35 10 1 5 9 24

7. Vaartuig volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de hoek tussen de dwarsliggers van de portalen instelbaar is.

8. Vaartuig volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de inrichting verder omvat kantelmiddelen voor het ten opzichte van het vaartuig kantelen van de draagconstructie.

9. Vaartuig volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de kantelmiddelen omvatten een op het dek geplaatste lier en een of meer tussen de lier en de draagconstructie aangebrachte lierkabels.

10. Vaartuig volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de kantelmiddelen verder omvatten een tussen het dek en de draagconstructie aangebrachte stut, waarbij de aangrijping tussen de draagconstructie en de stut verplaatsbaar is. 20 1015924